mummm mfssaPnflffefit I? tig;i si ™PS« 'sS3 3-1 is &5IS ffi 5 5? Voor de Jeugd Zonder Moeder. Zaterdag 28 September 1940 Voor den Zondag Om de toekomst onzer kinderen. g" !"v'tö'wW'2Sf'2Mï-i* S* 5? 2-^ Sft§ 01P 01 P91* MOÖon^B s-- °«L§ ^.S' W w QjW® 1 Wwffi MP <5* S S» CD '9° 3 2 «S 0 |g oP'" g.w o 00 NhO i gó p c >e- w CD B o gg -N §«|t a 1 w H O 8* 3 O CJT t-1 Q jö of bs o rrsq b&Pï 3 o» >1 oq """Si 7 CP p P O crq o <t> >1 ,3 0 w. <SE "I 5 8 tr? p S gf "- - P >1 O Is J? 1 <0 Is. 1 ct- 2 8 B S B 3 e w f+ S gar.wB crwp »|«w I e-g S, CD CD P 1 2 8 Sft E-x IB 25 85 it 47 48 49 50 Stand Zwart 10 schijven op: 2, 7/10, 13, 15, 16, 29 en 36. Stand Wit 10 schijven op: 20, 21, 22, 24, 33, 37, 38, 40, 43 en 44. Wit speelt en wint. 1 2 3 4 5 47 48 49 50 Zwart 8 schijven op: 8, 10, 11, 12, 14, 17, 19 en 38. Wit 8 schijven op: 22, 26, 28, 30, 32, 34, 40 en 43. Wit aan den zet! Correspondentie. In de volgende rubriek hopen wij de han gende zaken (o.a. loopende wedstrijden) te liquideeren. Dit aan het adres van eenige vragenstellers. Beste neefjes en nichtjes, M'n bedoeling was de briefjes te be antwoorden, maar door bijzondere omstan digheden was dit niet mogelijk.' Tot de volgende week dus. Hier volgen de 2e prijsraadsels, lii Voor de grooteren. Het geheel bestaat uit 51 letters. Een 20. 11. 44. 35. 50. 5. is een visschers- boot. Een 41.16. 26. 39. is een handelsgebouw. Een 22. 29. 14. 18.16. 46. 2. 33 is een zuid vrucht. Een 10. 48. 21. 35. is een harde vrucht. 6. 19. 5. 1. 31. 18. 25. 23. 38. is een ander woord voor iets sturen. Bij 34. 12. 48. 36. 22. is het gevaarlijk op zee. De 20.11. 40. 49. is aan den onderkant. Het 9. 21. 11. is een bekend gebouw in ons land. Een 20. 36. 15. 27. 42. 7. is een opschepper. Een 47. 36. 4. 43. 12. is een gedroogde vrucht. 51. 8. 6. 45. 30. is damp. Een 32. 28. 37. 9. is een weinig gebruikt trekdier. 24. 11. 4. 17. is een ouderwetsch woord voor middag. Een 20. 13. 19. 46 is een wild dier. 2. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 20 letters. Een 6. 16. 10. is een wagen. Een 7. 5. 6. beschermt tegen het water. Een 6. 9. 7. 7. 13. bestaat uit meerdere dieren. 15. 1. 13. 18. is niet vol. 3. 8.19. 14. 1. 17. mag je na het werk. De 19. 11. 2. 13. 4. hoort bij de bloem. Een 12. 9. 20 is een kleine woning. Allen hartelijk gegroet van TANTE DOT ATE. 25) De geschiedenis van Oom Wout. Als de kinderen dien avond allang sla pen, zit Vader met Oom en Tante nog beneden te praten. Ze praten over Theo. Tante is er over begonnen. „Heusch", zegt Tante, „ik geloof, dat het veel beter is als we hem er iets van vertellen. Zoo klein is hij niet meer. Vooral nu hij die broek heeft gevonden en pas ontdekt, dat er een Oom Wout is, haalt hij alle mogelijke dingen in zijn hoofd, behalve de waarheid natuurlijk." Ze hebben het ook nog over het teeke nen en als ze eindelijk opstaan om naar bed te gaan, zegt Vader tegen Tante: „Nu Lien, dat is dus afgesproken, jij vertelt hem morgen maar eens precies hoe het allemaal in elkaar zit en wat we verder besproken hebben. Zoolang je hier bent, ben je toch zoo'n Moedertje voor die twee." Theo komt in z'n eentje uit school, wat later dan Luut en Leni. Het is nog een paar dagen voor de va- cantie. De rapporten hebben ze al en huis werk hoeft er niet gemaakt. Als Theo den tuin in komt staan de meisjes juist op van de bank. Ze moeten een boodschap doen voor Tante en Woutje mag met hen mee. .Theo blijft alleen bij Tante en broertje, die weer op het gras in de box speèlt. Tante heeft de meisjes expres weg gestuurd, want ze wil Theo een poosje al leen hebben. Nu zal ze hem alles vertellen wat den vorigen avond besproken is. „Ga je even mee naar boven?" vraagt Tante hem. Theo begrijpt niet wat er is. Waarom hij met Tante naar boven moet. Maar nog veel minder begrijpt hij ervan als ze naar Vader's studeerkamer gaan. Vader zelf is uit en... daar komen ze toch nooit als Vader er niet is. En het wordt nog vreemder, want Tante gaat naar Vader's bureau en met een sleu tel, die daar op het vloeiblad ligt, doet ze een van de groote muurkasten open, die Theo nog nooit open gezien heeft. Wat gaat Tante dan toch doen. Als Tante de kast open heeft, gaan haar oogen even zoekend door de kast en dan zegt ze: „Ja, Theo, nu moet je me eens even helpen". Theo komt een paar stappen naar voren en dan tilt hg met Tante samen, voorzich tig een groot schilderij uit de kast. En dan komen er nog meer. Ze zetten ze op tegen de muren, op de stoelen, overal waar ze maar een plaatsje kunnen vinden. „Prachtig. Prachtig", vindt Theo ze. Hij loopt er maar langs van de een naar de ander en weet niet, welk hij het aller mooist vindt. „Heeft Vader die ineens allemaal tege lijk gekocht?" vraagt hij dan opeens aan Tante, „of... heeft u die ook meegebracht?" „Nee Theo, Vader heeft ze niet gekocht en ik heb ze ook niet meegebracht. Ze zijn hier allang. „Deze en die", Tante weet ze zoo aan te wijzen, heeft Oom Wout geschilderd..." „Zie je wel", juicht Theo, „dan is die broek ook van hem. Dat heb ik wel ge dacht." „Ja, dat heb je goed geraden", valt Tante hem in de rede. „Maar deze...", even wacht Tante voor ze verder gaat, „deze vier heeft je Moeder geschilderd. „Is het heusch waar Tante?" Theo kan het haast niet gelooven. Maar als Tante hem dan nog eens ver zekerd, dat het werkelijk zoo is, ja dan moet het ook wel zoo zijn. Het duurt een heele poos eer ze alle maal weer in de kast geborgen kunnen worden. En dat ze daar in moeten en de deur weer stijf op slot, dat spijt Theo maar wat erg. Liefst had hij ze meegenomen naar be neden en daai' in de kamers opgehangen. Maar het kan niet. Ze gaan weer in de kast en de sleutel wordt weer op Vader's bureau gelegd. En als ze dan weer beneden zijn, in den tuin, vertelt Tante Theo alles van Oom Wout. EEN PAAR LEUKE SPEELGOED BEESTJES VAN RESTJES STOF. Deze grappige varkentjes zijn vooral voor kleine zus of broer geschikt, omdat z.e zacht zijn en de kleintjes er zich dus geen pijn aan kunnen doen. Het groote varken is 10 cm, het kleine varken 6 cm hoog. Als materiaal gebrui ken we rose satinet of gebloemd katoen met een rose ondergrond. Eerst knippen we het model van papier. Op de figuur zijn de maten in centimeters aangegeven. Dan leggen we het papier op de stof en knip pen de verschillende deelen netjes uit. Denk erom dat je overal een naad aan knipt. Als je er moeite mee hebt, moet je moeder maar vragen of ze je helpt. Fig. IV zijn de deelen van het groote varken. Fig. VVIII die van het kleine varken. Fig. I en V worden tweemaal, fig. HI, IV, IV en VU en VH en VHI viermaal en fig. II en VI éénmaal van de stof geknipt. Eerst maak je het voorstukje van de kop dicht. Dan zet je de rugkant, fig. H, tusschen de deelen van de romp, zoodat het spitse einde van de rug naar de kop toe buigt en maakt de buiknaad tot aan de snuitopening dicht. Door deze opening worden kleine lapjes stof gestopt. Stop er veel in, zoodat het varken stevig en dik wordt. De snuitopening wordt met een rond stukje stof met een doorsnee van 1 cm ge sloten. Dan naai je de vier poten, fig. HI aan drie kanten dicht, vult ze, naait de vierde kant dicht en zet ze op de plaats van de cirkeltjes aan de romp. Op de plaats waar de poot is vastge maakt en rondom de „voet" maak je fes tonsteekjes met rose zij. Daarna naai je de ooren, fig. IV aan elkaar en naait ze op de plaats van de stippellijnen aan de kop vast. Langs de ronde snuit maak je ook feston steekjes of andere steekjes. De neusgaten bestaan uit twee balletjes zij. Onder de snuit maak je een rij steelsteken van bruine zij. Voor de oogen neem je blauwe glazen kralen. Het staartje wordt gehaakt en dan ge- festoneerd. Het moet ongeveer 4 cm lang zijn en bestaat uit wol. De kleine var kentjes worden op dezelfde manier ge maakt, alleen is de snuit iets kleiner en het staartje 2Va cm lang. Een leuk werk voor handige meisjes. Als je geen klein broertje of zusje hebt, moet je de varkens maar zelf houden. Ze staan wat leuk op je bed of in de vensterbank. HET WOORD NIET VERSTAAN. Maar zg verstonden dat woord nietMare. 9: 32. De leerlingen hebben den Meester niet begrepen... Het is maar een heel eenvoudige en een alledaagsche opmerking van den evan gelist. Maar achter dit woord ligt al de ellende van het Joodsche volk uit die dagen. Op den achtergrond staan de breede lagen van geleerden en eenvoudigen, van priesters en dorpelwachters, die allen Jezus niet begre pen hebben en dus ook niet het heil dat Hg bracht. En zelfs ook de discipelen, die zoo heel dicht bg Jezus leefden en dagelijks met Hem verkeerden, begrepen den Heiland niet als deze sprak van zijn lijden en ster ven. Het Joodsche volk uit Jezus' dagen leefde wel in Messiaansche verwachting. Het kende wel heel sterk het verlangen naar een komenden verlosser. Maar en dat was de oorzaak dat zij de boodschap van Jezus niet verstonden het verwachte een anderen verlosser dan er kwam. Israël leefde in die dagen in een verval len staat. Het was zichzelf niet meer. Vreemdelingen waren er heer en meester. De Romeinen hadden het land bezet en He rodes pleegde er zijne gruweldaden. En zoo zag dan het volk der Joden uit naar een verlosser, een bevrijder. De Mes- sias-verwachting had een politieke kleur gekregen. De sterke arm zou het doen. De Messias moest nu komen. Dat ge voelen leefde er in den echten Jood die het juk van den Romein wilde afwerpen. Zou hij als zegevierend krijgsheer Jeruza- lem's straten binnentrekken? Zou hij ko men met legers van engelen op de wolken des hemels? Het deed er minder toe. Als hij maar kwam om den vreemdeling te ver drijven en aan Israël de vrijheid te herge ven. Zoo was het met de Messiaansche ver wachtingen gesteld toen Jezus kwam. Maar hoe kwam hij? Als een dictator? Aan het hoofd van machtige legers? Om stuwd door legioenen engelen? Neen! Jezus kwam wel als verlosser, maar dan als de Verlosser. Hg kwam, NOG ROEPT GODS STEM. Nóg roept Gods stem zou ik niet eind'lijk hooren? Hoe lang nog zal de wereld mij bekoren, zoodat in ijdelheid mijn dag vergaat, terwijl rondom mij fel de branding slaat? Nog roept Gods stem zou ik niet eind'lijk komen? Zoo menigmaal heb ik zijn roep vernomen. Eens komt de tijd, dat Hij mij van zich zendt: Ga weg van mij; Ik heb u nooit gekend! Nóg roept Gods stem, al sluit ik trotsch mijn ooren, Nóg klopt zgn hand; mijn hart laat zich niet storen. Nóg houdt Hij zijne armen uitgebreid. Nóg houdt Hij o mijn hart! nóg is het tijd. Welaan mijn hart, geef eind'lijk u gevangen; waar wilt gij troost, waar wilt gij rust erlangen? Laat los! verbreek der zonde slavernij nü of gij wordt in eeuwigheid niet vrij. GERHARD TERSTEEGEN. maar als een dienstknecht, als de 1 ij d e n- de knecht Maar zij verstonden dat woord niet De discipelen zouden het eerst later ver staan; doch de breede massa, de geleerden en de eenvoudigen, de élite en het gepeupel heeft het niet verstaan. Maar zg verstonden dat woord niet...... Kan dat ook niet gezegd worden van velen in onze dagen, die wel uitzien naar een verlosser, maar dan naar een heiland van hun eigen gedachten-maaksel? Zij verstaan dat woord niet. Zij kennen niet het Woord van God, of zij erkennen het niet als zoodanig. Wie heeft onze prediking geloofd? Allen, die in gehoorzaamheid aan Gods Woord, Christus aannemen als hun Verlos ser en Zaligmaker. Allen, die in ootmoed begeeren te buigen voor den Christus der Schriften. Christus laat zich niet gebruiken als na tionale held. Zijn heil is internationaal. Hij is de Verlosser en Vrijmaker voor alle volken. Voor allen, die Zijn Woord ver staan, die het doen en bewaren! Voor allen die in Hem gelooven als him Heere en God. (Vervolg.) De vorige maal schreef ik te,dezer plaat se over het eigen karakter der Christelijke barmhartigheid en de noodzakelijkheid, onze kinderen op te voeden in een sfeer van Christelijk gemeenschapsgevoel. Het evan gelie kan niet gebracht worden los van de barmhartigheid. Wie gegrepen is door het evangelie, moet aan de innerlijke bewogen heid uiting kunnen geven. Een Kerk, die als gemeenschap geen barmhartigheid meer kan uitoefenen, wordt een levensader af gesneden. Geld geven in de kerk is niet een onaangename noodzakelijkheid, maar is een levensbehoefte. Naast dus de noodzaak krachtig te hand haven in gezin en kerk het eigen karakter der Christelijke barmhartigheid, en mede het inprenten in woord en bovenal in daad van dit alles aan onze kinderen, opdat hun levensstijl als Christenen duidelijk blgve: wel i n de wereld, niet v a n de wereld, is er een tweede belangrijk terrein, waar wij ern stig dienen te waken tegen vertroebeling, tegen onduidelijkheid der beginselen. Dit gebied is de opvoeding en wel speciaal de schoolopvoeding. De tijdsomstandigheden stellen de in Nederland volkomen doorgedachte en uit gewerkte kwestie van het goed recht der bijzondere scholen weer aan de orde. Van vele kanten wordt in den laatsten tijd weer gepleit voor een school, welke de leerlingen van alle gezindten zou bijeen brengen. Het is weer één van de vele uitingen eener een- heidsidée van on-Nederlandschen aard, in strijd met Neerlands volkskarakter, tradi tie en aanleg. In dezen is de geschiedenis zeer leer zaam; want die eenheidsschool, die tevens een nationale school zou zijn, hebben we hier gehad in den tijd van de Bataafsche Republiek en het is er mee een gemodder en gehannes gebleven tot eindelijk men in zag, dat schoolonderwijs, gelijkelijk gege ven aan Humanisten, Calvinisten en Room- schen dermate „neutraal" moest zgn, dat een belangrijke basis van ware geestelijke en zedelijke opvoeding onvindbaar bleek. Helaas is in de laatste jaren de geschie denis van den schoolstrijd mede onder in vloed van de wet-1920 in het vergeetboek geraakt. Men spreekt tegenwoordig veel over bou wen en over opbouw. Het komt in het leven niet uitsluitend op bouwen aan, ook op bewaren. Vooral Christelijk gezien is er in het leven een zijde, waar de klemtoon op het bouwen valt, maar parallel hiermee loopt het be waren. In de uitdrukking „ik zal handhaven" zit eigenlijk zoo wel het bewaren, als het bou wen besloten. Opdat wg nu bij het bouwen het verworvene en, na een strijd van haast een eeuw; verkregene, zuiver zouden bewa-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 7