ïlfp M TT «13 *3 Rondgang door den Oam-doothof. ■stills ctT^S" 5 18 Toen Wanne dood was. ■ilt S-EsÈ SI PP* HET LAND WAAR DE TAPIJTEN VANDAAN KOMEN. 2. ...x... ...x... ...x... ...x... ...x... ...x... ...x... ...x... PS Q< <"k in 2 <D V) I tü O J2 x J? ÓQ m O 3 9» 2 E o> L- C TT 0) go 8 2 O co d_ iz 3 g§-2a,ia,l-ga:3§[0r§ =e |p!l|l?I^s6 o ~A - a m-3 T*V a -2 -ö H J en wcurclt door niemand beschermd, h ij ia alier vijand en voortdurend in doodsgevaar. De vrees van Kaïn, dat ieder die hem vindt, hem zal doodslaan, wordt nu nog begrijpe lijker. Ook de klacht van den psalmist ligt op dit terrein. In Psalm 142 vers 5 lezen we „Ik zag uit ter rechter hand, en zie, zoo was daar niemand die mij kende; daar was geen ontvlieden voor mijniemand zorgde voor mijn ziel". Over het kind als kind wordt eigenlijk in het heele boek niet gesproken. De ge boorte van het kind wordt zakelijk vermeld en weer geheel in de sfeer van het familie verband en van de voorzetting van het ge slacht, terwijl oogenblikkelijk daarop over de geboren zonen als over volwassen man nen wordt verder verteld. Als in hoofdstuk vier de geboorte van Kaïn en Abel vermeld is, lezen we in één adem: „En Abel werd schaapherder en Kaïn een landbouwer. Slechts een hoogst enkele maal wordt er een enkel woord over de jeugd of de kinder jaren van sommige hoofdpersonen vermeld. Zoo van Izaak, van Ismaël, van Benjamin en Joseph. Wel lezen we verschillende we tenswaardigheden omtrent gewenschte en ongewensehte familieverhoudingen, maar niets omtrent het leven der kinderen in zoo'n familie. Wat wij van die enkele op merkingen over de bovengemelde personen in Genesis vinden, hierover een volgende maal D. V. Rotterdam. P. W. J. S. In dien nacht stierf de vrouw van Flip Klopmeijer. Er was hevig gerucht geweest van bulderenden wind en de regen had gekletterd tegen de ruit. Flip zat bij de bedstee. Bij het roode pinkelende lichtje van de olielamp, was het gezicht van Wanne maar een vaalgele vlek meer op het witte beddegoed. Zoo had zij maanden al gelegen. Flip zat maai-, luisterde en keek. Achter hem in de donkere kamer, wiekte telkens de flits van de vuurtoren lichten. Hij hoorde de zee bulderen en een brulboei op zee eentonig toeteren. De lente kwam. Maar wat gaf dat nou, als Wanne van hem wegging, dan had het leven immers geen zin meer. Ze waren samen oud geworden, nu zou het hem goed zijn, samen ook heen te gaan. In de bedstee ging doffer en moeilijker de ademhaling. Op den duur werd Flip wat suffig. Opeens schrok hij op. De stilte was nu van een ander soort. Daar werd hij wakker van. Hij boog zich schielijk in de bedstee. „Wanne, Wanne toch." Maar Wanne was dood, de asem ging niet meer. Buiten aan de ruit schemerde de vale morgen. Ze werd afgelegd door twee buurvrou wen. Nog denzelfden dag kwam de tim merman met de kist. En toen zetten ze haar in 't achterhuis, op twee schragen, bij de konijnenhokken. De beesten achter het gaas snuffelen met hun beweeglijke snuitjes naar dat vreemde daar. Flip leun de met de hand op 't deksel van de kist, en keek door het ruitje naar 'twaswitte gezicht daar achter. Soms stuntelde hij ietewat door den hovenierhof. Hij zoekt zichzelf in de eenzaamheid. En hij betrapte zich er op, dat hrj enkele keeren in de leege bedstee keek. Later, toen de vuurtoren van West- kappel weer aanvlamde, stak hij ook het peterolielichtje aan. Bij dat weifelend schijn sel zocht hij in de kast tusschen papieren en oude lappen. Hij wist hun luttele spaar centen tenslotte bij elkaar te krijgen. Maar met een zucht wist hij ook, dat het niet genoeg was. Wanne zou van de diakonie begraven moeten worden, 'tls iets, als een mensch arm is. Hij zag om zich heen. Was er nou niets meer op te vinden? Toen dacht hg aan de konijnen. Als hij die eens verkocht. Warrelig draaiden de cijfers door zijn hoofd. Rekenen kon hij niet best. In de bedstee lag hg nog te rekenen, totdat de slaap kwam. Den anderen ochtend gaf hij aan buurman een boodschap mee naar Siemen de Kniene- boer. Dat was de man, die wijd in den S -a - TJ i—i r-=i CL) (Do w (D -U <D o) 3 S CJD j_, <D 5 O <g 73 3 O :s> 8 8 d oj ■y O O 3) •3 3 8 a ör! a is a <D O 8 J Ö-g 2 «J 5 CD tujg wfcQ o «3 bo fl -O .£j I-I Cö FH *PH CÖ qj I,I o ja cd ÜS S H omtrek den boer opging- om konijnen en oude hoenders op te koopen. Siemen was in een slechte bui. De nego tie was niks. Zoo pas toen hij van huis ging, had hij nog tegen zijn vrouw' ge mopperd, omdat zij 't pijpglas van de peter olielamp brak. „Weljao, de een te groeie op m'n rik... toemaer". En bij Flip zou er ook niet veel vet van den pot te scheppen zijn. Hij zag hem immers eiken Zondag in de kerk zit ten. 't Lakensche buis van Flip zag groen van ouderdom, insteê van zwart. Flip was binnen toen Siemen aan de achterdeur riep. „Komt er in, maan", zei hij. Maar Siemen wou alleen maar de ko nijnen zien, daar kwam hij voor. Naar het muf riekende huisje was hij heelemaal niet benieuwd. Toen hij toch in 't achterhuis moest komen, omdat de dieren daar zaten, zag hij ook de kist staan. „'tls een 'eele slag vor je, man", zei hij. „Jaet kaerel", antwoordde Flip. „Wat geef je?" Hij had onderwijl een deurtje opengepeuterd en haalde een konijn aan het vel te voorschijn. „Wat geef je?" Siemen keek nog naar de kist. „Julder bin lank bie mekoare geweest, Flip?" „Dat moe van de Meie zevenenveertig jaer woore...", antwoordde de ander na eenig nadenken, en vlak daarop„Bin 't gin mooie beesten? Siemen besteedde nu zijn aandacht aan de negotie. Hij voelde de konijnen op de ribben, lichtte er eens één bij de lange ooren op en schatte het gewicht. „Jaet man", zei Flip, ,,'t was te wachten, ik zag 'taankomme, al maenden. Maer, ze eit er vrede mee gekrege ,,'kGeve je twaelf stuvers de kilo" kwam opeens de stem van Siemen. Hij was besloten de magere beesten liever per kilo te koopen dan per stuk. 'tWas moei lijk schatten, zulke dieren. „Twaalf stu vers..., twaolf stuvers..., nee koopman, glad nie, minder dan twee kwartjes geef ik ze niet." Ongeloovig keek Siemen op. Hij knipperde onthutst mee z'n oogen. Dus zou hij toch wat verdienen aan Flip? „Kaerel, Flip," jie durft te vraegen 'oor", deed hij verbouwereerd. De ander knikte „Minder gaen ze de deure nie uut". Het bleef dan bij twee kwartjes, ze wogen de konijnen en deden ze in de groote platte ren op de bagagefiets. De hokken ston den leeg rond de kist. Flip deed de centen in zijn knip. „Wil je Wanne nog zieë?" vroeg hij. „Neeje..., jae..., jae... even dan" zei de ander. Toen het ruitje bloot kwam, wierp hij even een sehoeve blik daar door. Maar in dat korte óogenblik werd hij toch de bovenaardsche vrede gewaar, die op dat oude rimpelgezicht verspreid lag. Zulk een rust. „Me bin nie vor lank gescheië, al gauW zie 'k je t'rug" praatte Flip voor het ruitje. Een langzame traan tikte op het glas. Toen deed hij het plankje er weer over. ,,'t Is vor joe da'k de knienen ver- koope, ze zullen je nie van den ermen be- graeve", zei hij nog. 1 Toen won Siemen ineens wel in huis komen. „Mag 'k es in de voorkaemer kieke", vroeg hij. Natuurlijk mocht hg. Flip wees hem: „Ier in de bedstee is ze gestorve". Maar Siemen frutselde wat rond de tafel, en keek naar de bundels zonlicht die door de bijna geheel gesloten blinden vielen. Schielijk ging hij weg, „Saluu 'oor" riep hg nog. Toen hg op den weg reed, floot Siemen. Hij werd de lente gewaar. In opgewekte stemming kwam hij thuis. Hij floot en zong dat Nele zgn vrouw ging denken over wondergoed geslaagde negoties. Maar Sie men sprak er niet van. Hij floot alleen maar en zong. Misschien voelde hij iets van de vrede in zijn hart, die Wanne reeds was binnen gegaan, en die hij ook op het gezicht van Flip had zien spiegelen. Om dien tijd stond Flip beduusd te kij ken naar het papiertje van vijf-en-twintig, dat daar zoomaar tusschen de kommetjes op 't schenkblad lag. Toen het tot hem doordrong dat Wanne nu niet van de ar men begraven hoefde te worden, leekten de tranen van dankbaarheid over zijn oude rimp eikaken. H. EILANDER. VERGIF IN HET BOEK. Op zekere dag nam een heer in Indië een boek uit zijn kast. Terwijl hij het boek opnam, voelde hg in een van zijn vingers een beetje pijn gelijk de prik van een speld. Hij dacht, dat iemand een speld als boekenlegger gebruikt had, en die er in had laten liggen. Hij dacht er verder niet meer over na, en begon te lezen. Weldra echter begon zijn vinger op te zwellen, daarna zijn arm, spoedig zgn geheele lichaam, en binnen weinige dagen was hij dood. Het was geen speld, doch de doodelijke beet van een venijnig beestje, dat tusschen de bladeren van het boek was gekomen. Als het alleen het kleine vergiftige beestje was, dat verscholen lag tusschen de bladeren van het boek, kon men wel gerust zijn. Daar zijn duizenden vergiftige slangen- gedachten in de boeken van dezen tijd. Zij zijn zoo kunstig verborgen, en zoo be hendig erin gevlochten, dat hun aanwezig heid niet wordt gevoeld, voordat het boek uit is, en neergelegd wordt. Velen hebben uitgeroepen, nadat het vergif zijn werking had begonnen„O, had ik dat boek maar nooit gelezen!" De zich nog steeds uitbreidende oorlog, brengt met zich mee, dat zij, die eenigs- zins meeleven, telkens weer hun atlas voor den dag halen, om zich zoo goed mogelijk te oriënteeren. Op dit oogenblik is het weer Iran, het vroegere Perzië dat de belangstelling voor zich opeischt. In zijn eenige jaren geleden verschenen boek „Azië in de branding", geeft John Gunther een interessante schets van dit land en zijn Sjah. Hieraan is het volgende ontleend: Het binnenkomen in Iran, thans de offi- ciëele naam van Perzië, is een verrassing. Dit is het echte Azië. Azië in al zijn ruig heid. Dit is het schitterende, onneembare bastion van de Mohammedaansehe wereld. Twee, drie dagen achter elkaar hobbelt, slingert, kruipt, en hijgt de auto door de verschrikkelijke passen tusschen Bagdad en Teheran naar boven door modder en stee- nen, spleten en aardverschuivingen, door dorpen, die nog heel weinig veranderd zijn sinds de dagen van Xerses en door land, dat de kleur van Gorgonsalakaas heeft en er uit ziet als puinasteen. Dit land, dat den dood van Alexander den Groote veroorzaakte en waar de fraaie tapijten vandaan komen, is wat de situatie ervan betreft, zoowel horizontaal als ver ticaal van beteekenis. Horizontaal ligt het tusschen de Kaspische Zee en de Perzische Golf en vormt dus een buffer tusschen Sowjet-Rusland en Britsch-Indië. Verticaal is het een rotslaag, die als een wassen capsule op een flesch, eenige der rijkste petroleumvelden der wereld afsluit. Inran is niet alleen een vesting door zijn aardrijkskundige ruigheid, maar eveneens door het primitieve karakter van zijn be volking. Het telt ongeveer 15 millioen zie len, die op het plateau driemaal zoo groot als Frankrijk wonen en bestaat grooten- deels uit dorpsbewoners en nomaden. De dorpen, hoofdzakelijk uit leem opge trokken, zijn niet veel veranderd sedert de dagen van Xerses, maarzij hebben hun ben zinepompen. Er heerscht een vreeselijke ar moede en vuilheid, maar de benzinepomp is het centrum van de gemeenschap geworden. De lorries en vrachtwagens zuigen er de benzine op en gaan dan weer verder naar Ispahan, Sjiras of Teheran. Den heelen dag en nacht rommelen vrachtwagens over de Perzische wegen met ladingen thee en opium, kleeden en smeerolie. Die wegen zijn gevaarlijk: op mijn drie- daagschen tocht naar Teheran telde ik vijf automobielwrakken, die op den bodem van ravijnen lagen. Hoe meer auto's en vracht wagens het land binnendringen, hoe meer wegen men er bouwt, hoe meer het mo derne leven tot de dorpen doordringt Het binnenkomen in Teheran is opwin dend. De stad is een der mooiste, welke ik ooit gezien heb, gelegen aan den voet van den 16000 voet hoogen, besneeuwden berg Demawend. De nieuwe boulevards zijn ruim en met ordelijk geplante boomen om zoomd. Maar tusschen de straat en het trottoir liggen slooten, vol met honden, katten en drinkwater. In Teheran gaat alles met schokken, het is een mengelmoes aan primitiviteit en ver fijning. Prachtige boulevards en automati sche telefoons maar geen rioolstelsel. Aan het einde van een imposante, met boomen beplante straat, kwam ik aan een gebouw, dat ik niet thuis kon brengen. Het uiterlijk ervan kwam mij bekend voor. Goed gebouwd, streng van lijn, een stevige dob belsteen van staal en cement; er binnen bespeurde ik een groote hall, betonnen opritten en breede trappen, die naar boven leidden en ovale ramen beschermd door glimmende stangen. Toen drong het tot mij door, dat dit het nieuwe station moest zijn, maar mijn gids legde mij uit, dat, hoewel het station klaar was, er nog geen treinen waren. Na vervolgens een overzicht gegeven te hebben van de loopbaan van Reza Sjah Pahlevi, die sinds 1926 aan het bewind is, vertelt Gunther bijzonderheden over den eenigen spoorweg in Perzië, Reza's mees terwerk en kostelijk speelgoed. De spoorlijn doorsnijdt het plateau van het Noordoosten naar het Zuidwesten over een afstand van 1600 km. en moest be halve twee bergmassieven, waarvan het eene 120 en het andere 60 mijl breed is, ook nog een woestijn doorkruisen, waar tot nu toe iedere communicatie een onmogelijkheid was. Er is een traject van veertien km., dat 5.000.000 gekost heeft. De kosten zul len in totaal 150 millioen bedragen, afge zien nog van die van den aanleg van twee nieuwe steden, die als eindpunten worden gebouwd. Omdat hij Teheran zoowel met de Kas pische Zee als Perzische Golf verbindt, be zit de spoorweg niet alleen groote strate gische en politieke, doch ook commerciëele waarde. De Britten wachten, tot de Perzen een spoorweg van het Oosten naar het Westen zouden aanleggen, van Bagdad naar de grenzen van Indië. De Russen wilden een spoorweg naar hun gedeelte van de Kaspische Zee. Zeer voorzichtig legde de Sjah het zoo aan, dat geen van beide wen- schen vervuld werd; zijn spoorlijn is alleen maar Perzisch, verbindt twee Perzische kusten. Een Amerikaansche maatschappij heeft de eerste concessie van den spoorweg in handen gehad. Deze liep af, waarop een consortium, waarin verschillende nationa liteiten vertegenwoordigd waren, hoofd zakelijk Hollanders en Zweden de op dracht overnamen. Britsche Ingenieurs kregen het moeilijkste gedeelte van den weg den klim naar het hooggelegen plateau te bouwen. Deze beteekende een stijging van bijna 2000 meter binnen een afstand van vijftig mijlen. En dan de petroleum. Perzië is op twee na de grootste petro- leum-producent der wereld en deze petro leum vijftig tot zestig millioen vaten per jaar wordt geproduceerd en aan de markt gebracht door de Anglo-Iranian Oil Company (beter bekend als Anglo-Per- sian), waarvan de Britsche regeering de meeste aandeelen bezit. In 1932 werd de concessie zonder een enkele waarschuwing door den Sjah inge trokken. Na langdurige onderhandelingen kwam in 1933 een nieuwe overeenkomst tot stand, die aan Perzië een grooter aan deel in de winst verzekerde. Als bewijs hoezeer door de nieuwe rege ling de Perzische inkomsten uit de petro leum werden vergroot, herinnert Gunther, dat de Perzische regeerinp; in 1931 als het haar toekomende deel 306.872 ontving in 1934 echter meer dan twee millioen pond sterling. „Deze prestatie moge minder opmerke lijk lijken dan de bouw van een spoorweg, zij is zeker even opzienbarend. De Sjah heeft iets bijna eenigs verricht. Het is niet een ieder gegeven Brittannië met zooveel succes bij de keel te grijpen en dooreen te schudden, dat de ponden sterling ten slotte gaan vloeien." Redacteur: EL M. Slabbekoum, Oost singel 60a, Goes. Wedstrijdprobleem no. 9. Auteur: W. Lente, Middelburg, lste publicatie. 47 48 49 50 Zwart 11 schijven op: 5. 7. 13. 14. 18. 22. 23. 24. 29. 35. 36. Wit 11 schijven op: 16. 27. 32. 34. 37. 38. 40. 41. 44. 47. 50. Wit speelt en wint. Oplossingen in te zenden aan het adres van den redacteur vóór 16 September a.s. Oplossing probleem no. 7, auteur C. K. Kaan, Koudekerke (Z.), waarvan de stand was: Zwart 11 schijven op: 8. 9. 14. 15. 18. 20. 22. 23. 24. 34. 40. Wit 11 schijven op: 25. 27. 29. 32. 33. 38. 41. 42. 43. 46. 49. 1. 32—28 23X21 2. 42—37 -34X23 3. 4944 40X49 4. 33—29 24X31 5.41—37 49X41 6. 46X10 15X4 7. 25X23 en wint. Den beginstand kan ik niet erg mooi vinden. De afwikkeling is echter zeer goed en de meerslagen zgn goed aangebracht. Goede oplossingen ontvangen van: A. Beukema, Nieuwdorp; M. v. d. Weele en D. v. d. Kreeke, Goes; W. Boogaard en J. Strooband, Middelburg. Uit het Zeeuwsch Damtournooi. In de beslissingspartij tusschen de hee- ren L. Anderson en W. Lente deed zich na den 42sten zet van zwart de volgende stand voor: Zwart 10 schijven op: 6. 9. 11. 12. 14. 16. 18. 19. 23. 24. Wit 10 schijven op: 21. 25. 27. 28. 30. 31. 32. 33. 35. 43. 47 48 49 50 In de partij speelde wit 4338. Van verschillende zijden werd de meerling uitgesproken, dat, indien wit 4339 ge speeld zou hebben, de partij groote remise kansen zou bezitten. Wij zullen derhalve dezen stand eens nader onderzoeken en de verschillende varianten bezien. Na den 42sten zet van zwart vervolgt wit dus nu met 1. 43—39 Zwart heeft een keur uit vier voort zettingen. Eerste voortzetting. 112—17 ABC 2. ...X... ...X... 3. 1822 dreigt met 2217 en in dezen stand heeft zwart zijn positie-voor deel verloren en zou hij zeker met remise genoegen nemen. Deze voortzetting zou voor wit wel een bijzonder voordeel heb ben gebracht, in zijn nadeeligen positie stand. Tweede voortzetting. 1A 9—13 2. 3126. Dit is mijns inziens de sterkste zet voor wit, want indien hg 3934 had gespeeld, zou zwart antwoorden met 2329 enz. en zou wit in een precai- ren stand komen. Zwart heeft nu wederom keus uit drie antwoorden. 12—17 D E 3. ...X... 4. 27—22 23—29 de beste 5. 32—27 6. 39—33 7. 28—23 8. 30X10 met remise. 2 D11—17 3. 39—34 zwart heeft hier twee 6—11 F 18—23 de eenige 24—30 GH ...X... 3741 het beste antwoorden op. 3 4. 34—29 5. ...X... 6. 39—34 7. ...X... 8. 28X8 9. 8—3 daar op 1419 (39) volgt. 10. 3X20 en remise zal het resul taat zijn. G 12—18 22 en remise is bereikt. H 13—18 2329, Deze zet 6. 7. ...X... 8. 27- 6 7. 3430 is sterker dan 1420. 8. 28—23 9. ...X... 39—44 10. 25—20 en behoudens, dat een der spelers een groven foutzet zou maken, kan deze stelling als remise worden beschouwd. 3F 23—29 4. ...X... ...X... 5. ...X... 24—29 (een krachtige zet) Op 13—18 zou (2722) gevolgd zijn en zwart zou in een zeer moeilijke positie komen. 6. 43—38 6—11 Op 1318 volgt weer 2722. 7. 38—32 13—18 8. 30—24 29X20 verplicht. 9. 35—30 18—23 en wit is verloren. Is in deze F-variant voor wit nog red ding mogelijk? Wanneer op den zesden zet zwart 4339 zou spelen, gevolgd door zwart 2933, kan wit er met schijfverlies afkomen door 2520 te spelen. Echter beteekent dit even eens partijverlies. Zooals uit bovenstaande blijkt, kan zich in dergelijke standen alles voordoen, wat niet verwacht wordt. Zoo treft men een variant, die winstmogelijkheden biedt en direct daarnaast een, die aan verlies niet kan ontkomen. In een volgende rubriek zullen we de varianten B en C onder de loupe nemen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1941 | | pagina 8