DE ZEEDW 1 1 i i i Rede van den Rijkscommissaris voor den Nederlandschen Kuituurkring. TWEEDE BLAD Bevil Granville Uit de Provincie n Aanbod" imer f 0.85 „De Nederlandsche Unie", de N. S. B. en Duitschland. Het goederenvervoer der Spoorwegen. Nederland's buitenlandsche en binnenlandsche positie. GEEN REVOLUTIEBOUW de Duitsche staat de hoe- esch, waarop leid. IBUTIE. praal, waar iet Departe- en Visscherij let de reeds d gemaakte ;t koffie- en gram koffie het tijdvak [>t en met 8 andac'nt van piet volgende. verlenging Iriode van 4 Itheerantsoen op 75 gram. at vanaf 28 toewijzingen ital rantsoe- bht geven op 75 gram. Dit toewijzingen, uitgereikt, September bn, voor zoo- |eveelheid op was afgele- 'an deze toe- |ld: „1 rant- koffie of 50 dus, nu het wram is ge- list. De toe- al staat er soen 250 gram thee" an 250 gram hee. VAN MAANDAG 30 SEPT. 1940. Nr 304. ig uit llland) ii In het jongste nummer van „De Unie" het weekblad van „De Nederlandsche Unie", wordt er op gewezen, dat „som mige Duitsche bladen niet goed geslaagd zijn in hun streven naar een duidelijk overzicht van den tegenwoordigen poll- tieken toestand in Nederland". Derhalve wordt in een artikel in „De Unie" deze politieke situatie nader belicht. Allereerst wordt daarbjj de nadruk ge legd op het feit, dat de sociaal econo mische programma's der verschillende groepeeringen, welke vernieuwing voor staan, nagenoeg geheel met elkaar over eenstemmen. Was er dus uitsluitend het sociaal-economische vraagstuk en ver der niets, dan zouden de moeilijkheden voor volkseenheid niet groot zijn. Maar, zoo gaat het artikel verder, de politiek omvat nu eenmaal meer dan dit. Zjj is vooral een zaak van geestesge steldheid, van sfeer. En daarin bestaan groote verschillen. „Daarin ligt ook de algemeene ont stemming over de houding van de N. S. B., waarover het Driemanschap reeds zijn zienswijze gaf. Want ons volk verdraagt het niet en zal het nimmer verdragen, dat één groep spreekt van machtsovername en zich voortdurend te buiten gaat in dreigemen ten en bedreigingen aan andersdenken den, zooals de N. S. B. dat steeds deed en ook na de oorlogsdagen in nog ster kere mate is gaan doen. Dan komt ons volk op een kookpunt, dan verzet het zich, gelijk wij ons hebben verzet. Wie niet bereid is zijn mede-Neder lander tegemoet te treden met verdraag zaamheid, verliest het spel, ook al zou zijn macht nog zoo groot worden. Een dreigende N. S. B. vindt een ge sloten front tegenover zich, hoezeer de rest van het volk dan ook onderling ver schillend moge deniken. Dit is een zuiver binnenlandsche aan gelegenheid, die los staat van ons stand punt tegenover Duitschland of 't Duit sche Nationaal-Socialisme en geldt lou ter en alleen de politieke methodes, de manieren van de N. S. B.". Met nadruk wijst de schrijver van het artikel er dan echter op, dat het afwijzen van een dreigende N. S. B. allerminst wil zeggen, dat de rest van het Nederland sche volk geen politieke vernieuwing wil. Laat men, aldus besluit het artikel, ons volk nog even den tijd laten, laat dreiging en intimidatie achterwege blij ven, dan zal binenkort de volkswil tot vernieuwing zich zóó duidelijk afteeke- nen, dat men datgene zal erkennen, waarvoor „De Nederlandsche Unie" vecht: ook in moeilijke tijden is het Ne derlandsche volk in staat, vol werkelijk heidszin zijn eigen weg te vinden. dit licht moet men ook zien den aan drang, die thans op het publiek wordt uitgeoefend, om slechts bij dringende noodzaak op reis te gaan. Van belang is ook een zoo doelmatig en efficient mogelijk gebruik van het ter beschikking staande goederenmateriaal. De spoorwegen doen wat mogelijk is, om den omlooptijd van de goederenwa gens zooveel mogelijk te bekorten. Hoe meer het spoorwegnet hersteld wordt, hoe beter ze daarin zullen slagen. Daar naast doen ze een beroep op de verzen ders en ontvangers, om er het hunne toe bij te dragen, dat deze omlooptijd zoo veel mogelijk omlaag wordt gebracht en dus de capaciteit van het spoorwegap paraat zoo hoog mogelijk wordt opge voerd. Op tal van wijzen kunnen verzen ders en ontvangers hiertoe medewerken. Als men b.v. meer wagens aanvraagt dan men voor de verzending van zijn goe deren strikt noodzakelijk heeft, dan ont neemt men anderen daarmee de moge lijkheid van verzending, die onder gege ven omstandigheden zeer urgent kan zjjn. Om het lossen niet te lang te laten duren moet men niet meer wagens laten aankomen dan men binnen den daartoe voorgeschreven lostermyn kan lossen, Het kan ook voorkomen, dat de spoor wegen een bepaald soort wagen, die wordt aangevraagd, niet ter beschikking hebben. Sturen zij dus een ander soort wagen, die, al zijn er wellicht bepaalde bezwaren aan verbonden, eveneens voor het beoogde doel kan worden gebruikt, dan bewjjst men de goede zaak, en daar mee zich zelf, een slechten dienst als men dien wagen niet gebruikt, terug stuurt of het laden aanzienlijk vertraagt door correspondeeren of telefoneeren. Het motto van deze campagne: „Haal uit de wagens wat er in zit!" moet niet alleen letterlijk worden opgevat bij het ontvangen van zendingen. Het geldt ook bij het beladen, in dien zin, dat elke kubieke decimeter benut moet worden en dat men door vakkundige belading en door eventueele combinatie met andere verzenders het volle profijt uit de wagens moet trekken. De goederenwagens moeten regelma tig, snel en vol circuleeren, daarom moet steeds tempo geladen en gelost worden, zoo noodig ook des Zaterdagsmiddags. HAAL UIT DE WAGENS WAT ER IN ZIT Men schrijft ons van de zijde der Ne derlandsche Spoorwegen Nu het verkeer op den weg door de benzineschaarschte goeddeels aan ban den is gelegd, worden, nog afgezien van de vele moeilijkheden, waarmee men thans in het bedrijf der Nederlandsche spoorwegen toch al te kampen heeft, aan de capaciteit van ons nationale railbe- drijf ineens wel bijzonder zware eischen gesteld. Dit geldt vooral voor het goe derenverkeer. Het is dan ook begrijpelijk, dat er bij de spoorwegen alles in het werk gesteld werd en wordt, om zoo veel mogelijk aan de moeilijkheden het hoofd te boeden, In FEUILLETON door JOSEPH HOCKING. 65) _o_ „Ik heb je al liefgehad, sedert ik je gekend heb, zooals je werkelijk was", antwoordde zij met zekeren trots. „Daar enboven is nu alles, wat tot Seth Tre- lyon behoorde, verdwenen. Je bent nu Bevil Granville, en het is Bevil Gran ville, dien ik liefheb." Hij zweeg eenige oogenblikkenhij trachtte in zijn eigen hart te lezen; hij trachtte te begrijpen te verwezen lijken. „Al je haat is verdwenen", ging zij voort, „daar is iets beters voor in de plaats gekomen. Is het niet zoo?" Bevil lachte, het was een jongensach tige lach, de lach, dien zijn tante inder tijd zoo graag mocht hooren. De liefde van een vrouw had zelfs den rechtmati ger toorn, dien hij gevoeld had voor het tweetal, dat hem zooveel leed berokkend had, doen verdwijnen. „Bevil, mijn jongen", zei tante Esther, toen zij een half uur later de kamer binnentrad, „we moeten voortmaken, anders missen wij onzen trein nog." „Ik kan vandaag niet weg, en u ook "iet zei hg lachend. Te 's-Gravenhage is Zaterdagmiddag de Nederlandsche Cultuurkring bijeen gekomen, onder leiding van prof. dór G. A. S. Snijder, voorzitter. De rijkscommissaris, Rijksminister Dr Seyss Inquart, de commissarissen-gene raal en tal van andere Duitsche autori teiten woonden als gasten de vergade ring by. Ook waren aanwezig de waar nemende secretaris-generaal van het de partement van onderwijs, kunsten en wetenschappen, mr H. J. Reinink, recto- res-magnifici onzer universiteiten, een zeer groot aantal hoogleeraren enz. De voorzitter, prof. dr Snijder, stelde in bet licht, hoezeer hij de aanwezigheid van den Rijkscommissaris op prijs stel de, niet in de laatste plaats, omdat de Kuituurkring daardoor de gelegenheid had een begin te maken met de verwer kelijking van één der belangrijkste pun ten, waarover alle medewerkers van den Cultuurkring het reeds eens geworden zijn: de samenwerking met de Duitsche overheid op het gebied der vernieuwing van de Nederlandsche cultuur. De Rijkscommissaris zei daarna het rolgende Wanneer u sprak over uw samenwer king met ons, dan beschouw ik dat niet zoozeer als een samenwerking met ons in onze hoedanigheid van Duitsch gezag, als wel veeleer een samenwerking met ons als hier aanwezige vertegenwoordi gers en dragers der Duitsche cultuur, opdat het tot een juiste harmonie van het Nederlandsche volk en het Duitsche cultureele leven moge komen. Met ware voldoening hoorde ik u con- stateeren, dat u de door mij uitgestoken vriendenhand wilt zien en wilt grypen, en daarmee heeft u tevens de voor u be langrijkste vraag beantwoord. Vriend schap kan slechts tusschen zelfstandige, vrye, volkomen verantwoordelijke men- schen bestaan. En wat het cultureele leven betreft, zoo kan ik u slechts de verzekering geven, dat juist wy een echt volkseh Nederlandsch cultureel leven willen, ja er direct naar verlangen en er zeker van zijn, dat, evenals het eigen karakter van de Duitsche stammen, die toch heden een door één geloof en één wil bezield volk vormen, niet tot split sing, maar tot verrijking van het gehee- le Duitsche cultureele leven strekt, even zeer de verscheidenheid van het Neder landsche en Duitsche cultureele leven geen splitsing beteekent, maar slechts een verrijking van beide kanten. Weliswaar zooals u zelf zegt Tante Esther keek niet in het minst verbaasd. Het beschot tusschen de twee vertrekken was niet heel dik, en mis schien had zij wel iets van hun gesprek gehoord. „Wat bedoel je daarmee?" „Net, wat ik gezegd heb, tante Es ther", zei hij vroolijk. „Mag ik u even Auriol Killigrew voorstellen? Vroeger heette ze Auriol Osborne, maar ze heeft nu een nieuwen naam." Tante Esther keek Auriol een paar seconden opmerkzaam aan, en liet toen haar blik op Bevil rusten. „De Heer zegene je beiden", zei ze toen. Gedurende eenige oogenblikken zwe gen ze daarop alle drie. „En en?" zei de oude dame toen met tranen in de oogen, terwijl ze Auriol en Bevil beurtelings aankeek. „Ja, ja, tante, het is in orde", zei Bevil lachend. „Auriol heeft beloofd, dat ze mijn vrouw zal worden." „Auriol", zei de oude dame toen, „wil je je aanstaande tante niet een kus geven Een paar uur later was de kleine stad in een staat van groote opgewondenheid. Aan het praten kwam geen eind. Hoe het nieuws bekend was geworden, wist men niet, maar hoe meer er bekend werd, hoe grooter de verbazing werd. Eerst werd er gefluisterd, dat Auriol Osborne niet Osborne heette, maar een kan het niet gaan om dat steeds naar 't Westen kijkende aesthetisme, dat even als vroeger ons ook uw cutureele streven beheerschte en leidde tot splitsing, tot een bovenmatig accentueeren der dialec tiek en tot een zich vermeien in de nu ances van ondergang en twijfel. Het cul tureele leven van een volk moet in zijn diepste diepte gegrondvest zyn op een hechte wereldbeschouwing, die dan haar kracht weer put uit het besef van wat eigen volk en het opgaan in de gemeen schap van dit volk eischt U sprak over het Nederlandsche en het Duitsche volk als twee broeders en daarmee raakt u de grondslag van onze gemeenschappelijke Germaansche af stamming. Ik wil bovendien nog wijzen op de kameraadschap, die deze beide vol ken moet omsluiten. Kameraadschap der volken beteekent evenzeer als by kame raadschap der enkelingen, het vaste be sluit eikaars lot te deelen en voor elkaar in te staan. Het Duitsche volk is tot deze kameraadschap volkomen bereid en zal voor deze kameraadschap alles in het werk stellen, wanneer het om het be staan van den ander mocht gaan. Het mag dan op het oogenblik schynen, als of van het Nederlandsche volk op' het oogenblik meer gevergd wordt. Doch dit houdt alleen verband met de uiterlyke levensomstandigheden, die juist tenge volge van de gemeenschap van het lot aan dezelfde beperkingen onderhevig zyn in welke het Duitsche volk zich op het oogenblik schikt. Doch Nederlanders, die een ruimeren kyk op de dingen hebben, zullen begrij pen, wat het beteekenen kan, wanneer de gansch reëele macht van het Duit sche volk van 85 miljoen en het Groot- Duitsche rijk, als het er op aan komt, bereid is op de bres te staan voor het be stand van het Nederlandsche volk en den Nederlandschen staat. Want hierin schuilt juist de kern van het lot van dezen staat, dat zyn reëele machtsbasis verre ten achter bleef by zyn uitgestrektheid. En zonder mij nu bij deze gelegenheid met politiek of zelfs problemen der buitenlandsche politiek te willen bezig houden, zoo dient u toch te weten, dat onder alle omstandigheden de gansche uitgestrektheid van het toe komstig gebied, waarover de invloed van het Duitsche ryk en het nieuwe Europa zich uitstrekt, ter uwer beschikking zal staan en wel ter beschikking van vrye Nederlanders, onze kameraden. Het gaat dus niet om vrijheid, zelfstan- anderen naam had, wat die was, wisten ze echter niet. Nauwelijks was dit bekend geworden, of Sara Skidgemoor, de moeder van den loopjongen van het kantoor van meneer Tremayne, vertelde aan Betty Goudge, dat Auriol Osborne's vader niemand anders was dan de overleden Sir Char les Killigrew, en dat Lady Killigrew niet in Frankrijk gestorven, maar naar Lon den gegaan was, waar Auriol geboren werd. „Lieve tijd!" riep Betty Goudge Uit, „en wat moet er nu van David Osborne worden 1" „Die is weggeloopen." „Weggeloopen Waarom is hy weg geloopen „Omdat hy een groote schelm is ge weest en Auriol jarenlang heeft bedro gen". „Nu, ik kan er niet bij met myn ver stand. Hoe is het bestaanbaar?" Er zou echter nog meer volgen. Nau welijks hadden zij dit alles gehoord, of het werd in vertrouwen rondverteld, dat Seth Treylon, de commensaal van Susan Curner, niet Seth Treylon was, maar Bevil Granville, de eenige zoon van den ouden Granville. „Maar dat kan toch niet", zei Molly Udy, „die zit toch in de doos, en het is goed ook, dat zulk soort opgeborgen wordt", en ze begon uit te wijden over het rechtsgeding, dat zeven jaar geleden digheid en onafhankelijkheid. En het verwijt van heulen met den tegenstander of zelfs verraad, treft volkomen ten on rechte de mannen, die voor het Neder landsche volk een weg aan de zijde van het Duitsche volk zoeken. Wat beteekent verraad dan eigenlijk? Wij Duitschers weten het maar al te goed. Wanneer wij volk en volkskarakter als hoogste goed beschouwen, dan pleegt diègene verraad, die zich juist aan dit hoogste goed ver grijpt. Wie volksvreemde of zelfs voor het volk schadelijke biologische, geeste lijke en moreele invloeden toelaat of zelfs bevordert, is evenzoo een verrader, ais diegene, die de kracht van het volk mee- doogenloos voor zelfzuchtige doeleinden misbruikt. In tijden van plotselinge nederlagen hoort men dan ook steeds het woord ver raad, maar nooit hoort men het uit den mond der dappere soldaten in de voorste linies, die de overweldigende militaire macht van den tegenstander leerden ken nen en respecteeren. Men noemt ook die menschen graag verraders, die tegen stands- en klasse- grenzen optornen, wanneer deze verschil len hun economischen en geschiedkundi gen zin verloren hadden en het leven van het volk beklemmen. Ik kan u verzekeren, dat juist die Ne derlandsche mannen, die men boosaardig of onnadenkend verrader noemen wil, by de opperste leiding van het rijk heel goede en waardige vertegenwoordigers van de Nederlandsche zaak en de Neder landsche vrijheid waren, over welk laat ste punt door het rijk nooit eenige twij fel was gelaten. Ik kom ook nog graag terug op uw opmerking, dat de godsdienst de hoog ste geestelijke uiting van alles om ons heen is. Ook wy hebben deze vaste over tuiging. Hoe zouden wy anders ook zoo'n onmetelijk streven der hervorming en vernieuwing der geestelijke en reëele be trekkingen der Europeesche menschen met het vaste vertrouwen op succes kun nen beginnen, wanneer wy ons in ons werk niet met God verbonden en aan God gebonden zouden gevoelen. Mis schien is dit ons geloof niet zoo zeer ver vuld van angst voor het leven en ge smoord door den druk van de onbedui dendheid daarvan als wel gedragen door het bewustzijn van de volkomen juiste invoeging in de schepping, waarvan de beteekenis ons meestal verborgen blijft. Wij moeten er echter tegen opkomen, wanneer banden der dogmatiek als poli tieke kenteekenen worden beschouwd en zoo tot splijting van het volk leiden. Want voor ons zyn de volkeren in hun door den bloede bestemd karakter de door God gewilde bouwsteenen van de menschheid. U hebt er juist aan gedaan, toen u zich in uw streven niet door my liet legi- timeeren. Dit geldt voor u precies zoo als voor ieder, de gemeenschap betref fend en daarmee politiek streven. U zult en u wilt zich geen macht door den staat laten geven om deze macht dan op politiek gebied uit te buiten, maar het is u daarom te doen de Nederlandsche menschen van de juistheid van uw weg te overtuigen en hen voor uw overtui ging te winnen. Hier is slechts één ding voor noodig, moed en wel de moed van het inzicht, het besluit en de volkomen toewyding. U verzocht my, u of wel het Neder landsche volk tyd te laten. Wy haasten u niet. Want. de beslissingen vallen hier niet voor ons. Onze beslissingen bevech ten wy elders in de wereld. Maar juist voor deze beslissing is het van het groot ste belang, dat het Duitsche volk het Nederlandsche volk als zyn kameraad beschouwt. De richting van den weg moet by het begin van den marsch wor den gekozen. De bouw van den weg kan dan met uiterste zorgvuldigheid en over leg geschieden. In dezen zin is uw rede voering een daad en wy zyn getuigen, dat mannen in Nederland, die zich be wust zijn van hun verantwoordelijkheid, reeds nu op het oogenblik, de kameraad schap van het Nederlandsche met het Duitsche volk gekozen hebben, in het be- wustzyn dat deze ineenvlechting van ons beider lot ons groot maakt en beiden ten goede komt. Daarvoor dank ik U. zooveel opschudding in St Minver te weeg gebracht had. Ze was echter nog niet uitgepraat, neen, niet eens halfweg met haar ver haal, toen er anderen by kwamen, die met groote opgewondenheid meedeelden dat Bevil Granville het slachtoffer was geweest van een snood bedrog. Daarop werd het huisje van Susan Curner bestormd door nieuwsgierigen, en Susan, meegesleept door de opgewon denheid van haar bezoekers, vertelde him een en ander van wat zij 's morgens van juffrouw Granville had gehoord. „Wat heb ik je gezegd?" riep Ann Bassett uit, die zeven jaar te voren tot hen behoord had, die Bevil het meest veroordeeld hadden. „Heb ik niet altijd gezegd, dat hij zoo onschuldig was als een pasgeboren kind? Nu zie je 't eens!" „Maar wie had het dan gedaan?" vroeg een ander. „Wel, weet je dat niet eens en toen verklaarde een nieuw-aangekomene, dat Arthur Trudgeon en Nick Bodonnick de schuldigen waren en dat zy St Minver met den trein van 12 uur verlaten had den. Het groote nieuws vernamen zij het laatst, ën het was haast te goed, om te kunnen gelooven. „Wat! Het is niet mogelijk!" riep Ann Bassett uit, toen zij er later op den dag op aankwam, terwyl Molly Udy het aan het bespreken was met Kezia Tamblin, Wy lezen in de „Vrye Westfries": Met uitzondering van eenige weini gen, die met oogkleppen door het leven gaan, zyn alle Nederlanders ervan over tuigd, dat er groote en belangryke ver anderingen in de Nederlandsche staats regeling zullen komen. De huidige periode is minstens even schokkend en revolutionair als die van de Fransche Revolutie en Napoleon. Zoomin als toen de Republiek der Vereenigde Nederlanden weer herrezen is, zoomin zullen we nu de parlemen taire democratie in haar jongsten vorm weer terug krygen. Maar juist omdat de wyzigingen zoo groot en ingrypend zullen zyn, Is het zaak om ze rustig te overwegen en niet halsoverkop maar in te voeren. En om dat het Nederlandsche volk een eigen structuur, een eigen historie en een uitzonderiyke politieke ontwikkeling heeft, is het glad verkeerd om buiten landsche staatsregelingen klakkeloos hier in te voeren. In de jaren tusschen 1795 tot 1913 is gebleken hoe ondeugdeiyk revolutie bouw is. Er kwam haast elk jaar een nieuwe staatsregeling en elke volgende beviel nog weer slechter dan de vorige. Toen is ook gebleken dat wat voor Frankry'k goed was voor Nederland niet deugde. Wy zyn op 't oogenblik bezet gebied. We leven onder de Haagsche Conventie van 1907. Dat is geen ideale toestand, maar we kunnen het er voorloopig mee doen. Wy moeten onder de vigeur van deze Conventie blyven zoo lang de oor log duurt. Natuurlyk moeten wij intusschen niet stilzitten. Laten onze knapste koppen van deze tusschenperiode een yverig ge bruik maken, opdat zy, wanneer de vrede komt, het project gereed hebben van een staatsregeling, die waarborg biedt voor een sterk gezag, die den volksinvloed tot zyn recht laat komen en die aansluit aan het Nederlandsche volkskarakter. Nederlandsche degelijkheid begeert geen revolutiebouw. BELASTINGDIENST. Tot adjunct-commies der registratie en domeinen werd met ingang van 1 October 1940 bevorderd de rijksklerk der registratie en domeinen met vak examen, mej. P. D. Stokmans te Goes, inspectie registratie en domeinen. Met ingang van 1 October 1940 werd de rijksklerk der directe belastingen enz. C. Koning, verplaatst van Roosendaal, kantoor der invoerrechten en accynzen, naar Oostburg, kantoor der directe belastingen, enz. Besmettelijke ziekten. In de week van 15 tot en met 21 Sep tember kwamen in onze provincie vijf gevallen van roodvonk voor, n.l. 2 te Rilland-Batb en 1 in elk der gemeenten Krabbendyke, O.- en W.-Souburg en in Oud-Vossemeer. Voorts werd tie Sint Maartensdyk één geval van febris ty- phoïdea geconstateerd. ZUID-BEVELAND. Door de iocaalspoor aangereden. Nisse. Vrydagmiddag had alhier een motorongeluk plaats met de locaaltrein, welke om 3 u. 18 uit de richting Goes naar Hoedekenskerke reed. De motor kwam uit Nisse, reed naar 's-Gravenpol- der en wilde de overweg by het station de Palmboom alhier overrijden. Door het slecht uitzicht merkte de beryder, dhr F. Vorstenbosch uit Hansweert te laat, de naderende locaaltrein. Een botsing was niet meer te voorkomen. De motor werd 35 m meegesleurd en aan den kant van de spoorbaan geworpen. Dokter Nieuwenhuyse uit 's-Graven- polder verleende de eerste geneeskundige hulp en liet hem verder per ziekenauto naar het ziekenhuis St. Johanna te Goes vervoeren. Toen hy tot bewustzyn was gekomen, klaagde hy over inwendige py- nen. De locaaltrein had 45 minuten ver en Grace Rowse. „Ik ben vanmiddag niet minder dan vier keer by Susan Curner aangeloopen, om te hooren, of ze ook nog wat meer gehoord had, dan wy al wisten, en ze heeft er geen woord van gezegd." „Nu het is toch waar!" verklaarde Molly. „Susan heeft eindelyk bekend, dat zij meneer Granville juffrouw Killigrew had zien kussen, waar juffrouw Gran ville by was, en dat zy hem tegen zyn tante had hooren zeggen, dat hy geen plan had, hun huwelijk nog lang uit te stellen." „Nu, ik zal die Susan op haar kop ge ven", riep Ann uit, „dat ze dat my niet verteld heeft." Bevil wist echter niets van dit alles, en het zou hem ook niet hebben kunnen schelen. Hij dacht nauwelijks meer aan Arthur Trudgeon en Nick Bodïnnick. In de oogen der wet was hij schuldig, maar wat kwam dat er op aan. Zijn onschuld was een voldongen feit in St. Minver, de kleine stad, waar hij geboren en opge voed was; en hy kon aan de gezichten van de menschen zien, dat er in hun oog geen smet meer rustte op zyn naam. Die zeven vreeselijke jaren waren voor bij. Zij waren op een geheimzinnige wijze uitgewischt. God had uitkomst geschon ken en het zou zijn grootste verlangen zijn, dien God voortaan te dienen en met Auriol het pad ten leven te bewandelen. EINDE.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 5