DE ZEEDW
1
1
i
i
i
Rede van den Rijkscommissaris voor
den Nederlandschen Kuituurkring.
TWEEDE BLAD
Bevil Granville
Uit de Provincie
n Aanbod"
imer f 0.85
„De Nederlandsche Unie",
de N. S. B. en Duitschland.
Het goederenvervoer
der Spoorwegen.
Nederland's buitenlandsche
en binnenlandsche positie.
GEEN REVOLUTIEBOUW
de Duitsche
staat de hoe-
esch, waarop
leid.
IBUTIE.
praal, waar
iet Departe-
en Visscherij
let de reeds
d gemaakte
;t koffie- en
gram koffie
het tijdvak
[>t en met 8
andac'nt van
piet volgende.
verlenging
Iriode van 4
Itheerantsoen
op 75 gram.
at vanaf 28
toewijzingen
ital rantsoe-
bht geven op
75 gram. Dit
toewijzingen,
uitgereikt,
September
bn, voor zoo-
|eveelheid op
was afgele-
'an deze toe-
|ld: „1 rant-
koffie of 50
dus, nu het
wram is ge-
list. De toe-
al staat er
soen 250
gram thee"
an 250 gram
hee.
VAN
MAANDAG 30 SEPT. 1940. Nr 304.
ig uit
llland)
ii
In het jongste nummer van „De Unie"
het weekblad van „De Nederlandsche
Unie", wordt er op gewezen, dat „som
mige Duitsche bladen niet goed geslaagd
zijn in hun streven naar een duidelijk
overzicht van den tegenwoordigen poll-
tieken toestand in Nederland". Derhalve
wordt in een artikel in „De Unie" deze
politieke situatie nader belicht.
Allereerst wordt daarbjj de nadruk ge
legd op het feit, dat de sociaal econo
mische programma's der verschillende
groepeeringen, welke vernieuwing voor
staan, nagenoeg geheel met elkaar over
eenstemmen. Was er dus uitsluitend het
sociaal-economische vraagstuk en ver
der niets, dan zouden de moeilijkheden
voor volkseenheid niet groot zijn.
Maar, zoo gaat het artikel verder, de
politiek omvat nu eenmaal meer dan dit.
Zjj is vooral een zaak van geestesge
steldheid, van sfeer. En daarin bestaan
groote verschillen.
„Daarin ligt ook de algemeene ont
stemming over de houding van de N. S.
B., waarover het Driemanschap reeds
zijn zienswijze gaf.
Want ons volk verdraagt het niet en
zal het nimmer verdragen, dat één groep
spreekt van machtsovername en zich
voortdurend te buiten gaat in dreigemen
ten en bedreigingen aan andersdenken
den, zooals de N. S. B. dat steeds deed
en ook na de oorlogsdagen in nog ster
kere mate is gaan doen. Dan komt ons
volk op een kookpunt, dan verzet het
zich, gelijk wij ons hebben verzet.
Wie niet bereid is zijn mede-Neder
lander tegemoet te treden met verdraag
zaamheid, verliest het spel, ook al zou
zijn macht nog zoo groot worden.
Een dreigende N. S. B. vindt een ge
sloten front tegenover zich, hoezeer de
rest van het volk dan ook onderling ver
schillend moge deniken.
Dit is een zuiver binnenlandsche aan
gelegenheid, die los staat van ons stand
punt tegenover Duitschland of 't Duit
sche Nationaal-Socialisme en geldt lou
ter en alleen de politieke methodes, de
manieren van de N. S. B.".
Met nadruk wijst de schrijver van het
artikel er dan echter op, dat het afwijzen
van een dreigende N. S. B. allerminst wil
zeggen, dat de rest van het Nederland
sche volk geen politieke vernieuwing wil.
Laat men, aldus besluit het artikel,
ons volk nog even den tijd laten, laat
dreiging en intimidatie achterwege blij
ven, dan zal binenkort de volkswil tot
vernieuwing zich zóó duidelijk afteeke-
nen, dat men datgene zal erkennen,
waarvoor „De Nederlandsche Unie"
vecht: ook in moeilijke tijden is het Ne
derlandsche volk in staat, vol werkelijk
heidszin zijn eigen weg te vinden.
dit licht moet men ook zien den aan
drang, die thans op het publiek wordt
uitgeoefend, om slechts bij dringende
noodzaak op reis te gaan.
Van belang is ook een zoo doelmatig
en efficient mogelijk gebruik van het ter
beschikking staande goederenmateriaal.
De spoorwegen doen wat mogelijk is,
om den omlooptijd van de goederenwa
gens zooveel mogelijk te bekorten. Hoe
meer het spoorwegnet hersteld wordt,
hoe beter ze daarin zullen slagen. Daar
naast doen ze een beroep op de verzen
ders en ontvangers, om er het hunne toe
bij te dragen, dat deze omlooptijd zoo
veel mogelijk omlaag wordt gebracht en
dus de capaciteit van het spoorwegap
paraat zoo hoog mogelijk wordt opge
voerd. Op tal van wijzen kunnen verzen
ders en ontvangers hiertoe medewerken.
Als men b.v. meer wagens aanvraagt
dan men voor de verzending van zijn goe
deren strikt noodzakelijk heeft, dan ont
neemt men anderen daarmee de moge
lijkheid van verzending, die onder gege
ven omstandigheden zeer urgent kan
zjjn. Om het lossen niet te lang te laten
duren moet men niet meer wagens laten
aankomen dan men binnen den daartoe
voorgeschreven lostermyn kan lossen,
Het kan ook voorkomen, dat de spoor
wegen een bepaald soort wagen, die
wordt aangevraagd, niet ter beschikking
hebben. Sturen zij dus een ander soort
wagen, die, al zijn er wellicht bepaalde
bezwaren aan verbonden, eveneens voor
het beoogde doel kan worden gebruikt,
dan bewjjst men de goede zaak, en daar
mee zich zelf, een slechten dienst als men
dien wagen niet gebruikt, terug stuurt
of het laden aanzienlijk vertraagt door
correspondeeren of telefoneeren.
Het motto van deze campagne: „Haal
uit de wagens wat er in zit!" moet niet
alleen letterlijk worden opgevat bij het
ontvangen van zendingen. Het geldt
ook bij het beladen, in dien zin, dat elke
kubieke decimeter benut moet worden
en dat men door vakkundige belading en
door eventueele combinatie met andere
verzenders het volle profijt uit de wagens
moet trekken.
De goederenwagens moeten regelma
tig, snel en vol circuleeren, daarom moet
steeds tempo geladen en gelost worden,
zoo noodig ook des Zaterdagsmiddags.
HAAL UIT DE WAGENS WAT
ER IN ZIT
Men schrijft ons van de zijde der Ne
derlandsche Spoorwegen
Nu het verkeer op den weg door de
benzineschaarschte goeddeels aan ban
den is gelegd, worden, nog afgezien van
de vele moeilijkheden, waarmee men
thans in het bedrijf der Nederlandsche
spoorwegen toch al te kampen heeft, aan
de capaciteit van ons nationale railbe-
drijf ineens wel bijzonder zware eischen
gesteld. Dit geldt vooral voor het goe
derenverkeer.
Het is dan ook begrijpelijk, dat er bij
de spoorwegen alles in het werk gesteld
werd en wordt, om zoo veel mogelijk aan
de moeilijkheden het hoofd te boeden, In
FEUILLETON
door JOSEPH HOCKING.
65) _o_
„Ik heb je al liefgehad, sedert ik je
gekend heb, zooals je werkelijk was",
antwoordde zij met zekeren trots. „Daar
enboven is nu alles, wat tot Seth Tre-
lyon behoorde, verdwenen. Je bent nu
Bevil Granville, en het is Bevil Gran
ville, dien ik liefheb."
Hij zweeg eenige oogenblikkenhij
trachtte in zijn eigen hart te lezen; hij
trachtte te begrijpen te verwezen
lijken.
„Al je haat is verdwenen", ging zij
voort, „daar is iets beters voor in de
plaats gekomen. Is het niet zoo?"
Bevil lachte, het was een jongensach
tige lach, de lach, dien zijn tante inder
tijd zoo graag mocht hooren. De liefde
van een vrouw had zelfs den rechtmati
ger toorn, dien hij gevoeld had voor het
tweetal, dat hem zooveel leed berokkend
had, doen verdwijnen.
„Bevil, mijn jongen", zei tante Esther,
toen zij een half uur later de kamer
binnentrad, „we moeten voortmaken,
anders missen wij onzen trein nog."
„Ik kan vandaag niet weg, en u ook
"iet zei hg lachend.
Te 's-Gravenhage is Zaterdagmiddag
de Nederlandsche Cultuurkring bijeen
gekomen, onder leiding van prof. dór G.
A. S. Snijder, voorzitter.
De rijkscommissaris, Rijksminister Dr
Seyss Inquart, de commissarissen-gene
raal en tal van andere Duitsche autori
teiten woonden als gasten de vergade
ring by. Ook waren aanwezig de waar
nemende secretaris-generaal van het de
partement van onderwijs, kunsten en
wetenschappen, mr H. J. Reinink, recto-
res-magnifici onzer universiteiten, een
zeer groot aantal hoogleeraren enz.
De voorzitter, prof. dr Snijder, stelde
in bet licht, hoezeer hij de aanwezigheid
van den Rijkscommissaris op prijs stel
de, niet in de laatste plaats, omdat de
Kuituurkring daardoor de gelegenheid
had een begin te maken met de verwer
kelijking van één der belangrijkste pun
ten, waarover alle medewerkers van den
Cultuurkring het reeds eens geworden
zijn: de samenwerking met de Duitsche
overheid op het gebied der vernieuwing
van de Nederlandsche cultuur.
De Rijkscommissaris zei daarna het
rolgende
Wanneer u sprak over uw samenwer
king met ons, dan beschouw ik dat niet
zoozeer als een samenwerking met ons
in onze hoedanigheid van Duitsch gezag,
als wel veeleer een samenwerking met
ons als hier aanwezige vertegenwoordi
gers en dragers der Duitsche cultuur,
opdat het tot een juiste harmonie van
het Nederlandsche volk en het Duitsche
cultureele leven moge komen.
Met ware voldoening hoorde ik u con-
stateeren, dat u de door mij uitgestoken
vriendenhand wilt zien en wilt grypen,
en daarmee heeft u tevens de voor u be
langrijkste vraag beantwoord. Vriend
schap kan slechts tusschen zelfstandige,
vrye, volkomen verantwoordelijke men-
schen bestaan. En wat het cultureele
leven betreft, zoo kan ik u slechts de
verzekering geven, dat juist wy een echt
volkseh Nederlandsch cultureel leven
willen, ja er direct naar verlangen en er
zeker van zijn, dat, evenals het eigen
karakter van de Duitsche stammen, die
toch heden een door één geloof en één
wil bezield volk vormen, niet tot split
sing, maar tot verrijking van het gehee-
le Duitsche cultureele leven strekt, even
zeer de verscheidenheid van het Neder
landsche en Duitsche cultureele leven
geen splitsing beteekent, maar slechts
een verrijking van beide kanten.
Weliswaar zooals u zelf zegt
Tante Esther keek niet in het minst
verbaasd. Het beschot tusschen de twee
vertrekken was niet heel dik, en mis
schien had zij wel iets van hun gesprek
gehoord.
„Wat bedoel je daarmee?"
„Net, wat ik gezegd heb, tante Es
ther", zei hij vroolijk. „Mag ik u even
Auriol Killigrew voorstellen? Vroeger
heette ze Auriol Osborne, maar ze heeft
nu een nieuwen naam."
Tante Esther keek Auriol een paar
seconden opmerkzaam aan, en liet toen
haar blik op Bevil rusten.
„De Heer zegene je beiden", zei ze
toen.
Gedurende eenige oogenblikken zwe
gen ze daarop alle drie.
„En en?" zei de oude dame toen
met tranen in de oogen, terwijl ze Auriol
en Bevil beurtelings aankeek.
„Ja, ja, tante, het is in orde", zei
Bevil lachend. „Auriol heeft beloofd, dat
ze mijn vrouw zal worden."
„Auriol", zei de oude dame toen, „wil
je je aanstaande tante niet een kus
geven
Een paar uur later was de kleine stad
in een staat van groote opgewondenheid.
Aan het praten kwam geen eind. Hoe
het nieuws bekend was geworden, wist
men niet, maar hoe meer er bekend
werd, hoe grooter de verbazing werd.
Eerst werd er gefluisterd, dat Auriol
Osborne niet Osborne heette, maar een
kan het niet gaan om dat steeds naar
't Westen kijkende aesthetisme, dat even
als vroeger ons ook uw cutureele streven
beheerschte en leidde tot splitsing, tot
een bovenmatig accentueeren der dialec
tiek en tot een zich vermeien in de nu
ances van ondergang en twijfel. Het cul
tureele leven van een volk moet in zijn
diepste diepte gegrondvest zyn op een
hechte wereldbeschouwing, die dan haar
kracht weer put uit het besef van wat
eigen volk en het opgaan in de gemeen
schap van dit volk eischt
U sprak over het Nederlandsche en
het Duitsche volk als twee broeders en
daarmee raakt u de grondslag van onze
gemeenschappelijke Germaansche af
stamming. Ik wil bovendien nog wijzen
op de kameraadschap, die deze beide vol
ken moet omsluiten. Kameraadschap der
volken beteekent evenzeer als by kame
raadschap der enkelingen, het vaste be
sluit eikaars lot te deelen en voor elkaar
in te staan. Het Duitsche volk is tot
deze kameraadschap volkomen bereid en
zal voor deze kameraadschap alles in het
werk stellen, wanneer het om het be
staan van den ander mocht gaan. Het
mag dan op het oogenblik schynen, als
of van het Nederlandsche volk op' het
oogenblik meer gevergd wordt. Doch dit
houdt alleen verband met de uiterlyke
levensomstandigheden, die juist tenge
volge van de gemeenschap van het lot
aan dezelfde beperkingen onderhevig zyn
in welke het Duitsche volk zich op het
oogenblik schikt.
Doch Nederlanders, die een ruimeren
kyk op de dingen hebben, zullen begrij
pen, wat het beteekenen kan, wanneer
de gansch reëele macht van het Duit
sche volk van 85 miljoen en het Groot-
Duitsche rijk, als het er op aan komt,
bereid is op de bres te staan voor het be
stand van het Nederlandsche volk en
den Nederlandschen staat.
Want hierin schuilt juist de kern van
het lot van dezen staat, dat zyn reëele
machtsbasis verre ten achter bleef by
zyn uitgestrektheid. En zonder mij nu bij
deze gelegenheid met politiek of zelfs
problemen der buitenlandsche politiek te
willen bezig houden, zoo dient u toch te
weten, dat onder alle omstandigheden
de gansche uitgestrektheid van het toe
komstig gebied, waarover de invloed van
het Duitsche ryk en het nieuwe Europa
zich uitstrekt, ter uwer beschikking zal
staan en wel ter beschikking van vrye
Nederlanders, onze kameraden.
Het gaat dus niet om vrijheid, zelfstan-
anderen naam had, wat die was, wisten
ze echter niet.
Nauwelijks was dit bekend geworden,
of Sara Skidgemoor, de moeder van den
loopjongen van het kantoor van meneer
Tremayne, vertelde aan Betty Goudge,
dat Auriol Osborne's vader niemand
anders was dan de overleden Sir Char
les Killigrew, en dat Lady Killigrew niet
in Frankrijk gestorven, maar naar Lon
den gegaan was, waar Auriol geboren
werd.
„Lieve tijd!" riep Betty Goudge Uit,
„en wat moet er nu van David Osborne
worden 1"
„Die is weggeloopen."
„Weggeloopen Waarom is hy weg
geloopen
„Omdat hy een groote schelm is ge
weest en Auriol jarenlang heeft bedro
gen".
„Nu, ik kan er niet bij met myn ver
stand. Hoe is het bestaanbaar?"
Er zou echter nog meer volgen. Nau
welijks hadden zij dit alles gehoord, of
het werd in vertrouwen rondverteld, dat
Seth Treylon, de commensaal van Susan
Curner, niet Seth Treylon was, maar
Bevil Granville, de eenige zoon van den
ouden Granville.
„Maar dat kan toch niet", zei Molly
Udy, „die zit toch in de doos, en het is
goed ook, dat zulk soort opgeborgen
wordt", en ze begon uit te wijden over
het rechtsgeding, dat zeven jaar geleden
digheid en onafhankelijkheid. En het
verwijt van heulen met den tegenstander
of zelfs verraad, treft volkomen ten on
rechte de mannen, die voor het Neder
landsche volk een weg aan de zijde van
het Duitsche volk zoeken. Wat beteekent
verraad dan eigenlijk? Wij Duitschers
weten het maar al te goed. Wanneer wij
volk en volkskarakter als hoogste goed
beschouwen, dan pleegt diègene verraad,
die zich juist aan dit hoogste goed ver
grijpt. Wie volksvreemde of zelfs voor
het volk schadelijke biologische, geeste
lijke en moreele invloeden toelaat of zelfs
bevordert, is evenzoo een verrader, ais
diegene, die de kracht van het volk mee-
doogenloos voor zelfzuchtige doeleinden
misbruikt.
In tijden van plotselinge nederlagen
hoort men dan ook steeds het woord ver
raad, maar nooit hoort men het uit den
mond der dappere soldaten in de voorste
linies, die de overweldigende militaire
macht van den tegenstander leerden ken
nen en respecteeren.
Men noemt ook die menschen graag
verraders, die tegen stands- en klasse-
grenzen optornen, wanneer deze verschil
len hun economischen en geschiedkundi
gen zin verloren hadden en het leven
van het volk beklemmen.
Ik kan u verzekeren, dat juist die Ne
derlandsche mannen, die men boosaardig
of onnadenkend verrader noemen wil, by
de opperste leiding van het rijk heel
goede en waardige vertegenwoordigers
van de Nederlandsche zaak en de Neder
landsche vrijheid waren, over welk laat
ste punt door het rijk nooit eenige twij
fel was gelaten.
Ik kom ook nog graag terug op uw
opmerking, dat de godsdienst de hoog
ste geestelijke uiting van alles om ons
heen is. Ook wy hebben deze vaste over
tuiging. Hoe zouden wy anders ook zoo'n
onmetelijk streven der hervorming en
vernieuwing der geestelijke en reëele be
trekkingen der Europeesche menschen
met het vaste vertrouwen op succes kun
nen beginnen, wanneer wy ons in ons
werk niet met God verbonden en aan
God gebonden zouden gevoelen. Mis
schien is dit ons geloof niet zoo zeer ver
vuld van angst voor het leven en ge
smoord door den druk van de onbedui
dendheid daarvan als wel gedragen door
het bewustzijn van de volkomen juiste
invoeging in de schepping, waarvan de
beteekenis ons meestal verborgen blijft.
Wij moeten er echter tegen opkomen,
wanneer banden der dogmatiek als poli
tieke kenteekenen worden beschouwd en
zoo tot splijting van het volk leiden.
Want voor ons zyn de volkeren in hun
door den bloede bestemd karakter de
door God gewilde bouwsteenen van de
menschheid.
U hebt er juist aan gedaan, toen u
zich in uw streven niet door my liet legi-
timeeren. Dit geldt voor u precies zoo
als voor ieder, de gemeenschap betref
fend en daarmee politiek streven. U zult
en u wilt zich geen macht door den
staat laten geven om deze macht dan op
politiek gebied uit te buiten, maar het
is u daarom te doen de Nederlandsche
menschen van de juistheid van uw weg
te overtuigen en hen voor uw overtui
ging te winnen. Hier is slechts één ding
voor noodig, moed en wel de moed van
het inzicht, het besluit en de volkomen
toewyding.
U verzocht my, u of wel het Neder
landsche volk tyd te laten. Wy haasten
u niet. Want. de beslissingen vallen hier
niet voor ons. Onze beslissingen bevech
ten wy elders in de wereld. Maar juist
voor deze beslissing is het van het groot
ste belang, dat het Duitsche volk het
Nederlandsche volk als zyn kameraad
beschouwt. De richting van den weg
moet by het begin van den marsch wor
den gekozen. De bouw van den weg kan
dan met uiterste zorgvuldigheid en over
leg geschieden. In dezen zin is uw rede
voering een daad en wy zyn getuigen,
dat mannen in Nederland, die zich be
wust zijn van hun verantwoordelijkheid,
reeds nu op het oogenblik, de kameraad
schap van het Nederlandsche met het
Duitsche volk gekozen hebben, in het be-
wustzyn dat deze ineenvlechting van ons
beider lot ons groot maakt en beiden ten
goede komt. Daarvoor dank ik U.
zooveel opschudding in St Minver te
weeg gebracht had.
Ze was echter nog niet uitgepraat,
neen, niet eens halfweg met haar ver
haal, toen er anderen by kwamen, die
met groote opgewondenheid meedeelden
dat Bevil Granville het slachtoffer was
geweest van een snood bedrog.
Daarop werd het huisje van Susan
Curner bestormd door nieuwsgierigen,
en Susan, meegesleept door de opgewon
denheid van haar bezoekers, vertelde
him een en ander van wat zij 's morgens
van juffrouw Granville had gehoord.
„Wat heb ik je gezegd?" riep Ann
Bassett uit, die zeven jaar te voren tot
hen behoord had, die Bevil het meest
veroordeeld hadden. „Heb ik niet altijd
gezegd, dat hij zoo onschuldig was als
een pasgeboren kind? Nu zie je 't eens!"
„Maar wie had het dan gedaan?"
vroeg een ander.
„Wel, weet je dat niet eens en toen
verklaarde een nieuw-aangekomene, dat
Arthur Trudgeon en Nick Bodonnick de
schuldigen waren en dat zy St Minver
met den trein van 12 uur verlaten had
den.
Het groote nieuws vernamen zij het
laatst, ën het was haast te goed, om te
kunnen gelooven.
„Wat! Het is niet mogelijk!" riep Ann
Bassett uit, toen zij er later op den dag
op aankwam, terwyl Molly Udy het aan
het bespreken was met Kezia Tamblin,
Wy lezen in de „Vrye Westfries":
Met uitzondering van eenige weini
gen, die met oogkleppen door het leven
gaan, zyn alle Nederlanders ervan over
tuigd, dat er groote en belangryke ver
anderingen in de Nederlandsche staats
regeling zullen komen.
De huidige periode is minstens even
schokkend en revolutionair als die van
de Fransche Revolutie en Napoleon.
Zoomin als toen de Republiek der
Vereenigde Nederlanden weer herrezen
is, zoomin zullen we nu de parlemen
taire democratie in haar jongsten vorm
weer terug krygen.
Maar juist omdat de wyzigingen zoo
groot en ingrypend zullen zyn, Is het
zaak om ze rustig te overwegen en niet
halsoverkop maar in te voeren. En om
dat het Nederlandsche volk een eigen
structuur, een eigen historie en een
uitzonderiyke politieke ontwikkeling
heeft, is het glad verkeerd om buiten
landsche staatsregelingen klakkeloos
hier in te voeren.
In de jaren tusschen 1795 tot 1913
is gebleken hoe ondeugdeiyk revolutie
bouw is. Er kwam haast elk jaar een
nieuwe staatsregeling en elke volgende
beviel nog weer slechter dan de vorige.
Toen is ook gebleken dat wat voor
Frankry'k goed was voor Nederland niet
deugde.
Wy zyn op 't oogenblik bezet gebied.
We leven onder de Haagsche Conventie
van 1907. Dat is geen ideale toestand,
maar we kunnen het er voorloopig mee
doen. Wy moeten onder de vigeur van
deze Conventie blyven zoo lang de oor
log duurt.
Natuurlyk moeten wij intusschen niet
stilzitten. Laten onze knapste koppen
van deze tusschenperiode een yverig ge
bruik maken, opdat zy, wanneer de
vrede komt, het project gereed hebben
van een staatsregeling, die waarborg
biedt voor een sterk gezag, die den
volksinvloed tot zyn recht laat komen
en die aansluit aan het Nederlandsche
volkskarakter.
Nederlandsche degelijkheid begeert
geen revolutiebouw.
BELASTINGDIENST.
Tot adjunct-commies der registratie
en domeinen werd met ingang van 1
October 1940 bevorderd de rijksklerk
der registratie en domeinen met vak
examen, mej. P. D. Stokmans te Goes,
inspectie registratie en domeinen.
Met ingang van 1 October 1940 werd
de rijksklerk der directe belastingen enz.
C. Koning, verplaatst van Roosendaal,
kantoor der invoerrechten en accynzen,
naar Oostburg, kantoor der directe
belastingen, enz.
Besmettelijke ziekten.
In de week van 15 tot en met 21 Sep
tember kwamen in onze provincie vijf
gevallen van roodvonk voor, n.l. 2 te
Rilland-Batb en 1 in elk der gemeenten
Krabbendyke, O.- en W.-Souburg en in
Oud-Vossemeer. Voorts werd tie Sint
Maartensdyk één geval van febris ty-
phoïdea geconstateerd.
ZUID-BEVELAND.
Door de iocaalspoor aangereden.
Nisse. Vrydagmiddag had alhier een
motorongeluk plaats met de locaaltrein,
welke om 3 u. 18 uit de richting Goes
naar Hoedekenskerke reed. De motor
kwam uit Nisse, reed naar 's-Gravenpol-
der en wilde de overweg by het station
de Palmboom alhier overrijden. Door het
slecht uitzicht merkte de beryder, dhr
F. Vorstenbosch uit Hansweert te laat,
de naderende locaaltrein. Een botsing
was niet meer te voorkomen. De motor
werd 35 m meegesleurd en aan den kant
van de spoorbaan geworpen.
Dokter Nieuwenhuyse uit 's-Graven-
polder verleende de eerste geneeskundige
hulp en liet hem verder per ziekenauto
naar het ziekenhuis St. Johanna te Goes
vervoeren. Toen hy tot bewustzyn was
gekomen, klaagde hy over inwendige py-
nen. De locaaltrein had 45 minuten ver
en Grace Rowse. „Ik ben vanmiddag niet
minder dan vier keer by Susan Curner
aangeloopen, om te hooren, of ze ook
nog wat meer gehoord had, dan wy al
wisten, en ze heeft er geen woord van
gezegd."
„Nu het is toch waar!" verklaarde
Molly. „Susan heeft eindelyk bekend, dat
zij meneer Granville juffrouw Killigrew
had zien kussen, waar juffrouw Gran
ville by was, en dat zy hem tegen zyn
tante had hooren zeggen, dat hy geen
plan had, hun huwelijk nog lang uit te
stellen."
„Nu, ik zal die Susan op haar kop ge
ven", riep Ann uit, „dat ze dat my niet
verteld heeft."
Bevil wist echter niets van dit alles,
en het zou hem ook niet hebben kunnen
schelen. Hij dacht nauwelijks meer aan
Arthur Trudgeon en Nick Bodïnnick. In
de oogen der wet was hij schuldig, maar
wat kwam dat er op aan. Zijn onschuld
was een voldongen feit in St. Minver, de
kleine stad, waar hij geboren en opge
voed was; en hy kon aan de gezichten
van de menschen zien, dat er in hun oog
geen smet meer rustte op zyn naam.
Die zeven vreeselijke jaren waren voor
bij. Zij waren op een geheimzinnige wijze
uitgewischt. God had uitkomst geschon
ken en het zou zijn grootste verlangen
zijn, dien God voortaan te dienen en met
Auriol het pad ten leven te bewandelen.
EINDE.