DE ZEEUW
Nederland telt 4 millioen fietsen
De Nederlandsche Onie
Ons Zeenwsche hoekje.
bereid tot samenwerking.
TWEEDE BLAD
Nieuw gemeenterecht?
Arnold Inglehurst
De Eenheidsschool.
Rechtszaken
FEUILLETON
Natie en vaderland.
VAN
ZATERDAG 5 OCTOBER 1940. Nr. 5.
Het Twentsche Dagblad „Tubantia"
van 23 September schrijft het volgende:
Jhr van Bönninghausen wees er ons
op, dat hij als nat.-soc. Burgemeester
niet in conflict met den Gemeenteraad
behoeft te komen, aangezien hij dit col
lege niet beschouwt als een klein par
lement je met bestuursbevoegdheid,
maar uitsluitend als een college van
advieB. De Gemeenteraad als zelfstan
dig bestuurscollege acht hij uit den
tijd, Dit neemt geenszins weg, dat hij
alle achting heeft voor den Gemeente
raad. Het is een college van achtens
waardige menschen, gekozen door de
ingezetenen. Gaarne wil hij met den
Raad over alles in overleg treden en
zijn raad en adviezen wil hij ter^ allen
tijde inwinnen. Voor zijn bestuursda
den moet men hem echter persoonlijk
verantwoordelijk stellen.
De Raad van Tubbergen en ook wij
weten het dus meteen. Noch de grond
wet, noch de gemeentewet in hun huidig
stelsel en redactie gelden meer voor deze
gemeente. De Raad die tot nu toe het
hoofd der Gemeente was, is zulks vanaf
1 October 1940 niet meer. Maakte dit Col
lege krachtens grondwet en wet tot nu
toe verordeningen en stelde het de be
grooting vast, welke ingevolge de ge
meentewet door B. en W. werden uitge
voerd, voortaan zal zoowel het een als
het ander, door de wilsbeschikking van
den nieuwen functionaires door hem en
door hem alleen geschieden.
Waren de burgers van Tubbergen tot
nu toe gebonden door een besluit waar
van de aanhef luidde:
De Raad der gemeente Tubbergen; ge
zien het voorstel van B. en W. dezer
Gemeente: Besluit
voortaan zal het zijn door besluiten met
dezen aanhef:
De Burgemeester der gemeente Tub
bergen; gezien het advies van den Raad
der Gemeente: Besluit
Zoo wil het de heer van Bönninghau
sen.
Maar en dit is een groote maar
verordeningen in dezen laatsten vorm
zullen de toeziende Colleges en autoritei
ten niet goedkeuren en de rechterlijke
macht zal ze schouderophalend voorbij
gaan.
Zulks is natuurlijk ook aan den nieu
wen burgemeester bekend. Hoe moet hij
dan het aan zichzelf toegekend en door
den ambtseed niet gedekt gezag geldend
maken? Of is het wellicht de bedoeling
dat hij de besluiten neemt en de Raad er
z'n jasje om hangt?
Wij zijn bang dat Tubbergen's vroede
vaderen gedachtig aan hun ambtseed
zich hiervoor niet zullen leenen. Ook be
staat er nog de kans, dat de wethouders
bij de uitvoering van 's Raads besluiten
de hun, volgens de wet toekomende stem
in het kapittel, willen hebben.
Het driemanschap van de Nederland-
sche Unie verklaart zich in een hoofd
artikel in „De Unie" bereid tot samen
werking voor een „nieuwe Europeesche
ordening" mits er gewerkt wordt voor
het Nederlandsche volk
op Nederlandsche wijze.
Het is zoo wordt betoogd thans
niet de tyd hier een regeering te vor
men.
Toch bestaat er behoefte aan een in
stantie,- die het Nederlandsche volk ver
tegenwoordigt. Nu is den laatsten tyd
van verschillende zijden de gedachte ge
uit, dat er van de zijde der bezettings
autoriteiten, een college van advies zou
kunnen worden ingesteld onder leiding
door
E. E. GREEN.
4) o
De vreemdeling keek den rijweg langs
en daarop het ruiterpad, dat er met een
rechten hoek op uitkwam. Rechts ervan
lagen een stuk of wat huisjes te zamen
met een grooter gebouw, dat een her
berg had kunnen zijn, hoewel herbergen
gewoonlijk langs den grooten weg lig
gen; en daar achter lag de zee, die de
lucht vervulde van haar onophoudelijk
ruischen.
„Het lijkt meer op een gehucht dan
op een dorp", fluisterde hij bij zichzelf.
„Ik zou niet graag verdwalen, noch voor
mijzelf, noch voor mijn goeden makker.
Ik ben bang, dat er vanavond iets niet
in orde is bij mij. Ik moet gauw een
schuilplaats zoeken, anders vind ik die
heelemaal niet. God geve, dat ik niet
aan den kant van den weg kom te val
len en in een greppel moet liggen ster
ven, zonder mijn taak volbracht te heb-
van een buiten en boven de partyen
staand persoon, die het vertrouwen zou
dienen te genieten zoowel van de bezet
tende overheid als van het Nederland
sche volk.
De Nederlandsche Unie verklaart,
dat zjj tegenover een dergelijke ontwik
keling niet bj voorbaat afwjzend zou
staan, aangezien zy van meening is, dat
op het oogenblik het contact tusschen
het Nederlandsche volk en de Duitsche
Overheid onvoldoende is.
„Hieraan moet echter de absolute
voorwaarde worden verbonden, dat in-
tusschen de politieke wilsvorming van
ons volk zich vry verder kan ontwikke
len, overeenkomstig den aard en den
wensch van ons volk. "Van Duitsche
zijde is er herhaaldelijk op gewezen, dat
door haar hierop geen invloed zou wor
den uitgeoefend. Het zou een onduldba-
ren toestand geven, mocht van de nieu
we situatie door binnenlandsche groe
peeringen gebruik worden gemaakt om
die politieke vorming door onjuiste mid
delen te beïnvloeden.
En juist op dit laatste punt nu zijn
wj niet erg gerust. Die ongerustheid
geldt zoowel ten aanzien van de N.S.B.
als van Nationaal Front.
Ten aanzien van de N.S.B. kan het
volgende worden vastgesteld: In de
eerste plaats heeft de N.S.B.-pers voor
De Nederlandsche Unie nog nimmer
andere woorden gehad dan van hoon,
laster en verdachtmaking. Dit begon
al daags na de oprichting van de Unie
zelf, nog vóór er van haar program
ook maar één punt bekend was. Er zijn
tallooze voorbeelden van aan te halen.
De meest minderwaardige is zeker
haar gescherm met „Churchill-Unie",
om op die manier een beweging, die
op Nederlandsche wijze ons. volk naar
een nieuwe toekomst wil leiden, ver
dacht te maken bj de bezettende over
heid. Als onverdrageljk moeten wor
den bestempeld de intimidatiepogingen
die zijn aangewend, om ondanks de
slechte vooruitzichten het Arbeidsfront
toch nog een kans van slagen te geven.
Naast dit optreden van officieele partij
instanties staan de individueele terreur-
handelingen van talrijke leden der N. S.
B. die een groot gevaar inhouden voor
ons volk en op den duur zullen leiden
tot een desorganisatie van ons openbare
leven. Tal van voorbeelden zijn ons hier
van bekend. Van de twee één. Of wel
dit optreden wordt gedekt door de offi
cieele partyinstanties, of wel deze zyn
niet in staat ze te voorkomen. Hoe het
zy, het een zoowel als het andere ver-
oordeelen wj' ten scherpste.
Hierbij zij terloops opgemerkt, dat in
gevallen als bovengenoemd ook door
officieele instanties dikwyls gebrek aan
ruggegraat werd getoond.
Wy wenschen hier een uitdrukkelijk
beroep te doen op de fierheid en het
zelfbewustzijn van iederen Nederlan
der. Een dergelijk terroristisch optre
den wordt door geen enkele Nederland
sche of Duitsche instantie gedekt en
ieder-toegeven werkt de anarchie in de
hand. De Nederlandsche Unie neemt te
gen deze dingen op de scherpste wijze
'stelling en zal niet nalaten het hare te
doen om ze in de toekomst onmogelijk
te maken."
Het driemanschap besluit aldus:
De Nederlandsche Unie is het zij
nogmaals met nadruk vastgesteld
bereid met alle positieve krachten in
ons volk samen te werken, mits vol
daan wordt aan deze uitdrukkelijke
voorwaarde: dat er gewerkt wordt voor
het Nederlandsche volk op Nederland
sche wyze.
„Aan de woorden natie en vader
land geen gebrek. Maar wat is een na
tie, wat beteekent vaderland, wanneer
men de banden vernietigt der eenheid
van geschiedenis, godsdienst, zeden, ge
woonten, beginsels, tusschen het voor
geslacht en de nakomelingschap?
Weinig baat het den naam van vader-
landsch en nationaal te geven aan revo
lutionaire beginselen, aan revolutionaire
belangen, aan revolutionaire vryheden,
aan revolutionairen burgerzin." (Groen
van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie,
5, 226.)
ben! En toch Zyn wil geschiede!"
Op dat oogenblik stak het paard zjn
ooren op en begon zacht te hinniken.
De reiziger, die zyn oogen voor een
oogenblik gesloten had van zwakheid en
doodeiyke uitputting, deed ze weer open
en zag een stevigen man op den dyk
naar hem toekomen, tegen den koudan
wind in, maar blykbaar geenszins ver
vaard daardoor.
„Dat is waarljk een vriend in nood",
fluisterde hy by zichzelf; en toen de
voetganger nog iets naderby kwam,
spande hy al zyn krachten in en vroeg:
„Och, kan u my ook misschien zeg
gen, of ik hier dicht by een herberg
ben. Mijn paard en ik zyn meer dan
moe, en ik vrees, dat ik een hevige ver
koudheid onder de leden heb."
„U behoeft dien weg daar maar te
volgen dan is u in acht minuten bij
een uitstekende herberg", antwoordde
de man opgewekt, terwijl hij het leidsel
van hem overnam en naast het paard
bleef loopen en zoodoende zelf eenige
beschutting had voor den wind. „Maar
of u daar vanavond een bed zal vinden
is 'n andere zaakwant het is 'n drukke
dag voor al de herbergen in den om
trek, wegens de groote paardenmarkt
te St. Andrews. Misschien willen ze het
Men heeft, zegt het „Weekblad voor
Overijssel", lange jaren deeenheids-
school gepropageerd.
Het liberalisme van de vorige eeuw
zag alleen heil in „de school voor allen",
de Openbare Staatsschool.
Men was één in de bedoeling, om a 11 e
p ositieve geloofswaarheden
uit de opvoeding der kinderen op school
te verbannen.
Eén in het streven, om een „Christen
dom boven geloofsverdeeldheid", wat
Groen noemde „ongodsdienstige
godsdienstigheid', de school
op te leggen.
Met behulp van de staatsmacht
moest de School met den Bybel onder
drukt worden en ons volk geleid op de
paden van het humanisme.
De idee van „de goede mensch" werd
als grondslag gelegd voor een zedeiyko
opvoeding, maar omgaande bui
ten den Christus.
Van die eenheidsschool heeft men zich
schitterende vruchten beloofd, en voor
die school heeft men alles in het werk
gesteld.
Totdat duidelyk gebleken is, dat ge e n
eenheidsschool mogelyk is,
of ooit z a 1 zyn zonder de in het volk
bestaande verschillen van geloofsover
tuiging geweld aan te doen.
Elke schoolrichting gaat uit
van de overtuiging der ouders, hetzy zy
geloovige Christenen zyn of niet.
Evenals de huiseiyke opvoe
ding verschillend zal zyn, al naar d e
innerlyke overtuiging van va
der en moeder.
Een eenheidsschool kan bestaan
maar alleen op den grondslag
van geweld.
Het liberalisme heeft ondervonden,
dat het geloof een grootere
kracht is dan de macht van het
geld.
Heden ten dage steekt datzelfde libe
ralisme zy het ook onder andere be
namingen weer 't hoofd op. En wéér
moet ons volk de eenheidsschool worden
opgedrongen.
Waartegen de Christenen w e e r h u n
geloofsstry'd zullen moeten opne
men.
NIEUWE VLUCHT
VAN DE BAKFIETS.
De oorlog heeft een plotselinge „haus
se" in rywielen tengevolge gehad, maar
het verzadigingspunt schynt aldus de
jongste publicatie van de Nederlandsche
Verkeersfederatie nog niet te zijn be
reikt en de rijwielindustrie moet alle zei
len bijzetten om ook maar eenigszins
aan de bestellingen te kunnen voldoen.
Zoo nadert ons volk een statische posi
tie, waarin men op twee Nederlanders
één fiets kan rekenen, met inbegrip van
kinderen beneden den schoolgaanden
leeftijd, van hoogbejaarden, en van in
validen.
Na herstel van het vrye motorverkeer
zal hierop uiteraard een terugslag vol
gen, maar een plotselinge ineenstorting
van ons millioenenbezit aan fietsen be
hoeft niet te worden verwacht. Het nor
maal te achten aantal rijwielen zal men
op vier millioen kunnen schaten.
Wanneer men zich aldus rekenschap
geeft omtrent aantal en functie van het
rywiel in Nederland, moet het stellig be
vreemding wekken, wanneer men ten
aanzien van dit voertuig slechts zoo wei
nig talrijke en zoo ondoeltreffende voor
zieningen ziet. Niet alleen bestaat er een
ontstellend gebrek aan parkeergeiegen-
heden voor rijwielen, doch ook is er een
groot tekort aan vaste rijwielstallingen.
Ook aan het rywielvervoer
wordt te weinig aandacht besteed. Zou
in het rywielintensieve Nederland niet
een constructie uit te denken en met
succes te exploiteeren zyn, in dier voege,
dat een autobus normalerwijze een half
dozyntje fietsen kon meenemen in een
speciaal daartoe bestemde ruimte? Een
aardige opgaven voor carrosseriebou
wers
Ook per spoor is het rywielvervoer
weliswaar omvangrijk, doch onbevredi
gend in de uitvoering. De inrichting der
echter wel voor u schikken, als u maar
geen prediker is van het Evangelie van
het Koninkrijk der Hemelen!"
De ruiter lag- voorover gebogen op
zyn paard, biykbaar overstelpt door
zwakte; maar by deze woorden kwam
hy overeind en vroeg:
„Wat bedoel je met die woorden?"
„Net wat ik zeg. Adam Bearward zal
iederen gast welkom heeten, behalve
een, die komt in den Naam des Hee-
ren; dien zou hy het liefst buiten slui
ten. Dat zou hy niet kunnen doen; als
zyn huis leeg was; maar als het vol is,
en er komt een prediker zijn weg uit,
dan zou hy hem liever in de sloot zien
omkomen, dan een hand voor hem uit
te steken, om hem te helpen."
„Ik ben prediker," zei de reiziger met
zwakke stem, „en ik vrees, dat ik ster
ven zal, als ik vannacht geen onder
dak vindt."
„Neen, zoover zullen we het niet la
ten komen," zei de kleine man opge
wekt, „daar zal ik voor zorgen, al zou
ik vannacht in de keuken moeten sla
pen, om u myn bed te geven, maar ik
weet beter. Hoe welkom een broeder in
den Heer mij ook zijn zou, mijn huis is
niet geschikt. We hebben er nauwelijks
ruimte voor onszelf, en een zieke zou
Het lijkt zoo eenvoudig en logisch om
te zeggen: „Ziedaar 4, 5 of 6 gemeenten,
die niet al te ver van elkaar gelegen zijn.
We maken er één groote gemeente van.
We bezuinigen zóó en zooveel op de sa
larissen en vanuit Middelburg en Den
Haag behoeft men voortaan maar met
één gemeentebestuur in plaats van met
4, 5 of 6 van deze besturen te correspon-
deeren."
Maar er zit toch veel meer aan deze
kwestie vast, dan men wel zoo opper
vlakkig bezien, zou denken.
Dit vraagstuk is er niet alleen maar
een van administratieven aard. Het is,
naar ik meen, Mr P. Dieleman geweest,
die uitnemend historiekenner als hy
is eenige jaren geleden in een rede
voor een landbouworganisatie heeft be
toogd, dat vele van onze polders en kleine
gemeenten gegroeid zyn tot een zekere
eenheid. Ieder, die in ons gewest goed
bekend is, zal gemakkeiyk tal van voor
beelden kunnen noemen van twee ge
meenten, die aan elkaar grenzen (en dan
bedoel ik niet eens stad en dorp, maar
dorpen onderling), die maar enkele K.M.
van elkaar verwijderd zijn en waarvan
de bevolking weinig met elkaar gemeen
heeft. Dat historisch gewordene spreekt
in vele gevallen wel heel duidelijk. Zou
men ooit een werkelijke eenheid krijgen,
als men zulke gemeenten ging samen
voegen?
Ja, er zijn zelfs leerzame voorbeelden
uit de naaste omgeving weer de deelen
van een en dezelfde gemeente by tal van
gelegenheden lijnrecht tegenover elkan
der staan. Het gaat b.v. bij de Raadsver
kiezingen steeds buurtschap A tegen
buurtschap B, en in de Raadsvergaderin
gen kan men verschillende Raadsleden
hooren pleiten Vóór hun afdeeling, Af
gunst en jaloezie zyn meermalen in het
spel en al heel spoedig is men gereed
om een burgemeester of gemeenteraad te
verwijten, dat hij A verwaarloost en B
tot zijn troetelkind maakt. Bepaald ver
heffend is zulk een eenheid niet.
Er zijn tusschen aangrenzende gemeen
ten inderdaad soms groote verschillen
wat het karakter der bevolking, de plaat
selijke toestanden, godsdienst, bronnen
van bestaan, zeden en gewoonten, enz. be
treft, verschillen, die men misschien in
Den Haag niet ziet en weet, maar die een
ter plaatse ingewijde goed kent.
De gehechtheid aan het historisch ge
groeide kan overdreven worden ik
weet het maar tegen verwaarloozing
zal men toch ook terdege op zijn hoede
moeten zijn. Van een kunstmatige
eenheid zal men in den regel weinig
plezier en veel teleurstelling beleven.
Bij samenvoeging van gemeenten zal
men wel zeer op zijn hoede moeten zijn
tegen onbillijkheden en onrechtvaardighe
den. Men moet daarbij letten op tal van
omstandigheden en factoren, ook op de
rechten en vrijheden van ingezetenen, die
stations, bagageruimten, trappen en per
rons leent zich slechts gebrekkig voor
een vlotte verwerking van groote aan
tallen rijwielen. Ook zijn de rijtuigen
niet of nauwelijks voor rijwielvervoer be
rekend. Het gevolg is, dat het vervoer
in de verdrukking komt en als een sto
rende factor wordt gehaat.
„Maak een tevreden passagier" al
dus een slogan voor „service". Doch hoe
wonderlyk dat de Nederlandsche fietser,
die over een tusschenliggend traject zijn
rijwiel per trein wil meenemen, daar ge-
woonlyk meer stof tot ergernis dan tot
tevredenheid in aantreft.
DE BAKFIETS.
In dezelfde publicatie wordt een be
schouwing gewyd aan de bakfiets, de
Asschepoester van het verkeer: van het
fietspad verjaagd en op den ryweg ver-
wenscht. Het wantrouwen, dat de auto
mobilist jegens de bakfiets koestert,
moge verklaarbaar zyn, gemakkeiyk
heeft de bakfietsbestuurder het aller
minst. Zyn voertuig is niet zelden zwaar
beladen, soms stellig te zwaar.
In dat laatste schuilt tevens een ge
vaar. Het is zoo verleideiyk, om de kos
ten van motor en benzine te kunnen uit
sparen door de werkkracht van een man
of zelfs van een opgeschoten jongen.
het rumoer van de kinderen nooit kun
nen verdragen.
Als u nog een klein half uur op uw
paard kan biyven zitten, dan kan ik u
in de beste handen plaatsen van heel
Marshthrope. Juffrouw Schooter van de
vyf Doornen is een bekwame verpleeg
ster, en de molenaar, haar man, heeft
een logeerkamer, waar menigmaal een
reiziger wordt geherbergd, als het Old
Half-way House vol is. Ik zal u er zelf
heenbrengen."
„Het is al te vriendeiyk van u, op
zoo'n avond, als dit is".
„Niets te vriendelyk. Ik win er zelf
ook by. Uw paard beschut my voor den
scherpen wind, en ik moet toch langs
den molen. Even voorby den molen, ben
ik by een zieke geroepen.
„Het is wel <erg ongunstig weer van
avond", zei de reiziger met zwakke
stem.
„O, wat dat betreft, moet ik nog wel
eens door erger weer", antwoordde de
kleine man op opgewekten toon. „Een
methodistenprediker mag zich door niets
laten weerhouden", zeg ik alty'd tegen
myn vrouw, als zy mij vraagt, om toch
te wachten tot het aanbreken van den
dag. Als er zoo'n dringende boodschap
komt, dan trek ik er direct op uit, ver
in de historie gegrond zyn, ook op het
recht om eigen, gemeentelijke zaken door
middel van gekozen vertegenwoordigers
te behartigen.
Zeker, ik weet het, er wordt ook wel
eens overdreven, als men zich gaat uit
putten in het aantoonen van de belang
rijkheid van een zekere gemeente, Het
„nooit en nergens" mogen we niet uit
spreken, als het gaat om samenvoeging
van gemeenten. Er zijn gevallen, waarin
een grenscorrectie of een fusie van ge
meenten aan te bevelen is, omdat het
pro veel zwaarder" weegt dan het contra.
Maar dit vraagstuk te zien als alleen van
administratieven aard, zie, daartegen
moet ik opkomen.
Bovendien, laat de practijk nu eens
spreken. Hebben de kleine gemeenten zoo
slecht geboerd? Het zou niet moeilijk
vallen, om aan te toonen, dat over het
algemeen de belastingdruk en de schul
denlast in grootere gemeenten zwaarder
zyn dan in de kleine, tei-wijl toch, volgens
de voorstanders van samenvoeging, de
post salarissen verhoudingsgewys in de
kleine gemeenten veel te zwaar is. Ik
ken in Zeeland wel frappante voorbeel
den dienaangaande.
Men versta my goed: ik wil niet bewe
ren, dat men in alle groote gemeenten
als men daar in Zeeland van spreken
kan te royaal geleefd heeft, maar ik
moet toch op de belastingen en schulden
wijzen, als men altijd maar weer bij dit
vraagstuk aankomt met het argument
van bezuiniging.
Ik ken kleine Zeeuwsche gemeenten
(er zullen natuurlijk ook wel andere
zyn), met een gunstige financieele posi
tie, lage belastingen, behoorlijk verzorg
de wegen, een vry nieuw gemeentehuis,
enz., waar men altijd prijs heeft ge
steld op een solied beheer, dus zoo wei
nig mogelijk schuld maken. Werkelyk,
men staat zwak, als men hier zou aan
komen met bezuinigingsargumenten.
Men vergete ook niet, dat een. afstand
van 5 en meer K.M. naar het gemeente
huis van een centrum-gemeente voor vele
dorpsbewoners, vooral in wintertijd, een
groot bezwaar is. Komt men daaraan
tegemoet door hulpsecretarieën te vesti
gen, dan vervalt weer een belangrijk deel
van de gedachte bezuiniging. Er zitten
trouwens in de vorige weken gepubliceer
de bezuinigings-berekeningen verschil
lende zwakke plekken. Men moest zelfs
erkennen, dat men op politie, openbare
werken, onderwijs, brandweer en volks
gezondheid weinig kon besparen.
Verschillende vraagstukken (ik noem
b.v. maar brandweer, schoolartsen, bouw
en woningtoezicht, gas- en waterleiding,
enz.) kunnen even goed worden opgelost
door samen werking dan door samen-
voeging van gemeenten. Veel is in dat
opzicht in Zeeland reeds bereikt en als
een hooger college een iet-wat onwillig
gemeentebestuur eens een duwtje in de
goede richting geeft, zal dat door' ieder,
die het algemeen belang in het oog heeft,
worden toegejuicht. LUtJTOR.
Doch de menschelijke trapkracht kent
grenzen en er kunnen zich situaties
voordoen brughellingen, sneeuwval,
hevige tegenwind waarin dit vermo
gen te kort schiet. Naarmate de bak
fiets dan ook haar huidigen triomftocht
voortzet, zal tevens de wenschelijkheid
aandacht verdienen om, onder bevor
dering van ieder redelijk gebruik, met
kracht alle misbruik te weren.
Politierechter te Middelburg.
Zitting van Vrydag 4 October 1940.
De volgende personen werden gedag
vaard:
A. A. B., 41 jaar, koopman te Bres-
kens, wegens beleediging van H. M.
Scharbeyn door op den openbaren weg
ten aanhoore van het aldaar aanwezige
publiek op luiden toon van hem te zeg
gen dat hy een verrader was.
Eisch en uitspr. f 8 b. of 4 d.
C. G. de M., 24 jaar, arbeider te Dul-
vendijke, wegens diefstal van een twee
tal riemen.
Eisch en uitspr. 25 of 15 d.
M. M., 42 jaar, arbeider te Dulven-
dyke, wegens diefstal van een myn-stut,
trouwende, dat God my bewaren zal."
„Dus is u een methodisten-prediker?"
zei de vreemdeling, „en woont u hier in
de buurt."
„Ja, voor het oogenblik tenminste. Ik
woon naast dat kleine kerkje ginds,
dicht by de plek, waar u my ontmoette.
Ik werk daar onder de arme visschers
en anderen, die my hooren willen. Mag
ik vragen, of u ook een methodist is? U
zei zooeven, dat u een prediker was."
„Een prediker van het evangelie, ja,
dat ben ik; maar ik ben niet aangesteld
door een bepaalde kerk of eenige ge
meente. Ik zal een dezer dagen graag
eens met u over myn zending spreken,
maar ik ben er nu niet toe in staat."
„Natuurlyk niet. Het is nu daarenbo
ven geen weer om te praten. De wind
steekt hoe langer hoe meer op. Op een
anderen keer graag; en zou ik uw naam
nu misschien mogen weten, opdat ik u
aan juffrouw Shooter kan voorstellen?"
„Myn naam is Arnold Inglehurst",
antwoordde de reiziger, en daarna zei
hij geen woord meer. Hy was zich nau
welijks meer van iets bewust, toen zij
den hoofdweg verlieten en het pad naar
den molen insloegen!
(Wordt vervolgd.)