i I gag" Het beste adres voar MANUFACTUREN is dat van L. E. RIVIERE, tijdelijk Korte Delft 20 MIDDELBURG "38® II vait de radio Jam van het fijnste hol! Echte vruchtenjam, v die bekend staat om haar „betere waar" Middelburgsche Brieven. Vuur en licht. Z ATERE 5 6e JAAP Bijicanic Firma Boe<r lange Gisisira Uit de liistori ilJIl If I l l I ooit is er een tijd geweest, dal U het ONMOGELIJKE van de radio kor. ver wachten Zoo'n tijd is er ook NU niet. Maar U moogl wè) verwachten, dat de Omroep deh beschikbaren zendtijd uitbuil om jong en oud zooveel en zoo goed mogelijk te geven wel zij van de radio verlangen. Als U niet behoort tol de enkelingen, die voor alles hun ooren dichi sloppen en zich dus buiten hel volle leven plaatsen (hoe dwaas is datl), dan be hoor) U tól de 1.500.000 luisteraars, die vooral NU „de Radio" als gezelligen, ontspannenden en voorlichtenden »£?en sleutel die past op de deus van de wereld" noemt Dr J. Smit den nieuwen Luister gidsDat is het blad ook inderdaad Zondet Luister gids' te dt aether-wereld een gesloten hui» voor U Als ge met buiten wilt blijven staan, benut dan de radio ten volle: mét den ^Luistergids"! Edel en Huishoud kwaliteit verschillende smaken voorradig spanningsmomenten komen in den puber teit slee in den verlovingstijd en in de eerst-- bc treiijksjaren, in de phase van „de vroo -' '1'-1 Jartig jaar" en „den man van veert-p ,.de vrouw van vijftig" en „der. i v an zestig", om na langer of kor ter tfjd t' eindigen in een laatst beslissend ge vet h. Davr is geen mensch die heer schar F' et L. over den geest, om den geest tu ie h u en; en hij heeft geen heerschappij over d"v. 'ag des doods, ook geen geweer in dezen "trijd". (Pred. 8: 8.) Het Bat zich begrijpen maar niet excu- seeren üct de meeste ouders hun voornaam ste aandacht schenken aan de „gevechts hand »l'n-:cn" zelve, terwijl toch juist in den voorbereidenden vredestijd men systema tisch dierde op te voeden tot den strijd, die komt. Doo r deze verkeerde houding komt het, dat zij midden in een kritiek stadium om paedagojpsch advies komen, alsof een in structeur den soldaat tij dens het gevecht den wapenhandel zou kunnen leeren. Zelden en slechts bij zeer bijzondere ge legenheden komt het voor", schrijft Char lotte Bi jder, „dat ouders voor kinderen in het eerste levensjaar een paedagogisch con sult mear;en te moeten aanvragen". En in zijn „practische sociologie" slaakt J. H. F. Kchlbrugge de volgende verzuchting: „Het is een eigenaardige leemte in de sociale sserg, dat de kleuter verwaarloosd wordt. Zoolang het kind zuigeling is, wordt aan de moeder gezegd, hoe zij het kind voeden ea kleeden moet. Men maakt haar geheel onzelfstandig, zoodat zij niet meer handelen kan, zonder geneeskundig advies. Nauwelijks is het kind een jaar oud, of de moeder wordt verondersteld nu alles zelf te weten. Toch kan het tanden-krijgen, het leeren loopen, hst ontwikkelen der spraak, tot heel wat moeilijkheden aanleiding geven. Het kind is weliswaar zelfstandiger gewor den dan een zuigeling, maar ook zelfstan diger om zichzelf te benadeelen. Juist in die periode stelt men zich nu op het standpunt, dat het moederlijk instinct en het gezonde menseherverstand, het nu maar alleen kla ren moeten. Zelfs in Amsterdam, waar an ders de sociale zorg het best is georgani seerd, verliest men het kind van 13 jaar geheel uit het oog". Om het belang van de eerste twee-jarige vredesperiode ten aanzien van den komen den strijd is het zinvol, dat dit huwelijks boek met een slot-hoofdstuk eindigt over: „Ouders en peuter". Dit klemt te meer, daar de eerste levens jaren van het kind parallel loopen met de huwelijksjaren der ouders. In het normale, gezonde huwelijk zullen de eerste jaren vol zijn met steeds nieuwe sensaties, de kameraadschap in het huwe lijk groeit en vormt zich in die eerste jaren van gezamenlijken strijd bij den opbouw van het nieuwe gezin. Daarbij zal het idealisme der ouders geleidelijk z'n romantisch karak ter gaan verliezen en, als het wel is, plaats maken, niet voor een materialistisch, aardsgezind realisme, maar voor een meer zakelijk en verantwoordelijk idealisme. Rotterdam. P. W. J. S. Wij bouwen een stad. Amice, Stel je voor. Een heerlijk verwarmde treincoupé. Gevuld met een gezellig gezel schap, al was het dan maar een toevallig gevormd gemeenschap van treinreizigers, die wellicht alleen een verschillend reisdoel hadden. En het vuurtje der gezelligheid werd eigenlijk maar aangehouden door één persoon. Iemand die een krant gekocht had en de gave bezat op een causeerende ma nier voor heel de coupé de krant te lezen. Daar stond het eenvoudige bericht, dat het bestuur van den polder Walcheren be sloten had tot den bouw van een r euw pol derhuis. Ondanks het feit, dat een belang rijke verhooging van het crediet noodzake lijk was, werd met op één na algemeene stemmen tot uitvoering van het oorspron kelijk plan besloten. Waarop de gezellige causeur den grap- toon liet varen en uit volle overtuiging liet volgen: Daar heb ik respect voor. Die Mid delburgers zitten niet bij de pakken neer. Die presteeren wat. Die bouwen een stad. Daar moet je niet min over denken. En dat in dezen tijd. Hulde aan die lui. Kijk, Amice, dat moest ik even aan de vergetelheid ontrukken. Wij hebben lange jaren den naam gehad dat wij wel de „praat" hadden, maar niet de „daad". Nu is dat omgekeerd. Wij zgn nu menschen ge worden van de daad en hebben daarom zooveel tijd niet meer voor de praat. Wij bouwen een stad. Dat is zwaar werk, maar ook een heerlijke taak. Niet alleen de menschen, die dit daadwerkelijk doen, maar wij allen zijn daar min of meer bij betrokken. Wij allen behooren tot het leger der bouwers. En onze geest van welwil lendheid en goede gezindheid steunt dit ge meenschappelijk werk. Wordt als het ware in steen, beton en hout verwerkt. Onze nieuwe straten, met de rijke variaties in gevels en arcades, hoekpanden en torentjes leggen getuigenis af van onzen gemeen- schappelijken herbouwgeest en herbouw- durf. Het nieuwe polderhuis krijgt een mooie plaats. Zal op een waardige wijze een zijde van de Lange Burg afsluiten. Er komt thans al eenige teekening in de nieuwe Lange Burg. Komende van de Markt heeft men een pracht uitzicht in deze eenigszins oploopende straat, op de dubbele gevel van do Nieuwe Kerk. Komende van de Korte Burg zal men het volle zicht krijgen op het nieuwe polderhuis, dat gesierd zal wor den met een torentje. Gelukkig, in het nieuwe stadsbeeld krijgt ook het torentje een plaats. De hoekpanden van de Lange Burg doen het wel. Het hoekpand Lange DelftLange Burg, uiterlijk bijna voltooid, heeft al heel wat welwillende beschouwingen ondergaan. Als straks duidelijker nog dan tot heden het geval is, gerealiseerd kan worden, dat dit gebouw geheel vrij staand, toch een ge heel uitmaakt met de panden van de Lange Burg en de Lange Delft, zal dit nog aan waarde winnen. De Lange Burg was altijd ons troetel kind. Uiterst gezellige winkelstraat. Bij feestelijkheden was er geen mooiere in de htele stad. Voor zoover we het nu kunnen bekijken zal de nieuwe straat veel van de oude glorie terugkrijgen. En reeds heel spoedig. In den herhouw-wedloop staat deze nog steeds nummer één. Groetend, STENTOR. Wie maar één hoekje heeft gelezen, Dat pleegt een neuswijs mensch te wezen. JACOB CATS. Daarover spreekt iedereen tegenwoordig, 'k Heb eens nagesnuffeld, hoe onze voor ouders het klaarspeelden met brandstof en verlichting, toen men nog niet wist van gas en electriciteit. Zooals bekend, woonden de Bataven en Friezen (hier in Zeeland moeten de Mare- zaten gewoond hebben) in eenvoudige zelf gemaakte hutten. Midden in de hut brandde een houtvuur, dat wel genoeg warmte gaf, maar ook veel rook veroorzaakte, die door een gat in het dag moest terugtrekken, doch voor een groot deel in de hut bleef hangen. Door dien schoorsteen kwam ook heel wat koude binnen, maar dat bracht tege lijk wat frissche lucht in huis. Behalve hout, dat er in overvloed voor handen was, begon men al gauw turf te stoken. Ook in Zeeland, waar men ze maar voor 't graven had. Onder de klei bevindt zich een strook laagveen, evenals in de bekende veengebie den uit ons land uit rottende planten ont staan. Dit veen noemt men hier derrie of darrink, ook wel moer. Begrijpt ge nu, wat Vondel bedoelt met „Gelukkig is het land, Waar 'tkind zijn moer verbrandt"? Deze darrink mocht ieder graven, ech ter niet om er handel mee te drijven, maar slechts voor eigen gebruik (voor „zelfs- berninge"), omdat de waarde van 't land door 't vele graven anders te veel zou ver minderen. Eerst werd de laag vruchtbare teelaarde weggenomen, dan de kleilaag, tot men de veenlaag vond, die in blokken van ongeveer 2X3 dm werd afgegraven. Deze „turven" werden in hoopen gezet om door den wind en de zon te drogen, en de brand stof was klaar. Over het afgegraven ge deelte werd de klei gegooid en het land kon weer worden gebruikt, wel niet als bouwland, maar dan toch als weiland. Er zijn nog weiden aan te wijzen, waaraan duidelijk te zien is, dat er vroeger darrink uit gehaald is. Het darrinkdelven op de schorren buiten den dijk werd verboden, omdat het den dijk verzwakte, evenals het graven dicht bij den dijk op het binnendijksch land. Sedert het invoeren van de z.g. Friesche turf (begin 19e eeuw), is men met het graven van deze soort turf, die veel minder goed brandde, opgehouden, hoewel sommi gen in den vorigen oorlog bij gebrek aan brandstof, weer derrie gingen gebruiken. Bij het delven van slooten komen soms nog groote stukken („kloeten") te voor schijn. Toen er op sommige plaatsen door het verbod om dicht bij den dijk derrie te steken, gebrek aan brandstof kwam, gaf de graaf (b.v. Karei V) in 1527 verlof om langs de wegen houtgewas te planten, om zoodoende te voorzien in het gemis aan brandstof. Maakte de eigenaar van het aangrenzende land geen gebruik van dit privilege, dan verviel dit plantreeht aan den ambachtsheer of 't polderbestuur. Op verscheidene plaatsen bestaat dit plant reeht nog, wat b.v. aan Walcheren, waar haast alle wegen met boomen en struik gewas beplant zijn, een bijzonder fleurig aanzien geeft. Ondertusschen waren de woningen beter en doelmatiger geworden. Er waren schoor- steenen gekomen, eerst heel groote en breede, met mooie tegels versierd, waar onder het lustig houtvuur brandde, 's Avonds schaarden de mannen zich om het vuur, ze zetten hun voeten op de groote ijzeren haardplaat, die nu lekker warm was, zooals ook de dichter Poot deed, en het bezingt in zijn „Akkerleven": „Als de winter 'twoud verwildert houdt hij den berookten haard met zijn vrienden, rond van aard." Ging men naar bed, dan werd de nog gloeiende houtskool onder de asch bedekt en 't gebeurde wel, dat ze 's morgens nog aan was; met een vuur lepel werd de asch wat weggeschept, op de glommende kool werd wat hout gespreid en door de groote ijzeren blaaspijp werd nieuw „leven" in 't bijna uitgedoofde vuur geblazen. Nu hebben we moderne schoorsteenen en dito haarden of centrale verwarming, gas- of electrische kachels, enz. Ook wat de verlichting betreft, zijn we goed vooruitgegaan in den laatsten tijd. Onze voorouders uit het midden der vorige eeuw kenden nog geen lucifers. Ze gebruik ten zwavelstokken, ook wel „sulfers" ge noemd. 't Waren hennepstengels, die aan weerszijden in vloeibare zwavel waren ge doopt. Maar om ze te laten branden, moest men vuur hebben. Een komfoor met gloeiende houtskool, het vuur uit den haard gaf daartoe gelegenheid. De men schen waren toen erg zuinig, want zoo'n zwavelstok kon men wel acht keer gebrui ken: overlangs! werd de stok in vieren gesneden en ieder vierde deel in tweeën gebroken. En als men heelemaal geen vuur bij de hand had? Wel, dan „sloeg" men vuur door middel van de tondeldoos of „tintel- kot", die iedere rooker bij zich had. Een ronde koperen doos, meer in den vorm van een kort stukje breede buis, bevatte half verkoolde vodden. Het dekseltje er van zat met een kettinkje er aan vast. Men deed het deksel er af, nam een stuk vuur steen, hield dit bij de opening en met een „vuurslag" (een ovaalvorige ijzeren ring) sloeg men enkele keeren tegen den steen, zoodat de vonken er uit sprongen; raakte vooruitbetaling. Ieaere regel meer XI ct. Maximum 8 regels. Onder letter of nummer 10 ct. verhooging. TE KOOP: 3 Vleesehhouwers no. 9, 3 id. no. 7, i. z. g. st. 1 Aard- a"ppelsort., 3 stroosnijders voor drijfkr., 1 id. voor handkr., 1 rol- slee. GEBRS HILLEBRAND, gt.- Laurens. TE KOOP GEVRAAGD: EEN KORTMOLEN. C. MELIS Gapinge. VOOR MOLEST EN ANDERE VERZEKERINGEN is uw adres: KESTELOO ZOON, Serooskerke (W.) Ter overname gevraagd: EEN GOED REND. BODE ZAAK MET INVENTARIS. Brieven no. 8, Boekh. Fa J. J. FANOY, Giststr. 34, Middelburg. BOL KA F, gemalen en ongemalen, goed voeder voor Paarden, Rund vee, enz. D. ALEWIJNSE ZONEN, Mid delburg. GEVRAAGD: KATTEN. Wie op N.-Beveland wil katten opruimen en verkoopen aan goed tehuis Liefst goede rattenvangers. Br. o. lett. F. K., Bur. „De Zeeuw", Goes. SCHAPENLEVERING op Maan dag 19 Jan. Abattoir Middelburg. Opgave vóór Donderdag 15 Jan. aan A. DE PAGTER, Erkend Schapenhandelaar, Bogardstra'at17, Middelburg Telefoon 502. Druk Oosterbaan Le Cointre N.V., Goes. Bureaux Long) Postrekening 1 een vonk de loij te gloeien, even vuur genoeg om te steken. Later zijn de groote koppen, konden worden: een muur. De bot bombazijnen, som De lucifers van ontvlambare pho De kamer wen wetsche tuitlarui patentolie. Ut dei dat werd aauge? vrouw naaien cr lamp met het ii door de andere i half-duister moes Ook gebruikte die sommigen ze de „schitterende" eind maakte aan sche lichtbronnel] M. Er was een vr geheel haar omgi geloof en haar gr< vele en velerlei t vrouw die op i woonde en het ee hoord had, zeide 1 vrouw toch eens g heim van haar ki te leeren kennen!' knoopte een g vroeg: „Zijt gij d geloof?" „O neen", w i niet de vrouw mei ik ben de vrouw den grooten God? Van de vele d< veland oudtijds Kampen wel het het reeds in een noemd wordt. Rondom dat daar in den uiten eiland geheel in scholen ligt, weefo Daartoe behoort o pen een groote s alle kanten reizig harer belangrijkhe Walcherschen kan] zijn ingericht, waj Veere haar naam de aanblik van K men te Veere, om nen genieten, den veerschen toren b( De waarheid hie pen inderdaad eerj met eenige scheep: die het nooit zoov dat zij kon wedij', jongere Wissenkei De twee heerlijk ren van elkander telingèe, waarvan overgebleven in de polders. In de 12c echter de scheidin Gerolfsdijk lat? kerke. Evenals de ande land, had ook W water te lijden. N: aan den Zuidkant ondergaan had in lies door dijkbreu Vlietedijk door. h aan den hals in I bergden het veege veel ze sleepen kor zetten zij zich net bleek de plek, wat geschikt om er te 1 tot woningbouw o Een woonhuis herbouwd; maar n r YV?/\,tOIl_ TT geen goede zeden z aankweeken van die eerste plaatsrieder pen en voorts het gemeenschap en oef! Een nieuw Met ingang van I a.s. zal een nieuw s nen, waarin alle tot terdienst van 6 Oc1 nen aanvullingen, zijn verwerkt. In enkele traject boekje zijn wijzigi welke op 12 Januai

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1942 | | pagina 2