B
ft.
2, p
'i i
l8
ta p 'a
3
3
03
I >3 s
8-g-Bi
B-S
-S
fg
?s°
PI s<
1 lï
i s
P"P
6. 5—23
7. 23—18
8. 18—36
9. 3&—18
24—29
6—11
11—17
16—21
Voor de Jeugd.
Willi en de vier neefjes
Zaterdag 16 Augustus 1941
Voor den Zondag
Kinderen in den Bijbel.
IZE
OW
>1 Cs-
Sp
(D OI
P
s
3- 2
s P
CO O"
O
2
P 3
r> O»
en o Li*0
H°OlP
H' O y
gS0Q
n> 2-
2.
%traO
2.^®
FvS-ï
<B
I
10
H ffl
SP
en co
o P P
f§
3 <!ctr
O 3- M
O CD
>1
bO
Pi b b
o o o
I?
ïd<
gj
o
f *s
P Pi
B S'g
£-22°
P|§
P
f-'fi 2
O r+
öTTF
OHJW OI
s j» g
o| o
slS
2
I i^S
o o
hQ?
cn co
SM
o®£
If»-
hwH,
w®
Wl V*
sB O
t>® P
5 rt"
r*
£"12. o
o
p<gi>
►3 8"!
2.2 S
9 2*®.
THST
p
ioS"®
02
P c_j.
HP
2. P
P crjq
3 2 o.
a.p
enen
g COP
P OW
<1
3 3
o
P CD
3>ö
-
2 i-i o
'3 g-
(D O
r* 8
h$
OJ 3
ÖP
O
O
u 6 x y
onfr u
g
i-S g"!
P H i
O.^OQ i
00
®f-g| o
§2 o| o
E 00 K' O
B k> SS 2.
en 2 S-
gol-Sl
w? ai9'
to
CO O
bS
o P
CTQ
QP
M
p oo
£3"
p
8
0
i.
p
H-1
01
co O
I^B
W I
CD
O P P-
rt- (35 O"
P u_i P CfQ
CD frp w
a> °crq
a> rTT
trO*
ff 3
3 S Ö- X
7^ p-'ti
■ï^ë-OQ
n-P
<o£®
o P* o o
2 Si
^4
w P
Q E'JS w
w P eS. r+-
«s i i i
O CD
oft*
P
«li1,
&&;s
- p"
-s
PfCD
P1 O
DO
w
p1 «ri
.Mo
PC O
015,20
Pof
l^aê-
S g"?
g
P
a-
00
ui
ta
gl
HH (D
HH
O S
p
g CD
P4 P
HH
W
3 a
O®
Sb
S S-
13.
5 2
1 CD
CO
w°
O
CD CD
P-S
•o
CD
05 C
WTO
W p-
O®
P O
o.B
S ww v
B 2g W to
5 S MZ!§
B B ?CD
o°?Q"
La o a 2
it p s pi 3
.Ois^wgo^o
.^2cs3®& oS'
®I"l^®|obg
o-0Löi5ra,Pi°o
,3w® ^BffoOW
m fr^nT-rD hj 8 h?
r<'
EP
C
(A
a
<o
a
CD
-
2
f? 5
2 P a
3, B
01 Pm 85
CD.
O
<D
0$
W"Wi
O 5-e ff
fro* •j-' <-t-
S o g-3 p
g O <f P
gS Ig-g^ag
w^t-^aw 0 ..paaP
P« q-
CD
^L, c-t-
CD
B Bi
CD CD
RP S"
B-gl^
3 ff S
CD CD P O
g-^5 g ög
w e n
o SS 3 o o"
r® P S1??
g
p
o S tT
p p-S® gem
p a p p
f?> h> a
g* 2 g
r-h O CD 3. S
Q 3 O S S
a cd o
s
p-
00 CP N
H ba. O
crq
ë1 CS
5 1 CD
Qa
gS
3)2
o|
(V
m
®i-ë
N
CD 03
O
B *0
P
ii. P
2 S
*1 P
iT
CD
P O
XS
2T 5
S
g ®S
3§ög
p
J&
a S-
c-TS
p 2
pp®
p&j
p a®
10. 38—32
11- 18X40 wint.
3
4. 15—10
5. 105 wint.
het sterkst
29—33
B 23—28
19—23 of 24
Goede oplossingen van probleem 4 ont
vangen van: J. Strooband en W. Boogaard,
Middelburg; A. Beukema, Nieuwdorp; M. J.
v. d. Weele en D. v. d. Kreeke, Goes.
Oplossing van het raadsel van de vorige
week.
vlam
11
i
p a 11 m
a 1J|!1! e
m
m
iü
a MM. i
a MM e
m
m
e
r MM, s
gril
11
0
kast
HP iü JU
e
r
g
MMXM
e n k e
1
m
a
P P 0 1
ill ill Pil 81
k
a
s
1IS 81 lil Bf
s a r a
Ui
r
H
smal
sjjjjjfje
a
t
i
u
m««o
a MM o
roer
Hi
s
m
laan
Derde vacantieraadsel
m 1 lliii
2
llll 3 H
5 m
6
m 7
n8 9® mm n
inais'laie wfim
18| 1 1
HM i i
lipoi
n
21] mi n
!SIIÜ|22| 1 |23| I |24||§||§|
1§|25| Hl 1|26| |27|fg
28| ü|29|
lü|30|.
111§Ü
mm
Van links naar rechts:
4 verdwenen.
6. hemellichaam.
7. kijken we in Artis graag naar.
8. lichaamsdeel.
10. dwaas.
11. vlugger dan wandelen.
15. naamlooze vennootschap.
16. lezer.
18. aardappelsóort.
19. zware trekdieren.
20. dierentaal.
21. achteraan.
22. gevaarlijke berg.
25. verstandig.
26. rivier.
28. opschepperij.
29. gewicht.
30. hoofddeksel.
Van boven naar beneden:
1. bevestiging.
2. deel van een maaltijd.
3. bolwerk.
5. kreet.
7. gebruikt de hengelaar.
9. naam van Pilatus.
10. dicht opeen gepakt.
12. langwerpig rond.
13. meisjesnaam.
14. bewoner van een Noordelijk land.
17. vrucht.
22. getal.
23. goede gelegenheid.
24. lichaamsdeel.
25. straat of laan.
27. voertuig.
14) o—
En dan ineens is daar tante's stem„Jon
gens, dooreten!"
De wijzers van de klok wachten niet en
straks is het kerktijd en dan zijn de boter
hammen nog niet op.
Maar Willi kan niet eten.
Het is net of ze opeens niet meer kan
slikken en telkens weer moet ze iets anders
vragen.
„Hoe heeten de broertjes?"
Ja, dat weet tante ook niet. Het staat
er niet bij, maar morgen zal er wel een
brief van Pappie komen.
Morgendenkt Willi, en Pa
En dannu zijn ze allemaal thuis, Pa
en Moe ende twee broertj.es. En zij
alleen is hier.
Zal ze vragen of ze nu ook naar huis
mag?
Heel zachtjes doet ze het.
„Tante, mag ik morgen weer naar huis?
Naar Pa en Moe en de twee broertjes
„Wou je graag?" vraagt tante. „Maar dat
kan nog niet Willi, dat is heusch nog te
druk voor Moe. En de broertjes zijn nog
zoo heel klein. Je kunt er nu nog niet mee
spelen hoor. Ze liggen nu nog heel den dag
in hun wiegje te slapen."
Tante ziet wel, dat het een erge teleur
stelling voor Willi is, want o, ze verlangt
er zoo naar om de twee broertjes te zien.
„Weet je wat je wel mag doen," zegt
Tante dan. „Je moet vanmiddag een brief
aan Mammie schrijven en haar vertellen dat
je zoo blij bent met de broertjes."
Ja, dat wil Willi wel graag doen.
Het heeft niets geholpen of Tante al tel
kens zei: „dooreten Willi." Ze heeft nog
maar één boterham op als de anderen alle
maal al klaar zijn.
Maar vandaag, omdat het zoo'n groote
feestdag is voor Willi, zal Tante het maar
door de vingers zien.
„Stil jongens, we gaan danken."
Even kijkt Oom de kring rond of ze eer
biedig zitten en dan, o, dat is fijn, dan dankt
Oom den Heere ook voor de twee broertjes
die Willi heeft gekregen.
Als ze naar de kerk gaan, loopt Willi
naast Tante en telkens weer moet Tante
nog iets van de broertjees vertellen.
Tante weet het best hoe zulke kleine
kindertjes er uit zien.
En als ze andere menschen tegenkomen,
ja dan is het Willi net of iedereen het
kan zien dat zij twee broertjes heeft ge
kregen.
's Avonds, als Willi haar gebedje opzegt,
vraagt ze als altijd aan den Heere of Hij
Mammie weer gauw beter wil maken.
Maar vandaag is er nog iets.
Heel even wacht ze en dan zegt ze: „Lie
ve Heer, ik dank U ook voor de twee broer
tjes."
Willi vergeet dezen avond om nog eens
naar de neefjes te roepen. Er is nu zooveel
prettigs om aan te denken.
Wel kijkt ze weer naar de plaat van den
Goeden Herder. En dan schiet haar iets
moois te binnen. Nee, daar heeft ze nog niet
aan gedacht, maar die twee broertjes, dat
zijn nu ook schaapjes van den Goeden Her
der.
Moehelp!"
Willi klotst vroolijk op haar kleurige
klompjes over het gele klinkerstraatje, ach
ter den bal aan dien Hansje naar haar toe
gooit.
„Daar gaat ie!" juicht Hansje van den
eenen kant.
„Ja, ja." Willi doet haar best, want
als ze den bal niet tegenhoudt, rolt hij door,
misschien wel tot in de donkere poort.
Daar heb je het al, hij glipt net langs
haar heen.
Willi holt er achteraan, en precies vóór de
poort heeft ze hem.
„Niet te hard gooien Hansje!"
Maar Hans vindt het juist leuk om hard
te gooien, want als hij zacht gooit, houdt
Willi den bal zeker tegen.
Een poosje gaat het goed.
lederen keer houdt Willi den bal.
Een keer komt hij vooraan in de poort,
maar dat is zoo erg niet.
Totja, dan gooit Hansje den bal
zóó hard.
Hij vliegt Willi voorbij. Als ze omkijkt
is hij al vlak bij de poort. Ja, kijk, hij rolt
er in. En ver.
„Hè, Hansje!"
Maar Willi moet hem toch gaan ha
len.
Midden in de poort is de bal blijven lig
gen, juist daar, waar het 't donkerst is.
O, wat is het er toch griezelig.
Op een holletje gaat ze.
Nu is ze al in het donkere stuk, maar, de
bal kan ze niet vinden.
En danjuist als ze den bal toch
zieteen klein eindje verderkomt
er iemand de poort in.
Een groote donkere man.
O, Willi schrikt zoo. Heel even ziet ze
hem.
Gauw de bal pakken en dan terug.
Nog een stapje moet ze verder.
De stappen van den man klinken al in de
poort.
O, hij is zoo bij haar. Het is net of hij
haar zoo beet zal pakken. Willi bukt
zichgrijpt naar den balmis.
Nee, ze durft niet meer. De beenen van
den man ziet ze vlak bij zich.
Ze gaat terug. Ze vliegt. O, daar strui
kelt ze over haar klomp. Ze valt voorover.
Meteen zijn er twee armen om haar heen
die haar optillen in de donkere poort.
Willi gilt het uit. „Mammie, help!"
Ze schopt en trapt, dat haar klompen uit
vliegen. Ze slaat met haar armen.
Maarwat is dat nu?
Die donkere man zegt met een zachte
stem. „Kindje, ben je zoo geschrokken?"
En die stemWilli hoort het heel dui
delijk, dat isPappie's stem.
O'"
Willi snikt het uit nog van den schrik,
maar ze lacht meteen alweer omdat het
Pappie maar is.
Pa, die haar een kus geeft, en zij dacht
nog wel dat het een booze man was.
Nu draagt Pa Willi verder de poort door,
maar dat wil ze niet.
Ze moet de bal nog hebben en de klom
pen.
Daar staat ze. Op haar sokjes.
„Maar Willi!" Pa schatert het opeens uit.
„Wat is er?" vraagt Willi beduusd; ze
begrijpt niet waarom Pa nu zoo lachen
moet.
„Die klompen", lacht Pa en dan plaagt
hij: „Je kunt er nog niet eens goed op
loopen."
En nu wordt de bal tóch nog vergeten.
Dat komt, doordat Willi ineens aan de twee
broertjes moet denken.
„Pa," vraagt ze gauw, waar zijn de twee
broertjes
„De twee broertjes? Wel, die zijn thuis."
Én dan tilt Pa haar toch weer op en dan
krijgt ze nog een kus en in haar oor fluis
tert Pa: „Het zijn zulke snoezige kereltjes".
Wat is dat een feest als Pa eindelijk rus
tig in de kamer zit en alles van de twee
broertjes kan vertellen.
„Hoe groot zijn de vingertjes?" Willi
moet het precies weten.
„En de neusjes? En wat voor kleur haar
hebben ze? Zijn de oogjes bruin of blauw?"
Willi bomt niet uitgevraagd en gelukkig,
Pa weet alles.
O ja, hoe ze heeten, dat zou ze nog haast
vergeten.
„Hoe ze heeten"
Nu kijkt Pa naar Hansje, die met een
pruillip, omdat hij geen twee broertjes ge
kregen heeft, bij Moeder staat.
„Het oudste jongetje heet Jaap".
„0 wat leuk!" roept Willi. „Net als Jaap
dus". Dat zal ze hem straks gauw vertellen.
„En het kleinste jongetjenu wacht
Pa even.
„Het kleinste jongetje heetHans!"
„Oooh!" Hansje vergeet zijn pruillip je,
zóó trotsch is hij er op, dat het kleinste
broertje net zoo heet als hij zelf.
Wat vindt Willi het nu jammer, dat ze
geen poppen bij zich heeft.
Als ze nu met de poppen kon spelen dan
konden die immers mooi de twee broertjes
zijn.
(Wordt vervolgd.)
ONZE VREDE.
Want Hij is onze vrede.
Spr. 2:14a.
Het Evangelie spreekt van vrede. Ook op
aarde. Niet wordt de vrede daar beperkt
tot een tractaat of de liquidatie van den
oorlog. Evenmin is hij vrucht van mensche-
lijk pogen, om in deze zondige wereld een
toestand van evenwicht onder de volkeren
te verkrijgen.
Neen, hij is uit God. Dit beteekent niet
een versmalling van bases. Integendeel,
daar God in genade nog gedachten des vre-
des gekoesterd heeft, kan hij doordringen
in huis en hart, gezin en maatschappij,
staats- en volkerenleven. Deze vrede blijft
niet bepaald tot den enkelen mensch of zelfs
de menschheid, maar strekt zich uit tot
heel de schepping, opdat alles zou samen-
stemmen tot het lied der aanbidding.
Zijn gebied is onbegrensd. Geen volk
wordt buitengesloten. Paulus spreekt van
het verbreken van den middelmuur des af-
scheidsels. Verzoening is mogelijk gewor
den tusschen God en mensch, Jood en Hei
den en de verhoudingen van den enkelen
mensch.
Ook kan hij, daar zijn grond ligt in God,
niet buiten het zieleleven omgaan. Naast
zijn ruimte-werking, wijst dit heen weer
naar zijn diepte. De vrede Gods wordt niet
maar opgelegd. Hij gaat niet om buiten den
mensch, met zijn zielenood en eeuwigheids
behoeften. Daarom vermag hij juist men
schen onderling te verbinden en een leven
de gemeenschap tot stand te brengen tus
schen God en mensch.
De miskenning van dezen hechten en die
pen vrede is oorzaak van den voortduren-
den strijd op aarde en signaleert het ijdele
geroep om vrede.
In Christus heeft God den vrede geopen
baard.
Het Evangelie schenkt ons het heil in
een persoon. Zoo krijgen we houvast, wordt
het levend en kan het zich ontplooien naar
allen kant.
Altijd weer trachten wij het onpersoon
lijk te maken, door beschouwingen er voor
in de plaats te stellen. Wie den levenden
Heer kent, voelt dit als een verarming.
Geen leer over Hem, geen richting, geen
kerk, geen held, geen genie kan Hem ver
vangen. Hij is onze vrede door Zijn geheel
eenigen persoon.
Hij gaf zich in den dood des kruises. Niet
enkel uit barmhartigheid. Oók omdat Hij
Zich boog voor het récht Gods. Voor het
kwaad moest worden geboet. Maar dat is
Zijn genade, dat Hij het kwade heeft over
wonnen door het goede. Hij heeft de zonde
op Zich genomen en zóó het Koninkrijk
Gods er voor in de plaats gesteld.
Komende, heeft Hij door het Evangelie
niet alleen vrede verkondigd (vers 5), maar
ook de daad bij het woord gevoegd. Daar
Hij de vijandschap in Zijn vleeseh heeft te
niet gedaan, heeft Hij ook vrede gemaakt
(vers 15). Ja meer; Hij i s onze vrede, waar
alles in Hem overeenstemt, getuigen en
leven, beloften en werkelijkheid. In Hem is
alles harmonisch. Hij doet, wat Hij zegt.
Hij is, wat Hij voorgeeft.
Daarom staat het er zoo absoluut. Om
dat Hij de Vrede is, kan er zonder Hem
geen vrede worden verwacht.
Onze vrede is Hij. Hieruit spreekt ook
nog het persoonlijke en het gemeenschap
pelijke.
Geen belijdenis zonder persoonlijken toon.
Anders wordt ze tot fraze. Zonder ziele-
strijd ook geen vrede. Eerst wie overtuigd
is van den onvrede in eigen hart en zich
daarom niet verwondert over den nood der
wereld, kan bij Christus terecht. Hij voelt
de kracht van Zijn vrede en den zegen der
vergeving.
Maar dan kan men ook bij zichzelf niet
blijven staan. Er zijn anderen, die dien vre
de nog niet kennen. Zij moeten ook worden
toegebracht. God wil ons daartoe gebrui
ken. En is er hoogere blijdschap, dan ande
ren in dien vrede te doen deelen?
Het is de roeping der kerk, met apostoli
sche passie dit getuigenis uit te dragen.
Nu, meer dan ooit. Het besef van tekort
aan eenheid, waarheid en ook waarachtig
heid in het verleden, binde de Christ-geloo-
vigen meer te saam, opdat de wereld hun
keren moge naar het geheim van onzen
vrede.
Goes.
A- W. M. O.
De Heere regeert. Hij wil ons leeren,
dat we alle dingen Hem in handen
niet alleen mogen, maar ook kunnen
geven. Op de raadsels van het wereld
gebeuren en van ons leven weet Hij het
antwoord. Hij, die het grootste raadsel
heeft opgelost. Als we dit ons door Hem
laten leeren, dan komt er rust in ons
leven.
De Bijbel is een Boek, dat in de eerste
plaats Gods heilsplan en verlossingswerk
met de menschheid beschrijft. Het doet dit
op onderscheiden wijzen, historisch ia de
geschiedboeken, poëtisch in dichtwerken
als de Psalmen, profetisch in de profetieën
en de Openbaring van Johannes.
Naast de zuiver godsdienstige beteeke-
nis, die de wezenlijke beteekenis is, kan het
Boek ook nog op andere wijze gelezen wor
den. We kunnen uit verschillende Bijbelge
deelten een levensleer, een ethiek opbou
wen. Voorts kunnen we de Bijbel genieten
als Boek van schoonheid. Verder staat het
vol wijze psychologische gegevens. We kun
nen er allerlei mensehentypen uit leeren
kennen.
Wanneer wij den Bijbel ook van dezen tij-
delijken, aardschen, menschelijken kant be
leven, moeten we echter steeds de hoofdbe-
teekenis voor oogen houden. De Bijbel is
Gods Woord, het getuigt van Zijn daden,
van Zijn bedoeling. Wanneer wij psychologi
sche gegevens aan den Bijbel ontleenen, dan
doen wij eigenlijk iets, dat zeer gevaarlijk is.
Er is n.l. een groot gevaar, dat wij de Bij-
belsche stof te veel vermenschelijken, al
thans het gebeuren in de levens der men
schen te zeer gaan verklaren op erfelijk
heids- en karakterkundige gronden. De Bij
bel is het Boek van het Wonder Gods, dat
cit tijdelijke doorbreekt en alles wat er van
en over menschen in staat, dient het eene
doel: te laten zien hoe God anders werkt
dan wij menschen, hoe al onze menschelijke
verklaringen door Zijn anderen en Godde-
lijken voor ons vaak onbegrijpelijken wil
worden doorbroken.
Telkens wanneer wij met een karakter in
den Bijbel te maken hebben, als b.v. met Ne-
hemia of met Petrus, dan is de Bijbel het
Boek dat ons leert, hoe zoo'n menschentype
door God wordt gebruikt, soms tegen zijn
eigen wil in ter verwezenlijking van Gods
plan met dien mensch zelf, ten slotte met de
wereld. Het door God tot dit doel verkoren
menschtype is de vorm, terwijl de inhoud
van God afkomstig is. D>eze vorm blijft zich
wel min of meer handhaven. Petrus en
Nehemia blijven allebei cholerici, dat merkt
men in hun optreden. Paulus is voor en na
zijn bekeering een gepassioneerde.
Wanneer wij dus maar goed vasthouden
aan de gedachte, dat de Bijbel niet in de
eerste plaats een psychologieboek is, een
boek voor practisehe menschenkunde of
zoo, dan kunnen wij er toch wel zeer veel
menschkundige dingen van leeren. Dat
geldt ook ten opzichte van de schoonheid,
wij kunnen van den Bijbel aestetisch ge
nieten. Ook kunnen wij er land- en volken
kunde uit leeren en er zijn over al deze
onderwerpen talrijke studies verschenen.
Nu is het opvallend, dat er in den Bij
bel zoo weinig verteld wordt over kinde
ren. Er komen wel kinderen in den Bijbel
voor, maar de gegevens daarover zijn
meestal in enkele zinnen weergegeven. Dit