DE ZEEUW tweede blad "^AKKEEÏTJE Onderwijsperspectieven. «De groote Ketter" Binnenland Gemengd stoken zal noodig zijn. Grondbeginselen der nieuwe bestuursorde. VOORDRACHTEN DR KURT O. RABL. Centrale regeling van het filmwezen. Het vervoer van fietsen in het vacantie-seizoen. Verbod aanbieden van „lokloonen". VAN DINSDAG 26 AUG. 1941, Nr 99. HET ACHTSTE LEERJAAR. Wij lezen in „De Nederlander": De belangrijkste nieuwe mededeeling, welke Prof. Dr J. van Dam, de secreta ris-generaal van bet Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbe scherming in zijn radiorede op 12 Augus tus j.l. gedaan heeft, is dat aan de lagere school een achtste schooljaar zal wor den toegevoegd. Zij kan beteekenen, dat in de Lager- onderwijswet 1920 zal worden bepaald, dat het gewoon lager onderwijs wordt gegeven in scholen met tenminste acht achtereenvolgende leerjaren. In dat ge val hebben we te doen met een uitbrei ding van het leerplan, waardoor de feitelijke toestanden in ons schoolwezen niet sterk zullen worden beïnvloed. An ders zou het staan, wanneer het de be doeling zou zijn den leerplicht met een jaar uit te breiden, zoodat de kinderen in plaats van zeven acht jaren onder wijs zouden moeten ontvangen. Dit ware een maatregel van diep ingrijpende be- teekenis. Dan toch worden verschei dene duizenden jongelieden, die thans na het volbrengen van hun leerplicht geen verder onderwijs genieten, in de school vastgehouden. De vraag rijst of voor zulk een uit breiding van het aantal leerlingen de noodige schoolruimte beschikbaar is. Nemen wij aan, dat dit het geval is, dan is daar de tweede, meer principieele quaestie of wij aan dit nieuwe contin gent leerlingen het onderwijs zullen kunnen geven, dat bij hun aanleg past. Uit tal van gegevens valt af te leiden, dat er nu eenmaal een groot deel der schoolbevolking is, dat niet in staat blijkt het gewone schoolonderwijs, zoo als het thans is, met succes te volgen. De toestand is zóó, dat slechts weinig meer dan de helft van de leerlingen in staat is de eerste zes klasen der lagere school regelmatig te doorloopen, terwijl thans, met een zevenjarigen leer plicht, slechts 85 der leerlingen bij machte blijkt om de zesde klasse eens te bereiken. Volgens Dr J. Luning Prak is 25 van de leerlingen minder be gaafd en niet in staat het gewoon lager onderwijs volledig te doorloopen. Het is nauwelijks twijfelachtig, dat dit geheele deel der schoolbevolking met een bloote verlenging van den leerplicht weinig gebaat is. Slechts na een radi cale verandering van het thans te intellectualistisch karakter van het onderwijs en individualiseering der on derwijsmethode zouden ook de achter blijvers van nu wellicht zijn te helpen. Van de normaal begaafde leerlingen zullen er als vrucht van zulk een maat regel een aantal in een achtste klasse komen. Wij vragen ons af of dit zoo bijzonder nuttig zou zijn. De realiteit is thans reeds zoo, dat slechts bij uit zondering het zevende leerjaar iets an ders en beters is geworden dan een her haling en uitbreiding van het onderwijs van de zesde klasse. De onderwijzers opleiding is weinig ingesteld op een soort van onderwijs, welke nu eens niet het karakter draagt van algemeene, theoretische vorming, maar gericht is op de behoeften, welke de leerlingen zullen gevoelen, wanneer zij straks de maatschappij binnentreden. Het aantal leerlingen, dat naar het T L.O. of V.H.M.O. overgaat, zal voorts -oenemen. Men stelle zich hiervan even wel niet te veel voor. Het aantal leer lingen, dat de vermogens bezit dit onder- FEUILLETON 25) o Het hek is door het tactvolle optre den van den Admiraal, die zijn kans gegrepen heeft, van den dam. Meerdere sprekers dienen zich aan. Er komt een discussie, die men den vorigen dag nog met mogelijk heeft geacht. De gebroe ders De Guise 'moeten het machteloos aanzien en aanhooren, hoe de oppositie met felle verwijten komt. En die op positie blijkt niet alleen uit Hugenoten te bestaan. Want de machtige stem van den wei sprekenden bisschop van Valence vult de geheele zaal, als hij klaagt over het bederf bij de rechtspraak en over de zedeloosheid der geestelijken. Hij ver langt niets meer of minder dan een nationaal concilie, dat de wapenen van geweld moet vervangen door die van de geesten. De bom is ingeslagen. Er ontstaat een verwarde discussie. Er wordt ge zegd, dat een concilie niet noodig is, want dat van Trente heeft immers alle geschilpunten onderzocht en een uit spraak gedaan? „We kunnen er nog nader over spre ken", sust de Koning, als een der mi- wijs met vrucht te volgen, zal onder hen, die thans direct na de lagere school de maatschappij ingaan, niet zoo bijster groot zjjn. Het is bovendien twij felachtig of onze samenleving aan uit breiding van de groep half en matig ontwikkelden behoefte heeft. Daarnevens moet worden erkend, dat een leerplichtverlenging het aantal leer lingen van de nijverheidsscholen voor jongens en meisjes zal uitbreiden. Wan neer deze den nieuwen toevloed kunnen opnemen, zal daarmede inderdaad iets goeds worden bereikt. Een aantal jeug dige arbeiders zal straks niet meer als ongeschoolde, maar als geschoolde kracht de maatschappij ingaan. Alleen... lang niet iedereen is in staat dezen weg te gaan, in vele gevallen zullen zijn capaciteiten tekort schieten. Wat is de reden, waarom verschei dene ouders hun jongens en meisjes hoewel zjj behoorlijke vermogens bezit ten thans onmiddellijk na het volbren gen van den leerplicht een betrekklrfg laten zoeken in plaats van verder onder wijs'te doen genieten? Het antwoord zal moeten luiden: om dat de financiëele toestand van het gezin van dien aard is, dat de ouders de verdiensten hunner kinderen niet kunnen missen. Wil men opbou wend werk doen, dan zal men aan deze belangrijke sociale oorzaak niet voorbij kunnen gaan. Zoo blijft er tenslotte één groep van belanghebbenden voor wie de verlenging van den leerplicht onvoorwaardelijk nut tig zal zijn: die van de werklooze o n d e r w ij z e r s. Uit het oogpunt van werkloosheidsbestrijding ware leerplicht verlenging uiteraard toe te juichen. Toch veroorloven wij ons ook hier een vraag: is er nog voldoende verschot aan werkelijk geschikte leerkrachten? De lezer zal ons toegeven, dat het zoo eenvoudig schijnende plan netelige kan ten blijkt te hebben. En nu hebben wij nog niet eens ge sproken over de staatsfinanciën! Wij hebben verondersteld, dat de noodige millioenen ter beschikking waren. Wel licht is ook dat nog niet zoo'n klare zaak Wij zouden graag bij de leerlingen van de hoogste klassen der lagere school regelmatig een psychologisch en psy chotechnisch onderzoek laten instellen en maatregelen ontwerpen, welke waar borgen, dat alle leerlingen, die de gaven bezitten om met vrucht voortgezet onderwijs te genieten, het hun passende onderwijs ook inderdaad zullen kunnen ontvangen. Ten deele zou dit onderwijs kunnen worden genoten op nijverheids scholen. Voor een ander deel zou ernstig ge streefd moeten worden naar uitbreiding van het leerlingenstelsel met aanvullen de opleiding in bedrijfsscholen en vak cursussen. Wanneer er dan nog geld over is, zouden wij voor de ongeschoolde jeug dige arbeiders, die niet voor vakonder wijs in aanmerking komen, een deugde lijk vervolgonderwijs gedurende de leef tijdsjaren van 1418 en voor enkele uren per week willen invoeren. Wij gelooven, dat dergelijk onderwijs voor de massa van hen, die thans geen voortgezet onderwijs genieten, grooter vrucht zal dragen dan de verlenging van het huidige lager onderwijs. Zooals men weet, beklijft er van dit onderwijs zeer weinig. Bloote verlenging van den schooltijd zal geen uitkomst bieden. Het Rijkskolenbureau schrijft: Nu eenige brandstoffenbonen zijn gel dig verklaard en de bestellingen bij den handel binnenkomen, blijkt het, dat bij velen de opvatting heeerscht, dat de brandstoffenhandelaar aan alle wen- schen, die met betrekking tot soort en afmeting worden gesteld, kan voldoen. Dit is geenszins het geval. Evenals ver eden jaar zal het ook thans noodig zijn, dat de bevolking genoegen neemt met de soorten van brandstof, die voor radig zijn. Zoo zal de brandstoffenhande laar een deel der bestellingen in anthra- nsters hem iets heeft ingefluisterd. „Er wordt nog geen enkele beslissing ge nomen. De liefde tot Frankrijk moet ons allen dringen. De verschillende mee ningen dienen eerst te bezinken. Daarna kunnen we in rustiger sfeer conclusies nemen." De Connétable begeeft zich naar zijn neef De Coligny. „Zou je dit achter Zijne Majesteit gezocht hebben? Hij spreekt als een verstandig man. Ik bewonder zijn hou ding. De Coligny moet erkennen, dat ook hij verbaasd is. Met den Koning is ver moedelijk wel land te bezeilen. Wan neer anderen hem nu maar niet in on- gunstigen zin beïnvloeden. „Behoor jij ook tot de ketters?" vraagt zijn oom dan opeens. „Van Charlotte is het mij ter oore gekomen, doch ik heb niet vermoed, dat haar gemaal dharin volgen zou." Juist, als De Coligny, die met een strak gelaat deze vraag heeft aange hoord, antwoorden wil, wordt hun aan dacht afgeleid doordat de welsprekende aartsbisschop van Vienne die rede voert nóg hartstochtelijker dan de bis schop van Valence het woord heeft gevraagd en als het ware een vloekrede gaat uitspreken. Wanneer hij enkele zinnen heeft ge- ciet en eierkolen moeten wfizigen in cokes, daar ook op zjjn bestelling ver schuivingen werden toegepast en hij voor een gedeelte der eerder genoemde soor ten cokes geleverd kreeg. In het algemeen zal dus gemengd moe ten worden gestookt, anthaciet of eier kolen met cokes. Het gemengd stoken is in de vakbladen uitvoerig behandeld, zoodat de leveranciers hierover zeker voorlichting kunnen geven. Verwijt den brandstoffenhandelaar dus niet iets, waaraan hjj geen schuld heeft, maar overleg met hem, welke ter I beschikking zijnde brandstoffen in de gegeven omstandigheden voor eigen ge- i bruik het beste kunnen voldoen. In opdracht van den Rijkscommissaris zal Dr Kurt O. R a b 1, hoofd van de afdeeling wetgeving van het commissa riaat-generaal voor bestuur en justitie, voor de vooraanstaande ambtenaren van I staat en overheidsorganen, burgemees ters, hoogleeraren in het publieke recht en andere personen uit kringen van het 1 openbare en het economische leven le- zingen houden over „Grondbeginselen i van de nieuwe Bestuursorde", in be langrijke steden der provinciën en te Amsterdam en Rotterdam. I Dr Rabl spreekt o.a. op 5 September, des namiddags te Middelburg. In het Verordeningenblad is het film wezen in ons land centraal geregeld. Artikel 1 luidt: (1) In het bezette Nederlandsche gebied mag een film slechts in het openbaar worden vertoond, wanneer deze overeenkomstig het be- l paalde bij dit besluit voor openbare ver tooning is toegelaten. (2) Iedere filmvoorstelling wordt als een openbare beschouwd, tenzij zij: I 1) in besloten kring plaats vindt en de voorstelling van een overheidsinstantie uitgaat; j 2) uitsluitend met het oog op doel- einden van zakelijken of technischen aard, welke verband houden met het j filmbedrijf, wordt gehouden en de voor stelling door geen andere personen wordt bijgewoond dan die in dit bedrijf beroeps halve werkzaam zijn; 3) plaats vindt in een huiselijken kring, bijgewoond door ten hoogste twintig personen. Artikel 2. (1) De toelating voor openbare vertooningen wordt slechts ge geven voor een film, welke 1) óf in het bezette Nederlandsche ge bied is vervaardigd, 2) óf in het gebied van het groot-Duit- sche Rijk voor vertooning is vrijgegeven. 2, De toelating wordt geweigerd, wan neer de vertooning van de film de open bare orde of veiligheid in gevaar zou kunnen brengen of zou kunnen versto ren. Bovendien wordt de toelating ge weigerd voor een film, welke in het be zette Nederlandsche gebied is vervaar digd en in het gebied van het groot- Duitsche Rijk nog niet voor vertooning Is vrijgegeven, wanneer deze film niet voldoet aan de eischen van het staats bestuur en de volksopvoeding van den nieuwen tijd. Artikel 4. Personen beneden den leeftijd van achttien jaar hebben geen toegang tot voorstellingen, waar toege laten films in het openbaar worden ver toond, dan indien en voor zoover de voorzitter der rijksfilmkeuring dit bij de toelating heeft bepaald. Op duidelijk waarneembare wijze moet aan den ingang van de plaats, waar. de voorstelling wordt gegeven, vermeld wor den voor welke personen, naar onder scheiding van leeftijd, de filmvertooning toegankelijk is, alsmede in voorkomend geval, in hoeverre een beperkende bepa ling aan de toelating is verbonden, Artikel 5. De secretaris-generaal van het departement van volksvoorlich ting en kunsten benoemt, schorst en ont slaat den voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de rijks- filmkeuring. Behalve de leden, benoemd door dezen zegd, ballen ziin vuisten zich. Drie, vier stappen treedt hij naar voren, in de richting van de ministers en zijn stem gaat over in een schreeuwtoon, als hij buldert: „De staatsinrichting van Frank rijk is een maskerade, anders niet. Voor dezen tijd niet meer passend. Mijne heeren, wendt den blik naar waar ge wilt in Europa, waar vindt ge dergelijke toe standen? Wat kent Frankrijk thans? Vermolmde menschen, vermolmde toe standen, vermolmde instellingen. Be denkt, mijne heeren ministers, wat er wel eens zou kunnen gebeuren in de provincies. Blijkbaar kent men te Parijs de stem ming in de provincies niet." Met verhitte hoofden verlaten velen de eerste zitting van de Notabelenverga dering, welke de volgende dagen zal worden voortgezet. Hugenoten, maar ook gematigde roomsch-katholieken drukken de handen van De Coligny en wenschen hem geluk met zijn moedig optreden, dat de ban gebroken heeft. Enkele vertrouwde vrienden vergezel len den Admiraal naar diens woning. „Zijne Majesteit heeft de smeekschrif ten slechts in overweging genomen", zegt hij, als de vrienden enthousiast spreken. „Hij moet ervan doordrongen worden, dat de oppositie alleen tegen de ministers is gericht, niet tegen den IN EEN WEEK ALLEEN REEDS 33X00 FIETSEN IN EXTRA Rl JWI ELWA^GONS. Het drukste vacantieverkeer is lang zamerhand weer achter den rug. In ver schillende deelen van het land was het stil, in andere heel druk. Hier en daar kon men zelfs record-bezoeken boeken. De spoorwegen stonden voor een moei lijke taak, dit vervoer practisch geheel voor haar rekening te nemen en ondanks het beperkte materieel en andere moei lijkheden, die zich in dezen tijd voordoen, hebben zij zich daar wonderwel doorheen geslagen. De stations en treinen waren vaak overvol, doch vooral dank zij de groote krachtsinspanning van het ge heele personeel, konden groote vertra gingen als regel worden voorkomen en kon het geheele verkeer vrfl regelmatig worden verwerkt. Doch. er waren niet alleen veel men schen. 'n Ongekend aantal fietsen moesten de Spoorwegen, ondanks 't bijzonder druk ke reizigersverkeer, zien te verwerken. Wij hebben eens bij de Spoorwegen ge ïnformeerd naar den omvang van het rijwielvervoer en naar de wijze, waarop men zich daar doorheen geslagen heeft. Er zijn enorme hoeveelheden rijwielen ter verzending aangeboden. Vóór den oorlog vervoerden de Spoor wegen op het station Utrecht in den drukken vacantietijd gemiddeld ongeveer 2000 fietsen per dag, dat wil zeggen, fietsen, die van Utrecht uit verzonden werden en die op „doorreis" in de Dom stad moesten worden overgeladen. Men heeft dit jaar dagen gehad van bijna vierduizend fietsen. Ook de toeneming in Amsterdam heeft behoorlijke afmetingen aangenomen. Daar hadden wij voor den oorlog in het vacantieseizoen dagen van 3500 rijwie len, terwijl wij dit jaar dagen hebben gekend, waarop niet minder dan v ij f - duizend fietsen moesten worden ver voerd. De Veluwe en de Achterhoek wa ren dit jaar bijzonder in zwang. Althans wat de fietsen betreft was Limburg ditmaal, in tegenstelling met andere jaren, weinig in trek. Het behoeft geen betoog, dat een ver voer van vier en vijfduizend rijwielen van één stad uit per dag groote eischen aan de Spoorwegen heeft gesteld. Eéner- zijds werden de bestaande treinen met vele extra wagens uitgebreid en aan den anderen kant heeft men talrijke speciale rjjwieltreinen ingelegd. Daar waren er bij van twintig wagens. Als men dan nagaat, dat er in eiken wagen 60 rijwie len konden worden geplaatst, dan ver voerde elke trein een 1200 rijwielen naar de plaats van hun bestemming. Er zijn weken bij geweest, dat er meer dan 300 extra rijwielwagens achter nor male personentreinen werden gekoppeld, terwijl er dan tegelijkertijd nog speciale treinen liepen met een totaal van bijna 250 wagens, zoodat er in die week 550 extra wagens hadden gsloopen. Hieruit blijkt, dat er in die eene week er gaan 60 rijwielen in een wagen I een 33.000 fietsen aan de zorgen van de j spoorwegen waren toevertrouwd. Veel van dit vervoer vindt ook des nachts I plaats. Hierin zqn dan nog niet begre pen het ook respectabel aantal fietsen, dat in de normale rijwielwagens is ver voerd. En tenslotte nog een vraag over de „identiteitsbewijzen". Men weet, dat de spoorwegen het ad vies gegeven hebben om in het zadel- tasehje van de fiets een briefje aan te brengen met den naam en het adres van den eigenaar, of anders een stevige la bel met naam en adres aan het stuur. Men deelde ons mede, dat reeds op ruime schaal aan dit advies van de spoorwegen gevolg is gegeven, doch nog steeds niet in voldoende mate. Er zijn ook in de afgeloopen maanden nog eenige tientallen fietsen op de afdeeling gevon den voorwerpen terecht gekomen. Was de fiets van naam en adres van den eige naar voorzien geweest, dan zou zij bin ning 24 uur op de plaats van bestem ming zijn aangekomen. secretaris-generaal wordt één lid van de rijksfilmkeuring benoemd, geschorst en ontslagen door den secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken. Artikel 10 bevat een wijziging van de Bioscoopwet volgens de bepalingen van het nieuwe filmbesluit. Hierin wordt nog eens bepaald, dat de Centrale Commissie voor de Filmkeuring is gewijzigd in de Rijksfilmkeuring en dat de plaatselijke commissies van toezicht, welker leden door de burgemeesters worden benoemd, zjjn vervallen. Voorts zijn vervallen de werkzaamheden van de vereenigingen van toezicht op de zedelijke en maat schappelijke gevaren van de bioscoop. Het geheele filmwezen is thans centraal geregeld. De secretaris-generaal van het depar tement van Sociale Zaksnl heeft op grond van de lloonherVormingsverortiening van dlenl Rijkscommissaris een dërde uitvoe ringsbesluit uitgevaardigd, dat ten doel heeft het aanbieden van z.g. „lokloonerf' tegen te gaanu Krachtens dit besluit mogen bij in dienstneming van arbeiders, zonder de goedkeuring van het college van Rijks- bemiddelaars, door den werkgever geen gunstiger loon- en arbeidsvoorwaarden worden overeengekomen, dan die, welke gelden ten aanzien van overeenkomstige bij hem in dienst zijnde arbeiders, of indien hij zoodanige arbeiders niet in zijn dienst heeft, noch pleegt te hebben ten aanzien van overeenkomstige arbei ders in den betrokken bedrijfstak. Iedere handeling, die ten doel heeft arbeiders, die de dienstbetrekking, waar in zij werkzaam zijn, niet hebben opge zegd, door het aanbieden van een hoo- ger loon of andere gunstiger arbeids voorwaarden uit die dienstbetrekking weg te lokken, is verboden. Koning. Wanneer de gelegenheid een dezer dagen komt, wil ik daarop nog eens wijzen." Die gelegenheid komt er, enkele dagen later. Het wordt de meest bewogen zit ting dezer notabelenvergadering. Het gaat er heel veel op lijken, dat de oppositie zal zegevieren, hoewel de aan hang der De Guises niet gering is. Weer neemt De Coligny het woord, op nieuw de belangen der Hogenoten beplei tend. „Het was mijn bedoeling", zoo deelt hij mede, „de smeekschriften van hand- teekeningen te doen voorzien, maar de tijd was er te kort voor. Echter durf ik wel beweren, dat alleen in Normandië vijftig duizend handteekeningen van vol wassenen te .verkrijgen zijn. Heeft dat de regeering niets te zeggen? Rust kan pas wederkeeren en een bloeiend Frankrijk kunnen wij verkrijgen, wanneer de ver volgingen tegen de ketters ophouden. Er dient'kerkhervorming te-komen, die door een concilie wordt voorbereid. Ik klaag de regeering aan, dat zij de politieke ver houdingen vertroebeld heeft. Zijne Ma jesteit de Koning staat er buiten. Het is onjuist en verkeerd onzen jongen Ko ning op té voeden in wantrouwen jegens zijn volk. Dat volk is loyaal en heeft het huis van Valois hartelijk lief. De haat van het volk geldt niet den Koning, maar De werkgever, die met deze voorschrif ten in strijd handelt, is strafbaar. Het feit wordt beschouwd als overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden óf geldboete van ten hoogste f 3000. WINTERHULP NEDERLAND EN DE GEMEENTEN. De secretaris-generaal van het de partement van binnenlandsche zaken heeft aan de colleges van Gedep. Staten geschreven: Het inzetten van betaalde arbeids krachten ten behoeve van het winter hulp-werk dient tot het volstrekt nood zakelijke te worden beperkt. Het is de uitdrukkelijke bedoeling, dat W.-H. niet wordt een officeele ambtelijke instantie, doch een door het geheele volk gedragen organisatie op sociaal gebied. In zeer veel gemeenten is dienovereen komstig gehandeld en zijn geen of zeer weinig kosten ten laste der gemeente ge komen. In andere gemeenten echter zjjn min of meer belangrijke kosten gemaakt. Intusschen was het niet altijd mogelijk om aanstonds het werk geheel met vrij willigers tot een goed einde te brengen. De secretaris-generaal zal er dan ook geen bezwaar tegen maken, indien de ge maakte kosten, zoo deze binnen redelijke grenzen zijn gebleven, voor rekening der gemeente worden genomen, voorzoover het de van het rijk financieel afhanke lijke gemeenten betreft, terwijl aan Ged. Staten is gevraagd eenzelfde standpunt in te nemen ten aanzien van de andere gemeenten. Nadrukkelijk wordt er op gewezen, dat de hierbedoelde uitgaven alleen zullen kunnen worden goedgevonden wat het afgeloopen seizoen betreft en dat voor het nieuwe seizoen deze uitgaven op de gemeente- begrootingen niet meer zullen mogen voorkomen. Verder is het oordeel van den secre taris-generaal gevraagd naar de toelaat baarheid van algemeene giften, welke1 'n enkele gemeente aan de stichting Win de ministers. En Het is hem niet mogelijk, verder te spreken. Tumult ontstaat. Hertog Frans de Guise, wit van woede, springt op en trekt den degen uit de scheede. De Co ligny, voor geen klein geruchtje ver vaard, doet hetzelfde. De twee jeugd vrienden raken slaags. Het staal klet tert. Maar te midden eener onbeschrijfe lijke verwarring gelukt het enkelen de twee strijders te scheiden. In diezelfde verwarring gaat de zitting uiteen. Hoogst opgewonden bezweert Frans de Guise den Koning, een eind te maken aan de Notabelenvergadering, die tot niets goeds leiden kan. Maar als de vorst zijn moeder raadpleegt, adviseert deze, door te gaan, en zoo noodig de oppositie haar zin te geven. Zij verkneutert zich in de vernedering der De Guises. „Met zijn onbesuisd optreden heeft de hertog het niet beter gemaakt", zegt zij. „Geloof gerust, dat daardoor het aantal zijner medestanders verminderd is". Haar scherp doorzicht faalt niet. Wan neer nog enkele, vrij wat rustiger zittin gen gehouden zijn, blijkt duidelijk, dat een groote meerderheid aan de zijde der opposanten staat, welke opposanten, wat niemand heeft verwacht, feitelijk ver persoonlijkt worden in den Admiraal De Coligny. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1941 | | pagina 5