vfttt
gel
A%
■Salt
f jgS
S
Zonder Moeder.
Zaterdag 6 Juli 1940
54e
Jaar
gang
No. 35
Om de toekomst onzer
kinderen.
j§"8 8 3
a®.
s <*3
co*
So
o
ïcrc o
^°S."
r« £f 8 O*
s-a 8 S
ro
&gO"
8
v.?
fl>
og^
e-P
CD
*3*
CD
êo|.S
M» O
qa O, <D
S»®3
ifSs-
Ills'
0,03
I#
e NO g-g.1!?
p CD P 0
S <D
0.8.P-g-ag 0®. g
OO S" ►j""*' N
sssib
o 5
o g
f B
2-i
a S
3 «1 a"
<v pi o
- P rf
ffi w
o
O O
W P-
jj*
Is-8-8 I
ïgs
1 B w
CO ST O
Oft O
utf O
W- to
goi-J
I'f^
crq j HJ w
00
[CO
CD
8' °Q
«fs?l
Ol u3
p£
ÜT rt-
li
8*w
CO o
b 0
°ra
f° M
Bg
coS"
si
Or
H B
2. cd Q
o o a 00
P U(D O
CO pi
°fc
CJV
w TJ
3
o|;5^ 5
S.^cog-mH^
Li 0 O Cj
g, B f¥
td W 52.5? r"
S?o
►tfj:
CD
t—
0)
0
P.
42. 2329
43. 27X11 16 X7
44. 26—21?
is 2823 toch niet beter? Het
kost wel een stuk, maar de door
braak wordt gekeerd. De Haas
rekende op het kunnen profiteeren
van den meerslagregel bij het ev.
damhalen.
4429—34
45. 48—43 3440
46. 4339 4045
47. 32—27
kan geen dam nemen door 2722.
4719—24
48. 21—17 14—19
49. 37—32?
het einde! 2722 was beter. Op
dezen zet toch zouden de offers,
die nu volgen geen resultaat op
leveren. Zie analyse: 2430, 25X
34, 19—23,28X19,45—50,19—13,
9X27 verplicht, 17—12 öf 17—11
remise!
49.
24—30
50. 25 X 34
19—23
51. 28X19
45—50
52. 27—22
5041
53. 22—18
41X5
54. 18—12
7X18
55. 17—11
8—12
56. 11—6
12—17
wit geeft op.
Voor de Jeugd
Beste Nichtjes en Neefjes!
Er zijn niet veel briefjes gekomen, waar
de zomer- en de oorlogstijd wel beide aan
schuldig zullen zijn.
Maar de vacantietrjd is aangebroken en
daarom zullen we, evenals andere jaren, de
raadsels tot September stopzetten.
Misschien hoor ik van de nichtjes en de
neefjes, die nu niet schreven toch nog wel
eens iets voor dien tijd, al krijgen ze in de
krant dan geen briefje meer terug.
We weten niet hoe alles zal gaan; dat er
in korten tijd heel veel gebeuren kan heb
ben we nu wel ondervonden, maar ik hoop
dat we in September ons hoekje met fris-
schen moed weer voort kunnen zetten.
Als prijs ontvangen ditmaal Fietsertje,
Zwartkopje, Hardlooper en Frederik Hen
drik een tekst.
ïerseke. „Catrien". Jullie hoefden
gelukkig niet ver weg, maar de angst niets
meer terug te zullen vinden bleef natuur
lijk hetzelfde. Wat zal het een blijdschap
geweest zijn toen jullie weer veilig naar
huis konden. Ja, het is wel heel erg ge
weest in Yerseke, ik heb er in de krant
alles van gelezen.
N i s s e. „Fietsertje". Ja, ik was echt
blij dat de briefjes weer kwamen, want het
had zoo heel anders kunnen zijn. Dat er
toen van het oplossen der raadsels niet
veel kwam heb ik wel begrepen, ik heb ze
daarom maar laten schieten. „Zusje". Nu,
ik denk dat het je wel goed zal bevallen op
de M. V. Met het mooie weer is het wel
prettig dat eind te moeten fietsen, maar
met regen en wind zal het niet meevallen.
Wolfaartsdijk. „Zwartkopje".
Wat heerlijk, dat alles zoo goed is afge-
loopen. Jij hebt al flinke vorderingen ge
maakt met de fiets zeg. Het weer was nu
mooi genoeg om tochtjes te maken.
Bergen op Zoom. „Hardlooper".
Het gevaar is voor jullie wel heel dicht bij
geweest. Je mag wel van geluk spreken,
dat jullie niet verder weg hoefden. Ik kan
begrijpen, dat jullie in angst zaten over de
anderen. Heerlijk he, dat allen gespaard
zijn gebleven.
Nieuwdorp. „Frederik Hendrik".
En jij kunt ook al zulke goede berichten
schrijven. Nee, we zullen dit niet licht ver
geten. Het hindert deze keer niet hoor,
dat je dat raadsel niet hebt. Maken de an
deren het ook goed?
Serooskerke. „Parker". Ik be
grijp niet goed, hoe je broer zoo vlug thuis
kon komen. Was de strijd daar toen al af-
geloopea? Ja, als je van anderen hoort, die
het leven verloren, mag je wel heel blij
zijn zelf gespaard te rijn gebleven.
Goes. „Jeantje". Het is prettig dat er
ook nog een nieuw nichtje bij komt, maar
je treft het niet e<rg, omdat het voorloopig
de laatste keer is dat er briefjes geschre
ven worden. Je krijgt dus meteen al vacan-
tie, maar met September verwacht ik je
weer.
De oplossingen van de prijsraadsels zijn:
30 Maart: 1. Een uurtje vroeger opge
staan, brengt heel den dag genoegen aan.
Onderdeelen: jaar, genoeg, teug, Grenoble,
vaag, Poes, Pernis, Hangoe, neutraal, be
drag, verbeteren, daad. 2. Veel varkens
maken de spoeling dun. Onderdeelen: keu,
laden, smal, spons, neven, ring, vrede.
13 April: 1. Thans is de oorlog in Noor
wegen in volle kracht ontbrand. Onderdee
len: Noorwegen, geallieerden, Narvik, Ber
gen, storting, oorlogsschepen, Hakon, vloot
2. Wie niet hooren wil, moet voelen. Onder
deelen: hiel, rem, noot, mal, riet, winter,
haven, wel.
27 April. 1. Wanneer de nacht de dag
besluit, dan rusten vreugd en zorgen uit.
Onderdeelen: adder, trechter, nonna, ben,
weerglas, draaitol, duigen, nuttig, vuur,
zes, den. 2. Doe je plicht, met blij gezicht.
Onderdeelen: mijl, gewicht, tol, cel, pul,
gebit, dozijn, heet.
22 Juni: 1. Arbeid zal ons nooit berou
wen, daarom handen uit de mouwen. On
derdeelen: kanarie, berouw, hamsteren,
ontsluiten, kruit, bonnen, baden, droom,
Wodan, kade. 2. Blaffende honden bijten
niet. Onderdeelen: beft, bont, bef, Londen,
af, dief, net, nijd.
Hier volgt nog een raadsel voor allemaal.
Het geheel bestaat uit 43 letters.
26. 3. 43. 31. 23 is een voor ons bekende
meisjesnaam.
35. 19. 41. 1. 39. 15. 40. 25. 30. 27. 8.
zegt men bij een afscheid.
Een 21. 9. 32. 6. is een gevaarlijk insect.
Een bijenhouder noemt men 26. 37. 11.
16. 24.
Een 38. 7. 29. en een 11. 22. 14. 32. zijn
zomervruchten.
Een 10. 13. 37. 34. mag buiten niet te
veel licht verspreiden.
Een winkelier mist niet graag rijn 11.
10. 12. 28. 20. 5. 17.
Een 18. 12. 31. 2. 37. is een voertuig
voor twee personen.
38. 42. 33. 14. 36. 11. 4. 19. 10. is win-
terkost.
Ontvang allen de hartelijke groeten van
TANTE DOLLTE.
ANTWOORD DIERKUNDE-VRAGEN.
1. De visch is geen schelvisch maar een
karper. De kieuwen ontbreken. 2. De schild
pad heeft ook aan den onderkant een
schild. Dit schild zou op de teekening ook
onder den hals en op de voorpooten te zien
moeten rijn. 3. De mol is een insecteneter
en eet dus geen planten, hij heeft geen oor
schelpen. 4. De groene kikker heeft geen
zwemvliezen tusschen z'n pooten. 5. Een
kever (vliegend hert) heeft zes pooten. 6.
Bij de slak ontbreekt de ademhalingsope
ning, die aan de rugzijde ligt. 7. De kroko
dil is zonder achterpooten geteekend. 8. Een
vlinder heeft vier vleugels, terwijl deze er
twee heeft.
13) o-
Luut zou wel overal aan willen bellen, en
vragen: Is Vader soms hier? Maar dat is
toch al te gék.
Ze zien Vader niet en als ze dan afspre
ken maar naar huis te gaan, zetten ze het
tegelijk op een loopen.
Ze hoopen nu ineens maar weer dat Va
der thuis is.
Sientje staat al op den uitkijk.
„Is Vader er al roept Luut, nog bij het
tuinhek.
En als Sientje dan nee schudt, gaan ze
teleurgesteld naar binnen.
Nu moeten ze nog langer wachten.
„Laten we het dan toch open maken",
dringt Theo weer aan, maar dat wil Luut
beslist niet.
Een telegram. Het is geheimzinnig en
ook een beetje angstig. En Moeke heeft
toch ook nog gezegd dat kinderen het niet
mogen doen.
Toch nog onverwachts zien ze Vader door
den tuin komen, onder de zwart glimmen
de parapluie, die druipt van het water.
Voor rijn verbaasde oogen vliegt de deur
met een zwaai open en duwen Luut en
Theo elkaar naar buiten.
„Een telegram!" Theo heeft het nu van
Luut weten te bemachtigen en danogilt
Luut er achteraan: „Uit Indië, er is een
ongeluk gebeurd!"
„Hoe weet je dat?" vraagt Vader be
daard.
Met één oogopslag heeft hij gezien, dat
het telegram nog ongeopend is.
„Weten?" Nee, ze weten het niet, ze
denken het maar. Het kan toch. Sientje
zei, dat het iets ergs zou zijn en Moeke
immers ook.
En dan... Wat ze geen van allen durfden
te doen, heeft Vader op datzelfde moment
al gedaan, het telegram is opengescheurd.
Zijn blik glijdt langs het papier heen
en weer.
Theo en Luut staan vlak voor Vader.
Sientje met een angstig gericht half
achter de tochtdeur.
Ze kijken alle drie strak naar Vaderis
gezicht, of hij zal schrikken van wat hij
leest, maar het blijft gewoon.
Ze kunnen er niets uit opmaken.
Luut wil wel vragen: „wat staat er in?"
maar het is net of haar keel dicht zit.
Dan zegt Vader'es kijken..."
Even kijkt Vader scherp voor zich uit
en dan weer in het telegram.
„...de negen en twintigste, ja dat is pre
cies over vier weken."
Dan glijdt zijn hand langs rijn voorhoofd,
voor zijn oogen en zóó blijft Vader even
staan.
Tóch iets ergs. Zie je wel, ze hadden het
wel gedacht.
Doodstil is het in de vestibule.
Sientje, Theo en Luut, ze blijven wach
ten, tot Vader het zal zeggen.
En dan ineens, keert Vader tot de werke
lijkheid terug.
Hij kijkt het eerst naar Sientje, die zich
gauw achter de deur terugtrekt.
De professor zal nog denken,, dat ze
nieuwsgierig is.
Dan ziet hij Luut en Theo, die hem ook
al zoo vol verwachting aankijken.
„Kinderen", Vader's stem trilt van ont
roering. „Hier jullie mogen het zelf wel
lezen, over vier weken komen ze hier, in
Holland."
Ooh. Dat is een blijdschap ineens.
Ze kunnen het haast niet gelooven. Is
er dan toch geen ongeluk gebeurd?
En komen ze allemaal? En zoo vlug
ineens?
Vader gaat meteen mee naar binnen.
De tafel staat al gedekt. Het laatste
uurtje is ook zoo vlug omgevlogen.
En nu, onder het eten, kunen ze ner
gens anders over praten.
De kiekjes worden er bijgehaald.
Luut kan het haast niet gelooven, dat
ze Leni en tante Lien en Lisa en Wout en
de baby en oom Henk nu werkelijk zal zien.
Waar moeten ze slapen?
Mag Leni bij mij?
Er is zooveel te vragen en Vader weet
lang niet overal een antwoord op te geven.
„Wij zgn dan ook met z'n achten aan
tafel", heeft Luut dan ineens uitgerekend.
„Oom, tante, Leni, Lisa, Wout, Vader,
Theo en ik, ja precies acht."
„Wat zal het toch allemaal heerlijk zijn
en Vader dan is het juist of wij ook een
moeder hebben."
„Ja, dat lijkt dan wel zoo", zegt Vader
en weer moet Luut even oplettend naar hem
kijken.
Het is of Vader niet zoo heel erg blij
is, maar nee, dat verbeeldt ze zich na
tuurlijk.
En toch verbeeldt Luut het zich niet
heelemaal.
Vader is ook blij, wel net zoo blij als
Luut en Theo, maar... Vader is ook be
droefd.
Toen hij het telegram las en en die eene
regel, we komen naar Holland, zag hij in
eens weer het afscheid voor zich, nu acht
jaar geleden.
ÓftólBLAbi
Voor den Zondag
DE LIEFDE VAN CHRISTUS.
Wie zal ons scheiden van de
liefde van Christus?
Rom. 8: 35a.
Alleen in den krijg wordt het leger ge
test. Eerst wanneer de mitrailleurs rate
len en het gebulder der kanonnen alle an
dere geluiden overstemt, leeren de man
schappen de leiders en de legerleiding het
moreel der troepen kennen.
Daarom stapelt de apostel Paulus aan
het slot van dit beroemde hoofdstuk de
booze machten op, die ons zouden kunnen
scheiden van de liefde van Christus.
Verdrukking van buiten af of benauwd
heid van binnen kan ons overvallen. Aller
lei uitwendige machten kunnen ons in de
engte drijven of geestelijke benauwdheden
kunnen ons alle troost en vreugde ontne
men. Plots en onverwachts kan de hitte
der vervolging over ons losbreken, zoodat
wij als schapen ter slachting gedreven
worden.
Ook natuurlijke rampen kunnen ons tref
fen, zoodat wij door het zwaard van den
honger geslagen worden of het noodzake
lijk deksel ons ontnomen wordt door dat
onze woning in puin geschoten en al ons
bezit ons op eenmaal ontroofd wordt.
De apostel is met de opsomming van al
lerlei booze machten nog niet gereed. Hij
voegt er nog verschillende aan toe.
Dood of leven, hoeveel sterke banden
breken zij niet, en hoe vaak scheiden zij
ons niet van wat ons dierbaar is.
Daarna richt de apostel zijn blik op en
gelen, overheden en machten die als gees
telijke boosheden in de lucht een brekende
en schennende invloed op ons bestaan heb
ben.
Hier rijn geweldige dynastieën onder den
vorst der duistenis, die geen grooter be-
geeren kennen dan ons van de liefde van
Christus te scheiden. Al wat de hel kan en
vermag, alles wat de ontzettende geniali
teit van den booze organiseeren en uitwer
ken kan is tegen Christus' kerk en ko
ninkrijk gericht. Al verder is daar de
macht van den tijd die alles verslindt en
het neerdrukkend geweld van de ruimte,
waardoor alles verzwolgen wordt.
Daar is niemand onder de kinderen Gods
die deze machten in hun vernielende kracht
gering zal schatten.
Ook de apostel Paulus schuift deze gru
welijke realiteiten niet op zij en negeert ze
in een oppervlakkig optimisme allerminst.
Zij kunnen ons van vele dingen scheiden,
die ons lief en dierbaar zijn, en ons be
slaan arm aan vreugde maken.
Een Christen is geen droomer of dwee-
per die de realiteit van het leven vergeet
en de bange ernst van het leven in deze
gevloekte wereld negeert. En dat te min
der daar wij moeten erkennen, dat het
oordeel terecht bij het huis Gods aan
vangt.
Alle sterkende zekerheid en blijde ge
loofsmoed zou ons dan ook in deze bange
dagen ontvallen, als daar stond: wie zal
ons scheiden van de liefde tot Christus.
Maar dat staat er gelukkig niet.
De apostel denkt aan de liefde van
Chrisus tot al de zijnen. Deze liefde al
leen is onvergankelijk en onveranderlijk
fris de zon, die bestendig aan den hemel
boog blijft schitteren.
Van Christus' liefde kan ons niets en nie
mand scheiden.
Deze liefde is groot. Dat heeft Christus
in Zijn kruisdood bewezen. Zij is almach
tig, want onze Koning rit aan de rech
terhand der allerhoogste majesteit en
heeft alle macht ontvangen.
Niemand kan ooit naar waarde schatten
het heil ons in deze groote liefde van
Christus geschonken.
Daarom zal onze mond en ons hart ook
nu Zijn lof verkondigen en Zijn naam groot
maken.
Eindelijk is het dan weer zoo ver, dat
ik m'n gewone wekelijksche artikeltje in
dit blad kan schrijven. Ik ben zeer dank
baar daarover, dat het kan; dat eigen huis
en goed en leven gespaard bleven, terwijl
zoovelen hier in Rotterdam alles verloren.
Wij staan allen op de grens van twee we
relden-
De oude wereld is vooral de wereld van
ons ouders en grootouders, de nieuwe
wereld zal de wereld worden van onze
kinderen.
Daarom zal alles wat wij denken en
doen tot opbouw van dit nieuwe, vooral
ten doel hebben, de toekomst onzer kin
deren te bouwen.
In een rede, gehouden te Leiden Decem
ber 1939, over „De roeping van Neder
land in de Volkerengemeenschap", zei Mr
Dr J. van Walré de Bordes het volgende:
„Wat onze vurige passie moet worden
„Vrede door verzoening", moet onze pas
sie worden, de vurige passie van iederen
Nederlander. Er is geen andere goede vrede
denkbaar. Elke andere vrede zou een nieu
we ramp zijn. Daar ligt de roeping van ons
volk. Daar ligt tevens de roeping voor
iederen Nederlander. Wij kunnen niet allen
aan de vredesonderhandelingen deelnemen.
Maar wel kunnen wij er allen achter gaan
staan. De begeerte, de volken tot elkan
der te brengen, moet als een golf door
Nederland gaan; het moet onze roeping
worden de gedachte waar wij mee op
staan en mee naar bed gaan. Door zulk een
houding van hunne volken zullen onze vor
sten en staatslieden gestimuleerd en ge
ïnspireerd worden tot nieuwe pogingen.
Wij kunen meer doen. Wij kunnen ieder op
onze eigen wijze de stemming in de oorlog
voerende landen helpen beïnvloeden. Wg
hebben allen wel met personen in de oorlog
voerende landen contact. En wij niet alleen.
Wij kunnen helpen een wereldopinie te
scheppen niet enkelen onder ons, maar
het geheele Nederlandsche volk als wij
alle talenten, alle krachten, waarover wij
beschikken, er voor inzetten. Om ande
ren te overtuigen is 'tnoodig, dat wij het
eerst zelf zien, dat wij bezeten zijn van
een overtuiging, waar wij alles voor over
hebben.
Daarvoor is het noodakelijk, dat wij eerst
zelf verzoend zijn. Dat beteekent, dat de
verdeeldheid en de haat in Nederland zelf
moeten verdwijnen. Allereerst in de gezin
nen. En vervolgens tusschen de klassen, de
partijen en de richtingen. Dat beteekent
niet, dat wij kleurloos moeten worden, maar
wel, dat wij elkanders overtuigingen eerlijk
eerbiedigend, in liefde leeren samenwerken.
Ieder moet voor zich zeiven uitmaken, wat
deze eisch in het concrete voor hem per
soonlijk beteekent"
Het is schokkend te bedenken, dat deze
woorden werden gesproken bijna een half
jaar voordat wg in den oorlog werden
betrokken. Zij hebben niets van hun kracht
verloren, integendeel. Toen Rotterdam werd
gebombardeerd en ieder deed wat hg kon
om anderen te helpen, ieders huis vol was
met vluchtelingen, viel alle stands- en
richtingverschil op eenmaal weg. Iemand
mgner kennissen, die in een nogal deftige
buurt woont, waar ieder uit pure deftigheid
op zichzelf leefde en z'n naaste buren
nauwelijks of niet kende, zei kort na de
ramp tegen mg: ,,'tls merkwaardig, maar
er is een algemeene verbroedering in onze
straat. Menschen, waarvan we het heele
maal niet verwachtten, blijken een en al
hulpvaardigheid en vriendelijkheid en een
meneer, die ik altijd voor een erge stijve
Sinterklaas hield, blgkt „een zeer hebbelgk
mensch te rijn".
De ellende van den oorlog heeft ons allen
wel nader tot elkaar gebracht. Dit voordeel
zal echter noodig moeten worden uitgebuit
en vooral bij de opvoeding onzer kinderen
zal moeten worden voortgebouwd op dit