DE ZEEUW Nederland telt 4 millioen fietsen De Nederlandsche Onie Ons Zeenwsche hoekje. bereid tot samenwerking. TWEEDE BLAD Nieuw gemeenterecht? Arnold Inglehurst De Eenheidsschool. Rechtszaken FEUILLETON Natie en vaderland. VAN ZATERDAG 5 OCTOBER 1940. Nr. 5. Het Twentsche Dagblad „Tubantia" van 23 September schrijft het volgende: Jhr van Bönninghausen wees er ons op, dat hij als nat.-soc. Burgemeester niet in conflict met den Gemeenteraad behoeft te komen, aangezien hij dit col lege niet beschouwt als een klein par lement je met bestuursbevoegdheid, maar uitsluitend als een college van advieB. De Gemeenteraad als zelfstan dig bestuurscollege acht hij uit den tijd, Dit neemt geenszins weg, dat hij alle achting heeft voor den Gemeente raad. Het is een college van achtens waardige menschen, gekozen door de ingezetenen. Gaarne wil hij met den Raad over alles in overleg treden en zijn raad en adviezen wil hij ter^ allen tijde inwinnen. Voor zijn bestuursda den moet men hem echter persoonlijk verantwoordelijk stellen. De Raad van Tubbergen en ook wij weten het dus meteen. Noch de grond wet, noch de gemeentewet in hun huidig stelsel en redactie gelden meer voor deze gemeente. De Raad die tot nu toe het hoofd der Gemeente was, is zulks vanaf 1 October 1940 niet meer. Maakte dit Col lege krachtens grondwet en wet tot nu toe verordeningen en stelde het de be grooting vast, welke ingevolge de ge meentewet door B. en W. werden uitge voerd, voortaan zal zoowel het een als het ander, door de wilsbeschikking van den nieuwen functionaires door hem en door hem alleen geschieden. Waren de burgers van Tubbergen tot nu toe gebonden door een besluit waar van de aanhef luidde: De Raad der gemeente Tubbergen; ge zien het voorstel van B. en W. dezer Gemeente: Besluit voortaan zal het zijn door besluiten met dezen aanhef: De Burgemeester der gemeente Tub bergen; gezien het advies van den Raad der Gemeente: Besluit Zoo wil het de heer van Bönninghau sen. Maar en dit is een groote maar verordeningen in dezen laatsten vorm zullen de toeziende Colleges en autoritei ten niet goedkeuren en de rechterlijke macht zal ze schouderophalend voorbij gaan. Zulks is natuurlijk ook aan den nieu wen burgemeester bekend. Hoe moet hij dan het aan zichzelf toegekend en door den ambtseed niet gedekt gezag geldend maken? Of is het wellicht de bedoeling dat hij de besluiten neemt en de Raad er z'n jasje om hangt? Wij zijn bang dat Tubbergen's vroede vaderen gedachtig aan hun ambtseed zich hiervoor niet zullen leenen. Ook be staat er nog de kans, dat de wethouders bij de uitvoering van 's Raads besluiten de hun, volgens de wet toekomende stem in het kapittel, willen hebben. Het driemanschap van de Nederland- sche Unie verklaart zich in een hoofd artikel in „De Unie" bereid tot samen werking voor een „nieuwe Europeesche ordening" mits er gewerkt wordt voor het Nederlandsche volk op Nederlandsche wijze. Het is zoo wordt betoogd thans niet de tyd hier een regeering te vor men. Toch bestaat er behoefte aan een in stantie,- die het Nederlandsche volk ver tegenwoordigt. Nu is den laatsten tyd van verschillende zijden de gedachte ge uit, dat er van de zijde der bezettings autoriteiten, een college van advies zou kunnen worden ingesteld onder leiding door E. E. GREEN. 4) o De vreemdeling keek den rijweg langs en daarop het ruiterpad, dat er met een rechten hoek op uitkwam. Rechts ervan lagen een stuk of wat huisjes te zamen met een grooter gebouw, dat een her berg had kunnen zijn, hoewel herbergen gewoonlijk langs den grooten weg lig gen; en daar achter lag de zee, die de lucht vervulde van haar onophoudelijk ruischen. „Het lijkt meer op een gehucht dan op een dorp", fluisterde hij bij zichzelf. „Ik zou niet graag verdwalen, noch voor mijzelf, noch voor mijn goeden makker. Ik ben bang, dat er vanavond iets niet in orde is bij mij. Ik moet gauw een schuilplaats zoeken, anders vind ik die heelemaal niet. God geve, dat ik niet aan den kant van den weg kom te val len en in een greppel moet liggen ster ven, zonder mijn taak volbracht te heb- van een buiten en boven de partyen staand persoon, die het vertrouwen zou dienen te genieten zoowel van de bezet tende overheid als van het Nederland sche volk. De Nederlandsche Unie verklaart, dat zjj tegenover een dergelijke ontwik keling niet bj voorbaat afwjzend zou staan, aangezien zy van meening is, dat op het oogenblik het contact tusschen het Nederlandsche volk en de Duitsche Overheid onvoldoende is. „Hieraan moet echter de absolute voorwaarde worden verbonden, dat in- tusschen de politieke wilsvorming van ons volk zich vry verder kan ontwikke len, overeenkomstig den aard en den wensch van ons volk. "Van Duitsche zijde is er herhaaldelijk op gewezen, dat door haar hierop geen invloed zou wor den uitgeoefend. Het zou een onduldba- ren toestand geven, mocht van de nieu we situatie door binnenlandsche groe peeringen gebruik worden gemaakt om die politieke vorming door onjuiste mid delen te beïnvloeden. En juist op dit laatste punt nu zijn wj niet erg gerust. Die ongerustheid geldt zoowel ten aanzien van de N.S.B. als van Nationaal Front. Ten aanzien van de N.S.B. kan het volgende worden vastgesteld: In de eerste plaats heeft de N.S.B.-pers voor De Nederlandsche Unie nog nimmer andere woorden gehad dan van hoon, laster en verdachtmaking. Dit begon al daags na de oprichting van de Unie zelf, nog vóór er van haar program ook maar één punt bekend was. Er zijn tallooze voorbeelden van aan te halen. De meest minderwaardige is zeker haar gescherm met „Churchill-Unie", om op die manier een beweging, die op Nederlandsche wijze ons. volk naar een nieuwe toekomst wil leiden, ver dacht te maken bj de bezettende over heid. Als onverdrageljk moeten wor den bestempeld de intimidatiepogingen die zijn aangewend, om ondanks de slechte vooruitzichten het Arbeidsfront toch nog een kans van slagen te geven. Naast dit optreden van officieele partij instanties staan de individueele terreur- handelingen van talrijke leden der N. S. B. die een groot gevaar inhouden voor ons volk en op den duur zullen leiden tot een desorganisatie van ons openbare leven. Tal van voorbeelden zijn ons hier van bekend. Van de twee één. Of wel dit optreden wordt gedekt door de offi cieele partyinstanties, of wel deze zyn niet in staat ze te voorkomen. Hoe het zy, het een zoowel als het andere ver- oordeelen wj' ten scherpste. Hierbij zij terloops opgemerkt, dat in gevallen als bovengenoemd ook door officieele instanties dikwyls gebrek aan ruggegraat werd getoond. Wy wenschen hier een uitdrukkelijk beroep te doen op de fierheid en het zelfbewustzijn van iederen Nederlan der. Een dergelijk terroristisch optre den wordt door geen enkele Nederland sche of Duitsche instantie gedekt en ieder-toegeven werkt de anarchie in de hand. De Nederlandsche Unie neemt te gen deze dingen op de scherpste wijze 'stelling en zal niet nalaten het hare te doen om ze in de toekomst onmogelijk te maken." Het driemanschap besluit aldus: De Nederlandsche Unie is het zij nogmaals met nadruk vastgesteld bereid met alle positieve krachten in ons volk samen te werken, mits vol daan wordt aan deze uitdrukkelijke voorwaarde: dat er gewerkt wordt voor het Nederlandsche volk op Nederland sche wyze. „Aan de woorden natie en vader land geen gebrek. Maar wat is een na tie, wat beteekent vaderland, wanneer men de banden vernietigt der eenheid van geschiedenis, godsdienst, zeden, ge woonten, beginsels, tusschen het voor geslacht en de nakomelingschap? Weinig baat het den naam van vader- landsch en nationaal te geven aan revo lutionaire beginselen, aan revolutionaire belangen, aan revolutionaire vryheden, aan revolutionairen burgerzin." (Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, 5, 226.) ben! En toch Zyn wil geschiede!" Op dat oogenblik stak het paard zjn ooren op en begon zacht te hinniken. De reiziger, die zyn oogen voor een oogenblik gesloten had van zwakheid en doodeiyke uitputting, deed ze weer open en zag een stevigen man op den dyk naar hem toekomen, tegen den koudan wind in, maar blykbaar geenszins ver vaard daardoor. „Dat is waarljk een vriend in nood", fluisterde hy by zichzelf; en toen de voetganger nog iets naderby kwam, spande hy al zyn krachten in en vroeg: „Och, kan u my ook misschien zeg gen, of ik hier dicht by een herberg ben. Mijn paard en ik zyn meer dan moe, en ik vrees, dat ik een hevige ver koudheid onder de leden heb." „U behoeft dien weg daar maar te volgen dan is u in acht minuten bij een uitstekende herberg", antwoordde de man opgewekt, terwijl hij het leidsel van hem overnam en naast het paard bleef loopen en zoodoende zelf eenige beschutting had voor den wind. „Maar of u daar vanavond een bed zal vinden is 'n andere zaakwant het is 'n drukke dag voor al de herbergen in den om trek, wegens de groote paardenmarkt te St. Andrews. Misschien willen ze het Men heeft, zegt het „Weekblad voor Overijssel", lange jaren deeenheids- school gepropageerd. Het liberalisme van de vorige eeuw zag alleen heil in „de school voor allen", de Openbare Staatsschool. Men was één in de bedoeling, om a 11 e p ositieve geloofswaarheden uit de opvoeding der kinderen op school te verbannen. Eén in het streven, om een „Christen dom boven geloofsverdeeldheid", wat Groen noemde „ongodsdienstige godsdienstigheid', de school op te leggen. Met behulp van de staatsmacht moest de School met den Bybel onder drukt worden en ons volk geleid op de paden van het humanisme. De idee van „de goede mensch" werd als grondslag gelegd voor een zedeiyko opvoeding, maar omgaande bui ten den Christus. Van die eenheidsschool heeft men zich schitterende vruchten beloofd, en voor die school heeft men alles in het werk gesteld. Totdat duidelyk gebleken is, dat ge e n eenheidsschool mogelyk is, of ooit z a 1 zyn zonder de in het volk bestaande verschillen van geloofsover tuiging geweld aan te doen. Elke schoolrichting gaat uit van de overtuiging der ouders, hetzy zy geloovige Christenen zyn of niet. Evenals de huiseiyke opvoe ding verschillend zal zyn, al naar d e innerlyke overtuiging van va der en moeder. Een eenheidsschool kan bestaan maar alleen op den grondslag van geweld. Het liberalisme heeft ondervonden, dat het geloof een grootere kracht is dan de macht van het geld. Heden ten dage steekt datzelfde libe ralisme zy het ook onder andere be namingen weer 't hoofd op. En wéér moet ons volk de eenheidsschool worden opgedrongen. Waartegen de Christenen w e e r h u n geloofsstry'd zullen moeten opne men. NIEUWE VLUCHT VAN DE BAKFIETS. De oorlog heeft een plotselinge „haus se" in rywielen tengevolge gehad, maar het verzadigingspunt schynt aldus de jongste publicatie van de Nederlandsche Verkeersfederatie nog niet te zijn be reikt en de rijwielindustrie moet alle zei len bijzetten om ook maar eenigszins aan de bestellingen te kunnen voldoen. Zoo nadert ons volk een statische posi tie, waarin men op twee Nederlanders één fiets kan rekenen, met inbegrip van kinderen beneden den schoolgaanden leeftijd, van hoogbejaarden, en van in validen. Na herstel van het vrye motorverkeer zal hierop uiteraard een terugslag vol gen, maar een plotselinge ineenstorting van ons millioenenbezit aan fietsen be hoeft niet te worden verwacht. Het nor maal te achten aantal rijwielen zal men op vier millioen kunnen schaten. Wanneer men zich aldus rekenschap geeft omtrent aantal en functie van het rywiel in Nederland, moet het stellig be vreemding wekken, wanneer men ten aanzien van dit voertuig slechts zoo wei nig talrijke en zoo ondoeltreffende voor zieningen ziet. Niet alleen bestaat er een ontstellend gebrek aan parkeergeiegen- heden voor rijwielen, doch ook is er een groot tekort aan vaste rijwielstallingen. Ook aan het rywielvervoer wordt te weinig aandacht besteed. Zou in het rywielintensieve Nederland niet een constructie uit te denken en met succes te exploiteeren zyn, in dier voege, dat een autobus normalerwijze een half dozyntje fietsen kon meenemen in een speciaal daartoe bestemde ruimte? Een aardige opgaven voor carrosseriebou wers Ook per spoor is het rywielvervoer weliswaar omvangrijk, doch onbevredi gend in de uitvoering. De inrichting der echter wel voor u schikken, als u maar geen prediker is van het Evangelie van het Koninkrijk der Hemelen!" De ruiter lag- voorover gebogen op zyn paard, biykbaar overstelpt door zwakte; maar by deze woorden kwam hy overeind en vroeg: „Wat bedoel je met die woorden?" „Net wat ik zeg. Adam Bearward zal iederen gast welkom heeten, behalve een, die komt in den Naam des Hee- ren; dien zou hy het liefst buiten slui ten. Dat zou hy niet kunnen doen; als zyn huis leeg was; maar als het vol is, en er komt een prediker zijn weg uit, dan zou hy hem liever in de sloot zien omkomen, dan een hand voor hem uit te steken, om hem te helpen." „Ik ben prediker," zei de reiziger met zwakke stem, „en ik vrees, dat ik ster ven zal, als ik vannacht geen onder dak vindt." „Neen, zoover zullen we het niet la ten komen," zei de kleine man opge wekt, „daar zal ik voor zorgen, al zou ik vannacht in de keuken moeten sla pen, om u myn bed te geven, maar ik weet beter. Hoe welkom een broeder in den Heer mij ook zijn zou, mijn huis is niet geschikt. We hebben er nauwelijks ruimte voor onszelf, en een zieke zou Het lijkt zoo eenvoudig en logisch om te zeggen: „Ziedaar 4, 5 of 6 gemeenten, die niet al te ver van elkaar gelegen zijn. We maken er één groote gemeente van. We bezuinigen zóó en zooveel op de sa larissen en vanuit Middelburg en Den Haag behoeft men voortaan maar met één gemeentebestuur in plaats van met 4, 5 of 6 van deze besturen te correspon- deeren." Maar er zit toch veel meer aan deze kwestie vast, dan men wel zoo opper vlakkig bezien, zou denken. Dit vraagstuk is er niet alleen maar een van administratieven aard. Het is, naar ik meen, Mr P. Dieleman geweest, die uitnemend historiekenner als hy is eenige jaren geleden in een rede voor een landbouworganisatie heeft be toogd, dat vele van onze polders en kleine gemeenten gegroeid zyn tot een zekere eenheid. Ieder, die in ons gewest goed bekend is, zal gemakkeiyk tal van voor beelden kunnen noemen van twee ge meenten, die aan elkaar grenzen (en dan bedoel ik niet eens stad en dorp, maar dorpen onderling), die maar enkele K.M. van elkaar verwijderd zijn en waarvan de bevolking weinig met elkaar gemeen heeft. Dat historisch gewordene spreekt in vele gevallen wel heel duidelijk. Zou men ooit een werkelijke eenheid krijgen, als men zulke gemeenten ging samen voegen? Ja, er zijn zelfs leerzame voorbeelden uit de naaste omgeving weer de deelen van een en dezelfde gemeente by tal van gelegenheden lijnrecht tegenover elkan der staan. Het gaat b.v. bij de Raadsver kiezingen steeds buurtschap A tegen buurtschap B, en in de Raadsvergaderin gen kan men verschillende Raadsleden hooren pleiten Vóór hun afdeeling, Af gunst en jaloezie zyn meermalen in het spel en al heel spoedig is men gereed om een burgemeester of gemeenteraad te verwijten, dat hij A verwaarloost en B tot zijn troetelkind maakt. Bepaald ver heffend is zulk een eenheid niet. Er zijn tusschen aangrenzende gemeen ten inderdaad soms groote verschillen wat het karakter der bevolking, de plaat selijke toestanden, godsdienst, bronnen van bestaan, zeden en gewoonten, enz. be treft, verschillen, die men misschien in Den Haag niet ziet en weet, maar die een ter plaatse ingewijde goed kent. De gehechtheid aan het historisch ge groeide kan overdreven worden ik weet het maar tegen verwaarloozing zal men toch ook terdege op zijn hoede moeten zijn. Van een kunstmatige eenheid zal men in den regel weinig plezier en veel teleurstelling beleven. Bij samenvoeging van gemeenten zal men wel zeer op zijn hoede moeten zijn tegen onbillijkheden en onrechtvaardighe den. Men moet daarbij letten op tal van omstandigheden en factoren, ook op de rechten en vrijheden van ingezetenen, die stations, bagageruimten, trappen en per rons leent zich slechts gebrekkig voor een vlotte verwerking van groote aan tallen rijwielen. Ook zijn de rijtuigen niet of nauwelijks voor rijwielvervoer be rekend. Het gevolg is, dat het vervoer in de verdrukking komt en als een sto rende factor wordt gehaat. „Maak een tevreden passagier" al dus een slogan voor „service". Doch hoe wonderlyk dat de Nederlandsche fietser, die over een tusschenliggend traject zijn rijwiel per trein wil meenemen, daar ge- woonlyk meer stof tot ergernis dan tot tevredenheid in aantreft. DE BAKFIETS. In dezelfde publicatie wordt een be schouwing gewyd aan de bakfiets, de Asschepoester van het verkeer: van het fietspad verjaagd en op den ryweg ver- wenscht. Het wantrouwen, dat de auto mobilist jegens de bakfiets koestert, moge verklaarbaar zyn, gemakkeiyk heeft de bakfietsbestuurder het aller minst. Zyn voertuig is niet zelden zwaar beladen, soms stellig te zwaar. In dat laatste schuilt tevens een ge vaar. Het is zoo verleideiyk, om de kos ten van motor en benzine te kunnen uit sparen door de werkkracht van een man of zelfs van een opgeschoten jongen. het rumoer van de kinderen nooit kun nen verdragen. Als u nog een klein half uur op uw paard kan biyven zitten, dan kan ik u in de beste handen plaatsen van heel Marshthrope. Juffrouw Schooter van de vyf Doornen is een bekwame verpleeg ster, en de molenaar, haar man, heeft een logeerkamer, waar menigmaal een reiziger wordt geherbergd, als het Old Half-way House vol is. Ik zal u er zelf heenbrengen." „Het is al te vriendeiyk van u, op zoo'n avond, als dit is". „Niets te vriendelyk. Ik win er zelf ook by. Uw paard beschut my voor den scherpen wind, en ik moet toch langs den molen. Even voorby den molen, ben ik by een zieke geroepen. „Het is wel <erg ongunstig weer van avond", zei de reiziger met zwakke stem. „O, wat dat betreft, moet ik nog wel eens door erger weer", antwoordde de kleine man op opgewekten toon. „Een methodistenprediker mag zich door niets laten weerhouden", zeg ik alty'd tegen myn vrouw, als zy mij vraagt, om toch te wachten tot het aanbreken van den dag. Als er zoo'n dringende boodschap komt, dan trek ik er direct op uit, ver in de historie gegrond zyn, ook op het recht om eigen, gemeentelijke zaken door middel van gekozen vertegenwoordigers te behartigen. Zeker, ik weet het, er wordt ook wel eens overdreven, als men zich gaat uit putten in het aantoonen van de belang rijkheid van een zekere gemeente, Het „nooit en nergens" mogen we niet uit spreken, als het gaat om samenvoeging van gemeenten. Er zijn gevallen, waarin een grenscorrectie of een fusie van ge meenten aan te bevelen is, omdat het pro veel zwaarder" weegt dan het contra. Maar dit vraagstuk te zien als alleen van administratieven aard, zie, daartegen moet ik opkomen. Bovendien, laat de practijk nu eens spreken. Hebben de kleine gemeenten zoo slecht geboerd? Het zou niet moeilijk vallen, om aan te toonen, dat over het algemeen de belastingdruk en de schul denlast in grootere gemeenten zwaarder zyn dan in de kleine, tei-wijl toch, volgens de voorstanders van samenvoeging, de post salarissen verhoudingsgewys in de kleine gemeenten veel te zwaar is. Ik ken in Zeeland wel frappante voorbeel den dienaangaande. Men versta my goed: ik wil niet bewe ren, dat men in alle groote gemeenten als men daar in Zeeland van spreken kan te royaal geleefd heeft, maar ik moet toch op de belastingen en schulden wijzen, als men altijd maar weer bij dit vraagstuk aankomt met het argument van bezuiniging. Ik ken kleine Zeeuwsche gemeenten (er zullen natuurlijk ook wel andere zyn), met een gunstige financieele posi tie, lage belastingen, behoorlijk verzorg de wegen, een vry nieuw gemeentehuis, enz., waar men altijd prijs heeft ge steld op een solied beheer, dus zoo wei nig mogelijk schuld maken. Werkelyk, men staat zwak, als men hier zou aan komen met bezuinigingsargumenten. Men vergete ook niet, dat een. afstand van 5 en meer K.M. naar het gemeente huis van een centrum-gemeente voor vele dorpsbewoners, vooral in wintertijd, een groot bezwaar is. Komt men daaraan tegemoet door hulpsecretarieën te vesti gen, dan vervalt weer een belangrijk deel van de gedachte bezuiniging. Er zitten trouwens in de vorige weken gepubliceer de bezuinigings-berekeningen verschil lende zwakke plekken. Men moest zelfs erkennen, dat men op politie, openbare werken, onderwijs, brandweer en volks gezondheid weinig kon besparen. Verschillende vraagstukken (ik noem b.v. maar brandweer, schoolartsen, bouw en woningtoezicht, gas- en waterleiding, enz.) kunnen even goed worden opgelost door samen werking dan door samen- voeging van gemeenten. Veel is in dat opzicht in Zeeland reeds bereikt en als een hooger college een iet-wat onwillig gemeentebestuur eens een duwtje in de goede richting geeft, zal dat door' ieder, die het algemeen belang in het oog heeft, worden toegejuicht. LUtJTOR. Doch de menschelijke trapkracht kent grenzen en er kunnen zich situaties voordoen brughellingen, sneeuwval, hevige tegenwind waarin dit vermo gen te kort schiet. Naarmate de bak fiets dan ook haar huidigen triomftocht voortzet, zal tevens de wenschelijkheid aandacht verdienen om, onder bevor dering van ieder redelijk gebruik, met kracht alle misbruik te weren. Politierechter te Middelburg. Zitting van Vrydag 4 October 1940. De volgende personen werden gedag vaard: A. A. B., 41 jaar, koopman te Bres- kens, wegens beleediging van H. M. Scharbeyn door op den openbaren weg ten aanhoore van het aldaar aanwezige publiek op luiden toon van hem te zeg gen dat hy een verrader was. Eisch en uitspr. f 8 b. of 4 d. C. G. de M., 24 jaar, arbeider te Dul- vendijke, wegens diefstal van een twee tal riemen. Eisch en uitspr. 25 of 15 d. M. M., 42 jaar, arbeider te Dulven- dyke, wegens diefstal van een myn-stut, trouwende, dat God my bewaren zal." „Dus is u een methodisten-prediker?" zei de vreemdeling, „en woont u hier in de buurt." „Ja, voor het oogenblik tenminste. Ik woon naast dat kleine kerkje ginds, dicht by de plek, waar u my ontmoette. Ik werk daar onder de arme visschers en anderen, die my hooren willen. Mag ik vragen, of u ook een methodist is? U zei zooeven, dat u een prediker was." „Een prediker van het evangelie, ja, dat ben ik; maar ik ben niet aangesteld door een bepaalde kerk of eenige ge meente. Ik zal een dezer dagen graag eens met u over myn zending spreken, maar ik ben er nu niet toe in staat." „Natuurlyk niet. Het is nu daarenbo ven geen weer om te praten. De wind steekt hoe langer hoe meer op. Op een anderen keer graag; en zou ik uw naam nu misschien mogen weten, opdat ik u aan juffrouw Shooter kan voorstellen?" „Myn naam is Arnold Inglehurst", antwoordde de reiziger, en daarna zei hij geen woord meer. Hy was zich nau welijks meer van iets bewust, toen zij den hoofdweg verlieten en het pad naar den molen insloegen! (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 5