0 Rondgang door den Dam-doolhof. ■n C O u 3 W 3 «ra Middelburgsche brieven. Vrouwenleven vroeger. I<u F -E O QJ CD 3 -X CO s 2- to 3 O GO d_ "ET" u> b a> 53 u O a> i- c CZ O *- '7* Jr -<m C W a a x o to h- a. rm- <u o s a 60 2 S s-C K Z w - 115 o-g CÖ Na) .fid) 7J^>G^OTJ^G0<i)rrtr^S.4-> i -Ö 3 110 35> +i Sfl K'O O g '3 ffia>öCq=,öm'w o:?.+,-üo-K--SflagiirtCBÜJ3a S 2 og.E?<u3+j0<1>ll)^0l53cöa> !a)c'-'prf' -X M t* CX!tnra+jT3Nfc.m_bocl?>>ritn) '43 ci 9 be oj oS w cy ,a -£ ,-E a, p T) bo o 4 2 .-« -"fc ST£ -i H <D T3 g rC O O'm 5 J o gcd^^W^-Sï51; hnrr» !H fi fl <D OCCO rrt ±2 r-< <1> tfi «a fi s fe S-P Ï3J3 O - r d5^ ft§ 8 3SS-S«§fi SSöT-Sllgöi a grassing H 5 <p s 3 V .r i-fi-c- 3)' E 0) o a Sti o .8 :s»p ow a) T3 ■AU.UJ .m,g rt d g S g <u s S g^-a^'o ft <v +j«w a; xi g ho a <m H 3 5 ZT K4 S d +J CÖ o5 a> J +j Q) 3 <D 5 ^4 s5 p O <D O O M P -2 two ot d <+h a) +-> 'a? o p <3 bo*-* aj .H w I'll a bo bo 2 J S S au 2 a> c aS^o c~ ff* -*-' d) M r^4 4H |W8^. -SS- d a) t« T3 o^N- ,3 a m d d g 0 •*gJ'S d o §h - P »T P -T? o a) d *H <u ^2 ho 3 aj -a S a a S'+j o ■goo °-3ige£2.f-s oSfi'OPtüo'Ja z -3 a s?S>M 3 s 2 »k «3011 22>ho>J2T3 ho a> M^^oj43"^SOJ a -S -13 >2 M (1) m rrt 2 '2 d P .2 *-j -4-> 333 41 t»*jT3 to g gSi?g-S fthl ll-1§|&h I to3 ^g„ CO H H (D W >5.^ fl a> •c e§ i> O <i) <N sa xl OJ 8 -S Baa a o aa-,a a) <0 S o fl w a) ■M.Sf <0 3 aa 5 Amice, Vandaag aan "den dag zitten menschen met de vraag of ze van 't jaar nog wel aan „Sinterklaas" zullen doen. Het zijn men schen die eerlijk en oprecht meenen, dat het nu geen tijd is voor zulke dingen. „In ver- 'band met de tijdsomstandigheden". Met die uitdrukking kun je heel wat overhoord gooien. Een verjaardag echt vieren, neen, dat gaat niet. Een vereenigingsjubileum? Onopgemerkt voorbij laten gaan. Verlovin gen en bruiloften, slechts met de sterkste versoberingen toegestaan. Een merkwaar dige gedenkdag in iemands leven? Net doen of er niets aan de hand is. Ja, maar kan dit nu allemaal wel? Is dit wel noodig? Ik sta aan den kant van hen die meenen, dat een dergelijke levenshouding in dezen tijd absoluut niet noodig is. Integendeel, ongewenscht is. Wij gevoelen allen den druk van dezen tijd. Onze zorgen zijn vermeer derd. Maar als wij christenen zijn, weten we ook, dat bezorgdheid verre van ons moet zijn. En dat wij om heel veel nog echt vreug de mogen en moeten hebben. Vreugde die geadeld moet zijn door dankzegging en lof prijzing aan Hem, die ons die vreugde doet genieten. Ja maar, daar kun je toch een Sinter klaasfeest niet onder betrekken Och, daar zullen heel veel Sinterklaas feesten zeker niet onder vallen. Maar als huiselijk feest moeten we het toch ook niet onderschatten. Het brengt, in heel veel ge zinnen en in heel veel harten een vermeer dering van vreugde, die we er in dezen tijd als compensatie voor de vermeerdering van zorgen, best bij kunnen hebben. Laten we het daar met ons allen nu eens op houden. Hoe kunnen wij zoowel in onzen eigen kring als daarbuiten de vreugde voor anderen vermeerderen Kleine attenties, kleine verrassingen, kleine geschenken, klei ne weldaden aan anderen bewijzen heeft al tijd een dubbelzijdige uitwerking. En waar om zullen wij dit niet verbinden aan Sinter klaasdag 1941? En als we dit doen dan fa- briceeren we eigenlijk al een keten van vreugde. Laat ik eenige schakels van die keten noemen. Mijn jongste verklaarde mij plechtig- diplomatisch, dac zij nog wel aan Sinter klaas gelooft. Nou fijn, hoor. Dan zal die zeker nog wel een keertje komen. Mijn oudste zegt zoo langs zijn neus weg: we maken er van 't jaar toch nog wat van? Na tuurlijk. Hier zijn de eerste vreugdeschakels al gesmeed. Nu begint de tocht langs de winkels. Straks in de winkels. Onze middenstanders-winkeliers kunnen er wel een schepje vreugde bij hebben. Dat zullen ze in deze dagen dan ook krijgen. Of denkt ge misschien dat ze hun Sinterklaasge schenken liever conserveeren? Neen, mijn waarde, het is hun een vreugde, de kleur potloden, Schemerlampjes, barometers, aan stekers, jongens- en meisjesboeken, cein tuurs en kraagjes, fototoestellen en divans, brilmonturen en horlogebandjes, vulpennen en mondorgels, de „mensch erger je niets" en sjoelbakken, rolschaatsen en parapluie's, voetgangerslantaarns en wandelstokken, en de 1001 andere dingen meer, reeds thans van de hand te doen. En dan op den bewusten avond de meest vreugdevolle gezichten bij de jongens en meisjes, de jongelingen en maagden, de va ders en moeders, de opa's en opoe's, de kleinkinderen, schoonmoeders, en heel die lange rij van verwanten en kennissen maar ook, en nu in allen ernst bijdat groote gezin om den hoek, of dat oude vrouwtje in die straat, die loopjongèn met dat minimum-salaris, die winkel- en werk meisjes, en heel die bonte rij van groote en kleine mensdien, die zoo licht vergeten worden, die vaak zoo weinig van de vreug den des levens incasseeren en die een zon nestraaltje van geluk toch zoo broodnoodig hebben. Als ik daar aan denk, nu, dan is Sinter klaas 1941 een uitnemende gelegenheid voor een gezamenlijke vreugdevermeerde- rende actie in een wijden kring rondom ons heen. Bij die actie verliezen we de nuttig heid en doelmatigheid niet uit het oog. Neen zeker niet, maar de doelstelling, vreugde vermeerdering voor anderen, zal ons zelf die ook in ruime mate verschaffen. Het is in die stemming dat ge een vreugdevolle „Sinterklaas" toegewenscht krijgt van je toegenegen STENTOR. God heeft de wereld goed, maar niet kant en klaar geschapen. De paradijswereld was een begin. Zij stond aan den aanvang van haar historie. Zoodra de mensch, zelf een stuk van de natuur, i n de natuur zijn plaats had ge kregen, ontving hij ook zijn roeping; een roeping tegenover de natuur; een roeping tof cultuur. En wel heeft nu de mensch door zijn zondeval deze cultuur-roeping verzaakt, maar zijn God heeft haar niet ingetrok ken. (Pro Ecclesia.) Waar in deze moeilijken tijd de zorgen der huisvrouw over de vraag: „Wat zullen we eten, wat drinken?" veel grooter lijken dan voorheen, lijkt het ons goed, eens te wijzen op haar zorgen in de 17e eeuw, on zen gouden eeuw. Toen ging de huisvrouw uit den gegoeden burgerstand alleen van huis voor zaken, haar gezin betreffende, in hoofdzaak marktbezoek. Voor haar genoe gen ging ze keiden van huis. Zij kende geen concerten, geen bioscoop, geen soiree, en slechts bij uitzondering een gastmaal. Al leen, als er wat te labaaijen (bepraten) viel met de buren, werd het huiselijk werk een tijdje gestaakt. De woning, de afgod van het burgergezin der 17e eeuw, mócht voor slechts een gedeelte in gebruik worden ge nomen. In de pronkkamer kwam men zel den; alleen werd ze den bezoeker getoond. De kinderen speelden bij goed weer op de straat. Bij hooge uitzondering mochten zij in de stove spelen, een klein vertrek naast het woonhuis. Daar bracht het gezin den tijd door tijdens de maaltijden. De overige kamers waren voor de huis vrouw en de maert (dienstbode), om er te werken, zoodat alles glom en blonk. Die in orde te houden, was een aanhoudende zorg voor de vrouw des huizes. Bij die zorg voor haar huis, had de huis- vrouf ook de zorg „voor de pot". Hoewel gewoonlijk vier maal per dag werd gege ten, werd zelden meer dan éénmaal ge kookt. Het eten mocht slechts in de stove geschieden en het koken niet in de eigen- lijke keuken, waar vaak koperwerk sier- lijk glom; daarvoor diende de snuiver, het kookhok naast de keuken. Over het algemeen was het leven de 17e eeuw eenvoudig, ook bij zeer gegoede bur gers. Om 8 uur werd het ontbijt in de stove gebruikt. Nadat de maert de tafel met een dwaal had gedekt, het brood uit de spin de in de broodpanier had gelegd, sneed de vader er voor ieder zijn deel af. Daarna ging hij voor in het gebed, dat staande aan gehoord werd. Na een gemeenschappelijk amen, dekten vader en de zoons weer het hoofd en nam men plaats, met uitzonde ring der schoolgaande kinderen, die staan de het ontbijt gebruikten. De maert, die mede aanzat, vulde de pullen voor de groo- ten en haar met bier; dei der kleinere met melk. Het brood, rogge-, tarwe- of witte brood, bij minder gegoeden dikwijls ha- ver- of boonenbrood, belegd met boter of- kaas (zelden met beide), werd met de han den gebroken. Vader toch alleen had een mes, geen tafelmes, doch één, dat hij steeds in een schede bij zich droeg. Veelal werd bij het ontbijt ook visch gebruikt, bij de armen schar, bij den gegoeden burgerstand spie ring of haring, bij de aanzienlijken verschil lende duurdere soorten als paling, schol, enz. Was de maaltijd afgeloopen, dan stond men op, en ontblootten vader en zoons weer het hoofd om naar 't dankgebed te luiste ren. Met een psalm of ander geestelijk lied werd het samenzijn gesloten. Dan ging ieder zijns weegs; de vader naar zijn kantoor of winkel, de kinderen naar buiten of naar school, terwijl moeder met de mand of tasch naar de markt liep. Had zij veel inkoopen, dan nam zij de maert mee. Bij haar thuiskomst moest alles vlug worden klaar gemaakt, want om 11 uur kwamen allen weer naar de stove voor het noenmaal, naar het eigenlijke middagmaal. De maert dekte nu de tafel met een amme laken, plaatste daarop de tinnen teljoren, platelen, scotelen, kroezen en lepels. Als allen gezeten waren en de maert de ge rechten had opgediend, vader het gebed had uitgesproken en brood, vleesch en de groenten had uitgedeeld, ving de maaltijd aan, waarbij de kinderen veelal mochten aanzitten, doch nooit spreken, als hun niets gevraagd werd. Dank zij den Leidschen hoogleeraar De Lécluse waren in de 17e eeuw uit andere we reldstreken hier tal van groenten en vruch ten bekend geworden, als peulvruchten, bloemkool, savojekool, verschillende appel soorten enz. Daardoor had de huisvrouw minder zorg voor den pot dan voorheen. Gewoonlijk bestond het eerste gerecht uit de potagie, als grauwe erwten met boter en ajuin of witte boonen met pruimen en stroop of broodsoppe met vleeschnat of gewreven erwten met boter en gember. Als tweede gerecht werd dikwijls brood met visch of vleesch opgediend. Vaak ook at men warmoes, een pap van meel, witte kool en gezouten vleesch, in melk gekookt, waarna dan garste-blomme-stroopeoecken als toespijs kwamen. Voor de huisvrouw was het gemakkelijk, als de huisgenooten van hutspot hielden. Van dat mengsel van gesprenckt vleesch, andijvie, wortelen, erwten of boonen kon zij dan zooveel klaar maken, dat er wel voor drie of meer dagen voldoende was. Dat spaarde het naar de markt gaan en het koken in de snuiver. Voor vele gerechten werden lepels ge bruikt; andere met de vingers naar binnen gewerkt. Vorken waren al wel bekend, doch zelden gebezigd, omdat de tweetandige vorken zeer onhandig waren. Bij het mid dagmaal had ieder een dwaal, om de vin gers en den mond af te vegen. Gelijk het ontbijt, werd ook het noenmaal overvloedig met bier besproeid. Nadat het middagmaal met dankzegging en gezang was geëindigd, vingen de werk zaamheden weer aan tot 3 uur. Dan ver schenen allen weer in de stove, nu voor het zoogenaamde stick, een stuk brood, ge woonlijk met komijn, soms met gember ge kruid. Bij feestelijke gelegenheden werden er ook wel krenten in gebakken. Ook daar bij werd bier gebruikt, des winters warm. Met het stick was voor ieder de dagtaak afgeloopen, doch de huisvrouw had met de maert nog veel te beredderen. Er moest ge sponnen, gestopt en genaaid worden. Bo vendien was klokslag negen de tijd voor het avondmaal. Was dit gewoonlijk eenvou dig, brood met boter of kaas en een eitje, in olie gebakken, niet zelden was er nog een warm schoteltje bij. Te 10 uur luidde de ruimklok, daar dan de stadspoorten gesloten en de ta veernen ontruimd werden. Dan was het bedtijd voor den burger. De Tooverrok. Het hoofd luisterend iets omhoog gehe ven, laat Jannie de stopnaald, die zoo lan gen tijd in haar vlijtige vingers op en neer is gegaan, halverwege even rusten. Ja, ze zijn er. Vlugge kindervoeten draven door de poort. De keukendeur wordt opengegooid, een druk voetengeveeg op de mat, en daartus- schendoor ratelen dè opgewonden kinder stemmen. „Moeder Wie het eerst op haar aangestormd is weet ze niet, maar meteen hangen ze alle drie boven op haar. „Moeder, krijgen wij nu ook klompen? Toe nou, alle kinderen hebben ze. We loopen gewoon voor gek met die akelige schoenen. Jannie schatert. Ze trekt Willi, de oudste van haar knieën DE HEERE REGEERT! De menschen gelooven in het toeval of in het noodlot. Dat een Christen zoo toch niet denke. De Heere regeert! Als het Gods wil is, vindt gij met uw handel het goud op den grond. En als het Gods wil is, geeft uw akker een rijken oogst. En als het Gods wil is, zult gij den man of de vrouw vinden, die met u door het leven gaat tot een le venslang geluk. En als het Gods wil is, zal ztlfs de dood u niet aanraken temidden van vele besmettelijke ziekten. Want de Heere regeert! los en kijkt naar de tengere, smal-gebouw- de meisjesvoeten. „Jij klompen?" „Ja, natuurlijk!" Willie danst, omdat Moeder het niet dadelijk weigert. „Het mag hè, Moeder?" Dan ziet Jannie Rietje's kordate beentjes. Aan die voetjes klompen, dat is zoo gek niet. Nu trekt ze Henk naar voren, echte jon- gensbeenen, maar klompen Even zijn de kinderen in spanning stil, maar als Moeder dan niets zegt, beginnen ze opnieuw in koor: „Toe, krijgen we ze nou, alle kinderen hebben ze." „Alle kinderen? Wees eens eerlijk." „Nou ja, maar toch bijna allemaal." Jannie kijkt in de naar haar opgeheven verwachtingsvolle kindergezichten. Maar dan meteen herrinnert ze zich dat zijzelf vroeger ook eens net zoo om klompen heeft gebedeld. En ze heeft ze nooit gekregen. Dan, met één slag slaat ze hun illusie stuk. y „Jongens, het gaat niet. In klompen moet je stevige sokken dragen en moeder heeft geen draad wol in huis om ze te breien." „Maar dan kunt u ze toch koopen?" „Neen, koopen gaat ook niet." „Oooh" Nu begrijpen de kinderen er wel iets van, maar dat ze daarom geen klompen kunnen dragen, nee, dat begrijpen ze niet. „Moeder" kleine Henk staat recht voor haar en strekt zijn duim en wijsvinger zoover mogelijk van elkaar, „is er dan ook niet zoo'n pietertje?" „Nee, ook niet zoo'n pietertje." „Maar het kan er wel komen. Dan vra gen we het aan den Heere en dan komt het er ook." V Henkie vergeet het niet als hij z'n avond gebedje opzegt. „Lieve Heere Jezus, wilt U alstublieft Moeder toch een draadje wol geven voor de sokjes en de klompen, amen." Bij het instoppen knuffelt Jannie haar jongste schat nog iets steviger dan andere avonden. Beneden praat ze er met haar man over. en het ergste is, dat ze binnenkort wel klompen zullen moeten dragen. En heusch, ik weet werkelijk niet hoe ik aan sokjes moet komen. Dan vertelt ze Piet van Henkie's avond gebedje. Zoo zijn de kinderen, ze hebben een rots vast vertrouwen, maar als je voor de wer kelijkheid staat „Kom Jannie, hoe is het tot nu toe ge gaan Och ja, ze weet het wel, de Heere heeft altijd uitkomst gegeven,'op de meest onge dachte wijze vaak. Maar nu, ach, waarom kan ze niet zijn als de kinderen, vast vertrouwend? Den volgenden middag, als het Rietje baar beurt is voor het Woensdagmiddagbe- zoek aan Oma, klaagt ze daar haar nood. „En nu zegt Moeder, dat ze geen wol meer heeft." Rietjes gezicht staat donker. Als Rietje weg is, zit Oma met een glim lach op haar gelaat in haar stoel. Die draad wolOma weet het opeens. In de slaapkamer gaan de deuren van de breede linnenkast open. Daar, op de onderste plank, ja Oma weet het precies. /Jannie heeft wat gelachen om die ouder- wetsche, eigengebreide rok. Zoo'n kleur errzoo wijd; hoe Moeder daar nu mee wilde loopen. Oma houdt den rok tegen het licht. Een paar dunne plekken, die kunnen er uitval len, verder is ze nog best. Voorzichtig peutert ze een paar steken los. Probeert de draad. Nu, óf de rok nog sterk is. Haar handen strelen de oude rok, dien ze droeg toen Jannie en de andere kin deren nog klein waren. Ja, ja, toen hadden ze wel degelijke spullen. V Als Jannie dien avond even bij Moeder aan komt wippen, is het eerste w7at ze ziet als ze de kamer binnenkomt, Moeders oude grijze rok, die ze eigenlijk alleen maar kent yan de schoonmaken, als de linnenkast ge daan werd. Ze schatert. „Moeder, die rok, u gaat hem toch niet meer dragen?" „Nee, ik niet, maar ik hpb hem nu voor jou bestemd." „Voor mij? Ik zou er zeker drie keer in kunnen", schatert ze. „Nouvoor jouIk heb hem voor de kinderen bestemd, voor St. Nieolaas.." Rietje kwam vanmiddag vertellen, dat je geen draad wol meer hebt en dat ze sok ken noodig hebben." „O Moeder!" Jannie hoort weer Henkie: „Dan vragen we het aan den Heere God en dan komt het er ook." Ze overleggen samen. De dunne plekken er uit, dan blijft er nog genoeg over voor zes paar sokjes. Jannie laat haar eigen naaiwerk dezen avond liggen. Dit is belangrijker. Regelmatig trekt Moeder het oude brei werk uit en Jannie windt de krullende draad om een plankje, telkens de strenge tjes met een lossen draad bij elkaar bin dend. Zoo winden ze de eene knot na de an dere. Si Moeder, wat is het leven toch vol ver rassingen. Hier zag ik nu werkelijk geen licht in. Dat ze klompen zouden moeten dragen, daarftp had ik van te voren niet gerekend." Dan vertelt Jannie ook aan Moeder van Henkie. „Zoo klein als hij is, wat heeft hij me beschaamd gemaakt." Moeder kijkt tersluiks naar Jannie, die telkens met een wijden armzwaai de draad om de plank trekt. En toch heeft hij het van jou, denkt ze. Wanneer hoort ze Jannie klagen? Als ze zelf nog eens over de moeilijkheden begint, is Jannie er al gauw tusschen met een: „Och Moeder, laten we daar nu niet over pralen. Het is een gezeur en gezorg, die bonnen en de heele rest, maar er nu ook altijd nog over praten, nee hoor, laten we het ons vanavond maar eens gezellig ma ken." V De wol valt niet tegen. Als de knotten door het water zijn gesla gen en gedroogd en Moeder ze op kluwen heeft gewonden, breit ze prachtig uit. Echt stevige sokjes worden het. En als Jannie en Piet nu zorgen dat er klompjes bijkomen Ze hebben het de kinderen zelf aangera den. s Die klompen, zet ze maar op je verlang-, lijstje voor St. Nieolaas,. en zoo komt het, dat op ieder lijstje, dat Jannie "Aan St. Nieolaas door moet geven, boven aan staat Klompen. Klompen èn sokjes, want daar waren ze het over eens. Moeder heeft gezegdzon- der sokjes geen klompen, dus wie weet, St. Nieolaas heeft misschien nog wel een draad wol. Die komt immers uit Spanje? Al is het oorlog en al is er een heeleboel lekkers niet, de vreugde om St. Nieolaas is niet minder groot. De kindergezichtjes,gloeiend van het zingen bij de warme kachel, stralen. Ze stralen niet minder dan andere jaren, al zijn nu de cadeautjes minder in aantal en minder kostbaar. Eindelijk zijn er nog drie pakjes, voor alle drie één. Willie heeft het hare het eerst uitgepakt. Ze gilt. „VaderMoederklompen. Klom pen ensokken!" In een oogenblik dansen drie kinderen met blijde gezichten op klompen rond. Op klompenof het niet uit nood is. Nee, zoo wil Jannie niet denken. Nood, ze weten immers nog niet wat nood is. Maar dan klimt Henkie met klompen en al op haar schoot. Hij drukt zijn gloeiend gezichtje tegen haar wang en fluistert: „Moeder, ziet u wel dat de Heere God het kon. Ik heb er toch om gevraagd?" RedacteurH. M. Slabbekoom, Oostsingel 60a, Goes. Het is ons een genoegen u thans kennis te laten maken met een Zeeuwschen pro blemist, die in eigen huis nog vrijwel onbe kend is. Dhr A. Rijk te Ovezande heeft echter al van zich doen spreken buiten de Zeeuwsche stroomen. Daarom stellen wij het juist ten zeerste op prijs in onze rubriek het eerste vraagstuk van dezen problemist te mogen plaatsen. Dat deze Zeeuw de moderne problema tiek goed onder de knie heeft, zal uit on derstaand vraagstuk wel blijken. Om „De Zeeuw"-wisselbeker. Groep A, probleem nr 5 (gevorderden). Auteur A Rijk te Ovezande. 12 2 4- Zwart 9 sch. op: 5, 9, 12, 13, 14, 18, 20, 30, 36. Wit 9 sch. op: 23, 25, 28, 29, 32, 34, 39, 41, 42. Wit begint en wint. Groep B, probleem nr 5. Auteur J. Kaat te Kapelle. -1 2 3 5 Zwart 7 sch. op18, 19, 24, 26, 27, 29, 41. Wit 7 sch. op: 35, 37, 38, 39, 40, 46, 50. Wit begint en wint. Oplossingen in te zenden aan het adres van den redacteur vóór 9 Dec. a.s. i Oplossing wedstrijd-probleem nr 3 groep A. Auteur J. Kaat te Kapelle. Stand zwart 11 sch. op: 8, 9, 13, 18, 19, 23, 28, 29, 30, 31, 34. Wit 11 sch. op: 25, 26, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 44, 47, 50. y

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1941 | | pagina 8