DE ZEEUW
Merrieveulen
tweede blad
izaken
Naar de nationale
concentratie.
Drenkelingen redden nit auto's De Nederlandsche Politie.
Bevil Granville
Ontmoetingen
op het slagveld.
of aankomende
cersknecht
lishoudster
feuilleton
Geen verzending van post
naar Indië.
Gedemobiliseerde marine
mannen hebben hulp
noodig.
4 Schele Hoofdpijn
JIS Wzn, Vrouwen-
nog enkele uren be-
»r het geven van
ELLES.
Beleefd aanbevelend.
3TAMSNIJBOONEN.
STAM-PRINCESSE-
BOONEN.
irlma gekeurd zaad.
UT in de Wijngaard
straat, GoeB.
iware Werkpaarden
ries, ook ingeschre-
en ouder, in 't werk
e soorten veulens.
Schorepolder, Rit-
N." en St.-Joosland
goedgek. t.b.c.-vrije
912 mnd., 5 stier-
afstamm. en produc-
lerthas, le pr. keu-
Cevens dr. Deensche
ROUW, Goes.
KOOP:
N, Serooskerke (W.)
MDEL A. KERK-
thans noguwemeu-
en matrassen, nog
aan voordeelige prij-
spiegels vanaf 3,75
raat 48, Middelburg
ERMANTELS, korte
alle maten, tot leef-
jroote keuze in bébé-
i slechts 1 week op-
imerjurkjes en hoed-
ipe, Middelburg.
rustig dorp in Zuid-
oor 3 personen
rs G. O., Boekhandel
ingen.
er REIJNHOUDT
raagd wegens ziekte,
2 personen,
M.Jz., Nieuwstraat
plaat.
KOOP:
INGESCHREVEN
SSTVEULEN.
Breeweg, Koude-
>n en Advertenties
leeuw" worden aan-
ir de verschillende
Iers der Posterijen.
;en 23, beiden per
-3.20 per 100 krop;
Kaspruimen (Wash.
ïBurbank) 6, Kas id.
0, alles p. 100 stuks.
lappelveiling van 22
Donken 3,50, gewone
kriel 1.38, blauwe
3.70, gewone 3,72
jt2, witte eigenh. bon-
f835.15, drielingen
100 kg.
Middelburg.
|dag 23 Juli 1940.
techtbankzitting van
Juli 1940.
t en W. Souburg, los
van diefstal te Sou-
-27 Mei 1940,' tot 4
aftr. voorarrest tot
der, te Vlissingen, 26
diefstal te Vlissingen
1940, tot 5 weken
aftrek voor-arrest
Sellijke invrijheidstel-
bte van J. W. H„ 29
;erdacht van diefstal
uni 1940 tot 4 mnd.
prwaardelijk, proer-
etaling van f 170 111
lijnen van f 20. (Ver
heid gesteld.)
"cornerman te Middel-
poging tot verduis-
rg in de maand Mei
jev.straf met aftie'
smid, te Vlissingen,
tal te Vlissingen en
1940, tot 6 maanden
voor-arrest tot ne-
slein-landbouwer, te
van diefstal te Cad-
:0 tot 2 mnd. gev.str.
r-arrest tot heden-
werkman, te Vlissnj1-
diefstal gepleegd w
g te Koudekerke i»
Ld. gev.straf met a
heden.
VAN
DINSDAG 23 JULI 1940. Nr 245.
DE MOEILIJKE WEG.
De groote meerderheid van het Neder-
landsche volk, aldus terecht de „R y n 1.
Crt.", is ongetwyfeld verlangend om te
zien dat een nationale concentratie zich
op de juiste wijze voltrekt.
Natuurlijk worden er in verschillende
kringen menschen gevonden, die den
nieuwen tijd niet by kunnen houden, en
die niets liever zouden doen dan al het
oude vasthouden. Die, zy het onbewust
en te goeder trouw, maar al te zeer ge
neigd zyn om aan te nemen dat iets
goed is omdat het oud is.
Maar de groote meerderheid van ons
volk heeft ongetwijfeld een open oog,
voor de veranderingen, die zich voltrek
ken en is bereid zich hierop in te stel
len. Maar dan natuuriyk met be
houd van eigen aard en
volkskara kter, met be
houd van datgene dat in
Nederland's historie zyn
blijvende waarde bewezen
heeft.
Al is er dus wat de wenscheiykheid en
noodzakelykheid eener nationale con
centratie betreft voldoende eenstemmig
heid, het kan niet worden ontkend dat
de weg daarheen een zeer moeiiyke weg
blijkt te zijn, waarop heel wat hindernis
sen moeten worden overwonnen.
Verleden week wezen wy er reeds op
dat er ook nu nog in dit goede land min
stens drie of vier nationaal socialistisch
gezinde groepen zyn, die alles behalve
eenstemmig zyn.
Het zou ook thans geen moeite kosten
om weer enkele treffende staaltjes weer
te geven van de wyze waarop deze hee-
ren elkaar bestrijden.
Wy willen dit niet doen. Wy roeren
deze onverkwikkelijke zaak slechts aan
om aan te toonen hoe moeilijk het bly'k-
baar is voor het Nederlandsche volk om
de vereischte eenheid te vinden.
Want het is toch wel een zeer sterk
sprekend staaltje van deze specifiek Ne
derlandsche ondeugd, dat zelfs groepen
die elkaar ideologisch zoo nauw ver
want zijn in het huidig tijdsgewricht
nog niet anders kunnen doen dan elkaar
zoo fel mogelyk bestrijden.
En overigens past het ons niet hier
over hoog van den toren te blazen, als
we ons uit het verleden herinneren hoe
personen en partijen die prijs stelden op
den naam christelyk, elkaar meermalen
op bijna even onaangename wijze in de
haren vlogen.
De weg naar de nationale concentra
tie is dus voor ons Nederlanders wel
uiterst moeilijk.
En toch moet het
De hoogste belangen van land en volk
staan op het spel.
En zoolang iemand de gelegenheid
heeft aan de bevordering daarvan mede
te werken, mag hij zich niet aan dezen
plicht onttrekken door mokkend aan
den kant van den weg te gaan staan.
By de pogingen om deze nationale
concentratie te verwezenlijken zal men
naar onze meening niemand bij voor
baat uit moeten sluiten. Ook niet dege
nen die behoorden tot de kleinere groe
pen.
Het gaat er thans niet in de allereer
ste plaats om wat iemand vroeger ge
weest is, of bij welke politieke partij hij
was aangesloten.
Het gaat er thans om wat hij thans
is, hoe hy thans over de groote actueele
vraagstukken denkt, of hij mee wil wer
ken aan den opbouw van het vaderland
op een goede basis, en of hierover over
eenstemming kan worden bereikt.
J schreven verleden week reeds: Wij
zullen, veel moeten vergeven en verge
ten
Willen wy dus niemand by voorbaat
uitsluiten, dan vloeit hier vanzelf uit
voort, dat het eenvoudig dwaas zou zijn
indien de een of andere kleine groep die
niet meer dan enkele procenten van het
Nederlandsche volk achter zich heeft,
zou meenen dat zy, en zy alleen, de na
tionale concentratie vertegenwoordigt,
en de overige 95 pet. van het Neder
landsche volk eenvoudig zou willen uit
sluiten.
God geve aan allen die geroepen zyn
inzake dit uiterst moeilijke vraagstuk
leiding te geven en te handelen, wysheid
en kracht.
door een handle te verschuiven, door
een kruk naar beneden te duwen, naar
boven te heffen, naar voren en dan naar
buiten te duwen, naar achteren en naar
buiten, door een horizontalen trek aan
de kruk, enz. enz. Duwt of trekt men
in de verkeerde richting, dan blyven de
deuren onwrikbaar vast en dicht. Men
probeere dus in meer richtingen.
De Nederlandsche Bond tot het Red
den van Drenkelingen heeft reeds gewe
zen op verschillende sluitingswyzen. De
eenheid van sluiting bestaat bij het ge-
heele spoorwezen in Nederland, bij
auto's helaas niet. Het vraagstuk van de
eenheid van sluiting ook by auto's
eischt een oplossing.
door JOSEPH HOCKING.
13'> o—
qi "Waar ken je geweest, sedert je ont
ogen bent?" vroeg zy eindelijk. „Ik heb
wi«fr8n geteld- Je weet> dat ik brief -
wiii met had willen houden, ter-
tj. daar was, maar je weigerde mij
na a;an*aten hooren. Waar ben je
dien tyd geweest?"
St Minver!" antwoordde hij.
da'arn J0r! Maar waarom ben je
aar t°e gegaan Was je niet bang
N"*ang- da*Lze mij herkennen zouden?
dig v'e™ 1 ^sther> en ben onschul-
dus vn d geworden en behoef mij
Ma memand te schamen."
öu'de daf™6 i°nSen!" zei de
üame snikkend.
ho'udt:uzichSth?r'-bei!^aagt u mi;i niet en
kan niet t?' Je blleft' kalm; want ik
w gen tranen."
tQé'gekomen?"11 Wer eigenlijk naar
Plan opWj^'pk,:zelf n}et- Ik bad er geen
lk verwachtte 13 moeilljker' dan
"Wat is moeilyker?"
VOORLICHTING VAN NED. BOND
TOT HET REDDEN VAN DRENKE
LINGEN.
Eenheid van sluiting gewenscht.
De hoofdconsul der propaganda van
den Nederlandschen Bond tot het Red
den van Drenkelingen, de heer A. J.
Meyerink, schryft:
In byna alle berichten omtrent het
ongeval treft men de passage aan: „be
stuurder verdronk, daar de portieren
„onwrikbaar vastzaten"."
Hulde en dank brengend aan de velen,
die, door onmlddeliyk te water gaan,
getracht hebben aan de ongelukkigen
hulp en bystand te verleenen, wil ik
toch gaarne er op wyzen, dat alvorens
een deur onder water geopend kan wor
den, de z.g. „evenwichtstoestand" moet
zyn ingetreden, d.w.z. dat de druk van
de luchtkolom boven op het watervlak
binnen in de auto gelyk is aan den druk
van het water buiten op de portieren.
Wachten de inzittenden of de redders
dit moment niet af (waarneembaar voor
den opgeslotene door het eindigen van
geraas), dan is openen der deuren vry-
wel onmogelyk.
Tal van gevallen met auto's te water
in de practyk (en ook by onze welge
slaagde proeven in de diepe Fordhaven
te Amsterdam) hebben de waarheid
van het boven medegedeelde duidelyk
bewezen.
De evenwichtstoestand treedt ge-
woonlyk, afhankelyk van den toestand
der verongelukte auto, pas na drie of
vier minuten op.
Slaagt men dus by de eerste pogin
gen niet om de deur te openen, dan her-
hale men de pogingen gedurende eenige
minuten lang. Duikers moeten elkaar
afwisselen, of telkens boven komen om
adem te halen.
De inzittende moet bedenken, dat hy
minutenlang kan leven onder water door
te gaan staan in de ondergedompelde
auto en adem te scheppen uit de lucht
kolom onder het gesloten dak, by
schuinstand in het achterbovenste deel
van den wagen. Proeven hebben bewe
zen, dat onze brigadeleden in tal van
gevallen in het openbaar opzettelyk ver
bleven in een auto onder water en daar
in konden toeven van 5 tot 7 minuten
lang.
De Nederlandsche Bond tot het Red
den van Drenkelingen behandelt de ma
terie: het redden van drenkelingen uit
te water gereden auto's o.a. voor door
verspreiding van een brochure. Het red
den van drenkelingen uit auto's (ver
krijgbaar ad 10 cent, werklooze chauf
feurs kosteloos) en door het houden van
voorlichtingsavonden met lichtbeelden.
Niettegenstaande het boven meegedeel
de zijn er enkele gevallen aan te wijzen,
dat de portieren „onwrikbaar vast za
ten" en dan wijs ik op het volgende: de
portierdeur kan vast blijven zitten, niet
te openen zijn, als de auto ver in de
modder wegzinkt; waar ik sedert 5 ja
ren ongeveer alle gevallen van auto's te
water onderzoek en bestudeer is me
slechts één dergelijk geval bekend van
de honderden auto's welke in die jaren
te water zyn geraakt.
Voorts kunnen redders meenen, dat
de portieren onwrikbaar vastzitten,
doordat de sluitingswijzen by vele auto's
verschillen.
Er zijn deuren die geopend worden
„Om den man te vinden, die het wer-
kelyk gedaan heeft."
„Ben je daar dus mee bezig?"
„Het is het eenige, wat my al die ja
ren in leven heeft gehouden."
„En heb je hem gevonden? Weet je al,
wie het gedaan heeft?" vroeg de oude
dame op angstigen toon.
„Nog niet. Ik ben nog niet zeker van
mijn zaak. Ik ben er pas een paar weken
geweest; maar ik ben niet gekomen, om
u geld te vragen, tante Esther. Ik heb
werk gevonden in de Polgooth-mijn. Ik
word beschouwd als een fatsoenlijken
mijnwerker. Een paar avonden geleden
ben ik naar de Methodisten-kerk ge
weest, en nu
Daarop zweeg hij.
„Waarom ben je dan gekomen?"
vroeg juffrouw Granville.
„Ik wou een en ander met u bespre
ken. Vroeger lette ik niet veel op de
menschen in St. Minver. Ik heb sommige
d'ngen vergeten, maar u heeft ze allen
gekend. Ik wou, da.t u mij een en ander
van hen vertelde. Ten eerste wou ik
graag alles van Sir Charles Killigrew
van u weten."
„Maar Sir Charles Killigrew is over
leden."
„Dat weet ik, maar ik hoor ik hoor
Daarop zweeg hij weer.
Weer nam zij hem met alle achter-
VERVULT HAAR TAAK IN VOLLEN
OMVANG.
Van bevoegde zijde wordt het navol
gende onder de aandacht gebracht.
By een deel van het publiek en ver-
moedelyk tengevolge daarvan ook by
eenige politiefunctionnarissen, heeft
zy het ook tot heden in geringe mate
de meening post gevat, dat de Neder
landsche politie grootendeels zou zyn uit
geschakeld.
Niets is minder juist.
Nog steeds vervult de Nederlandsche
ryks- en gemeentepolitie in vollen om
vang haar taak. De haar oorspronkeiyk
opgedragen wetteiyke bevoegdheden zyn
door de Duitsche bezetting eerder toe-
dan afgenomen.
Het gedeelte van de bevolking, het
welk geloof schenkt aan die onjuiste op
vatting en hieruit meent te kunnen con-
cludeeren, dat aan verstoring van de
openbare orde, rust en veiligheid thans
minder gevaar verbonden is, wordt er
met nadruk opgewezen, dat de Neder
landsche politie de haar opgedragen taak
tot handhaving der rust, orde en veilig
heid met alle haar ten dienste staande
middelen en met den steun van de hier
aanwezige Duitsche autoriteiten met alle
kracht en op de meest grondige wijze zal
uitoefenen.
„We hebben" aldus de „W e s 11
Kerkbode" in den voorbijgega-
nen tyd allen meegeleefd met onze mi
litairen en niet in het minst met de
veldpredikers, voor wie in de dagen van
oorlog de eigeniyke arbeid eerst begon.
Voordien was het In hoofdzaak contact
zoeken met de onderscheiden mannen en
zonen, om dan, wanneer de weg naar
het front leidde, hen te kunnen helpen
en bystaan, te vertroosten en steun te
bieden.
En nu is de oorlog wat ons land
betreft voorby. Wie thans het oor
te luisteren legt en hier en daar één
enkele ervaring opvangt uit het werk
van de veldpredikers, die pryst hun
dienst en, wat meer is, hy roemt Gods
genade. Gods genade kent geen „gren
zen".
Het volgende werd me door een veld
prediker verteld. Op den eersten Vrij
dagmorgen wordt ergens een vliegtuig
neergeschoten. Nederlandsche soldaten
schieten toe, óók de dominé is aanwezig.
Alle inzittenden biyken gewond te zijn.
Negen van hen kunnen vervoerd wor
den, hetgeen ook geschiedt. Doch één,
de officier, is dermate gewond, dat ver
voer niet mogelijk is.
Allen zijn nu weer heengegaan, de
gewonden en gezonden.
Doch in de schaduw van het neer
gestorte vliegtuig verkeeren twee men
schen
Een Duitsch vliegofficier en een Ne
derlandsche dominé.
„Ge zyt zwaar gewond", zegt de veld
prediker, „zoudt ge ook bang zijn om
te sterven?"
„Neen", antwoordt de officier, „ik
ben voor den dood niet bang".
„Hoe komt het, dat ge daarvoor niet
vreest?"
Met spanning wacht de prediker het
antwoord af. Nu kan er van alles komen.
Een oogenblik is het stil; dan komt
het antwoord:
„Omdat ik geloof, dat Jezus myn Za
ligmaker is."
Toen hebben ze samen gebeden in de
schaduw der verwoesting.
En eer de zon ten onderging, was
een neergestorte vlieger opgenomen in
heerlijkheid.
REEDS TER POST BEZORGDE STUK
KEN ZULLEN NOG WORDEN DOOR
GEZONDEN.
De reeds aangekondigde intrekking
van de mogelykheid tot verzending van
brieven en briefkaarten naar Nederl.-
Indië is vandaag ingegaan.
Reeds ter post bezorgde stukken voor
Indië zullen echter nog worden doorge
zonden.
„ONZE VLOOT" NEEMT GIFTEN IN
ONTVANGST.
Het hoofdbestuur van „Onze Vloot"
schryft
Zooals ongetwyfeld bekend zal zijn,
wordt onze weermacht gedemobiliseerd.
Onder dezen maatregel, die naar wij ho
pen tijdelyk zal zijn, vallen ook onze
marinemannen. Zy worden op deze wyze
gedwongen hun militaire kleeding te
verwisselen tegen burgerkleeren.
Hierdoor en ook op andere wijze wor
den deze keurtroepen, die zich zoo kra
nig hebben gedragen bij de gevechten
tijdens de oorlogsdagen, gesteld voor
groote financieele moeilijkheden. Op een
of andere wyze zal in dezen tydelijken
nood moeten worden voorzien.
De -Kon. Ned. Vereeniging „Onze
Voot" neemt het initiatief om te trach
ten voor deze menschen gelden te ver
zamelen, welke zullen worden besteed
om hen te helpen aan burgerkleeren,
hen tegemoet te komen in financieele
moeilykheden en zoo mogelijk hen te
docht op, en trachtte te lezen, wat er in
hem omging.
„Ik zou graag willen, dat u mij alles
vertelde, wat u weet van Sir Charles
Killigrew en meneer Tremayne, en me
neer Penberthy en van Nick Bodinnick's
vader."
„Waarom?" vroeg zy achterdochtig.
„Omdat ik graag alles van hen af wil
weten, en ik ga hier dus niet vandaan,
voordat u het mij verteld heeft."
HOOFDSTUK VIL
De vrouw
van Sir Charles Killigrew
Juffrouw Granville liep haastig naar
de bel, alsof zij iets vergeten had.
„Waar gaat u heen?" vroeg Seth. Wat
gaat u doen?"
„Je zult wel honger heibben, mijn jon
gen", zei ze. „Ik zal Kezia zeggen, dat zij
even voor je dekt en een bed opmaakt".
„Neen, dat doet u niet!" riep hij op
ruwen toon. „Ik heb nergens behoefte
aan, maar al had ik honger, dan zou ik
hier nog niets willen gebruiken; en wat
betreft hier te blijven logeeren!
„Waarom niet?" vroeg zij.
„Wat ik ook ben, een klaplooper ben
ik niet, tante Esther. Ik kan mijn brood
verdienen en mijn logies betalen. Ik zou
Het geloof in den éénigen Naam on
der den Hemel voor alle menschen."
In de ,,'s-Gravenhaagsche
Kerkbode" heeft de veldprediker dr
L. D. Terlaak Poot mededeeling gedaan
over zijn ervaringen tydens de oorlogs
dagen en de geestelyke bystand, dien
hy, reeds in de eerste uren van den
stryd in den vroegen morgen van 10
Mei, aan stervenden heeft verleend.
Treffend is, hoe hy een der volgende
dagen geroepen werd by een stervenden
Duitschen soldaat. „Een open, vriende-
ïyk gezicht, waarover zich de doods-
schaduwen gingen uitbreiden". De pre
dikant vroeg: „Evangelisch oder Katho-
lisch?" De soldaat antwoordde: „Ka-
tholiach". Dr Terlaak Poot liet toen on
mlddeliyk naar een Duitschen aalmoe
zenier zoeken, maar in afwachting van
diens komst verleende hy den sterven
de geestelijken bijstand. Hij sprak een
gebed uit en toen stamelde de soldaat:
„U hebt woorden gebeden, die wy ook
altijd bidden."
In zyn laatste oogenblikken vroeg de
Duitsche soldaat: „Ik heb ouders. Wilt
u aan hen schrijven? Dan moet u aan
myn moeder schryven, dat ik altyd haar
jongen gebleven ben, dat ik altyd de
zelfde gebleven ben; dat ik in het ge
loof gebleven ben". De predikant: „Beste
jongen, ik beloof je, dat zal ik ze schrij
ven hoor! En toen zegt dr Poot
„toen greep hy naar myn koppelriem en
trok me naar zich toe; daarop streelde
hy myn gezicht met zyn beide handen
en gaf een zoen op myn rechterhand.
„Dank u wel Herr Pfarrer, dat is het
liefste, wat u voor mij doen kunt".
En waarom vertellen we dat nu hier
over? Omdat er zulk een innig diepe
menschelykheid in ligt, ver uitstygende
boven grenzen en volken, boven vijand
en bondgenoot, boven alle dingen van
deze aarde. Die laatste ontmoeting tus-
schen een Duitschen katholieken sol
daat en een Nederlandschen protestant-
schen geestelyke, in oorlogstyd, die
spreekt ons van banden, welke alle
menschen binden, In zulk een oogenblik
vallen alle verschillen weg en dan is het
of er iets opengaat en openglanst van
wat de geloovigen noemen „het Konink
rijk Gods". Is het alleen maar mogelyk
zoo te sterven; kunnen wy zoo ook niet
leven?
'•y*" iffiirtlinir '■iiT*'
Een suggestieve opname tijdens de race van de regenboogklasse, het traditio-
neele hoofdnummer van -dit jaarlijksch zeilfestijn.
helpen aan een werkkring in de burger
maatschappij.
rn dit verDand vestigen wij de aan
dacht van onze werkgevers er nogmaals
op, dat er aan onze vereeniging is ver
bonden een „Centraal bureau voor plaat
sing van eervol ontslagen marine-per
soneel". Wij zyn er van overtuigd, dat,
waar in ons geheele land het gedrag i
van onze marine-menschen en speciaal
van ohze mariniers, met zooveel eere is
genoemd, wij zeker mogen zijn van de
sympathie van onze landgenooten.
Steun ons streven door uw gave te
storten op postrekening No. 37486 van
u niet lastig gevallen zijn, maar ik hoop- I
te een en ander van u te hoor en. Was
dat niet het geval geweest, dan zou ik
u myn hatelyke tegenwoordigheid niet
hebben opgedrongen."
„Hatelyke tegenwoordigheid! Wel,
mijn jongen, je bent de, zoon van mijn
eigen broer."
„Ja, en u denkt, dat ik een dief ben,
dat ik gestolen heb! U gelooft nu nog
net als bij het verhoor, dat ik schuldig
ben. Neen, ik denk er niet over, om hier
te eten, of hier te blijven slapen. Voor
niets ter wereld zou ik dat doen!"
De oude dame keerde zich plotse
ling om.
„Laat ik je nog eens aankijken," zei ze.
Opnieuw nam ze hem nauwlettend op
en keek hem langen tijd ernstig in de
oogen.
„Bevil," zei ze toe, „zeg het nog eens,
dat je het niet gedaan hebt. Denk er aan,
dat ik je tante ben, dat we beiden Gran
ville's zijn, mijn jongen."
„Wat moet ik u vertéllen?"
„Kijk me aan, en zeg me, dat je het
niet gedaan hebt."
Er was iets plechtigs in haar stem.
„Neen, tante Esther," zei hij, en het
leek haar, als zag zij iets van den jon-
gensachtigen blik van vroeger weer in
zijn oogen, „neen, ik heb het niet gedaan.
Ik zeg hetzelfde tegen u, wat ik tegen
de Kon. Ned. Vereeniging „Onze Vloot",
Surinamestraat 15, 's Gravenhage, on
der de aanteekening „Steun bij demobi
lisatie".
Veilig en vlug als geen ander
helpt hierbij altyd een poeder of
cachet van Mynhardt. Mijnhardt's Poe
ders per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Cachets,
genaamd „Mijnhardtjes" Doos 10 en
50 ct.
N.V. Pharmaceutische Fabriek A. Myn
hardt, Zeist.
myn vader zou zeggen, als hy nu voor
mij stond. Ik ben geheel onschuldig."
„Ik geloof je, Bevil," zei ze, „en ik
hoop, dat je het mij vergeven zult, dat
ik aan je heb getwijfeld. Wil je mij een
kus geven, mijn jongen?"
Het was, alsof hij niet begreep, wat ze
zei, want hy keek haar vol verbazing
aan.
„Ik geloof je, Bevil," herhaalde zij, „en
ik vraag je vergiffenis. Kus mij, mijn
jongen."
Hij was geheel ontdaan; maar einde
lijk sloeg hij toch zijn armen om haar
heen en kuste haar hartstochtelijk.
„Vraagt u het mij niet weer," zei hij,
„want dan zou u maken, dat ik ver
telt u mij nu echter gauw, wat u weet."
„Ik vertel je niets, voordat je wat ge
geten hebt. Het is nu bijna tien uur.
Wanneer heb je het laatst wat ge
bruikt?"
„Om een uur of twee," antwoordde hij.
„Nu, dan heb je natuurlijk honger, en
je blijft hier slapen ook. Denk daar aan."
„Maar, tante Esther
„Wel, jou dwaze jongen, herinner je je
Kezia niet meer? Kezia was al bij mij in
betrekking, voor jij geboren was, en ik
vertrouw haar ten volle. Ik zal haar zeg
gen, wie je bent. Ze zal het niemand
over vertellen."
(Wordt vervolgd.)