3 DE ZEEUW cursus, tweede blad Bevil Granville Lichtgevende Verf i aan et examen in 194^ voor Handelsonder- it zich zoo spoedig Mr. P. C. DE JONGE, Verdeeldheid en verscheidenheid. feuilleton vlissingen. walcheren. Secretaris-generaal van Sociale Zaken van zijn functie ontheven. Officieel wordt medegedeeld: Geregeld luchtverkeer tusschen Ned.-lndië en de Vereen. Staten. i.s. najsarsexamens teur van den Distribu- i Middelburg maakt be de detaillisten de aan- jlieren van een voor innen afhalen bij het <antoor. Directeur voornoemd H. P. STAAL VAARDE. ën en Abonnementen ngenomen door A. NAGELKERKE, Melksalon. VAN Engelsche chuwings- elen wijst. ;-Holland) .60, Cox Pomona 8 els 27, Gansebout •odes 2—3.50, Kaiser Lanes Prince Albert die 5, The Queen 4 ïg 25, Zoete Ribbe- per 100 kg. lerode extra 7, id. A 506, Br. d'Amanlis A 10—12, id. B 9— llapps Favorite extra 10.90—13, id. B 10— Jutten extra 21, id. id. C 5, Triumph de -20 ,id. A 15—17, id. -12, Ananas de Con- Beuker 3.506, Br. .50, Br. Lebrun 2— .5018, Bergamotten hr. William 2—11-20, Diamantperen 5 ruyot 3—7.50, Dulfjes- irnelis 24, Goudbal- irg. Marillat 37.50, :voux 45.50, Ronde 50, Spekperen 35, 2—5.50, Scharlaken- gn. d'Esperen 210, —4.50, Will. Duches- m Valperen 13.50, oospruimen 68, Bl. 6—8, Belle de Lou- ankpruimen 6, Gele Jeffersonpruimen 6 ten 6—12, Reine Vic- Claude (groene) 6— d'Alton 6—13, Reine Rademakerspruimen rpruimen 610, alles k Berry 1222, Bl. Tomaten 9—14, alles ;nen 10—22, Perziken tuks. D, 26 Aug. Aardap- ligenh. 3.293.68, id- .63, id. bonken 2.02— mheimers 3.513.82, .51—2.66, id. bonken 3s 2.78Zeeuwsche id. drielingen 2.66 kg. Toale aanvoer jes 0 D, 27 Aug. Aardap- Eigenheimers 3.40 2.57—2.75, id- bon' Blauwe Eigenheimer3 dingen 2.51-2.71, i Zeeuwsche BonL rielingen 2.80—2. n 4.52—4.60, id. drie per 100 kg. Totale Groote bruine uien _gen 3.98, id. Picklfr gesorteerd. Aanvoei WOENSDAG 28 AUG. 1940. Nr 276. In de „Telegraaf" had Mr J. A. van Hamel gewaarschuwd, van het het een- heidsstreven van dezen tijd niet te groote verwachtingen te koesteren, om- jat die neiging tot verdeeldheid diep in het Nederlandsche volkskarakter is geworteld. Pe„Nederlander" merkt naar aanlei ding hiervan op, dat men met bedoeld betoog, goeddeels kan meegaan, en toch van oordeel zijn, dat de schrijver teveel aan den buitenkant van het probleem ia gebleven en onvoldoende heeft aan gegeven hoe het dan toch wel komt, dat die „verdeeldheid" zich de eeuwen door blijkbaar heeft vermogen te hand haven. De heer van Hamel immers consta teert alleen het bestaan van die ver deeldheid, hij erkent dat die verdeeld heid wel zal blijven. Maar hij ver klaart niet. Wanneer wij dit laatste wèl pogen te doen, dan beseffen wij voor een hache lijke taak te staan, omdat niets gemak kelijker is, dan tegenover zulk een ver klaring, die zich noodzakelijk tot de zeer groote lijnen moet bepalen, te komen aandragen met incidenteele voorbeel den, die zulk een verklaring schijnen te weerleggen. Dit mag ons echter niet weerhouden de poging te doen. „De „verdeeldheid" van ons volk is in haar eeuwenlange aanwezigheid alleen te verklaren als men haar ln direct ver band brengt met het geloof. En dan niet alleen met het geloof in den zin van den band tusschen God en individu, maar in de volle beteekenis van het uitdragen van Gods geboden op alle le vensterrein. Eerst als men het zóó ziet en zóó be grijpt, dan pas kan verklaard worden waarom die „verdeeldheid" zich steeds gehandhaafd heeft en zich steeds kon handhaven. Een andere verklaring is er niet. Slechts een „verdeeldheid", die uit waarachtige tegenstellingen voortvloeit, is in staat de eeuwen te trotseeren. Behoeven wij de juistheid van het bo venstaande nog nader aan te toonen? Spreekt onze geschiedenis, die eerst de controverse roomsch-katholicisme te genover protestantisme, later den strijd van het Christendom tegenover het on geloof aanwijst, niet voor zich? Is het niet voor ieder duidelijk, dat juist de geestelijke basis van deze tegenstellin gen ze te duurzamer doet zijn, omdat die basis weer tal van consequenties met zich brengt ten aanzien van de staatkundige en maatschappelijke vra gen van alle tijden? Wanneer dat dan duidelijk is, dan be grijpt men ook, waarom wij het begrip „verdeeldheid" hierboven een en ander maal tusschen aanhalingsteekens plaat sten. Omdat in wezen niet van ver deeldheid, maar van verschei denheid moet worden gesproken. Natuurlijk komen nu de critici al aan. Met een keur van argumenten. De r.-k. geitenfokvereeniging loopt voorop. De tweede christelijke school op het kleine dorp voigt. En zoo gaat het door, zon der ons nochtans te verschrikken. Want dengeen, die de verscheidenheid jn ons volk begrijpt en aanvaardt, kost net waarlijk geen zelfoverwinning te er kennen, dat óók op dit punt óók door de Christenheid vaak is gefaald en veel w gezondigd. Gefaald als men te goeder trouw prin- C1P eele tegenstellingen zag, waar slechts principieele verschillen aanwe- z'g waren. Gezondigd als men uit puur menschelijke motieven verscheidenheid predikte, doch verdeeldheid (en dan zonder aanhalingsteekens) bracht. door JOSEPH HOCKING. Meneer Treleaven zweeg. „U en vader waren groote vrienden", smg Seth voort. »Dat waren wij." tni'n T?S ook een van de weinigen, die w net laatste toe met Sir Killigrew be vriend waren." »Dat zou ik niet durven zeggen." „Maar u ontmoette hem toch vaak, met waarJ' anders "liSSCllien Wel meer ^an iemand „Mijn vader was indertijd ook bevriend ontmn'+f les"> ging Seth voort. Zij ontmoetten elkaar tenminste heel veel. haü?"Z1J °0^ woorcien met elkaar ge- Geen antwoord. "Jaar liep de twist over?" je 'dat J n*et' rïat i^ het recht heb, Trewe vertehen" antwoordde meneer heaven na een lange stilte. Dit beladen houdt tevens de erken ning in van de gerechtvaardigdheid van sommiger eenheidsstreven, waardoor aan niet principieele tegestellingen op organisatorisch gebied een einde zou worden gemaakt. Het is waarlijk niet voor het eerst, dat in dit blad dit geluid wordt vernomen. Maar wanneer wij, dit erkennende den critici het volle pond geven, dan mogen wij met temeer nadruk begrip eischen voor de waarlijk principieele verschei denheid in ons Nederlandsche volk. Dan mogen wij begrip eischen niet voor een of andere theorie, maar voor deze nuchtere w e r k e 1 Ij k h e i d, dat een roomsch-katholiek, die zich laat leiden door de encyclieken Rerum Nova rum en Quadragesimo Anno het sociale vraagstuk anders benadert dan de li berale individualist, dat een belijdend protestant een taak der ouders om him kinderen zooveel mogelijk voor te berei den om tot kinderen Gods te worden ziet, terwijl de niet-geloovige van deze taak óf niets begrijpt óf niets wil weten. Dat is realiteit. En déze tegenstellin gen, die tot de verscheidenheid in ons volk moesten leiden en dan ook hebben geleid zijn wij zeggen het ten slotte prof. van Hamel na blijvend. Daarbij legt een geslaagde fusie van eenige voetbalbonden geenerlei gewicht in de schaal. Is het een pessimistische conclusie, waartoe bovenstaand betoog ons bracht? Geenszins. De waarachtige, gefundeer de verscheidenheid in ons volksleven is geen ramp, maar wij aarzelen niet het uit te spreken een zegen. Omdat zq toont, dat er in ons volk levend Christendom is, dat juist omdat het levend is felle reacties heeft gewekt. Is het dan een statische conclusie, waartoe wij kwamen? Een conclusie zonder perspectief voor do toekomst? Al evenmin. Want wij zien het als een groote taak voor ons volk om tezamen te komen eenerzijds tot uitbanning der verdeeld heid met handhaving der verscheiden heid. En anderzijds om te komen tot een zoo groot mogelijke eenheid 1 n verscheidenheid. HET 50-JARIG BESTAAN VAN HET STEDELIJK MUSEUM TE VLISSINGEN. Zooals wij reeds meldden, werd giste ren ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het stedelijk museum te Vlissingen In Britannia receptie gehou den. Tot de zeer velen, die van hun belang stelling kwamen getuigen behoorde prof. dr G. A. van Poelje, waarnemend hoofd van 't departement van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen, die vergezeld was van den chef der afdeeling kunsten en wetenschappen, mr J. K. van der Haa- gen. Na den burgemeester voerde prof. van Poelje het woord. Deze citeerde een En- gelschen dichter, die de herinnering zoo wel in het individueele leven als in het leven van een volk een hemelsche gave heeft genoemd en zei, dat het de taak van onze musea is deze herinnering mo gelijk te maken, te steunen en binnen de lokale sfeer gestalte, inhoud en vorm te geven. Eveneens stelde hij de functie van het plaatselijke museum tegenover die der centrale musea. De laatsten ver vullen een grootsche taak voor het ge- heele volk en daarom is het geoorloofd dat zij stukken bevatten die men uit een oogpunt van patriottisme gaarne in plaatselijke verzamelingen zou zien. Het locale museum, dat zich in de eerste plaats richt tot de inwoners van de ge meente, kan aesthetisch aan geheel an dere eischen voldoen, daar er voorna melijk opvoedende kracht van uit moet gaan. Spr. zei dat het Vlissingsche mu seum gedurende zijn 50-jarig bestaan zijn paedagogische taak op voortreffe lijke wijze heeft vervuld. Spr. zei tenslotte, dat voor de musea straks, als wij weer als een vrij volk den weg door het leven zullen mogen zoeken, een belangrijke functie is weggelegd. Dan toch zal men uit de verzamelingen van ons rijke verleden den moed kunnen put ten tot verdieping, tot versterking van de geestkracht, die thans reeds in vele opzichten in ons volk bewonderd moet worden. Dat men nu al in de meeste ge troffen steden van ons land weer aan den arbeid is getogen, met een energie, die veelal onbegrijpelijk is, schreef spr. voornamelijk toe aan het feit, dat het Nederlandsche volk voor een groot deel zijn kracht put uit zijn verleden. De heer H. G. van Grol, archivaris der gemeente en conservator van het stede lijk museum, bracht dank aan de auto riteiten, dank zij wier medewerking het mogelijk was dat hij als leeraar om de R.H.B.S. zijn werk voor het muserun Icon verrichten. Hij sprak woorden van waar deering tot het gemeentebestuur, burge meester van Woelderen en tot de inwo ners van Vlissingen, die meermalen be langrijke bedragen voor aankoopen be schikbaar hebben gesteld. Dr Staverman complimenteerde het bestuur van het museum, dat hij een kleinood van Vlissingen noemde. Spr. bood een boekwerk en een schilderij van de vroegere haven aan. Aagtekerke. Gemeenteraad. In de Maandagavond gehouden Raads vergadering werd de Gemeentebegroo- ting voor 1941 aangeboden bedragende, wat den gewonen dienst betreft, in ont vang en uitgaaf f 15479,09, wat den kapitaaldienst betreft ln ontvang en uit gaaf f4500. De gemeenterekening over 1939 werd overgelegd, bedragende in ontvang, ge- i wone dienst, f21500,72, in uitgaaf f 20889,02, dus met een goed slot van f 611,70 en voor den kapitaaldienst ont vang f27315,30, uitgaaf f44834,21, na- deelig slot f 17518,91. Besloten werd tot verlenging der aan gegane kasgeldleening van f 14000, voor den tijd van één jaar. De Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandsche gebieden heeft den secre taris-generaal van het departement van sociale zaken, mr dr A. L. Scholtens, van zijn functie ontheven. Met de lei ding Van het departement van sociale zaken is de ambtenaar van het grootste aantal dienstjaren, ir R. A. Verweij, be last. TE WASHINGTON ZOUDEN ONDERHANDELINGEN WORDEN GEVOERD. Het D. N. B. meldt uit Tokio: Volgens de Kokoemin Sjimboen zouden te Was hington geheime onderhandelingen wor den gevoerd over de instelling van een geregelden luchtverkeersdienst tusschen de Vereen. Staten en Ned.-lndië. Het blad ziet daarin een opmerkelijk teeken, dat de regeering der Ver. Staten haar politiek in het Verre Oosten een nieuwen impuls wil geven. De ontworpen luchtlijn zou volgens het blad de Vereen. Staten via Hawaii verbinden met Ned.- lndië, Nieuw-Zeeland en Australië. De Japansche regeering, zoo besluit 't blad, zal ook deze aangelegenheid met groote aandacht waarnemen. Daverend ronken de motoren, sneller en sneller draaien de propellers; een Duitsch He 111 gevechtsvliegtuig gereed, om te starten voor een vlucht naar het vijandelijk gebied. (Foto Weltbild) „U erkent dus, dat zij ongenoegen ge had hebben. Waar ging het over?" „Vraag me niet, om het je te vertel len", zei de squire bijna smeekend. „Waarom niet?" „Omdat ik dan mijn woord zou bre ken aan twee overledenen." Seth veegde de zweetdruppels van zijn voorhoofd en slaakte een zucht van ver lichting. Een paar seconden zwegen beiden, toen ging Seth voort: Als er ooit een man van eer bestond, dan was het mijn vader. Hij had geen leelijke streek kunnen uithalen; het zat niet in hem." Meneer Treleaven knikte toestem mend. Had vader misschien ongenoegen ge had met Sir Charles Killigrew over de behandeling van zijn vrouw?" vroeg Seth, terwijl hij zijn oogen strak geves tigd hield op den ouderen man. De lippen van den squire bewogen zich zenuwachtig, maar hij zei geen woord. „Raadde mijn vader soms Lady Killi grew aan, om haar man te verlaten?" En Seth hield zijn oogen nog altijd strak gevestigd op het gelaat van me neer Treleaven. „Dat verhaal, dat haar man met haar naar Cannes zou gegaan zijn, is tenminste een leugen. Ze is nooit in Cannes geweest." „Hoe weet je dat?" vroeg meneer Treleaven. „Dat doet er niet toe. Het is een feit. Toen Sir Charles weer op Bolivik terug kwam, nadat Lady Killigrew, naar men zei, in Cannes overleden was, ging va der Sir Charles opzoeken. Was het toen, dat er iets ernstigs tusschen hen beiden plaats had?" Meneer Treleaven staarde voor zich uit. Seth kon niet zien, wat hij dacht, maar hij was er zeker van, dat hij dicht bij de waarheid was. „Kom, meneer Treleaven," ging hij voort, „het is niet meer dan eerlijk te genover den zoon van uw ouden vriend dat u hem vertelt, wat u weet." „Ik mag niet vertellen, wat ik beloofd heb, niet te zullen vertellen. Daarenbo ven geloof ik niet, kan ik niet gelooven, dat het iets te maken had met jou moei lijkheid." „Heeft mijn vader Killigrew in eenig opzicht onrecht aangedaan?" „Killigrew zei, dat hij hem het groot ste kwaad had aangedaan, dat een man een ander kan aandoen." Bij d j rondvraag weoa do hoer Kodde er op, dat in strijd met de Politieveror dening, een stier vrij rondliep in een weide waardoor een voetpad loopt. De voorzitter gaf daarna een uiteen zetting van hetgeen B. en W. gedaan hebben om te komen tot het maken van een nieuwen brandput. Zij zien de wen- schelijkheid daarvan in en hebben de oplossing gezocht in het maken van een put aan de zuidzijde van de kom der gemeente. Hoewel daar bijv. op een ter rein een goede welbak was, bleek toch niet, dat er eenige zekerheid bestond, dat bij het maken van een put op een daarvoor geschikt terrein over vol doende water beschikt zou kunnen wor den. Wel zou een verbetering worden bereikt, doch een afdoende oplossing zagen zij daar niet in. De heer W. de Visser is ook van oordeel, dat hier geen goede uitkomst is te verwachten, de heed P. de Visser vestigt de aandacht op een terrein aan de Noordzijde van de kom. De heer Jobse betoogde het nut van het, vooral in dezen tijd, be schikken over voldoende water voor het blusschen van brand. Met wat goeden wil en het maken van eenige kosten is er z.i. wel water te krijgen. De heer C. de Visser wees er nog op, dat, wan neer de sprink aan de Zuidzijde van het De woorden ontsnapten meneer Tre leaven onwillekeurig. Weer slaakte Seth een diepen zucht, klaarblijkelijk dacht hij ernstig na en maakte zijn gevolgtrekkingen. „Killigrew was een wreede man, niet waar, iemand, die nooit een beleediging of een vermeend kwaad vergaf?" 1 vroeg hij. De oogen van den squire hielden een toestemming in, hoewel hij niets zei. „Killigrew was op het laatst van zijn leven geen gelukkig mensch, is het wel?" „Neen, de laatste jaren van zijn leven woonde hij geheel alleen. Sommigen j zeggen, dat hij sterk dronk, om niet i krankzinnig te worden." „Heeft hij u ooit iets omtrent zijn za ken verteld?" vroeg Seth na een lange stilte. „niet veel," was het antwoord. „Hij was de laatste jaren van zijn leven erg knorrig en kwaaddenkend, en scheen al tijd te denken, dat de menschen hem wilden oplichten." „Had hij daarom zooveel advocaten aan de hand?" I „Ja, dat denk ik wel. Zoover ik weet, was meneer Tremayne niet eens geheel dorp goed schoongemaakt wordt, ook meer water zal verkregen worden. B. en W. zullen een en ander nog over wegen en een nader voorstel doen in de volgende vergadering. THANS OOK „VERLICHTE VOET GANGERS". In verband met de sterk doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen, die in den ko menden winter tot heel wat moeilijk heden aanleiding kunnen geven, worden ook in ons land de lichtgevende knoo- pen op revers en mantels al druk ge dragen. Van grooten afstand gloeien ze u tegen en kondigen als het ware van verre aan: daar komt een „verlichte" voetganger aan. De „verlichte" voet ganger... inderdaad een nieuw tijdbeeld. Niet oninteressant is het in dit ver band op deze plaats een stukje uit „Huis- en grondeigendom" over te ne men over het gebruik en de samenstel ling van lichtgevende verf. Wij citeeren: „Het gebruik van lichtgevende verf voor allerlei doeleinden neemt lang zamerhand toe. Bekende voorbeelden van toepassingen zijn de horloges en klokken met lichtgevende cijfers en wij zers, welke des nachts inderdaad zeer practisch zijn. Ook ter beveiliging van het verkeer wordt reeds lichtgevende verf toegepast. Zoo heeft men bijv. voor gesteld auto's te voorzien van 'n lich tenden band. Als verdere toepassingen noemen w\j lichtgevende deurknoppen, schakelaars, reclame in donkere étala ges na sluitingstijd, enz. Het is dan ook wel de moeite waard deze geheimzinnige verven eens wat nader te bezien. De Bolognezer lichtsteen is sinds lang bekend en werd vervaardigd door zwa vel zuro baryt (zwaarspaat, barytwlt) te glooien met koolstof (houtskool). Ba- rytwit is een chemische verbinding van 1 atoom van het metaal baryum met 1 atoom zwavel en 4 atomen zuurstof. Door het gloeien gaat de koolstof een verbinding aan met de zuurstof van het barytwlt (waardoor koolmonoxyde, z.g. kolendamp ontstaat, dat in de lucht ver dwijnt), terwijl van het barytwit de verbinding van baryum met zwavel, baryumsulfide, overblijft. Dit baryumsulfide bezit de eigenaar dige eigenschap na voorafgaande belich ting in het donker licht te geven. Alle lichtgevende verven bevatten sulfiden van een der metalen calcium, strontium of baryum. Photoluminescentie is de algemeene naam voor de verschijnselen, die zich bij lichtgevende stoffen voordoen. Een licht gevende verf bevat steeds een aantal noodzakelijke bestanddeelen en wel de lichtgevoelige zwavelverbindlng, het smeltmiddel en het katalytisch versnel lend op de reactie werkende metaal. Tot de lichtgevende sulfiden behooren ook nog die van cadmium, zink en magne sium; smeltmiddelen zijn de chloor- en zwavelverbindingen der aardalkalimeta len; de metalen koper, mangaan, bis muth en thorium werken als versnellers der reactie. Lichtgevende verven met calcium en stontium lichten het sterkst na vooraf gaande bestraling met zonlicht of uviol (ultraviolet) licht. Zinksulfide licht reeds na bestraling met kunstlicht. Door combinaties kunnen allerlei kleu ren van nalichten, b.v. blauw, oranje, groen, violet verkregen worden. Het uit gestraalde licht heeft reeds een andere kleur dan het licht waarmede de verf van te voren bestraald is. Als bindmiddelen voor de lichtgevende verf wordt gummi-oplossing of dam- mariak gebruikt. De lichtgevende verf stoffen zijn zeer grofkorrelig, terwijl het lichtgevende vermogen door te sterk wrijven minder wordt. Het gevolg hier van is, dat de dekking dezer verven zeer gering is, zoodat verschillende lagen op elkaar aangebracht dienen te worden om een voldoend lichtgevend vermogen te bereiken. Ongetwijfeld zal de toepassing van lichtgevende verven, misschien ook van drukinkten, in de toekomst nog zeer uitgebreid worden. Een recente toepas sing is die bij verduisteringsmaatrege len in den vorm van lichtgevende rich tingaanwijzers, deurknoppen, licht schakelaars, enz." op de hoogte van zijn zaken. Daarom is alles nu zoo in de war." „Had hij al die advocaten al, toen ik gearresteerd werd?" „Ja, dat geloof ik wel." „Weet u ook misschien, waarom me neer Tremayne de acte van beschuldi ging niet wilde opstellen?" „Ja, Sir Charles had het hem ge vraagd, maar hij weigerde het; ten eer ste, omdat je bij hem op kantoor was en ook omdat je de zoon was van een van zijn oudste vrienden." Seth was op het punt, een andere vraag te doen, toen de deur openging, en een meisje van een jaar of twee-en- twintig de kamer binnentrad. Mag ik binnenkomen, vader? Ik moet u heel noodig spreken. O, neemt u mij niet kwalijk, ik wist niet en ze keek vragend naar Seth. „ik heb iemand bij me, Jenny", ant woordde meneer Treleaven. „Ik zal la ter wel hooren, wat je mij te vertellen hebt." Maar het meisje bewoog zich niet. Zij hield de oogen strak op Seth gevestigd en keek hem met vragenden blik aan. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 5