DE ZEEUW II bespaart tijd en geld alen Boereninspan MIDDENSTANDSBELANGEN TWEEDE BLAD Twee citaten. uMijnhardtjes" De Nederlandsche Pijnstillers Bevil Granville EN AANBOD edieten ert U op dit „Land en Volk". Adm. van „De Zeeuw" Goes De sprong in het luchtruim. oöperatieve r. „Walcheren" W.A. Middelburg De heer Van Geelkerken zeide op een natlonaal-soclalistische vergadering FEUILLETON Middenstandsorganisatie. - Meer centralisatie gevraagd. - Wat is de bedoeling? - Een vrije middenstand het ideaal. KRANS, waarnemend rs—b, plaatsvervanger JONKERS aldaar op AUGUSTUS 1940, (Officiëele Tijd) „Landmanslust"' Annapolder te Bie' verzoeke van de Erven J. DEES, contant, te verkoopen: ;staande uit: Goes, H, jns G 7 uur 3tede ïm ïin 5 ESTIAAL DEN, als: Vos merrie, merrie 13 j., Zwarte Vos ruin 9 j., Vos os merrie (met veulen) j. ,Vos ruin 1 j., CS HOORNVEE, als: 2-j. Vaarzen, 4 2-j. £-j. Vaarzen, Kalf. 9 biggen, 2 Mestvar- ppen. V/WERKTUIGEN EN MACHINES: ,r-tractor 1939 met en Schijfegge, Dorseh- t binder, Graanbinder- e, Smyth-zaaimachine, iedmachine, Grasmaai- arwijmaaimach., Hooi- rdappelsorteermachine, loier, 2 Aardappel- rs, Aardappeldrukker, trooier, 6 Menwagens, 2 Rolsleepers, 4 n, 3 Karploegen, 2 2- Karwjdekker, 2 e-ploegen, Molbord, 22 2 ijzeren, 3 Zigzag-, oot-, 11 Zeeuwsche en Cultivator, Rolblok, Waterpomp met slang kenheffer, 2 Sleepbor- vagen, Aardappelkar, itervat, 2 Drinkbakken, nt, 600 Zakken, 450 rs, 2 Bascules m. gew., en, Zaadzeil, 6 Mest- Griepen en Vorken, Zwengen, 6 Pleien en ■aanschoppen, 4 Graan- Poorladders, Hooizaag, toppen, Bezems, Werk- steen, Timmermansge- Zolderladders, Schuur- uwwerk, Palen, Draad, w.o. 2 ijzeren), 2 Kar- Zaaibekkens, IJzeren ïud, 5 Broeiramen, Ce- roederbak, Drainage- ardappelhor, 600 Drai- Vaatje Teer, 140 Rio len, Karn, Emmers, Tuinbank, Mest in den 1000 K.G. Lucerne- enz. \D, als: Dressoir, Bu sts, Stoelen, Lampen, Sachels, Vloerkleeden, ie, Bedden, Ledikanten, es, Waschtafels, Glas- erk, Waschmachine, 2 ekkast en -kist, enz. verkoop van het beesti- >m 1 uur aangevangen, Doedel om 4 uur. ts voor fietsen. Geen en muziek. olgende week IVIaan- jgustus mag op d0 eilingen enkel zacht den aangevoerd en nen en perziken. VAN HOORN, Directeur. rubriek, die uitsluitend LGS, VRIJDAGS en ZATERDAGS geplaatst, worden op- kleine advertentiën gstens 6 regels A O-?5 vooruitbetaling tter of nummer n 900,—, 5 zonder doel. Iedereen vrijt»- „De Onderlinge", Ma' eg 110, Rotterdam--^- - Z O U T doodsproeien van n. Nog af te geven. ARTIJTJE KOPER. DERMAN, Kruinmgen. TE KOOP: ILSTAARTOLIE ARTELAARSBOEK Braght, met 105 pi» bij JOH. DB BEL' VAN ZATERDAG 3 AUG. 1940. Nr 255. Wij lezen in „De Reformatie" Het drupt al. Via allerlei plaatselijke bladen wordt de huistafel volgepropt met geschriften over rassentheorie, etc. „De Eerste Heemsteedsche Crt.", 18-7-'40, schrijft over „Land en Volk" o.m.: Een groot deel van onze Nederland- sche Volkseigenschappen kunnen wij natuurlijk afleiden uit onzen Germaan- schen oorsprong. Nederland behoort tot die landen, waarin het Germaan- sche zuiverheid van ras vrjjwel onge schonden bewaard is gebleven. Het deelt dit gelukkig lot met landen als Duitschland, Denemarken, Noorwegen en Zweden. Een paar alinea's verder: Eerste bijbel van Germaansche oorsprong. Door hun bekeering tot het Chris tendom verscheen onder hen een ver taling van den Bijbel. Ofschoon dit geschrift natuurlijk ten opzichte van hun eigen beschaving een tweede- handsch document was, kunnen wij uit die vertaling zeer veel omtrent hun eigen aard afleiden. „Veel interessanter literatuur" heet in de Eerste Heemsteedsche „de Edda" (liederen, legenden, mythen van Ger- maanschen oorsprong). Veel interessan ter dan de „Gouden Bijbel" van Ulfi- las. Wat die Edda betreft: De geheele oorspronkelijke geestes- en godenwereld van onze voorvaderen duikt daarin omhoog. En nu de klap op de vuurpijl Wij weten allen uit onze geschiede nisboekjes, dat Karei de Groote, de groote Germanenkeizer, de verzame ling bevolen heeft van al deze ge schriften, maar wij weten ook, dat zijn zoon en opvolger, onder den invloed van een Latijnschen clerus, de volle dige vernietiging van al deze geschrif ten bevolen heeft. Het Romeinsche Christendom kon deze voortbrengselen van Oud-Germaansche inspiratie en fantasie niet dulden. 0 neen, dat is geen hartstochtelijke aanval; het klinkt allemaal zuiver refe- reerend, en hoofdzakelijk vooral ras- sentheoretisch geïnteresseerd. Maar het dringt den geest der jonge menschen in: het ras voorop, rassenadel nummer één, en wat straks daartegen inging, al was het christelijk, heeft maar bederf ge bracht. Zoolang het ras heidensch is, heeft het zijn adeldom; het christendom bracht de ontaarding. Een gevecht je met de Eerste Heem steedsche? Och neen: een klein bewijs maar, dat ons volk stelselmatig wordt geïnfecteerd met ideeën, die heel zeker kerk en bijbel uit de volksaandacht ban nen. MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Het is eigenaardig hoe grondig en van alle kanten bekeken, geoordeeld wordt over de door het Rijk te verleenen be- drijfscredieten. Of eigenlijk, hoe scherp vaak de veroordeeling is over deze wijze van credietverleening. In den allereersten tijd hoorde men niets anders dan: vijf Procent en dan in vijf jaar terug. Het bedrijf kan voor 10 Mei nog zoo levens vatbaar zijn geweest en nog krachtig ge leid zijn en behoorlijk rendement hebben afgeworpen, thans komen de zaken er toch wel eenigszins anders voor te staan, t ooral in onze stad is ernstig rekening te houden met het feit der verminderde koopkracht en met de meerdere bedrijfs kosten. De bouw der noodwinkels vordert best. We hebben binnenkort twee prach tige winkelstraten er bijgekregen. De winkels zien er vriendelijk en uitnoodi- gend uit. (De winkeliers en hun perso neel, die er straks in komen, eveneens.) Maar ik stel me voor, dat de Gemeente, die hier voor huisbaas speelt, geen week zal overslaan om d@ huurpenningen te incasseeren, Maar er is meer noodig dan de huur alleen. Iemand, die alles verloren heeft en weer opnieuw moet beginnen heeft van alles noodig. De nieuwe winkel moet ge veegd en gedweild, de ramen moeten ge lapt, een gordijntje hier en een doekje daar. En alles kost geld. De zoogenaam de kleine uitgaven vormen den eersten tijd een groot bedrag. Maar naast de huur en deze kleine uitgaven is er ook levens onderhoud noodig, Dat moet ook verdiend worden. En dan moet er wekelijks nog een bedrag voor rente en aflossing ge reserveerd worden. Dan reken ik nog niet met het contant inkoopen en de pofklanten. En toch, zoo zei me een winkelier de zer dagen, en toch heb ik moed en ver trouwen om weer her te beginnen. Die moed heb ik geput uit het veelvuldig uit gesproken principe, dat heel onze volks gemeenschap als een sterke eenheid ook thans nog de oorlogsgeweldschade wil en zal dragen en dit heusch niet zal over laten aan een kleine groep getroffenen. En ondanks het feit, dat een termijn van vijf jaar voor terugbetaling een zware eisch is, een onmogelijke eisch haast, en een rente van vijf procent een zeer hooge rente, onder deze omstandigheden toch zeker, toch durf ik het daarop wagen. Want els de geheele groep, die dit aan gaat van ernstigen wil is en zoo goed als iedereen overtuigd wordt, dat teveel is geëischt, dan zullen in de naaste toe komst ongetwijfeld de gestelde eischen worden gematigd en verzacht. Want bij credietverleening is „vertrouwen" een van de voornaamste elementen. En zul len wij, zoo ging hij voort, het „vertrou wen" hebben gewonnen, welnu, dan zal men ons ook overeenkomstig behandelen. Als zoo gesproken en gehandeld wordt, dan kan men niet meer spreken, dat alles verloren is, ook al zegt de volks mond: die is alles kwijt. Want zoo een is niet alles kwijt. Daar zijn er, van wien men zegt, dat zij alles kwijt zijn, maar die nog kapitalen bezitten. Kapitalen, wel niet in cijfers weer te geven, maar wel in woorden. Daar zijn er die al hun kennis nog hebben, en hun moed, en hun evenwicht, en hun doorzicht, en hun daadkracht, en hun goed humeur, hun veerkracht en doorzettingsvermogen, en ga zoo nog maar even door. Die zullen zich ook onder de moeilijke omstandigheden van thans en de zware eischen van credietverleening weten aan te passen, met de sterke hoop in het hart, die ook wij hebben, dat zij straks op re delijke voorwaarden met succes verder kunnen werken. Daar was eenshet is heusch ge beurd in den jare 1940daar was eens een zeer vermogend man. Deze ging op zekeren dag naar een getroffene .door oorlogsgeweld. Zij kwamen te spreken over de vooruitzichten in de naaste toe komst. Dat wil zeggen, de vooruitzichten van den getroffene. Deze werden eenigs zins somber ingezien door de eene partij. Maar dit inzicht wijzigde zich wonder snel. Luister, wat deze vermogende man sprak tegen den getroffene. Hervat, zoo zei hij, in onze goede stad uw oud bedrijf met uw oude kracht en zakelijkheid. Zeg mij de som in geld, die ge daarvoor noodig hebt en ik zal die som voor u neertellen. De dagen die dit jaar nog telt, behoeft ge mij geen rente te geven. En zoo de Heere wil en wij leven, bepaalt gij zelf de volgende jaren het bedrag der terugbetaling en het ren tepercentage. Op dezen grondslag van wederzijds vertrouwen is de getroffene als een an der mensch aan den slag gegaan. Dat het hem wel moge gelukken. Als zoo de credietgeving voor alle ge troffenen eens werd. Dat kan niet, zegt gij. Ik geloof dat het wel kan, voor alle ge troffenen die vóór 10 Mei 1940 levensvat bare bedrijven hadden. Groetend, STENTOR. „Een paradijs zal de toekomst niet brengen. Zj zal wel zware offers vra gen. Men zal naar een eenvoudiger le venspeil terug moeten." Ook dit citaat uit het persverslag van de rede verdient de aandacht in verband met vroegere propaganda: Het verwijderen van alle warenhui zen achtte de heer Van Geelkerken Al te vergaand; dat zou „een verhuisra- zernjj" worden. Als zij den midden stand ondermijnen, moeten N.S.B.'ers er niet koopen, doch men moet niet elk grootbedrijf veroordeelen. Deze be drijven geven ook aan duizenden ar beid. „Patrimonium" merkt hierbij op: Er zijn en worden op N.S.B.-vergade- ringen wel eens dwazer dingen gezegd over sociaal-economische aangelegenhe den dan deze uitlatingen. Ook in het verslag vindt men ze. De spreker zal althans de Christelijke ar beiders wel niet voor zijn beweging win nen, al doet hij ook nog zoo zijn best. Holland's roem. Het heerlijke fruit is rijjp. Prachtige perziken worden geplukt. door uw advertentiën in andere bladen te plaatsen door bemiddeling van de HOE „PARACHUTISTEN" WORDEN GESCHOOLD. Over de scholing der „valschermtroe pen" vertelt de Duitsche journalist Otto Siemer o.m. het volgende: Voor den dienst der Duitsche val schermtroepen werden van stonde af aan slechts vrijwilligers aangenomen. Licha melijke en geestelijke geschiktheid wer den allereerst zorgvuldig van te voren onderzocht. Daarna volgt, na een alge- meene recruten-opleiding, de cursus van acht weken van de valschermschool. Nauwkeurige kennis van de parachu- 2 st. i0 ct. 12 st. 50 ct. door JOSEPH HOCKING. 22.) _D_ »Heeft u dien brief beantwoord?" °eg meneer Tremayne, „en heeft u «aarna nog verder met Lady Killigrew gecorrespondeerd?" ..Het is misschien heel verkeerd van ilr gfweesV' was het antwoord; „maar ge!°°f niet, dat ik dien brief beant- ik w ben een luie schrijver en ven aS **°en v®r van gezond. Daarenbo- in+i ^aren mijn zuster en ik nooit heel «hem Samen geweest." f,®doelt u, dat er een verwijdering a6er Tremayne0811 bestond?" vroeg me_ ni''^een' dat niet, maar wij hadden wei- iono-fen5een.me* elkaar. Ze was zooveel 2e]rf„„r daa *k> en en ik was slechts heil in S- Daarenboven zag ik er geen toen Ti°m tusschen man en vrouw te ko eree Wlst natuurlijk wel, dat Killi- üiiin ,,Ar Van v°imaakt was, en daar de ik ,f7r -en .kleine heilige was, meen- öiet<3tv, misschien veel drukte over ecs maakte." „En dat is alles, wat u ons kunt mee- deelen „Dat is alles. Natuurlijk," voegde hij er aan toe, „ben ik zeer geïnteresseerd in alles, wat mijn zuster betreft. Ik weet, dat twee boerderijen bij haar huwelijk op haar werden vastgezet, en en Hij kuchte verlegen. „De vraag is," en weer lachte Trud- geon als iemand, die zich erg amuseert, „welke stappen moeten wij nu nemen? Zou het niet het beste zijn, als wij op nieuw ons tot het Hof wendden en volle inlichtingen gaven, wat betreft den stand van zaken, zooals wij die nu ken nen Meneer Tremayne keek hem woedend aan. Als de oudste firmant van een ad vocatenkantoor, dat al meer dan een eeuw bestond, vloeide hij zich vernederd dat hij in een discussie gebracht was met iemand, dien hij als een ploert en een parvenu beschouwde. Trudgeon was het, dat begreep hij, alleen te doen, om geldelijk voordeel en om op den voorgrond te komen. Zijn op treden was van het begin tot eind im pertinent geweest, en hij had geen lust, om diens brutaliteit nog langer te ver dragen. „Hoe denkt u er over, meneer Tre mayne?" voegde Trudgeon er aan toe, terwjl hj zich tot deze wendde. „Ik kan niet verder deelnemen in het gesprek, voor ik de zaak wat nauwkeu riger bekeken heb," antwoordde de oude advocaat kortaf. „Ik zal u graag volledig verslag doen van de stappen, die ik ondernomen heb," zei Trudgeon. „Dank je, ik heb daar geen behoefte aan." „Ik vind," hield Trudgeon aan, „dat de eerste stap moet zijn „Ik zal wel doen, wat ik het beste oor deel," viel meneer Tremayne hem in de rede. „Ik dank je intusschen zeer voor de informaties, die je ons gegeven hebt; en en ik wensch je goeden avond," voegde hij er aan toe, terwijl hij van ta fel opstond. „Maar, meneer Tremayne „Goeden avond," herhaalde deze. „Zeg Treleaven, ga je soms mijn kant uit? Goed, dan gaan we samen", en daarop verliet hij de kamer. Voor het eerst dien avond was Trud geon in verlegenheid. Hij had blijkbaar een anderen uitslag verwacht van de conferentie met de Tremaynes, en scheen een oogenblik niet te weten, wat hij doen moest. Het was echter slechts voor een oogenblik. Hij begreep blijkbaar, wat er in het hoofd van den ouden advocaat te is minstens zoo belangrijk als die van het geweer voor den infanterist. Uit wat materiaal is zj vervaardigd, hoe werkt ze, hoe wordt ze verzorgd en ingepakt? Van de juiste behandeling van het laatst genoemde hangt het leven van den sprin ger af. Een enkele fout kan het openen belemmeren of geheel verhinderen; van daar dat iedere springer, of hj recruut is of commandant, dat geheel zelf moet doen. Vandaar dat het er ook niet op aan komt, of voor dat werk een, twee of vijf uur noodig zijn. Het „pakken" van het valscherm gebeurt met de pijnlijkste zorg en nauwkeurigheid. Het beteekent immers terzelfdertjd nazien van de naden, de stofbanen, de vangijnen en van alle andere onderdee- len, die elk van het meeste belang zjn. Met onuitputteljke volharding wordt de manier van springen beoefendin de zaal. In een kring staan de mannen om de mat. Op 'n commando laten zj zich voor over vallen en liggen daar als getroffen. Een tweede commando, en zj vallen rug waarts, even nauwkeurig berekend. Daarop volgen hindernissprongen die min of meer aan het hordenloopen op het veld doen denken en sprongen vanuit een vliegtuigdeur op anderhalven meter boven den grond. Aan een vrj in de lucht hangend toestel leeren deze mannen, hoe zj zich door beenbewegin gen kunnen draaien, ten einde zoo spoe dig mogeljk de vereischte houding aan te nemen. Men kan niet anders zeggen, dan dat alle voorkomende bewegingen, die de valschermspringer in de lucht zal moeten maken, in de zaal beoefend wor den. De meest wonderljke en vernuftige toestellen zjn daartoe aangebracht. De valsnelheid aan de parachute be draagt voor een man van normaal ge wicht 5 tot 6 M. per seconde, hetgeen ongeveer overeen komt met de snelheid van een vrjen val van IV2 Meter hoogte. Maar ook de windsnelheid spreekt een woordje mee en kan den sprong remmen of versnellen. Vandaar dat ook deze mo- geljkheid tjdens de vooropleiding onder het oog gezien wordt, zoodat verrassin gen zoo goed als uitgesloten zjn. Een niet minder op nauwkeurigheid berustende oefening is noodig voor de oogenblikken, die in het vliegtuig aan den sprong vooraf gaan. Bj het sprin gen in groep is de snelheid van sprin gen na elkander van veel belang. Maar het snelle verlaten van het vliegtuig houdt vele gevaren in. Vandaar dat er geoefend en nog eens geoefend wordt, totdat elk onderdeel van het springen zonder mankeeren wordt uitgevoerd. De eerste sprong geschiedt vanaf groo te hoogte en bj mooi weer, opdat de leerling gelegenheid heeft alle oogen blikken van zjn sprong zelf na te gaan. Op die wjze wordt zjn vertrouwen in de veiligheid van het toestel gesterkt. Hj is grondig voorbereid; naar menscheljke berekening kan er niets gebeuren, maar nochtans moet hj op het beslissende oogenblik „de hand op het hart druk ken" om het kloppen te verminderen. Een sprong als bj de „start" van een zwemwedstrjd, een korte, vrje val, ver volgens een ruk, en hj zweeft. Op dat moment hoort hj het motorgeraas al niet meer. De aarde sch jnt langzaam te naderen. Hopeljk lukt de landing het hart klopt al weer sneller! Dan klinkt van beneden een vertrouwde stem: „Rus tig hangenIn den wind draaien voe ten bj elkaar! Rol op!" En als bj het oefenen in de schoolzaal is het comman do al opgevolgd. Het scherm hangt nog vol voor hem in den wind en dreigt hem over te werpen en voort te trekken. Hj grjpt de vangijnen, rent, haalt de bal lon in en brengt het omhulsel „tot in keer" door het dwars op den wind te zet ten. Trotsch en tevreden meldt de springer zjn eerste geslaagde sprong bj den chef van het commando. Zes van dergeljke geslaagde sprongen zjn als voorwaarde gesteld, alvorens de leerling als geschoold springer wordt in- geljfd bj het regiment. Op den individueelen sprong volgt de beoefening van den serie-sprong 6 tot 12 man achter elkaar en andere moei- ljker manoeuvres. Totdat eindeljk het moment komt, waarop de springer het valscherminsigne ontvangt. Het gerucht van den nieuwen tjd, waarbj woorden als ordening, centrali satie, éénheid, enz. niet van de lucht zjn, heeft ook hoe kan het anders de middenstandskringen beroerd. Daarvoor spreekt ook het volgende artikeltje van den heer Wels in het „Alg. Weekblad van den Middenstand": „De drie Middenstandsbonden, die el kaar, eenigszins onder dwang, moesten vinden bj de invoering van de Vesti- gingswet-Kleinbedrjf, zien zich opnieuw maar nu op veel breeder basis, tot sa menwerking gedrongen. De centrale is er! Zal daaruit de overtuiging geboren worden, dat, wat er ook gebeurt, dit de eenige oplossing is voor den midden stand om zjn strjd om het bestaan met succes te kunnen voeren? Want dat moet het uiteindeljke resul taat zjn en wj zien reikhalzend uit naar de mededeelingen, waaruit bijken zal, dat men dezen weg voor goed is inge slagen. Bj deze centralisatie „aan den top" kan die in de lagere regionen niet uit- bljven en wj meenen te bemerken, dat in deze richting wordt gearbeid. Natuurljk is er opnieuw verzet om de „heilige huisjes" toch maar gespaard te houden. Hier past geen „schipperen" meer en wj hopen van harte, dat men dit vlug zal inzien. Wj zeiden het vroeger reeds meer malen, dat de middenstand, niettegen staande zjn organisatie, ontzagljk veel geld verspilde, dat veel en veel beter in het belang van den middenstand kon worden besteed. De talrjke secretaria ten met meer of minder bezoldigde be stuurders, gaven alleen al een arbeld- omging, en was niet van plan, zich te laten verslaan. Misschien wist hj meer, dan h j geraden vond, mee te deelen. „Wat! ga jj ook al weg, Tom?" zei hj, toen hj zag, dat deze opstond, om zjn vader te volgen. „Nu tot ziens. Jj gaat toch niet al heen, Nick?" ging hj voort, terwijl h j zich tot Nick Bodinnick wendde: „Ik wou je nog wel eens spre ken. Meneer Onslow en ik logeeren hier vannacht. Kom, laat ik je nog eens in schenken." Nick wachtte, totdat Tom Tremayne de kamer uit was, voor hj Trudgeons uitnoodiging aannam. Een paar minuten later was de Ko ning Karei kamer stil en ledig en nog even later kwam Richard Cowling het licht uitdraaien. Tegen een uur of elf trad een man, die niet tot het personeel van het hotel behoorde, door een der achterdeuren naar buiten en zocht zijn weg door den tuin heen naar de hoofdstraat. „Zj schjnen hier van vroeg naar bed gaan te houden," dacht hj. „Dat heb ik getroffen." Seth Trelyon zat alleen in zijn kamer tje. Het was nu over twaalven, en in het heele stadje heerschte stilte. Hj had daar nu al een uur gezeten, zonder bljk- baar aan tjd of plaats te denken. en geldverspilling te zien, die gerust mis dadig tegenover den middenstand mag worden genoemd. Het aantal bladen en blaadjes, dat door verschillende vereeni- gingen meer of minder periodiek werd uitgegeven, noopte tot tjd- en geldver spilling van den middenstand, die on- geloofljk zou zjn, wanneer men het bittere feit niet dageljks zou consta- teeren. De contributie, die de gezamen- Ijk georganiseerde middenstand op bracht, werd op deze wijze verknoeid, inplaats van te kunnen dienen tot zijn totale verheffing. De contributie, die de middenstand, per hoofd, opbracht, bleef veelal beneden die van den arbei der, maar hj was er niet toe te be wegen, die te verhoogen, omdat het nut, het voordeel van het opgebrachte, dik- wjls zoo bitter klein was in verhouding. Maar de middenstand zocht de oor zaak niet bj zjn manier van organisee- ren, doch meende te kunnen volstaan met af te geven op de organisaties als zoodanig. Wanneer de middenstand tot de eene, groote, centrale organisatie gekomen zal zjn, dan zal zjn stem duideljker worden gehoord, ter plaatse waar dat noodig is. Dan zal zjn plaats in de maatschappj hecht zjn verankerd. Dan komen er duizenden, misschien wel hon derdduizenden guldens vrij, die dan kunnen worden aangewend voor de ver betering van zjn maatschappeljke po sitie. Daardoor zal dan de mogeljkheid voor en de bereidheid van den midden stand geboren worden om méér te offe ren voor zjn organisatie en dan is hj in den cirkel aangeland, waardoor zjn positie steeds beter, steeds steviger zal worden." „Het was goed," zei hj eindeljk bj zichzelf, „dat Jim Brewer deze week zoo graag met mj om wou ruilen en ik mjn middag en avond vrj had. Het b.ad niet mooier kunnen treffenen wat goed, dat ik wist van die opening achter dat pa neel. Ik geloof, dat ik al wat verder kom, maar ik ben er nog niet. Ik ben benieuwd of Arthur Trudgeon mj zou herkennen." Hj stond op en liep naar den kleinen spiegel, die boven den schoorsteenmantel hing en bekeek zjn gezicht langen tijd. „Neen," zei hj, „ik geloof het niet. Ik moet het er in ieder geval maar op wagen." Den volgenden morgen was hj weer om zes uur in de Polgooth mjn en was stiller en stuurscher dan ooit. 's Middags tegen vier uur liep hj den kant van de school op waar Auriol Osborne onder- wjzeres wes. Hj wist nauweljks, waar om h j het deed, maar hij voelde zich erg geagiteerd. Hj keek naar de kinderen, terwjl die naar buiten stroomden en bleef toen staan, als verwachtte hj iemand. Eindeljk kwam Auriol Osborne naar buiten met nog twee andere onder- wjzeressen. Hj was erg teleurgesteld, dat zj niet alleen wasmaar volgde haar op eenigen afstand. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 5