0
Rondgang door den Dam-doolhof.
■n C O
u 3 W
3
«ra
Middelburgsche brieven.
Vrouwenleven vroeger.
I<u
F
-E O
QJ CD
3 -X
CO
s
2- to
3 O
GO d_
"ET"
u>
b
a>
53 u
O
a>
i- c
CZ
O *- '7*
Jr -<m
C W
a a
x
o
to
h-
a.
rm-
<u o
s a 60 2 S s-C K Z w - 115
o-g
CÖ Na) .fid) 7J^>G^OTJ^G0<i)rrtr^S.4->
i -Ö 3 110 35> +i Sfl K'O O g '3
ffia>öCq=,öm'w o:?.+,-üo-K--SflagiirtCBÜJ3a
S 2 og.E?<u3+j0<1>ll)^0l53cöa> !a)c'-'prf'
-X M t* CX!tnra+jT3Nfc.m_bocl?>>ritn) '43 ci
9 be
oj oS w cy ,a -£
,-E a, p T)
bo o 4
2 .-«
-"fc ST£ -i H
<D T3 g rC O
O'm 5 J o
gcd^^W^-Sï51;
hnrr» !H fi fl <D
OCCO rrt ±2 r-< <1>
tfi «a fi s fe S-P
Ï3J3
O - r
d5^
ft§
8 3SS-S«§fi SSöT-Sllgöi
a grassing
H
5 <p
s
3 V
.r i-fi-c-
3)'
E
0)
o a
Sti o
.8 :s»p
ow
a)
T3
■AU.UJ .m,g
rt d g S g <u s
S g^-a^'o
ft <v +j«w
a; xi g ho a <m
H 3
5
ZT K4
S d
+J
CÖ o5
a>
J +j
Q) 3 <D
5 ^4 s5
p O <D
O O M
P -2
two ot d
<+h
a)
+->
'a?
o
p <3
bo*-*
aj
.H w
I'll
a
bo bo
2 J
S S au
2 a> c
aS^o
c~ ff* -*-' d) M r^4 4H
|W8^. -SS-
d
a) t«
T3
o^N-
,3
a
m
d
d
g 0 •*gJ'S d o §h
- P »T P -T? o a) d *H
<u ^2
ho
3 aj -a
S a a
S'+j o
■goo
°-3ige£2.f-s
oSfi'OPtüo'Ja
z -3 a s?S>M
3
s 2 »k «3011
22>ho>J2T3
ho a>
M^^oj43"^SOJ
a -S -13 >2
M (1) m
rrt 2 '2 d P .2 *-j -4->
333 41 t»*jT3 to
g gSi?g-S fthl
ll-1§|&h
I to3 ^g„
CO H H (D
W
>5.^
fl a>
•c e§
i>
O <i)
<N
sa
xl OJ
8 -S
Baa
a
o
aa-,a
a) <0
S
o fl
w a)
■M.Sf
<0 3
aa 5
Amice,
Vandaag aan "den dag zitten menschen
met de vraag of ze van 't jaar nog wel aan
„Sinterklaas" zullen doen. Het zijn men
schen die eerlijk en oprecht meenen, dat het
nu geen tijd is voor zulke dingen. „In ver-
'band met de tijdsomstandigheden". Met die
uitdrukking kun je heel wat overhoord
gooien. Een verjaardag echt vieren, neen,
dat gaat niet. Een vereenigingsjubileum?
Onopgemerkt voorbij laten gaan. Verlovin
gen en bruiloften, slechts met de sterkste
versoberingen toegestaan. Een merkwaar
dige gedenkdag in iemands leven? Net doen
of er niets aan de hand is.
Ja, maar kan dit nu allemaal wel? Is dit
wel noodig?
Ik sta aan den kant van hen die meenen,
dat een dergelijke levenshouding in dezen
tijd absoluut niet noodig is. Integendeel,
ongewenscht is. Wij gevoelen allen den druk
van dezen tijd. Onze zorgen zijn vermeer
derd. Maar als wij christenen zijn, weten we
ook, dat bezorgdheid verre van ons moet
zijn. En dat wij om heel veel nog echt vreug
de mogen en moeten hebben. Vreugde die
geadeld moet zijn door dankzegging en lof
prijzing aan Hem, die ons die vreugde doet
genieten.
Ja maar, daar kun je toch een Sinter
klaasfeest niet onder betrekken
Och, daar zullen heel veel Sinterklaas
feesten zeker niet onder vallen. Maar als
huiselijk feest moeten we het toch ook niet
onderschatten. Het brengt, in heel veel ge
zinnen en in heel veel harten een vermeer
dering van vreugde, die we er in dezen tijd
als compensatie voor de vermeerdering van
zorgen, best bij kunnen hebben.
Laten we het daar met ons allen nu eens
op houden. Hoe kunnen wij zoowel in onzen
eigen kring als daarbuiten de vreugde voor
anderen vermeerderen Kleine attenties,
kleine verrassingen, kleine geschenken, klei
ne weldaden aan anderen bewijzen heeft al
tijd een dubbelzijdige uitwerking. En waar
om zullen wij dit niet verbinden aan Sinter
klaasdag 1941? En als we dit doen dan fa-
briceeren we eigenlijk al een keten van
vreugde. Laat ik eenige schakels van die
keten noemen.
Mijn jongste verklaarde mij plechtig-
diplomatisch, dac zij nog wel aan Sinter
klaas gelooft. Nou fijn, hoor. Dan zal die
zeker nog wel een keertje komen. Mijn
oudste zegt zoo langs zijn neus weg: we
maken er van 't jaar toch nog wat van? Na
tuurlijk. Hier zijn de eerste vreugdeschakels
al gesmeed. Nu begint de tocht langs
de winkels. Straks in de winkels. Onze
middenstanders-winkeliers kunnen er wel
een schepje vreugde bij hebben. Dat zullen
ze in deze dagen dan ook krijgen. Of denkt
ge misschien dat ze hun Sinterklaasge
schenken liever conserveeren? Neen, mijn
waarde, het is hun een vreugde, de kleur
potloden, Schemerlampjes, barometers, aan
stekers, jongens- en meisjesboeken, cein
tuurs en kraagjes, fototoestellen en divans,
brilmonturen en horlogebandjes, vulpennen
en mondorgels, de „mensch erger je niets"
en sjoelbakken, rolschaatsen en parapluie's,
voetgangerslantaarns en wandelstokken, en
de 1001 andere dingen meer, reeds thans
van de hand te doen.
En dan op den bewusten avond de meest
vreugdevolle gezichten bij de jongens en
meisjes, de jongelingen en maagden, de va
ders en moeders, de opa's en opoe's, de
kleinkinderen, schoonmoeders, en heel die
lange rij van verwanten en kennissen
maar ook, en nu in allen ernst bijdat
groote gezin om den hoek, of dat oude
vrouwtje in die straat, die loopjongèn met
dat minimum-salaris, die winkel- en werk
meisjes, en heel die bonte rij van groote
en kleine mensdien, die zoo licht vergeten
worden, die vaak zoo weinig van de vreug
den des levens incasseeren en die een zon
nestraaltje van geluk toch zoo broodnoodig
hebben.
Als ik daar aan denk, nu, dan is Sinter
klaas 1941 een uitnemende gelegenheid
voor een gezamenlijke vreugdevermeerde-
rende actie in een wijden kring rondom ons
heen. Bij die actie verliezen we de nuttig
heid en doelmatigheid niet uit het oog. Neen
zeker niet, maar de doelstelling, vreugde
vermeerdering voor anderen, zal ons zelf
die ook in ruime mate verschaffen. Het is
in die stemming dat ge een vreugdevolle
„Sinterklaas" toegewenscht krijgt van je
toegenegen
STENTOR.
God heeft de wereld goed, maar niet kant
en klaar geschapen. De paradijswereld was
een begin. Zij stond aan den aanvang van
haar historie.
Zoodra de mensch, zelf een stuk van de
natuur, i n de natuur zijn plaats had ge
kregen, ontving hij ook zijn roeping; een
roeping tegenover de natuur; een roeping
tof cultuur.
En wel heeft nu de mensch door zijn
zondeval deze cultuur-roeping verzaakt,
maar zijn God heeft haar niet ingetrok
ken. (Pro Ecclesia.)
Waar in deze moeilijken tijd de zorgen
der huisvrouw over de vraag: „Wat zullen
we eten, wat drinken?" veel grooter lijken
dan voorheen, lijkt het ons goed, eens te
wijzen op haar zorgen in de 17e eeuw, on
zen gouden eeuw. Toen ging de huisvrouw
uit den gegoeden burgerstand alleen van
huis voor zaken, haar gezin betreffende, in
hoofdzaak marktbezoek. Voor haar genoe
gen ging ze keiden van huis. Zij kende geen
concerten, geen bioscoop, geen soiree, en
slechts bij uitzondering een gastmaal. Al
leen, als er wat te labaaijen (bepraten) viel
met de buren, werd het huiselijk werk een
tijdje gestaakt. De woning, de afgod van
het burgergezin der 17e eeuw, mócht voor
slechts een gedeelte in gebruik worden ge
nomen. In de pronkkamer kwam men zel
den; alleen werd ze den bezoeker getoond.
De kinderen speelden bij goed weer op de
straat. Bij hooge uitzondering mochten zij
in de stove spelen, een klein vertrek naast
het woonhuis. Daar bracht het gezin den
tijd door tijdens de maaltijden.
De overige kamers waren voor de huis
vrouw en de maert (dienstbode), om er te
werken, zoodat alles glom en blonk. Die in
orde te houden, was een aanhoudende zorg
voor de vrouw des huizes.
Bij die zorg voor haar huis, had de huis-
vrouf ook de zorg „voor de pot". Hoewel
gewoonlijk vier maal per dag werd gege
ten, werd zelden meer dan éénmaal ge
kookt. Het eten mocht slechts in de stove
geschieden en het koken niet in de eigen-
lijke keuken, waar vaak koperwerk sier-
lijk glom; daarvoor diende de snuiver, het
kookhok naast de keuken.
Over het algemeen was het leven de 17e
eeuw eenvoudig, ook bij zeer gegoede bur
gers. Om 8 uur werd het ontbijt in de stove
gebruikt. Nadat de maert de tafel met een
dwaal had gedekt, het brood uit de spin
de in de broodpanier had gelegd, sneed de
vader er voor ieder zijn deel af. Daarna
ging hij voor in het gebed, dat staande aan
gehoord werd. Na een gemeenschappelijk
amen, dekten vader en de zoons weer het
hoofd en nam men plaats, met uitzonde
ring der schoolgaande kinderen, die staan
de het ontbijt gebruikten. De maert, die
mede aanzat, vulde de pullen voor de groo-
ten en haar met bier; dei der kleinere met
melk. Het brood, rogge-, tarwe- of witte
brood, bij minder gegoeden dikwijls ha-
ver- of boonenbrood, belegd met boter of-
kaas (zelden met beide), werd met de han
den gebroken. Vader toch alleen had een
mes, geen tafelmes, doch één, dat hij steeds
in een schede bij zich droeg. Veelal werd bij
het ontbijt ook visch gebruikt, bij de armen
schar, bij den gegoeden burgerstand spie
ring of haring, bij de aanzienlijken verschil
lende duurdere soorten als paling, schol,
enz. Was de maaltijd afgeloopen, dan stond
men op, en ontblootten vader en zoons weer
het hoofd om naar 't dankgebed te luiste
ren. Met een psalm of ander geestelijk lied
werd het samenzijn gesloten.
Dan ging ieder zijns weegs; de vader
naar zijn kantoor of winkel, de kinderen
naar buiten of naar school, terwijl moeder
met de mand of tasch naar de markt liep.
Had zij veel inkoopen, dan nam zij de maert
mee. Bij haar thuiskomst moest alles vlug
worden klaar gemaakt, want om 11 uur
kwamen allen weer naar de stove voor het
noenmaal, naar het eigenlijke middagmaal.
De maert dekte nu de tafel met een amme
laken, plaatste daarop de tinnen teljoren,
platelen, scotelen, kroezen en lepels. Als
allen gezeten waren en de maert de ge
rechten had opgediend, vader het gebed
had uitgesproken en brood, vleesch en de
groenten had uitgedeeld, ving de maaltijd
aan, waarbij de kinderen veelal mochten
aanzitten, doch nooit spreken, als hun niets
gevraagd werd.
Dank zij den Leidschen hoogleeraar De
Lécluse waren in de 17e eeuw uit andere we
reldstreken hier tal van groenten en vruch
ten bekend geworden, als peulvruchten,
bloemkool, savojekool, verschillende appel
soorten enz. Daardoor had de huisvrouw
minder zorg voor den pot dan voorheen.
Gewoonlijk bestond het eerste gerecht uit
de potagie, als grauwe erwten met boter
en ajuin of witte boonen met pruimen en
stroop of broodsoppe met vleeschnat of
gewreven erwten met boter en gember. Als
tweede gerecht werd dikwijls brood met
visch of vleesch opgediend. Vaak ook at
men warmoes, een pap van meel, witte
kool en gezouten vleesch, in melk gekookt,
waarna dan garste-blomme-stroopeoecken
als toespijs kwamen.
Voor de huisvrouw was het gemakkelijk,
als de huisgenooten van hutspot hielden.
Van dat mengsel van gesprenckt vleesch,
andijvie, wortelen, erwten of boonen kon
zij dan zooveel klaar maken, dat er wel voor
drie of meer dagen voldoende was. Dat
spaarde het naar de markt gaan en het
koken in de snuiver.
Voor vele gerechten werden lepels ge
bruikt; andere met de vingers naar binnen
gewerkt. Vorken waren al wel bekend, doch
zelden gebezigd, omdat de tweetandige
vorken zeer onhandig waren. Bij het mid
dagmaal had ieder een dwaal, om de vin
gers en den mond af te vegen. Gelijk het
ontbijt, werd ook het noenmaal overvloedig
met bier besproeid.
Nadat het middagmaal met dankzegging
en gezang was geëindigd, vingen de werk
zaamheden weer aan tot 3 uur. Dan ver
schenen allen weer in de stove, nu voor het
zoogenaamde stick, een stuk brood, ge
woonlijk met komijn, soms met gember ge
kruid. Bij feestelijke gelegenheden werden
er ook wel krenten in gebakken. Ook daar
bij werd bier gebruikt, des winters warm.
Met het stick was voor ieder de dagtaak
afgeloopen, doch de huisvrouw had met de
maert nog veel te beredderen. Er moest ge
sponnen, gestopt en genaaid worden. Bo
vendien was klokslag negen de tijd voor
het avondmaal. Was dit gewoonlijk eenvou
dig, brood met boter of kaas en een eitje,
in olie gebakken, niet zelden was er nog
een warm schoteltje bij.
Te 10 uur luidde de ruimklok, daar dan
de stadspoorten gesloten en de ta
veernen ontruimd werden. Dan was het
bedtijd voor den burger.
De Tooverrok.
Het hoofd luisterend iets omhoog gehe
ven, laat Jannie de stopnaald, die zoo lan
gen tijd in haar vlijtige vingers op en neer
is gegaan, halverwege even rusten.
Ja, ze zijn er.
Vlugge kindervoeten draven door de
poort.
De keukendeur wordt opengegooid, een
druk voetengeveeg op de mat, en daartus-
schendoor ratelen dè opgewonden kinder
stemmen.
„Moeder
Wie het eerst op haar aangestormd is
weet ze niet, maar meteen hangen ze alle
drie boven op haar.
„Moeder, krijgen wij nu ook klompen?
Toe nou, alle kinderen hebben ze. We loopen
gewoon voor gek met die akelige schoenen.
Jannie schatert.
Ze trekt Willi, de oudste van haar knieën
DE HEERE REGEERT!
De menschen gelooven in het toeval of in
het noodlot. Dat een Christen zoo toch
niet denke. De Heere regeert! Als het Gods
wil is, vindt gij met uw handel het goud
op den grond. En als het Gods wil is, geeft
uw akker een rijken oogst. En als het Gods
wil is, zult gij den man of de vrouw vinden,
die met u door het leven gaat tot een le
venslang geluk. En als het Gods wil is, zal
ztlfs de dood u niet aanraken temidden
van vele besmettelijke ziekten. Want de
Heere regeert!
los en kijkt naar de tengere, smal-gebouw-
de meisjesvoeten.
„Jij klompen?"
„Ja, natuurlijk!" Willie danst, omdat
Moeder het niet dadelijk weigert. „Het mag
hè, Moeder?"
Dan ziet Jannie Rietje's kordate beentjes.
Aan die voetjes klompen, dat is zoo gek
niet.
Nu trekt ze Henk naar voren, echte jon-
gensbeenen, maar klompen
Even zijn de kinderen in spanning stil,
maar als Moeder dan niets zegt, beginnen
ze opnieuw in koor:
„Toe, krijgen we ze nou, alle kinderen
hebben ze."
„Alle kinderen? Wees eens eerlijk."
„Nou ja, maar toch bijna allemaal."
Jannie kijkt in de naar haar opgeheven
verwachtingsvolle kindergezichten. Maar
dan meteen herrinnert ze zich dat zijzelf
vroeger ook eens net zoo om klompen heeft
gebedeld. En ze heeft ze nooit gekregen.
Dan, met één slag slaat ze hun illusie
stuk. y
„Jongens, het gaat niet. In klompen moet
je stevige sokken dragen en moeder heeft
geen draad wol in huis om ze te breien."
„Maar dan kunt u ze toch koopen?"
„Neen, koopen gaat ook niet."
„Oooh"
Nu begrijpen de kinderen er wel iets van,
maar dat ze daarom geen klompen kunnen
dragen, nee, dat begrijpen ze niet.
„Moeder" kleine Henk staat recht
voor haar en strekt zijn duim en wijsvinger
zoover mogelijk van elkaar, „is er dan
ook niet zoo'n pietertje?"
„Nee, ook niet zoo'n pietertje."
„Maar het kan er wel komen. Dan vra
gen we het aan den Heere en dan komt het
er ook."
V
Henkie vergeet het niet als hij z'n avond
gebedje opzegt.
„Lieve Heere Jezus, wilt U alstublieft
Moeder toch een draadje wol geven voor de
sokjes en de klompen, amen."
Bij het instoppen knuffelt Jannie haar
jongste schat nog iets steviger dan andere
avonden.
Beneden praat ze er met haar man over.
en het ergste is, dat ze binnenkort
wel klompen zullen moeten dragen. En
heusch, ik weet werkelijk niet hoe ik aan
sokjes moet komen.
Dan vertelt ze Piet van Henkie's avond
gebedje.
Zoo zijn de kinderen, ze hebben een rots
vast vertrouwen, maar als je voor de wer
kelijkheid staat
„Kom Jannie, hoe is het tot nu toe ge
gaan
Och ja, ze weet het wel, de Heere heeft
altijd uitkomst gegeven,'op de meest onge
dachte wijze vaak.
Maar nu, ach, waarom kan ze niet zijn
als de kinderen, vast vertrouwend?
Den volgenden middag, als het Rietje
baar beurt is voor het Woensdagmiddagbe-
zoek aan Oma, klaagt ze daar haar nood.
„En nu zegt Moeder, dat ze geen wol
meer heeft."
Rietjes gezicht staat donker.
Als Rietje weg is, zit Oma met een glim
lach op haar gelaat in haar stoel.
Die draad wolOma weet het opeens.
In de slaapkamer gaan de deuren van de
breede linnenkast open.
Daar, op de onderste plank, ja Oma weet
het precies.
/Jannie heeft wat gelachen om die ouder-
wetsche, eigengebreide rok.
Zoo'n kleur errzoo wijd; hoe Moeder daar
nu mee wilde loopen.
Oma houdt den rok tegen het licht. Een
paar dunne plekken, die kunnen er uitval
len, verder is ze nog best.
Voorzichtig peutert ze een paar steken
los. Probeert de draad. Nu, óf de rok nog
sterk is.
Haar handen strelen de oude rok,
dien ze droeg toen Jannie en de andere kin
deren nog klein waren.
Ja, ja, toen hadden ze wel degelijke
spullen.
V
Als Jannie dien avond even bij Moeder
aan komt wippen, is het eerste w7at ze ziet
als ze de kamer binnenkomt, Moeders oude
grijze rok, die ze eigenlijk alleen maar kent
yan de schoonmaken, als de linnenkast ge
daan werd.
Ze schatert.
„Moeder, die rok, u gaat hem toch niet
meer dragen?"
„Nee, ik niet, maar ik hpb hem nu voor
jou bestemd."
„Voor mij? Ik zou er zeker drie keer in
kunnen", schatert ze.
„Nouvoor jouIk heb hem voor
de kinderen bestemd, voor St. Nieolaas.."
Rietje kwam vanmiddag vertellen, dat je
geen draad wol meer hebt en dat ze sok
ken noodig hebben."
„O Moeder!"
Jannie hoort weer Henkie: „Dan vragen
we het aan den Heere God en dan komt het
er ook."
Ze overleggen samen. De dunne plekken
er uit, dan blijft er nog genoeg over voor
zes paar sokjes.
Jannie laat haar eigen naaiwerk dezen
avond liggen. Dit is belangrijker.
Regelmatig trekt Moeder het oude brei
werk uit en Jannie windt de krullende
draad om een plankje, telkens de strenge
tjes met een lossen draad bij elkaar bin
dend.
Zoo winden ze de eene knot na de an
dere. Si
Moeder, wat is het leven toch vol ver
rassingen. Hier zag ik nu werkelijk geen
licht in. Dat ze klompen zouden moeten
dragen, daarftp had ik van te voren niet
gerekend."
Dan vertelt Jannie ook aan Moeder van
Henkie.
„Zoo klein als hij is, wat heeft hij me
beschaamd gemaakt."
Moeder kijkt tersluiks naar Jannie, die
telkens met een wijden armzwaai de draad
om de plank trekt.
En toch heeft hij het van jou, denkt ze.
Wanneer hoort ze Jannie klagen? Als ze
zelf nog eens over de moeilijkheden begint,
is Jannie er al gauw tusschen met een:
„Och Moeder, laten we daar nu niet over
pralen. Het is een gezeur en gezorg, die
bonnen en de heele rest, maar er nu ook
altijd nog over praten, nee hoor, laten we
het ons vanavond maar eens gezellig ma
ken."
V
De wol valt niet tegen.
Als de knotten door het water zijn gesla
gen en gedroogd en Moeder ze op kluwen
heeft gewonden, breit ze prachtig uit.
Echt stevige sokjes worden het.
En als Jannie en Piet nu zorgen dat er
klompjes bijkomen
Ze hebben het de kinderen zelf aangera
den. s
Die klompen, zet ze maar op je verlang-,
lijstje voor St. Nieolaas,. en zoo komt het,
dat op ieder lijstje, dat Jannie "Aan St.
Nieolaas door moet geven, boven aan staat
Klompen.
Klompen èn sokjes, want daar waren
ze het over eens. Moeder heeft gezegdzon-
der sokjes geen klompen, dus wie weet, St.
Nieolaas heeft misschien nog wel een draad
wol. Die komt immers uit Spanje?
Al is het oorlog en al is er een heeleboel
lekkers niet, de vreugde om St. Nieolaas
is niet minder groot.
De kindergezichtjes,gloeiend van het
zingen bij de warme kachel, stralen.
Ze stralen niet minder dan andere jaren,
al zijn nu de cadeautjes minder in aantal
en minder kostbaar.
Eindelijk zijn er nog drie pakjes, voor
alle drie één.
Willie heeft het hare het eerst uitgepakt.
Ze gilt.
„VaderMoederklompen. Klom
pen ensokken!"
In een oogenblik dansen drie kinderen
met blijde gezichten op klompen rond.
Op klompenof het niet uit nood is.
Nee, zoo wil Jannie niet denken. Nood, ze
weten immers nog niet wat nood is.
Maar dan klimt Henkie met klompen en
al op haar schoot. Hij drukt zijn gloeiend
gezichtje tegen haar wang en fluistert:
„Moeder, ziet u wel dat de Heere God
het kon. Ik heb er toch om gevraagd?"
RedacteurH. M. Slabbekoom,
Oostsingel 60a, Goes.
Het is ons een genoegen u thans kennis
te laten maken met een Zeeuwschen pro
blemist, die in eigen huis nog vrijwel onbe
kend is.
Dhr A. Rijk te Ovezande heeft echter al
van zich doen spreken buiten de Zeeuwsche
stroomen. Daarom stellen wij het juist ten
zeerste op prijs in onze rubriek het eerste
vraagstuk van dezen problemist te mogen
plaatsen.
Dat deze Zeeuw de moderne problema
tiek goed onder de knie heeft, zal uit on
derstaand vraagstuk wel blijken.
Om „De Zeeuw"-wisselbeker.
Groep A, probleem nr 5 (gevorderden).
Auteur A Rijk te Ovezande.
12 2 4-
Zwart 9 sch. op: 5, 9, 12, 13, 14, 18, 20,
30, 36.
Wit 9 sch. op: 23, 25, 28, 29, 32, 34, 39,
41, 42.
Wit begint en wint.
Groep B, probleem nr 5.
Auteur J. Kaat te Kapelle.
-1 2 3 5
Zwart 7 sch. op18, 19, 24, 26, 27, 29, 41.
Wit 7 sch. op: 35, 37, 38, 39, 40, 46, 50.
Wit begint en wint.
Oplossingen in te zenden aan het adres
van den redacteur vóór 9 Dec. a.s.
i
Oplossing wedstrijd-probleem nr 3 groep A.
Auteur J. Kaat te Kapelle.
Stand zwart 11 sch. op: 8, 9, 13, 18, 19,
23, 28, 29, 30, 31, 34.
Wit 11 sch. op: 25, 26, 37, 38, 39, 41, 42,
43, 44, 47, 50.
y