DE ZEEUW
II bespaart tijd en geld
alen Boereninspan
MIDDENSTANDSBELANGEN
TWEEDE BLAD
Twee citaten.
uMijnhardtjes" De Nederlandsche Pijnstillers
Bevil Granville
EN AANBOD
edieten
ert U op dit
„Land en Volk".
Adm. van „De Zeeuw" Goes
De sprong in het luchtruim.
oöperatieve
r. „Walcheren" W.A.
Middelburg
De heer Van Geelkerken zeide op een
natlonaal-soclalistische vergadering
FEUILLETON
Middenstandsorganisatie. - Meer centralisatie
gevraagd. - Wat is de bedoeling? - Een vrije
middenstand het ideaal.
KRANS, waarnemend
rs—b, plaatsvervanger
JONKERS aldaar
op
AUGUSTUS 1940,
(Officiëele Tijd)
„Landmanslust"'
Annapolder te Bie'
verzoeke van de Erven
J. DEES, contant,
te verkoopen:
;staande uit:
Goes,
H,
jns
G 7
uur
3tede
ïm
ïin 5
ESTIAAL
DEN, als: Vos merrie,
merrie 13 j., Zwarte
Vos ruin 9 j., Vos
os merrie (met veulen)
j. ,Vos ruin 1 j.,
CS HOORNVEE, als:
2-j. Vaarzen, 4 2-j.
£-j. Vaarzen, Kalf.
9 biggen, 2 Mestvar-
ppen.
V/WERKTUIGEN EN
MACHINES:
,r-tractor 1939 met
en Schijfegge, Dorseh-
t binder, Graanbinder-
e, Smyth-zaaimachine,
iedmachine, Grasmaai-
arwijmaaimach., Hooi-
rdappelsorteermachine,
loier, 2 Aardappel-
rs, Aardappeldrukker,
trooier, 6 Menwagens,
2 Rolsleepers, 4
n, 3 Karploegen, 2 2-
Karwjdekker, 2
e-ploegen, Molbord, 22
2 ijzeren, 3 Zigzag-,
oot-, 11 Zeeuwsche en
Cultivator, Rolblok,
Waterpomp met slang
kenheffer, 2 Sleepbor-
vagen, Aardappelkar,
itervat, 2 Drinkbakken,
nt, 600 Zakken, 450
rs, 2 Bascules m. gew.,
en, Zaadzeil, 6 Mest-
Griepen en Vorken,
Zwengen, 6 Pleien en
■aanschoppen, 4 Graan-
Poorladders, Hooizaag,
toppen, Bezems, Werk-
steen, Timmermansge-
Zolderladders, Schuur-
uwwerk, Palen, Draad,
w.o. 2 ijzeren), 2 Kar-
Zaaibekkens, IJzeren
ïud, 5 Broeiramen, Ce-
roederbak, Drainage-
ardappelhor, 600 Drai-
Vaatje Teer, 140 Rio
len, Karn, Emmers,
Tuinbank, Mest in den
1000 K.G. Lucerne-
enz.
\D, als: Dressoir, Bu
sts, Stoelen, Lampen,
Sachels, Vloerkleeden,
ie, Bedden, Ledikanten,
es, Waschtafels, Glas-
erk, Waschmachine, 2
ekkast en -kist, enz.
verkoop van het beesti-
>m 1 uur aangevangen,
Doedel om 4 uur.
ts voor fietsen. Geen
en muziek.
olgende week IVIaan-
jgustus mag op d0
eilingen enkel zacht
den aangevoerd en
nen en perziken.
VAN HOORN,
Directeur.
rubriek, die uitsluitend
LGS, VRIJDAGS en
ZATERDAGS
geplaatst, worden op-
kleine advertentiën
gstens 6 regels A O-?5
vooruitbetaling
tter of nummer
n 900,—, 5 zonder
doel. Iedereen vrijt»-
„De Onderlinge", Ma'
eg 110, Rotterdam--^-
- Z O U T
doodsproeien van
n. Nog af te geven.
ARTIJTJE KOPER.
DERMAN, Kruinmgen.
TE KOOP:
ILSTAARTOLIE
ARTELAARSBOEK
Braght, met 105 pi»
bij JOH. DB BEL'
VAN
ZATERDAG 3 AUG. 1940. Nr 255.
Wij lezen in „De Reformatie"
Het drupt al. Via allerlei plaatselijke
bladen wordt de huistafel volgepropt met
geschriften over rassentheorie, etc. „De
Eerste Heemsteedsche Crt.", 18-7-'40,
schrijft over „Land en Volk" o.m.:
Een groot deel van onze Nederland-
sche Volkseigenschappen kunnen wij
natuurlijk afleiden uit onzen Germaan-
schen oorsprong. Nederland behoort
tot die landen, waarin het Germaan-
sche zuiverheid van ras vrjjwel onge
schonden bewaard is gebleven. Het
deelt dit gelukkig lot met landen als
Duitschland, Denemarken, Noorwegen
en Zweden.
Een paar alinea's verder:
Eerste bijbel van
Germaansche oorsprong.
Door hun bekeering tot het Chris
tendom verscheen onder hen een ver
taling van den Bijbel. Ofschoon dit
geschrift natuurlijk ten opzichte van
hun eigen beschaving een tweede-
handsch document was, kunnen wij
uit die vertaling zeer veel omtrent hun
eigen aard afleiden.
„Veel interessanter literatuur" heet in
de Eerste Heemsteedsche „de Edda"
(liederen, legenden, mythen van Ger-
maanschen oorsprong). Veel interessan
ter dan de „Gouden Bijbel" van Ulfi-
las. Wat die Edda betreft:
De geheele oorspronkelijke geestes-
en godenwereld van onze voorvaderen
duikt daarin omhoog.
En nu de klap op de vuurpijl
Wij weten allen uit onze geschiede
nisboekjes, dat Karei de Groote, de
groote Germanenkeizer, de verzame
ling bevolen heeft van al deze ge
schriften, maar wij weten ook, dat zijn
zoon en opvolger, onder den invloed
van een Latijnschen clerus, de volle
dige vernietiging van al deze geschrif
ten bevolen heeft. Het Romeinsche
Christendom kon deze voortbrengselen
van Oud-Germaansche inspiratie en
fantasie niet dulden.
0 neen, dat is geen hartstochtelijke
aanval; het klinkt allemaal zuiver refe-
reerend, en hoofdzakelijk vooral ras-
sentheoretisch geïnteresseerd. Maar het
dringt den geest der jonge menschen in:
het ras voorop, rassenadel nummer één,
en wat straks daartegen inging, al was
het christelijk, heeft maar bederf ge
bracht. Zoolang het ras heidensch is,
heeft het zijn adeldom; het christendom
bracht de ontaarding.
Een gevecht je met de Eerste Heem
steedsche? Och neen: een klein bewijs
maar, dat ons volk stelselmatig wordt
geïnfecteerd met ideeën, die heel zeker
kerk en bijbel uit de volksaandacht ban
nen.
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Het is eigenaardig hoe grondig en van
alle kanten bekeken, geoordeeld wordt
over de door het Rijk te verleenen be-
drijfscredieten. Of eigenlijk, hoe scherp
vaak de veroordeeling is over deze wijze
van credietverleening. In den allereersten
tijd hoorde men niets anders dan: vijf
Procent en dan in vijf jaar terug. Het
bedrijf kan voor 10 Mei nog zoo levens
vatbaar zijn geweest en nog krachtig ge
leid zijn en behoorlijk rendement hebben
afgeworpen, thans komen de zaken er
toch wel eenigszins anders voor te staan,
t ooral in onze stad is ernstig rekening
te houden met het feit der verminderde
koopkracht en met de meerdere bedrijfs
kosten. De bouw der noodwinkels vordert
best. We hebben binnenkort twee prach
tige winkelstraten er bijgekregen. De
winkels zien er vriendelijk en uitnoodi-
gend uit. (De winkeliers en hun perso
neel, die er straks in komen, eveneens.)
Maar ik stel me voor, dat de Gemeente,
die hier voor huisbaas speelt, geen week
zal overslaan om d@ huurpenningen te
incasseeren,
Maar er is meer noodig dan de huur
alleen.
Iemand, die alles verloren heeft en
weer opnieuw moet beginnen heeft van
alles noodig. De nieuwe winkel moet ge
veegd en gedweild, de ramen moeten ge
lapt, een gordijntje hier en een doekje
daar. En alles kost geld. De zoogenaam
de kleine uitgaven vormen den eersten
tijd een groot bedrag. Maar naast de huur
en deze kleine uitgaven is er ook levens
onderhoud noodig, Dat moet ook verdiend
worden. En dan moet er wekelijks nog
een bedrag voor rente en aflossing ge
reserveerd worden. Dan reken ik nog
niet met het contant inkoopen en de
pofklanten.
En toch, zoo zei me een winkelier de
zer dagen, en toch heb ik moed en ver
trouwen om weer her te beginnen. Die
moed heb ik geput uit het veelvuldig uit
gesproken principe, dat heel onze volks
gemeenschap als een sterke eenheid ook
thans nog de oorlogsgeweldschade wil en
zal dragen en dit heusch niet zal over
laten aan een kleine groep getroffenen.
En ondanks het feit, dat een termijn van
vijf jaar voor terugbetaling een zware
eisch is, een onmogelijke eisch haast, en
een rente van vijf procent een zeer hooge
rente, onder deze omstandigheden toch
zeker, toch durf ik het daarop wagen.
Want els de geheele groep, die dit aan
gaat van ernstigen wil is en zoo goed als
iedereen overtuigd wordt, dat teveel is
geëischt, dan zullen in de naaste toe
komst ongetwijfeld de gestelde eischen
worden gematigd en verzacht. Want bij
credietverleening is „vertrouwen" een
van de voornaamste elementen. En zul
len wij, zoo ging hij voort, het „vertrou
wen" hebben gewonnen, welnu, dan zal
men ons ook overeenkomstig behandelen.
Als zoo gesproken en gehandeld wordt,
dan kan men niet meer spreken, dat
alles verloren is, ook al zegt de volks
mond: die is alles kwijt. Want zoo een
is niet alles kwijt. Daar zijn er, van wien
men zegt, dat zij alles kwijt zijn, maar
die nog kapitalen bezitten. Kapitalen,
wel niet in cijfers weer te geven, maar
wel in woorden. Daar zijn er die al hun
kennis nog hebben, en hun moed, en
hun evenwicht, en hun doorzicht, en hun
daadkracht, en hun goed humeur, hun
veerkracht en doorzettingsvermogen, en
ga zoo nog maar even door.
Die zullen zich ook onder de moeilijke
omstandigheden van thans en de zware
eischen van credietverleening weten aan
te passen, met de sterke hoop in het hart,
die ook wij hebben, dat zij straks op re
delijke voorwaarden met succes verder
kunnen werken.
Daar was eenshet is heusch ge
beurd in den jare 1940daar was eens
een zeer vermogend man. Deze ging op
zekeren dag naar een getroffene .door
oorlogsgeweld. Zij kwamen te spreken
over de vooruitzichten in de naaste toe
komst. Dat wil zeggen, de vooruitzichten
van den getroffene. Deze werden eenigs
zins somber ingezien door de eene partij.
Maar dit inzicht wijzigde zich wonder
snel. Luister, wat deze vermogende man
sprak tegen den getroffene.
Hervat, zoo zei hij, in onze goede stad
uw oud bedrijf met uw oude kracht en
zakelijkheid. Zeg mij de som in geld, die
ge daarvoor noodig hebt en ik zal die
som voor u neertellen. De dagen die dit
jaar nog telt, behoeft ge mij geen rente
te geven. En zoo de Heere wil en wij
leven, bepaalt gij zelf de volgende jaren
het bedrag der terugbetaling en het ren
tepercentage.
Op dezen grondslag van wederzijds
vertrouwen is de getroffene als een an
der mensch aan den slag gegaan.
Dat het hem wel moge gelukken.
Als zoo de credietgeving voor alle ge
troffenen eens werd.
Dat kan niet, zegt gij.
Ik geloof dat het wel kan, voor alle ge
troffenen die vóór 10 Mei 1940 levensvat
bare bedrijven hadden.
Groetend,
STENTOR.
„Een paradijs zal de toekomst niet
brengen. Zj zal wel zware offers vra
gen. Men zal naar een eenvoudiger le
venspeil terug moeten."
Ook dit citaat uit het persverslag van
de rede verdient de aandacht in verband
met vroegere propaganda:
Het verwijderen van alle warenhui
zen achtte de heer Van Geelkerken Al
te vergaand; dat zou „een verhuisra-
zernjj" worden. Als zij den midden
stand ondermijnen, moeten N.S.B.'ers
er niet koopen, doch men moet niet
elk grootbedrijf veroordeelen. Deze be
drijven geven ook aan duizenden ar
beid.
„Patrimonium" merkt hierbij op:
Er zijn en worden op N.S.B.-vergade-
ringen wel eens dwazer dingen gezegd
over sociaal-economische aangelegenhe
den dan deze uitlatingen.
Ook in het verslag vindt men ze. De
spreker zal althans de Christelijke ar
beiders wel niet voor zijn beweging win
nen, al doet hij ook nog zoo zijn best.
Holland's roem. Het heerlijke fruit is
rijjp. Prachtige perziken worden geplukt.
door uw advertentiën in
andere bladen te plaatsen
door bemiddeling van de
HOE „PARACHUTISTEN" WORDEN
GESCHOOLD.
Over de scholing der „valschermtroe
pen" vertelt de Duitsche journalist Otto
Siemer o.m. het volgende:
Voor den dienst der Duitsche val
schermtroepen werden van stonde af aan
slechts vrijwilligers aangenomen. Licha
melijke en geestelijke geschiktheid wer
den allereerst zorgvuldig van te voren
onderzocht. Daarna volgt, na een alge-
meene recruten-opleiding, de cursus van
acht weken van de valschermschool.
Nauwkeurige kennis van de parachu-
2 st. i0 ct.
12 st. 50 ct.
door JOSEPH HOCKING.
22.) _D_
»Heeft u dien brief beantwoord?"
°eg meneer Tremayne, „en heeft u
«aarna nog verder met Lady Killigrew
gecorrespondeerd?"
..Het is misschien heel verkeerd van
ilr gfweesV' was het antwoord; „maar
ge!°°f niet, dat ik dien brief beant-
ik w ben een luie schrijver en
ven aS **°en v®r van gezond. Daarenbo-
in+i ^aren mijn zuster en ik nooit heel
«hem Samen geweest."
f,®doelt u, dat er een verwijdering
a6er Tremayne0811 bestond?" vroeg me_
ni''^een' dat niet, maar wij hadden wei-
iono-fen5een.me* elkaar. Ze was zooveel
2e]rf„„r daa *k> en en ik was slechts
heil in S- Daarenboven zag ik er geen
toen Ti°m tusschen man en vrouw te ko
eree Wlst natuurlijk wel, dat Killi-
üiiin ,,Ar Van v°imaakt was, en daar
de ik ,f7r -en .kleine heilige was, meen-
öiet<3tv, misschien veel drukte over
ecs maakte."
„En dat is alles, wat u ons kunt mee-
deelen
„Dat is alles. Natuurlijk," voegde hij
er aan toe, „ben ik zeer geïnteresseerd in
alles, wat mijn zuster betreft. Ik weet,
dat twee boerderijen bij haar huwelijk
op haar werden vastgezet, en en
Hij kuchte verlegen.
„De vraag is," en weer lachte Trud-
geon als iemand, die zich erg amuseert,
„welke stappen moeten wij nu nemen?
Zou het niet het beste zijn, als wij op
nieuw ons tot het Hof wendden en volle
inlichtingen gaven, wat betreft den
stand van zaken, zooals wij die nu ken
nen
Meneer Tremayne keek hem woedend
aan. Als de oudste firmant van een ad
vocatenkantoor, dat al meer dan een
eeuw bestond, vloeide hij zich vernederd
dat hij in een discussie gebracht was met
iemand, dien hij als een ploert en een
parvenu beschouwde.
Trudgeon was het, dat begreep hij,
alleen te doen, om geldelijk voordeel en
om op den voorgrond te komen. Zijn op
treden was van het begin tot eind im
pertinent geweest, en hij had geen lust,
om diens brutaliteit nog langer te ver
dragen.
„Hoe denkt u er over, meneer Tre
mayne?" voegde Trudgeon er aan toe,
terwjl hj zich tot deze wendde.
„Ik kan niet verder deelnemen in het
gesprek, voor ik de zaak wat nauwkeu
riger bekeken heb," antwoordde de oude
advocaat kortaf.
„Ik zal u graag volledig verslag doen
van de stappen, die ik ondernomen heb,"
zei Trudgeon.
„Dank je, ik heb daar geen behoefte
aan."
„Ik vind," hield Trudgeon aan, „dat
de eerste stap moet zijn
„Ik zal wel doen, wat ik het beste oor
deel," viel meneer Tremayne hem in de
rede. „Ik dank je intusschen zeer voor
de informaties, die je ons gegeven hebt;
en en ik wensch je goeden avond,"
voegde hij er aan toe, terwijl hij van ta
fel opstond.
„Maar, meneer Tremayne
„Goeden avond," herhaalde deze. „Zeg
Treleaven, ga je soms mijn kant uit?
Goed, dan gaan we samen", en daarop
verliet hij de kamer.
Voor het eerst dien avond was Trud
geon in verlegenheid. Hij had blijkbaar
een anderen uitslag verwacht van de
conferentie met de Tremaynes, en scheen
een oogenblik niet te weten, wat hij doen
moest. Het was echter slechts voor een
oogenblik. Hij begreep blijkbaar, wat er
in het hoofd van den ouden advocaat
te is minstens zoo belangrijk als die van
het geweer voor den infanterist. Uit wat
materiaal is zj vervaardigd, hoe werkt
ze, hoe wordt ze verzorgd en ingepakt?
Van de juiste behandeling van het laatst
genoemde hangt het leven van den sprin
ger af. Een enkele fout kan het openen
belemmeren of geheel verhinderen; van
daar dat iedere springer, of hj recruut
is of commandant, dat geheel zelf moet
doen. Vandaar dat het er ook niet op aan
komt, of voor dat werk een, twee of vijf
uur noodig zijn. Het „pakken" van het
valscherm gebeurt met de pijnlijkste
zorg en nauwkeurigheid.
Het beteekent immers terzelfdertjd
nazien van de naden, de stofbanen, de
vangijnen en van alle andere onderdee-
len, die elk van het meeste belang zjn.
Met onuitputteljke volharding wordt
de manier van springen beoefendin
de zaal. In een kring staan de mannen
om de mat.
Op 'n commando laten zj zich voor
over vallen en liggen daar als getroffen.
Een tweede commando, en zj vallen rug
waarts, even nauwkeurig berekend.
Daarop volgen hindernissprongen die
min of meer aan het hordenloopen op
het veld doen denken en sprongen
vanuit een vliegtuigdeur op anderhalven
meter boven den grond. Aan een vrj in
de lucht hangend toestel leeren deze
mannen, hoe zj zich door beenbewegin
gen kunnen draaien, ten einde zoo spoe
dig mogeljk de vereischte houding aan
te nemen. Men kan niet anders zeggen,
dan dat alle voorkomende bewegingen,
die de valschermspringer in de lucht zal
moeten maken, in de zaal beoefend wor
den. De meest wonderljke en vernuftige
toestellen zjn daartoe aangebracht.
De valsnelheid aan de parachute be
draagt voor een man van normaal ge
wicht 5 tot 6 M. per seconde, hetgeen
ongeveer overeen komt met de snelheid
van een vrjen val van IV2 Meter hoogte.
Maar ook de windsnelheid spreekt een
woordje mee en kan den sprong remmen
of versnellen. Vandaar dat ook deze mo-
geljkheid tjdens de vooropleiding onder
het oog gezien wordt, zoodat verrassin
gen zoo goed als uitgesloten zjn.
Een niet minder op nauwkeurigheid
berustende oefening is noodig voor de
oogenblikken, die in het vliegtuig aan
den sprong vooraf gaan. Bj het sprin
gen in groep is de snelheid van sprin
gen na elkander van veel belang. Maar
het snelle verlaten van het vliegtuig
houdt vele gevaren in. Vandaar dat er
geoefend en nog eens geoefend wordt,
totdat elk onderdeel van het springen
zonder mankeeren wordt uitgevoerd.
De eerste sprong geschiedt vanaf groo
te hoogte en bj mooi weer, opdat de
leerling gelegenheid heeft alle oogen
blikken van zjn sprong zelf na te gaan.
Op die wjze wordt zjn vertrouwen in de
veiligheid van het toestel gesterkt. Hj is
grondig voorbereid; naar menscheljke
berekening kan er niets gebeuren, maar
nochtans moet hj op het beslissende
oogenblik „de hand op het hart druk
ken" om het kloppen te verminderen.
Een sprong als bj de „start" van een
zwemwedstrjd, een korte, vrje val, ver
volgens een ruk, en hj zweeft. Op dat
moment hoort hj het motorgeraas al
niet meer. De aarde sch jnt langzaam te
naderen. Hopeljk lukt de landing het
hart klopt al weer sneller! Dan klinkt
van beneden een vertrouwde stem: „Rus
tig hangenIn den wind draaien voe
ten bj elkaar! Rol op!" En als bj het
oefenen in de schoolzaal is het comman
do al opgevolgd. Het scherm hangt nog
vol voor hem in den wind en dreigt hem
over te werpen en voort te trekken. Hj
grjpt de vangijnen, rent, haalt de bal
lon in en brengt het omhulsel „tot in
keer" door het dwars op den wind te zet
ten.
Trotsch en tevreden meldt de springer
zjn eerste geslaagde sprong bj den chef
van het commando.
Zes van dergeljke geslaagde sprongen
zjn als voorwaarde gesteld, alvorens de
leerling als geschoold springer wordt in-
geljfd bj het regiment.
Op den individueelen sprong volgt de
beoefening van den serie-sprong 6 tot
12 man achter elkaar en andere moei-
ljker manoeuvres. Totdat eindeljk het
moment komt, waarop de springer het
valscherminsigne ontvangt.
Het gerucht van den nieuwen tjd,
waarbj woorden als ordening, centrali
satie, éénheid, enz. niet van de lucht
zjn, heeft ook hoe kan het anders
de middenstandskringen beroerd.
Daarvoor spreekt ook het volgende
artikeltje van den heer Wels in het
„Alg. Weekblad van den Middenstand":
„De drie Middenstandsbonden, die el
kaar, eenigszins onder dwang, moesten
vinden bj de invoering van de Vesti-
gingswet-Kleinbedrjf, zien zich opnieuw
maar nu op veel breeder basis, tot sa
menwerking gedrongen.
De centrale is er!
Zal daaruit de overtuiging geboren
worden, dat, wat er ook gebeurt, dit de
eenige oplossing is voor den midden
stand om zjn strjd om het bestaan met
succes te kunnen voeren?
Want dat moet het uiteindeljke resul
taat zjn en wj zien reikhalzend uit naar
de mededeelingen, waaruit bijken zal,
dat men dezen weg voor goed is inge
slagen.
Bj deze centralisatie „aan den top"
kan die in de lagere regionen niet uit-
bljven en wj meenen te bemerken, dat
in deze richting wordt gearbeid.
Natuurljk is er opnieuw verzet om
de „heilige huisjes" toch maar gespaard
te houden. Hier past geen „schipperen"
meer en wj hopen van harte, dat men
dit vlug zal inzien.
Wj zeiden het vroeger reeds meer
malen, dat de middenstand, niettegen
staande zjn organisatie, ontzagljk veel
geld verspilde, dat veel en veel beter
in het belang van den middenstand kon
worden besteed. De talrjke secretaria
ten met meer of minder bezoldigde be
stuurders, gaven alleen al een arbeld-
omging, en was niet van plan, zich te
laten verslaan. Misschien wist hj meer,
dan h j geraden vond, mee te deelen.
„Wat! ga jj ook al weg, Tom?" zei
hj, toen hj zag, dat deze opstond, om
zjn vader te volgen. „Nu tot ziens. Jj
gaat toch niet al heen, Nick?" ging hj
voort, terwijl h j zich tot Nick Bodinnick
wendde: „Ik wou je nog wel eens spre
ken. Meneer Onslow en ik logeeren hier
vannacht. Kom, laat ik je nog eens in
schenken."
Nick wachtte, totdat Tom Tremayne
de kamer uit was, voor hj Trudgeons
uitnoodiging aannam.
Een paar minuten later was de Ko
ning Karei kamer stil en ledig en nog
even later kwam Richard Cowling het
licht uitdraaien.
Tegen een uur of elf trad een man,
die niet tot het personeel van het hotel
behoorde, door een der achterdeuren
naar buiten en zocht zijn weg door den
tuin heen naar de hoofdstraat.
„Zj schjnen hier van vroeg naar bed
gaan te houden," dacht hj. „Dat heb ik
getroffen."
Seth Trelyon zat alleen in zijn kamer
tje. Het was nu over twaalven, en in het
heele stadje heerschte stilte. Hj had
daar nu al een uur gezeten, zonder bljk-
baar aan tjd of plaats te denken.
en geldverspilling te zien, die gerust mis
dadig tegenover den middenstand mag
worden genoemd. Het aantal bladen en
blaadjes, dat door verschillende vereeni-
gingen meer of minder periodiek werd
uitgegeven, noopte tot tjd- en geldver
spilling van den middenstand, die on-
geloofljk zou zjn, wanneer men het
bittere feit niet dageljks zou consta-
teeren. De contributie, die de gezamen-
Ijk georganiseerde middenstand op
bracht, werd op deze wijze verknoeid,
inplaats van te kunnen dienen tot zijn
totale verheffing. De contributie, die
de middenstand, per hoofd, opbracht,
bleef veelal beneden die van den arbei
der, maar hj was er niet toe te be
wegen, die te verhoogen, omdat het nut,
het voordeel van het opgebrachte, dik-
wjls zoo bitter klein was in verhouding.
Maar de middenstand zocht de oor
zaak niet bj zjn manier van organisee-
ren, doch meende te kunnen volstaan
met af te geven op de organisaties als
zoodanig.
Wanneer de middenstand tot de eene,
groote, centrale organisatie gekomen
zal zjn, dan zal zjn stem duideljker
worden gehoord, ter plaatse waar dat
noodig is. Dan zal zjn plaats in de
maatschappj hecht zjn verankerd. Dan
komen er duizenden, misschien wel hon
derdduizenden guldens vrij, die dan
kunnen worden aangewend voor de ver
betering van zjn maatschappeljke po
sitie. Daardoor zal dan de mogeljkheid
voor en de bereidheid van den midden
stand geboren worden om méér te offe
ren voor zjn organisatie en dan is hj
in den cirkel aangeland, waardoor zjn
positie steeds beter, steeds steviger zal
worden."
„Het was goed," zei hj eindeljk bj
zichzelf, „dat Jim Brewer deze week zoo
graag met mj om wou ruilen en ik mjn
middag en avond vrj had. Het b.ad niet
mooier kunnen treffenen wat goed, dat
ik wist van die opening achter dat pa
neel. Ik geloof, dat ik al wat verder kom,
maar ik ben er nog niet. Ik ben benieuwd
of Arthur Trudgeon mj zou herkennen."
Hj stond op en liep naar den kleinen
spiegel, die boven den schoorsteenmantel
hing en bekeek zjn gezicht langen tijd.
„Neen," zei hj, „ik geloof het niet.
Ik moet het er in ieder geval maar op
wagen."
Den volgenden morgen was hj weer
om zes uur in de Polgooth mjn en was
stiller en stuurscher dan ooit. 's Middags
tegen vier uur liep hj den kant van de
school op waar Auriol Osborne onder-
wjzeres wes. Hj wist nauweljks, waar
om h j het deed, maar hij voelde zich erg
geagiteerd. Hj keek naar de kinderen,
terwjl die naar buiten stroomden en
bleef toen staan, als verwachtte hj
iemand. Eindeljk kwam Auriol Osborne
naar buiten met nog twee andere onder-
wjzeressen. Hj was erg teleurgesteld,
dat zj niet alleen wasmaar volgde haar
op eenigen afstand.
(Wordt vervolgd.)