llf|s?^l!f?lllM?^ S e. t; r m§ ??së ÜMbfeL ■nr 8S B&&§8 Voor de Jeugd. Willi en de vier neefjes Zaterdag 28 Juni 1941 55e Jaar gang No. 7 Voor den Zondag Ruitenwisscher Paedagogiek g a£®?ÊS:2aófS-S go °g? ff 6 ro" ^o ffffl ff" s p 2 Q- M»?w„S - c ff~g P cr K 2 0 r1 OS1 ff 2 to 2 1 O 2 2 »-J 3 P Oi& crq QfQ P«<i^ SB3 ff 3 B p jj 2 2 sr1 ff* - co ^t" B 3 Sn ö"£.f £z*. 5 rt> O CD a.2 Su 3 1» S* ff q <P S» TV: ,3 '"ge-? K o tff*. m« b Po „w 1 2 12. S" 05 ca H- i 3-ws. o o !L 2 ffl Q (jr P Pt* T - co to H to OT cl g ging 2 af O Dj P3 ïïtr?o^McSa''a- s 5g I'S 3 3 sS^gë-S? gaij.'SBpcaS®? r-t CD F S" c o 3 ff ff 2 i ,CfQ 00 a 3 c 2 w n> ff ft ff rt- 3 s- o tol'l P C ff §E?oo| &g£! i ~g O CO Q ^3 HJ te* CD o m r o Pgop 121.'a o p' fl> <t> P* cl £- Pj P. 2 CD tfi J*5 MS" PhO m F? 8* 5 lïi w S 5 p CD CO r+ 8 a 2 ?- ^.gBS'rt- s 2 a ft S oq P p ro 00 P i c-i- 3 S ,tM frs.o'gg B ffSPf o*W en0" **g - ff ff 00~ fa R2h» S-S-g S"wj pioenszijde laten zien en een schitterende partij gespeeld. Dhr de Jong komt geen enkelen blaam toe. Hij kan op een goed gespeelde partij terugzien, waarin hij ge slagen is, doordat zijn plannen mislukten. Wij geven den stand zoo deze ontstond na den 49sten zet. Zwart 6 schijven: 7. 13. 18. 20. 24. 25. Wit 6 schijven: 27. 32. 33. 34. 35. 48. M. F. de Jonge. 47 48 49 W. Boogaard. Het verliep als volgt: 50. 27—21 7—12 51. 32—27 2&30 52. 34X14 13—19 53. 14X23 18X38 54. 27—22 24—29 55. 22—17 29—33 56. 17X8 33—39 57. 8—3 39—44 58. 11—16 en zwart geeft op. Op den 50sten zet had zwart ook 711 kunnen spelen, wit zou daar op laten volgen 3228, dreigt met 2117 en indien zwart 1116 speelt volgt 2117. De 51ste zet van zwart verklaard vol komen, waarom hij op 50sten zet 712 speelde. Hij tracht remise te forceeren. Op 55sten zet had zwart 1218 kunnen spelen, maar aan verlies is niet te ont komen. Op 57sten zet had zwart de mogelijkheid 38—43, echter dan liet wit volgen 317 (43—49), 17X44, (49X16), 48—45 en wint. Aan ue Nichtjes en Neefjes! 's-H. Abtskerke. „Lobelia". Gezellig, dat jij ook mee gaat doen. Ja hoor, we kunnen er altijd nog nieuwelingen bij ge bruiken. Heb je veel moeite gehad met het raadsel of viel het nogal mee "Sneeuw klokje". Fijn, dat jij het zoo treft op school. Nu als je steeds je best doet, zal het altijd wel prettig zijn. Je hoeft alleen na het prijsraadsel te schrijven. Goes. „Rembrand". Ja je moest maar aan het Sas kunnen blijven slapen, want de tocht terug is altijd warm. Gaat het duiken nu al beter? Je hebt nu wel ge legenheid om te oefenen. Koudekerk e. „Benno". Nu ik kan me voorstellen, dat het je niet meeviel in de brandende zon. Het ging jou dus on geveer net als dien jongen, die de kar met hout moest rijden. Vader was zeker wel blij, dat je zoo flink opschoot? „Zwart kop". Nee, de deugd wordt niet altijd be loond. Maar dat hoeft ook niet. Je moet ook iets kunnen doen zonder belooning. Je kent het spreekwoord wel hé: De mor genstond heeft goud in den mond. Middelburg. „Goudhaan". Dat zal een prettiger vacantie worden nu je zoo lang op reis mag. Jullie moet maar mooie fietstochtefi gaan maken. „Primula". Har telijk gefeliciteerd met je verjaardag. Nu ben ik precies op tijd hé. Ja hoor, de vrien dinnen zullen het heerlijk vinden als ze een ijsje krijgen. Veel plezier hoor, met z'n allen. N. - en St. - Joosland. „Moeders hulp". Jij hebt wel wat lang op je prijsje moeten wachten, maar het boekje kon ik niet meer krijgen. Was dit ook naar je zin Je vertelt het me maar eens als je een mooie teekening klaar hebt. N i s s e. „Zusje". Fijn, dat het zoo goed gaat. Nu ik zal zien er zooveel mogelijk bij elkaar te krijgen, en het adres noteeren. Je hebt nog vergeten haar naam te schrijven. In ieder geval krijgt ze ze hoor. Van schrik heb je de raadsels vergeten. Zul je de oplossingen goed bewaren? Serooskerke. Als je weer gaat zwemmen moet je het niet meer met klee- ren aan doen. Moeder zal het ook wel pret tiger vinden als je alleen met een nat bad pak thuis komt. Ik kan begrijpen, dat je toch wel even schrok hoor. Kattend ij ke. „Dolfijn". Jij bent niet de eenige, die nieuwsgierig bent. Ja voor jou is de zomer de beste tijd, je kunt nu in je element zijn. Pas maar op, dat het schoolwerk er niet te veel bij inschiet. Of leer je je jaartallen in het water? Hier volgen de prijsraadsels. 1. Voor de grooten. Het geheel bestaat uit 48 letters. In den tijd van de Batavieren kwamen ook de 13. 5. 10. 43. 23. 34. 11. 48. in ons land. Een 36. 12. 18. 3. 37. 39. 28. 7. is een graf uit vroeger tijd. Een 27. 14. 47. 7. 37. 17. 10. is een kost baar sieraad. 15. 38. 24. 9. 29. 32. 18. is een ander woord voor leunen. Gevangenen worden in 39. 33. 2. 31. 40. 29. gesloten. 8. 46.19. is de verleden tijd van een hulp werkwoord. Een 11. 35. is een boom. In een 39. 5. 33. 10. 4. 46. 26. 21. 30. staan vruchtboomen. 39. 6. 44. 41. 20. 34. zijn heerlijke vruch tjes. 22. 42. 5. 1. 25. is een ander woord voor flink of dapper. 47. 13. 16. is een maat. 36. 5. is een uitroep. 2. Voor de kleintjes. Het geheel bestaat uit 25 letters. De 6. 21. 4. 2.12. 25. werken op het land. 23. 7. 15. 11. is een ontkenning. 8. 2. 9. 19. 13. is een kleur, die we in de natuur veel zien. 6. 24. 14. 12. 17. is een ander woord voor gebod. Wat vreemd is moet 20. 16. 22.10. 4. 25. Een 1. 3. 18. 24. 17. kan hooger komen dan wij. Met de 19. 5. wordt op het land gewerkt. Allen gegroet van TANTE DOLT .TE. 7) -o- Het konijn steekt alleen maar zijn neus in de lucht, zet z'n ooren rechtop, een beetje achterover en wipt dan weer naar een volgend blaadje, dat vast nog lekker der is. „Zoo, dat is klaar, en nu er in langoor." Gelukkig, daar is Jaap. Als het konijn nu toch nog maar niet wegloopt. Nee, Jaap heeft het al bij z'n ooren beet en Willi is toch blij als het weer veilig achter de tralie's zit. Het hok is mooi schoon geworden. Het ruikt naar zeep. En als Her dan een arm vol pasgesneden gras in de ruif legt, steekt Willi wat sprietjes tusscen de tralie's door. En dan ineens. Dan ziet ze Her zijn klompen weer en moet ze meteen weer aan die andere klom pen denken, die ze zoo graag wil koopen. „Laat mij je klompen nog eens aan?" bfdelt ze. „Nee hoor." Her heeft er geen zin meer in. Zou ze ze toch koopen? Tante zei wel dat ze het niet moet doen, maar ze heeft toch geld. Dat is nu voor jou, heeft Moeder gezegd toen ze het haar gaf. Willi moet telkens weer aan de klompjes denken, als ze met Tante gaat wandelen of met de neefjes boodschappen doen. Bijna altijd moeten ze langs het winkel tje en er staan toch zulke mooie klompjes, ook kleine die haar vast wel zullen passen. ....en de klompjes deden van lrlilr, klak, klilc- Tik, tak, tik, tik, tak, tik. Wat is dat nu? Slaperig wrijft Willi haar oogen uit Even kijkt ze rond en dan weet ze het meteen. Op het raampje vlak boven haar tikken groote regendruppels en loopen er dan in straaltjes af recht de dakgoot in. Regen! He, wat jammer. Nu kunnen ze niet in het weitje spelen, nee, regen, dat vindt Willi niet prettig. Wie, weet, misschien komt straks het zonnetje toch nog wel. Maar het zonnetje komt niet Heel den morgen blijft de regen langs de ramen stroomen. Het gele klinkerstraatje ziet er nu heele- maal niet vroolijk uit. De goudsbloemen hebben hun blaadjes dichtgevouwen en druipen van het water en het loopt in stralen van het konijnhok. Klaas moet er op een holletje naar toe om het af te dekken en te kijken of het water niet in het hok loopt. Willi wil mee, maar dat mag niet van Tante. „Je voeten zouden veel te nat worden", zegt ze. „Klaas heeft klompen aan". Zie je wel, denkt Willi, als zij nu ook maar klompen had, dan kon ze ook door het gras loopen zonder natte voeten te krij gen. Maar 's middags, na het eten, wordt de regen toch iets minder en maakt Moeder het boodschappenlijstje klaar voor de krui denier. Klaas moet de boodschapnen gaan halen in de groote hengselmand. Her gaat met hem mee en dan is Willi er dadelijk bij. „Mag ik ook mee, Tante?" Even kijkt Tante naar buiten. Ja, het kan nu wel. „Als je je cape omdoet, Willie, dan vind ik het goed." Fijn. Her heeft ook de cape al om. Hij staat met Klaas te wachten tot Willi klaar is en dan ineens holt hij weg, en neemt de groote parapluie mee, die altijd achter de trap staat. Gelukkig, het haakje onder Willi's kin zit vast. Ze holt achter Her aan en dan zingen ze samen, arm in arm onder de parapluie: Onder Moeder's parapluie, Liepen eens twee kindjes. Hanneke en Janneke, Dat waren dikke vrindjes. En de klompjes deden van klik, klak, klik. Her stampt met zijn voeten, als hij het zingt, maar nu kan Willi niet mee doen. Ze kan wel stampen, maar met schoenen, en dat hoor je niet. Ze zingt nog wel mee: En de regen deed van tik, tak, tik, Op Moeder's parapuie. Nee, zoo leuk als eerst is het niet meer. Zie je wel dat ze ook klompen moet heb ben. Her begint weer opnieuw, maar Willi zingt niet meer mee. Ze kijkt naar binnen. Hansje staat met z'n neus platgedrukt tegen het raam naar hen te kijken. Tante zit aan tafel en schrijft de bood schappen op. Dan schiet Willi vlug het portaaltje in en grist haar portemonnaie uit haar man telzak. Nu gaat ze ze koopen. In de poort is het nog donkerder dan anders, maar Willi merkt er niets van. Ze denkt alleen maar aan de klompjes. Als ze de poort uit zijn ziet ze dadelijk dat de klompen niet buiten staan. Maar nee, dat kan ook niet met de regen. Stel je voor, ze zouden allemaal nat worden. „Klaas!" Willi houdt hem bij zijn jas vast 5 fc, ÖÖSBLAD DEN HEERE TROUW BLIJVEN. en wekte allen op om naar het voornemen van hun hart, den Heere trouw te blijven. Hand. 11: 23. Wij zouden wellicht tuideia begonnen zijn. Wij zouden eerder onze vreugde geuit hebben en niet als Barnabas met een op wekking, met een vermaning begonnen zijn. Denk u maar eens indaar komt me Bar nabas namens de kerk van Jeruzalem als kerkvisitator in Antiochië. Een man geknipt voor zulk werk. Een man met vele gaven. Hij komt dan na een vrij lange reis in Antiochië aan. En wat ziet hij daar, in die voorname stad, in die derde stad van het Romeinsche rijk Daar ziet hij in de metropool van Klein Azië dat Gods Geest krachtig heeft ge werkt. In de dorre doodsbeenderen is leven gekomen Sommigen zijn geworden kinderen Gods door het geloof in den Heere Jezus Chris tus. Daartoe hebben zij, die in. Jeruzalem Stefanus gedood hebben, meegewerkt. Toen immers zijn tal van mannen en vrouwen gevlucht, ook naar Antiochië en hebben daar verhaald de blijde boodschap van het Evangelie. En toen is door middel van die menschen een jong, krachtig geloofsleven opgebloeid. Toen heeft God de Heere groote dingen gedaan in Antiochië en ziede blijde tijding van dit jonge, frissche geloofs leven is doorgedrongen naar Jerusalem. Wat een vreugde'. En daarom wil de kerk van Jeruzalem terstond het kerkverband met de kerk van Antiochië aanknoopen en zoo zenden ze Barnabas. En wat is nu het eerste wat hij zegt als hij die vergaderde gemeente ziet? Toch zeker een toespraak, waarin uit komt hoe zijn hart van vreugde klopt Toch zeker wel een vurige rede die jubelt van dankbaarheid? Die dank zegt namens de kerk van Jeruzalem? EigenaardigBarnabas begint met een vermaan, met een opwekking. Wat is dat een tegenvaller voor de geloovigen van Antiochiëten minste voor sommigen. Diegenen die dachten: wij zullen nooit meer den Heere verlaten, wij zullen trouw blij ven, wat èr ook gebeuren zal. DIE zullen wellicht wat geprikkeld zpn geweest door zulk een begin. Maar Barnabas WIST wat hp zeide. Hij zeide niet: als het nu maar echt is bp jullie. Neen, hij gaat er van uit, dat het waar is wat hun mond belijdt. Dus dat ze Gods volk zijn. Maar juist daarom, omdat ze Gods volk zpn en staan op zulk een hoog niveau als het volk des Heeren, als leden van de kerk van Christus, juist daarom komt hij met zijn vermaan. In die omgeving zal er heel wat voor noodig zpn om TROUW TE BLIJVEN. Trouw b e 1 ij d e n is niet zoo moeilijk als trouw b 1 ij v e n. Trouw belijdenis indrukwekkend, maar trouw b 1 p v e n is meer. Dat is niet maar roemen in Zijn Naam, maar het is temidden van stormen biddend de handen opheffen met deze woorden: Houd Gij mijn handen beide met kracht omvat, Wees Gij mijn vast geleide op 't smalle pad. Trouw belijden kan een moedige daad zijn op een bepaald moment. Trouw blijven is de voortgaande daad, die het heele leven omvat. Dat vraagt Barnabas in den Naam des Heeren van de Antiochiërs. Dat vraagt de Heere van ons allen. A. H. O. FLINK. „Ja, als 'tniet kan, kan het niet! Zoo hoor ik alle dagen Van flauwerds en van tragen: Maar ik ik haat dat laffe lied: En zoo mij God de kracht wil gunnen, Dan zeg ik: „wat er ook geschied' 'tMoet kunnen!" Kom! haal de handen uit den zak En steek die uit de mouwen, Gij mannen, en gij vrouwen! Plaat af van lust en van gemak: En, valt er soms wat zwaars te tillen, Denk: „willentilt het zwaarste pak, 'kWil willen!" Wat flink en eerlijk is, en goed; Hoe zwaar het ook moog' lijken, Zal licht en handig blijken, Wanneer men 't pittig wil, en doet. Hoe of 'tdan loopen mag en runnen, Zeg steeds met ernstig, vroom gemoed: „'tMoet kunnen!" J. P. HEI JE (1809—1876). (SloL) De aanvulling die het beeld van den rui tenwisscher eischt zullen we eveneens aan het verkeerswezen ontleenen. Naast ruiten- wisscherspaedagogiek is er plaats voor wegwpzer-paedagogiek. Wat is het kenmerk van den wegwijzer? Ten eerste hij staat op een tweesprong. Hp heeft alleen maar zin op die momenten waarin het gaat om het kiezen van een richting: of naar het oosten of naar het westen naar het zuiden of naar het noor den. Verder moet een wegwijzer een duide lijke taal spreken en stevig in den grond staan. Hij moet niet „door weer en weder bewogen kunnen worden". Een wegwijzer is geen Baedeker. Allerlei uitvoerigheden en bijzonderheden over den weg komen er niet op voor, slechts de richting bepalen is zpn taak. Hij wijst naar het eind van de reis. Hp zegt duidelijk waar men, een zekere rich ting inslaande, terecht komL Hij wijst den weg naar boven en den weg naar beneden. Practisch paedagogisch beteekent dit: Wanneer het kind, de jonge mensch op den tweesprong is, dan moet hp, wanneer hij zijn paedagoog als wegwpzer accepteert van hem geen al te uitvoerige berichten krijgen. Hij moet weten, welke richting naar A, welke naar B, welke ten hemel, welke ter helle voert. Dit wegwijzen kan bestaan in woord, maar bovenal moet het bestaan in de daad van den opvoeder. Hier kan het werkelijk goede voorbeeld richtinggevend zpn. Ook hier is het kenmerk van ware opvoedingskunst eenvoudigheid en duide lijkheid. Een onzeker en onduidelijk getui gen is slechts verwarrend, nog erger is het wanneer de wegwpzer zelf niet zou geloo- ven in z'n eigen uitspraken of en dat is het allerergste, als hij op een dwaalspoor zou brengen. In den Bpbel wordt dit zoo mooi uitgedrukt met deze woorden, dat wp moeten zpn „Levende brieven van Chris tus". Een heel bijzonder effect zou het maken, wanneer een wegwijzer van zijn plaats zou gaan om eens te gaan kijken hoe het nou verder met den reiziger afloopt of hij zich verder aan de richting houdt, halverwege een andere kant inslaat enz. Een wegwijzer hoort op zijn plaats te blijven, altijd het zelfde getuigenis te geven, gereed te staan voor iedere nieuwe voorbijganger. Maar verdere bemoeialachtigheid ligt niet op zijn weg. En toch hebben wij opvoeders steeds weer de neiging onze opvoedelingen achter na te hollen en te controleeren. Wij moeten steeds weer teruggebracht naar onze oor spronkelijke plaats. Wij moeten de kinde ren durven loslaten. Hiervoor is geloof noo dig .Als wij werkelijk uitzicht-verhelderend hebben gewerkt waar dat te pas kwam, en door woord en daad een duidelijke richting hebben gewezen, dan moeten wij de rest aan God durven overlaten. Steeds moet onze hulp leiden tot zelfhulp. Wij kunnen

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1941 | | pagina 7