DE ZEEUW
tweede blad
"^AKKEEÏTJE
Onderwijsperspectieven.
«De groote Ketter"
Binnenland
Gemengd stoken zal noodig zijn.
Grondbeginselen der
nieuwe bestuursorde.
VOORDRACHTEN DR KURT O. RABL.
Centrale regeling van het
filmwezen.
Het vervoer van fietsen
in het vacantie-seizoen.
Verbod aanbieden van
„lokloonen".
VAN
DINSDAG 26 AUG. 1941, Nr 99.
HET ACHTSTE LEERJAAR.
Wij lezen in „De Nederlander":
De belangrijkste nieuwe mededeeling,
welke Prof. Dr J. van Dam, de secreta
ris-generaal van bet Departement van
Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbe
scherming in zijn radiorede op 12 Augus
tus j.l. gedaan heeft, is dat aan de lagere
school een achtste schooljaar zal wor
den toegevoegd.
Zij kan beteekenen, dat in de Lager-
onderwijswet 1920 zal worden bepaald,
dat het gewoon lager onderwijs wordt
gegeven in scholen met tenminste acht
achtereenvolgende leerjaren. In dat ge
val hebben we te doen met een uitbrei
ding van het leerplan, waardoor de
feitelijke toestanden in ons schoolwezen
niet sterk zullen worden beïnvloed. An
ders zou het staan, wanneer het de be
doeling zou zijn den leerplicht met een
jaar uit te breiden, zoodat de kinderen
in plaats van zeven acht jaren onder
wijs zouden moeten ontvangen. Dit ware
een maatregel van diep ingrijpende be-
teekenis. Dan toch worden verschei
dene duizenden jongelieden, die thans
na het volbrengen van hun leerplicht
geen verder onderwijs genieten, in de
school vastgehouden.
De vraag rijst of voor zulk een uit
breiding van het aantal leerlingen de
noodige schoolruimte beschikbaar is.
Nemen wij aan, dat dit het geval is,
dan is daar de tweede, meer principieele
quaestie of wij aan dit nieuwe contin
gent leerlingen het onderwijs zullen
kunnen geven, dat bij hun aanleg past.
Uit tal van gegevens valt af te leiden,
dat er nu eenmaal een groot deel der
schoolbevolking is, dat niet in staat
blijkt het gewone schoolonderwijs, zoo
als het thans is, met succes te volgen.
De toestand is zóó, dat slechts weinig
meer dan de helft van de leerlingen in
staat is de eerste zes klasen der lagere
school regelmatig te doorloopen,
terwijl thans, met een zevenjarigen leer
plicht, slechts 85 der leerlingen bij
machte blijkt om de zesde klasse eens
te bereiken. Volgens Dr J. Luning Prak
is 25 van de leerlingen minder be
gaafd en niet in staat het gewoon lager
onderwijs volledig te doorloopen.
Het is nauwelijks twijfelachtig, dat dit
geheele deel der schoolbevolking met
een bloote verlenging van den leerplicht
weinig gebaat is. Slechts na een radi
cale verandering van het thans te
intellectualistisch karakter van het
onderwijs en individualiseering der on
derwijsmethode zouden ook de achter
blijvers van nu wellicht zijn te helpen.
Van de normaal begaafde leerlingen
zullen er als vrucht van zulk een maat
regel een aantal in een achtste klasse
komen. Wij vragen ons af of dit zoo
bijzonder nuttig zou zijn. De realiteit
is thans reeds zoo, dat slechts bij uit
zondering het zevende leerjaar iets an
ders en beters is geworden dan een her
haling en uitbreiding van het onderwijs
van de zesde klasse. De onderwijzers
opleiding is weinig ingesteld op een
soort van onderwijs, welke nu eens niet
het karakter draagt van algemeene,
theoretische vorming, maar gericht is
op de behoeften, welke de leerlingen
zullen gevoelen, wanneer zij straks de
maatschappij binnentreden.
Het aantal leerlingen, dat naar het
T L.O. of V.H.M.O. overgaat, zal voorts
-oenemen. Men stelle zich hiervan even
wel niet te veel voor. Het aantal leer
lingen, dat de vermogens bezit dit onder-
FEUILLETON
25) o
Het hek is door het tactvolle optre
den van den Admiraal, die zijn kans
gegrepen heeft, van den dam. Meerdere
sprekers dienen zich aan. Er komt een
discussie, die men den vorigen dag nog
met mogelijk heeft geacht. De gebroe
ders De Guise 'moeten het machteloos
aanzien en aanhooren, hoe de oppositie
met felle verwijten komt. En die op
positie blijkt niet alleen uit Hugenoten
te bestaan.
Want de machtige stem van den wei
sprekenden bisschop van Valence vult
de geheele zaal, als hij klaagt over het
bederf bij de rechtspraak en over de
zedeloosheid der geestelijken. Hij ver
langt niets meer of minder dan een
nationaal concilie, dat de wapenen van
geweld moet vervangen door die van
de geesten.
De bom is ingeslagen. Er ontstaat
een verwarde discussie. Er wordt ge
zegd, dat een concilie niet noodig is,
want dat van Trente heeft immers alle
geschilpunten onderzocht en een uit
spraak gedaan?
„We kunnen er nog nader over spre
ken", sust de Koning, als een der mi-
wijs met vrucht te volgen, zal onder
hen, die thans direct na de lagere
school de maatschappij ingaan, niet zoo
bijster groot zjjn. Het is bovendien twij
felachtig of onze samenleving aan uit
breiding van de groep half en matig
ontwikkelden behoefte heeft.
Daarnevens moet worden erkend, dat
een leerplichtverlenging het aantal leer
lingen van de nijverheidsscholen voor
jongens en meisjes zal uitbreiden. Wan
neer deze den nieuwen toevloed kunnen
opnemen, zal daarmede inderdaad iets
goeds worden bereikt. Een aantal jeug
dige arbeiders zal straks niet meer als
ongeschoolde, maar als geschoolde
kracht de maatschappij ingaan. Alleen...
lang niet iedereen is in staat dezen weg
te gaan, in vele gevallen zullen zijn
capaciteiten tekort schieten.
Wat is de reden, waarom verschei
dene ouders hun jongens en meisjes
hoewel zjj behoorlijke vermogens bezit
ten thans onmiddellijk na het volbren
gen van den leerplicht een betrekklrfg
laten zoeken in plaats van verder onder
wijs'te doen genieten?
Het antwoord zal moeten luiden: om
dat de financiëele toestand van
het gezin van dien aard is, dat de
ouders de verdiensten hunner kinderen
niet kunnen missen. Wil men opbou
wend werk doen, dan zal men aan deze
belangrijke sociale oorzaak niet voorbij
kunnen gaan.
Zoo blijft er tenslotte één groep van
belanghebbenden voor wie de verlenging
van den leerplicht onvoorwaardelijk nut
tig zal zijn: die van de werklooze
o n d e r w ij z e r s. Uit het oogpunt van
werkloosheidsbestrijding ware leerplicht
verlenging uiteraard toe te juichen.
Toch veroorloven wij ons ook hier een
vraag: is er nog voldoende verschot aan
werkelijk geschikte leerkrachten?
De lezer zal ons toegeven, dat het zoo
eenvoudig schijnende plan netelige kan
ten blijkt te hebben.
En nu hebben wij nog niet eens ge
sproken over de staatsfinanciën! Wij
hebben verondersteld, dat de noodige
millioenen ter beschikking waren. Wel
licht is ook dat nog niet zoo'n klare
zaak
Wij zouden graag bij de leerlingen
van de hoogste klassen der lagere school
regelmatig een psychologisch en psy
chotechnisch onderzoek laten instellen
en maatregelen ontwerpen, welke waar
borgen, dat alle leerlingen, die de gaven
bezitten om met vrucht voortgezet
onderwijs te genieten, het hun passende
onderwijs ook inderdaad zullen kunnen
ontvangen. Ten deele zou dit onderwijs
kunnen worden genoten op nijverheids
scholen.
Voor een ander deel zou ernstig ge
streefd moeten worden naar uitbreiding
van het leerlingenstelsel met aanvullen
de opleiding in bedrijfsscholen en vak
cursussen.
Wanneer er dan nog geld over is,
zouden wij voor de ongeschoolde jeug
dige arbeiders, die niet voor vakonder
wijs in aanmerking komen, een deugde
lijk vervolgonderwijs gedurende de leef
tijdsjaren van 1418 en voor enkele
uren per week willen invoeren.
Wij gelooven, dat dergelijk onderwijs
voor de massa van hen, die thans geen
voortgezet onderwijs genieten, grooter
vrucht zal dragen dan de verlenging van
het huidige lager onderwijs. Zooals men
weet, beklijft er van dit onderwijs zeer
weinig.
Bloote verlenging van den schooltijd
zal geen uitkomst bieden.
Het Rijkskolenbureau schrijft:
Nu eenige brandstoffenbonen zijn gel
dig verklaard en de bestellingen bij den
handel binnenkomen, blijkt het, dat bij
velen de opvatting heeerscht, dat de
brandstoffenhandelaar aan alle wen-
schen, die met betrekking tot soort en
afmeting worden gesteld, kan voldoen.
Dit is geenszins het geval. Evenals ver
eden jaar zal het ook thans noodig
zijn, dat de bevolking genoegen neemt
met de soorten van brandstof, die voor
radig zijn. Zoo zal de brandstoffenhande
laar een deel der bestellingen in anthra-
nsters hem iets heeft ingefluisterd. „Er
wordt nog geen enkele beslissing ge
nomen. De liefde tot Frankrijk moet
ons allen dringen. De verschillende mee
ningen dienen eerst te bezinken. Daarna
kunnen we in rustiger sfeer conclusies
nemen."
De Connétable begeeft zich naar zijn
neef De Coligny.
„Zou je dit achter Zijne Majesteit
gezocht hebben? Hij spreekt als een
verstandig man. Ik bewonder zijn hou
ding.
De Coligny moet erkennen, dat ook
hij verbaasd is. Met den Koning is ver
moedelijk wel land te bezeilen. Wan
neer anderen hem nu maar niet in on-
gunstigen zin beïnvloeden.
„Behoor jij ook tot de ketters?" vraagt
zijn oom dan opeens. „Van Charlotte is
het mij ter oore gekomen, doch ik heb
niet vermoed, dat haar gemaal dharin
volgen zou."
Juist, als De Coligny, die met een
strak gelaat deze vraag heeft aange
hoord, antwoorden wil, wordt hun aan
dacht afgeleid doordat de welsprekende
aartsbisschop van Vienne die rede
voert nóg hartstochtelijker dan de bis
schop van Valence het woord heeft
gevraagd en als het ware een vloekrede
gaat uitspreken.
Wanneer hij enkele zinnen heeft ge-
ciet en eierkolen moeten wfizigen in
cokes, daar ook op zjjn bestelling ver
schuivingen werden toegepast en hij voor
een gedeelte der eerder genoemde soor
ten cokes geleverd kreeg.
In het algemeen zal dus gemengd moe
ten worden gestookt, anthaciet of eier
kolen met cokes. Het gemengd stoken is
in de vakbladen uitvoerig behandeld,
zoodat de leveranciers hierover zeker
voorlichting kunnen geven.
Verwijt den brandstoffenhandelaar
dus niet iets, waaraan hjj geen schuld
heeft, maar overleg met hem, welke ter
I beschikking zijnde brandstoffen in de
gegeven omstandigheden voor eigen ge-
i bruik het beste kunnen voldoen.
In opdracht van den Rijkscommissaris
zal Dr Kurt O. R a b 1, hoofd van de
afdeeling wetgeving van het commissa
riaat-generaal voor bestuur en justitie,
voor de vooraanstaande ambtenaren van
I staat en overheidsorganen, burgemees
ters, hoogleeraren in het publieke recht
en andere personen uit kringen van het
1 openbare en het economische leven le-
zingen houden over „Grondbeginselen
i van de nieuwe Bestuursorde", in be
langrijke steden der provinciën en te
Amsterdam en Rotterdam.
I Dr Rabl spreekt o.a. op 5 September,
des namiddags te Middelburg.
In het Verordeningenblad is het film
wezen in ons land centraal geregeld.
Artikel 1 luidt: (1) In het bezette
Nederlandsche gebied mag een film
slechts in het openbaar worden vertoond,
wanneer deze overeenkomstig het be-
l paalde bij dit besluit voor openbare ver
tooning is toegelaten.
(2) Iedere filmvoorstelling wordt als
een openbare beschouwd, tenzij zij:
I 1) in besloten kring plaats vindt en de
voorstelling van een overheidsinstantie
uitgaat;
j 2) uitsluitend met het oog op doel-
einden van zakelijken of technischen
aard, welke verband houden met het
j filmbedrijf, wordt gehouden en de voor
stelling door geen andere personen wordt
bijgewoond dan die in dit bedrijf beroeps
halve werkzaam zijn;
3) plaats vindt in een huiselijken
kring, bijgewoond door ten hoogste
twintig personen.
Artikel 2. (1) De toelating voor
openbare vertooningen wordt slechts ge
geven voor een film, welke
1) óf in het bezette Nederlandsche ge
bied is vervaardigd,
2) óf in het gebied van het groot-Duit-
sche Rijk voor vertooning is vrijgegeven.
2, De toelating wordt geweigerd, wan
neer de vertooning van de film de open
bare orde of veiligheid in gevaar zou
kunnen brengen of zou kunnen versto
ren. Bovendien wordt de toelating ge
weigerd voor een film, welke in het be
zette Nederlandsche gebied is vervaar
digd en in het gebied van het groot-
Duitsche Rijk nog niet voor vertooning
Is vrijgegeven, wanneer deze film niet
voldoet aan de eischen van het staats
bestuur en de volksopvoeding van den
nieuwen tijd.
Artikel 4. Personen beneden den
leeftijd van achttien jaar hebben geen
toegang tot voorstellingen, waar toege
laten films in het openbaar worden ver
toond, dan indien en voor zoover de
voorzitter der rijksfilmkeuring dit bij de
toelating heeft bepaald.
Op duidelijk waarneembare wijze moet
aan den ingang van de plaats, waar. de
voorstelling wordt gegeven, vermeld wor
den voor welke personen, naar onder
scheiding van leeftijd, de filmvertooning
toegankelijk is, alsmede in voorkomend
geval, in hoeverre een beperkende bepa
ling aan de toelating is verbonden,
Artikel 5. De secretaris-generaal
van het departement van volksvoorlich
ting en kunsten benoemt, schorst en ont
slaat den voorzitter, de leden en de
plaatsvervangende leden van de rijks-
filmkeuring.
Behalve de leden, benoemd door dezen
zegd, ballen ziin vuisten zich. Drie, vier
stappen treedt hij naar voren, in de
richting van de ministers en zijn stem
gaat over in een schreeuwtoon, als hij
buldert: „De staatsinrichting van Frank
rijk is een maskerade, anders niet. Voor
dezen tijd niet meer passend. Mijne
heeren, wendt den blik naar waar ge wilt
in Europa, waar vindt ge dergelijke toe
standen? Wat kent Frankrijk thans?
Vermolmde menschen, vermolmde toe
standen, vermolmde instellingen. Be
denkt, mijne heeren ministers, wat er
wel eens zou kunnen gebeuren in de
provincies.
Blijkbaar kent men te Parijs de stem
ming in de provincies niet."
Met verhitte hoofden verlaten velen
de eerste zitting van de Notabelenverga
dering, welke de volgende dagen zal
worden voortgezet. Hugenoten, maar ook
gematigde roomsch-katholieken drukken
de handen van De Coligny en wenschen
hem geluk met zijn moedig optreden,
dat de ban gebroken heeft.
Enkele vertrouwde vrienden vergezel
len den Admiraal naar diens woning.
„Zijne Majesteit heeft de smeekschrif
ten slechts in overweging genomen",
zegt hij, als de vrienden enthousiast
spreken. „Hij moet ervan doordrongen
worden, dat de oppositie alleen tegen de
ministers is gericht, niet tegen den
IN EEN WEEK ALLEEN REEDS
33X00 FIETSEN IN EXTRA
Rl JWI ELWA^GONS.
Het drukste vacantieverkeer is lang
zamerhand weer achter den rug. In ver
schillende deelen van het land was het
stil, in andere heel druk. Hier en daar
kon men zelfs record-bezoeken boeken.
De spoorwegen stonden voor een moei
lijke taak, dit vervoer practisch geheel
voor haar rekening te nemen en ondanks
het beperkte materieel en andere moei
lijkheden, die zich in dezen tijd voordoen,
hebben zij zich daar wonderwel doorheen
geslagen. De stations en treinen waren
vaak overvol, doch vooral dank zij de
groote krachtsinspanning van het ge
heele personeel, konden groote vertra
gingen als regel worden voorkomen en
kon het geheele verkeer vrfl regelmatig
worden verwerkt.
Doch. er waren niet alleen veel men
schen.
'n Ongekend aantal fietsen moesten de
Spoorwegen, ondanks 't bijzonder druk
ke reizigersverkeer, zien te verwerken.
Wij hebben eens bij de Spoorwegen ge
ïnformeerd naar den omvang van het
rijwielvervoer en naar de wijze, waarop
men zich daar doorheen geslagen heeft.
Er zijn enorme hoeveelheden rijwielen
ter verzending aangeboden.
Vóór den oorlog vervoerden de Spoor
wegen op het station Utrecht in den
drukken vacantietijd gemiddeld ongeveer
2000 fietsen per dag, dat wil zeggen,
fietsen, die van Utrecht uit verzonden
werden en die op „doorreis" in de Dom
stad moesten worden overgeladen. Men
heeft dit jaar dagen gehad van bijna
vierduizend fietsen.
Ook de toeneming in Amsterdam heeft
behoorlijke afmetingen aangenomen.
Daar hadden wij voor den oorlog in het
vacantieseizoen dagen van 3500 rijwie
len, terwijl wij dit jaar dagen hebben
gekend, waarop niet minder dan v ij f -
duizend fietsen moesten worden ver
voerd. De Veluwe en de Achterhoek wa
ren dit jaar bijzonder in zwang.
Althans wat de fietsen betreft was
Limburg ditmaal, in tegenstelling met
andere jaren, weinig in trek.
Het behoeft geen betoog, dat een ver
voer van vier en vijfduizend rijwielen
van één stad uit per dag groote eischen
aan de Spoorwegen heeft gesteld. Eéner-
zijds werden de bestaande treinen met
vele extra wagens uitgebreid en aan den
anderen kant heeft men talrijke speciale
rjjwieltreinen ingelegd. Daar waren er
bij van twintig wagens. Als men dan
nagaat, dat er in eiken wagen 60 rijwie
len konden worden geplaatst, dan ver
voerde elke trein een 1200 rijwielen naar
de plaats van hun bestemming.
Er zijn weken bij geweest, dat er meer
dan 300 extra rijwielwagens achter nor
male personentreinen werden gekoppeld,
terwijl er dan tegelijkertijd nog speciale
treinen liepen met een totaal van bijna
250 wagens, zoodat er in die week 550
extra wagens hadden gsloopen.
Hieruit blijkt, dat er in die eene week
er gaan 60 rijwielen in een wagen
I een 33.000 fietsen aan de zorgen van de
j spoorwegen waren toevertrouwd. Veel
van dit vervoer vindt ook des nachts
I plaats. Hierin zqn dan nog niet begre
pen het ook respectabel aantal fietsen,
dat in de normale rijwielwagens is ver
voerd.
En tenslotte nog een vraag over de
„identiteitsbewijzen".
Men weet, dat de spoorwegen het ad
vies gegeven hebben om in het zadel-
tasehje van de fiets een briefje aan te
brengen met den naam en het adres van
den eigenaar, of anders een stevige la
bel met naam en adres aan het stuur.
Men deelde ons mede, dat reeds op
ruime schaal aan dit advies van de
spoorwegen gevolg is gegeven, doch nog
steeds niet in voldoende mate. Er zijn
ook in de afgeloopen maanden nog eenige
tientallen fietsen op de afdeeling gevon
den voorwerpen terecht gekomen. Was
de fiets van naam en adres van den eige
naar voorzien geweest, dan zou zij bin
ning 24 uur op de plaats van bestem
ming zijn aangekomen.
secretaris-generaal wordt één lid van de
rijksfilmkeuring benoemd, geschorst en
ontslagen door den secretaris-generaal
van het departement van binnenlandsche
zaken.
Artikel 10 bevat een wijziging van de
Bioscoopwet volgens de bepalingen van
het nieuwe filmbesluit. Hierin wordt nog
eens bepaald, dat de Centrale Commissie
voor de Filmkeuring is gewijzigd in de
Rijksfilmkeuring en dat de plaatselijke
commissies van toezicht, welker leden
door de burgemeesters worden benoemd,
zjjn vervallen. Voorts zijn vervallen de
werkzaamheden van de vereenigingen
van toezicht op de zedelijke en maat
schappelijke gevaren van de bioscoop.
Het geheele filmwezen is thans centraal
geregeld.
De secretaris-generaal van het depar
tement van Sociale Zaksnl heeft op grond
van de lloonherVormingsverortiening van
dlenl Rijkscommissaris een dërde uitvoe
ringsbesluit uitgevaardigd, dat ten doel
heeft het aanbieden van z.g. „lokloonerf'
tegen te gaanu
Krachtens dit besluit mogen bij in
dienstneming van arbeiders, zonder de
goedkeuring van het college van Rijks-
bemiddelaars, door den werkgever geen
gunstiger loon- en arbeidsvoorwaarden
worden overeengekomen, dan die, welke
gelden ten aanzien van overeenkomstige
bij hem in dienst zijnde arbeiders, of
indien hij zoodanige arbeiders niet in zijn
dienst heeft, noch pleegt te hebben
ten aanzien van overeenkomstige arbei
ders in den betrokken bedrijfstak.
Iedere handeling, die ten doel heeft
arbeiders, die de dienstbetrekking, waar
in zij werkzaam zijn, niet hebben opge
zegd, door het aanbieden van een hoo-
ger loon of andere gunstiger arbeids
voorwaarden uit die dienstbetrekking
weg te lokken, is verboden.
Koning. Wanneer de gelegenheid een
dezer dagen komt, wil ik daarop nog
eens wijzen."
Die gelegenheid komt er, enkele dagen
later. Het wordt de meest bewogen zit
ting dezer notabelenvergadering.
Het gaat er heel veel op lijken, dat de
oppositie zal zegevieren, hoewel de aan
hang der De Guises niet gering is.
Weer neemt De Coligny het woord, op
nieuw de belangen der Hogenoten beplei
tend.
„Het was mijn bedoeling", zoo deelt
hij mede, „de smeekschriften van hand-
teekeningen te doen voorzien, maar de
tijd was er te kort voor. Echter durf ik
wel beweren, dat alleen in Normandië
vijftig duizend handteekeningen van vol
wassenen te .verkrijgen zijn. Heeft dat de
regeering niets te zeggen? Rust kan pas
wederkeeren en een bloeiend Frankrijk
kunnen wij verkrijgen, wanneer de ver
volgingen tegen de ketters ophouden. Er
dient'kerkhervorming te-komen, die door
een concilie wordt voorbereid. Ik klaag
de regeering aan, dat zij de politieke ver
houdingen vertroebeld heeft. Zijne Ma
jesteit de Koning staat er buiten. Het
is onjuist en verkeerd onzen jongen Ko
ning op té voeden in wantrouwen jegens
zijn volk. Dat volk is loyaal en heeft het
huis van Valois hartelijk lief. De haat
van het volk geldt niet den Koning, maar
De werkgever, die met deze voorschrif
ten in strijd handelt, is strafbaar. Het
feit wordt beschouwd als overtreding
en wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste drie maanden óf geldboete van
ten hoogste f 3000.
WINTERHULP NEDERLAND EN DE
GEMEENTEN.
De secretaris-generaal van het de
partement van binnenlandsche zaken
heeft aan de colleges van Gedep. Staten
geschreven:
Het inzetten van betaalde arbeids
krachten ten behoeve van het winter
hulp-werk dient tot het volstrekt nood
zakelijke te worden beperkt. Het is de
uitdrukkelijke bedoeling, dat W.-H. niet
wordt een officeele ambtelijke instantie,
doch een door het geheele volk gedragen
organisatie op sociaal gebied.
In zeer veel gemeenten is dienovereen
komstig gehandeld en zijn geen of zeer
weinig kosten ten laste der gemeente ge
komen. In andere gemeenten echter zjjn
min of meer belangrijke kosten gemaakt.
Intusschen was het niet altijd mogelijk
om aanstonds het werk geheel met vrij
willigers tot een goed einde te brengen.
De secretaris-generaal zal er dan ook
geen bezwaar tegen maken, indien de ge
maakte kosten, zoo deze binnen redelijke
grenzen zijn gebleven, voor rekening der
gemeente worden genomen, voorzoover
het de van het rijk financieel afhanke
lijke gemeenten betreft, terwijl aan Ged.
Staten is gevraagd eenzelfde standpunt
in te nemen ten aanzien van de andere
gemeenten.
Nadrukkelijk wordt er op gewezen, dat
de hierbedoelde uitgaven alleen zullen
kunnen worden goedgevonden wat het
afgeloopen seizoen betreft en dat voor
het nieuwe seizoen deze
uitgaven op de gemeente-
begrootingen niet meer
zullen mogen voorkomen.
Verder is het oordeel van den secre
taris-generaal gevraagd naar de toelaat
baarheid van algemeene giften, welke1
'n enkele gemeente aan de stichting Win
de ministers. En
Het is hem niet mogelijk, verder te
spreken. Tumult ontstaat. Hertog Frans
de Guise, wit van woede, springt op en
trekt den degen uit de scheede. De Co
ligny, voor geen klein geruchtje ver
vaard, doet hetzelfde. De twee jeugd
vrienden raken slaags. Het staal klet
tert. Maar te midden eener onbeschrijfe
lijke verwarring gelukt het enkelen de
twee strijders te scheiden. In diezelfde
verwarring gaat de zitting uiteen.
Hoogst opgewonden bezweert Frans de
Guise den Koning, een eind te maken
aan de Notabelenvergadering, die tot
niets goeds leiden kan. Maar als de vorst
zijn moeder raadpleegt, adviseert deze,
door te gaan, en zoo noodig de oppositie
haar zin te geven. Zij verkneutert zich
in de vernedering der De Guises.
„Met zijn onbesuisd optreden heeft de
hertog het niet beter gemaakt", zegt zij.
„Geloof gerust, dat daardoor het aantal
zijner medestanders verminderd is".
Haar scherp doorzicht faalt niet. Wan
neer nog enkele, vrij wat rustiger zittin
gen gehouden zijn, blijkt duidelijk, dat
een groote meerderheid aan de zijde der
opposanten staat, welke opposanten, wat
niemand heeft verwacht, feitelijk ver
persoonlijkt worden in den Admiraal De
Coligny.
(Wordt vervolgd.)