OE ZEEUW Het onderwijs in ons land vindt op de normale wijze voortgang. tweede blad De heer Plesman en de KIM. DE TOEKOMST DER MODERNE DEMOCRATIE De perspectieven. FEUILLETON» V E URE Moeilijkheden opgelost in onderling overleg. Telefoon en telegraaf. De Middenstand en het Departement van Handel. VAN WOENSDAG 12 JUNI 1940. Nr 210. De Haagsche Briefschrijver van De T ij d schrijft over economische pers pectieven. Hij koestert de hoop, dat de komende vrede, anders dan die van 1919, een werkelijke vrede, militair en eco nomisch, zal zijn. Uitgaande van de gedachte, dat er een werkelijke vrede zal komen, mag Ne derland, volgens de zegslieden van den schrijver, hopen, binnen korten of lan- geren tijd weer volledig ingeschakeld te zijn in het wereldverkeer, zoodat het zijn belangrijke invoer- en export-positie weer zal terugwinnen, de scheepvaart zich zal herstellen, de verbindingen met de Overzeesche gebieden weer als vóór 10 Mei of .liever als vóór September 1939 zullen worden aangeknoopt, onze valuta haar plaats op de wereld markten weer zal innemen en onze cre diteurpositie het actief op de betalings balans zal opvoeren. Met dit perspectief voor oogen moet een economische politiek worden ge voerd, die er voor zorg draagt, dat eenerzijds de oorlogsschade zoo goed mo gelijk wordt opgeruimd en hersteld, en anderzijds de bevolking en haar overge bleven bestaansbronnen tijdens de rest van den oorlog zooveel mogelijk in stand blijven. Volgens mijn zegslieden kan er geen twijfel over bestaan, dat het agra risch zoowel als het industrieel en han delsapparaat van ons land dusdanig ge zond en verantwoord is, dat het zelfs den schok van dezen oorlog zonder al- geheele ontreddering kan doorstaan. Wanneer de verkeersmoeilijkheden zijn opgeheven punt één van het program zal wellicht een internationaal han delsschema gereed zijn. De aanwezig heid van dr Wohltat (nomen sit omen) wijst in die richting. Het zal weliswaar geen gemakkelijke taak zijn op korten termijn den tijdelijk weggevallen'import (ruim de helft van het totaal) en export (bijna 60 pet. van het totaal) terug te winnen. Vandaar, dat een doelmatige werkloosheidspoli- tiek, waarvoor diverse plannen reeds in de laatste jaren gereed waren gemaakt, wel boven aan de werklijst zal worden geplaatst. Het is te verwachten, dat zich tijdens de bezetting een groote geldruim- te zal voordoen en dat een „vlotte lee- ningspolitiek", zooals wij dat vroeger noemden, het aangewezen middel zal zijn om de uitvoering van herstelwerken en andere groote objecten te financieren. „En" heb ik ten slotte aan mijn vriend den economist gevraagd „is er thans reeds een richtlijn aan te ge ven voor de periode na den oprlog?" Zijn antwoord luidde: „Koopvaardij- en vis- schersschepen bouwen en een dusdanige coördinatie tusschen de Nederlandsche en Duitsche industrie voorbereiden, dat via ons land de exportkansen in de toe komst ten volle kunnen worden benut." „Patrimonium" teekent hierbij aan: Wij zien de nabije werkelijkheid wel een beetje anders. Er is ook ten onzent veel schade geleden. Huizen, bruggen, etc. zijn verwoest. Reeds uit dien hoofde is ons volk reëel armer geworden. De reeds hooge staatsschuld is door de im productieve uitgaven voor de mobilisa tie en den oorlog enorm gestegen. Thans zullen stellig de werkloosheids uitgaven belangrijk aceresseeren. Het zal verre van gemakkelijk vallen, en in elk geval geruimen tijd vorderen, om de arbeiders, werkzaam in een aantal im port- en exportbedrijven, aan ander werk te helpen. Een niet geringe moei lijkheid daarbij is, wanneer de oorlogs toestand nog eenigen tijd duurt, het ge brek aan grondstoffen en materialen. Schade hebben voorts vele personen en bedrijven geleden door allerlei vorderin gen. Ook bij het meest nobele optreden, door GRACE RICHMOND. 35.) Toen zij bij grootvader Bell aankwa men, bracht Peter Shirley naar den boomgaard, terwijl hij den ouden heer ging opzoeken. Het onderhoud met de ze duurde ongeveer een uur. en toen zij weer op den terugweg waren, zag Shir ley, dat hij weer net zoo bezorgd keek als toen ze hem den eersten dag na haar terugkeer van de kostschool ontmoet had. Zij liet hem de eerste vier mijl door- Hl den, zonder iets te zeggen, maar toen zij bij het bosch kwamen, liet zij haar paard een eindje stapvoets gaan en be gon over Murray en Jane te praten, en hoe flink Jane het bewind voerde in het groote huis. Peter gaf wel antwoord op etgeen ze zei, maar zij bemerkte al heel gauw, dat hij er slechts met moeite de zijn aandacht bp kon bepalen. Zij verlangde er naar te weten, wat er aan de hand was, want dat er iets niet m orde was, dat zag zij duidelijk. Twee geheel in overeenstemming met de in ternationale regelingen volgens de be sluiten der Haagsche vredesconferenties van 1899 en 1907 zal uit de bezetting een financieel nadeelig gevolg voortvloeien, waarvan de compensatie onzeker is. Een en ander zal nog lang nawerken, ook als straks de vrede zal zijn geslo ten. Het onvermijdelijk gevolg zal zijn beperking van de consumptie in aller lei vormen. Aan versobering zal niet zijn te ontkomen. Nu, gedurende den oor logstoestand, omdat vele artikelen niet verkrijgbaar zijn. Straks, na de vredes- sluiting, omdat de koopkracht ontbreekt als gevolg van hooge belastingen, enz. Wij leven, bij het weerkeeren van den vrede, in een verarmde wereld. Tij delijk zal er wel in veel voorzien moeten worden. Een zekere hoogconjunctuur is niet onmogelijk. Maar dan komt overal de terugslag, ook al wacht men zich voor de economische dwaasheden van Versailles en al wordt de relatie met overzeesche landen hersteld. Eenige eompensatie kan gevonden worden in de beperking der militaire uit gaven van de Staten, indien de vrede in derdaad een werkelijke vrede is en be tere verhoudingen inluidt. Voorts kan er in zoover een zekere op timisme zijn, omdat de moderne maat schappij, dank zy de technische ontwik keling, een grooter restauratievermogen heeft dan de maatschappij had in de eer ste dertig jaren na de Napoleonitische oorlogen. Ons volk mag stellig niet bij de pak ken neerzitten. Het kan zich met Gods hulp bij betere internationale verhou dingen geleidelijk herstellen door toege- wyden arbeid en een ingetogen eenvou dig leven. IN VRIJWEL HET GEHEELE LAND ZIJN DE VERBINDINGEN HERSTELD H:t geheele land op één platte landsnetje bij Nijmegen en enkele kleine netten in ,Z e e uTw sch-Vlaande- r e n na is thans weder telefonisch be reikbaar. Het automatische districtsver- keer en ook circa 75 pet. der automati sche interdistrictsverbindingen, zooals deze vóór den oorlog bestonden, is thans weder hersteld. Aan de verbetering van het lange-af- standsverkeer wordt hard gewerkt. Hoe wel op enkele lijnen reeds een aanzien lijke verbetering is tot stand gebracht, moet, vooral wat de verbindingen met Zeeuwsch-Vlaanderen en enkele grens gebieden betreft, nog met groote vertra ging rekening worden gehouden. Ook het telegraafverkeer beweegt zich wederom in meer normale banen. Het wordt thans weder geheel langs den draad (telegrafisch, resp. telefonisch) afgewikkeld. De telegrammen voor Z. Vlaanderen en andere grensgebieden on dervinden nog steeds vertraging, welke zich echter tot enkele uren beperkt. De verhouding blijft ongewijzigd. Dezer dagen heeft de middenstands- raad een vergadering gewijd aan „mid denstandsaangelegenheden in verband met den ingetreden toestand." Een deel van deze vergadering werd bijgewoond door Dr H. M. Hirschfeld, waarnemend hoofd van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Van dezen mocht de raad vernemen, dat in zijn ver- houd!ng tot het departement geenerlei wijzig'ng gekomen is. Evenals voorheen richt de raad zich ook voortaan tot het departement, gelijk dit zulks doet tot den raad. Na het vertrek van Dr Hirschfeld kwa men de vele moeilijkheden ter sprake, waarmee de middenstand thans te kam pen heeft. Met groote erkentelijkheid werd ge waagd van de vele blijken van geneigd heid van de afd. Middenstand van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart tot samenwerking met de middenstandsorganisaties. Schier dage lijks hebben de organisaties contact met het hoofd van de afdeeling persoonlijk. jaar geleden zou zij hem er stellig rond uit naar gevraagd hebben, maar de oude gemeenschap tusschen zeventien en zes en twintig was er niet meer, en haar angstige vragen bestierven haar op de lippen. Toen zij op den ouden straatweg kwa men, galoppeerden zij weer een paar mijl, maar hoewel Peter zei: „Hè, dat was fijn!" was zijn gelaat niets verhelderd. Toen zij reeds dicht bij huis waren, scheen hij echter te beseffen, dat hij wel wat saai was geweest en zei, dat dit hem speet. „Het doet er niets toe", zei Shirley. „Een mensch heeft niet altijd lust in praten, en ik weet, dat je veel aan je hoofd hebt.Dat kan niet anders in jou positie." „Ja, die brengt natuurlijk wel eenige zorg mee, maar ik moest er niet zoo onder gebukt gaan. Dat ga ik ook niet altijd; en de Heer is machtig die ge druktheid ook nu weer van mij af te ne men. „Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u", dat heeft mij menigmaal getroost en geholpen. De rit heeft mij trouwens ook al weer veel goed gedaan. Ik hltd een jaar lang nog niet zoo genoten." „Nu, dan doen we het nog eens op je eersten vrijen middag. Misschien vertel De heer P. van Nes Czn., hoofdin specteur van het Lager Onderwijs, heeft aan het „Volksblad" een en ander mee gedeeld over den stand van het onder wijs in deze bijzondere dagen. De heer Van Nes is werkzaam in de tweede hoofd-inspectie, die zich uitstrekt over Zuid- en Noord-Holland, Zeeland en Utrecht. In dit gebied bevinden zich streken, waaraan de oorlog geenszins onopgemerkt is voorbijgegaan. „Ik kan niet anders zeggen, dan dat het Duitsche gezag zeer correct tegen over het onderwijs optreedt, ving de heer Van Nes zijn mededeelingen aan. Nadat de bezetting gedurende eenige dagen een feit was geweest, heeft men my van Duitsche zijde verschillende informaties over ons onderwijs gevraagd. Tevens verzekerde men my toen, dat het niet de bedoeling van het Duitsche gezag is, zich met de „innere Seite" (de inwendige aangelegenheden) van ons onderwijs te bemoeien. Wy wenschen zoo verklaar de men my dat het onderwas geves tigd biyft op de Nederlandsche, wette lijke basis, ook wat de onderscheiding in openbaar en bijzonder onderwas aan gaat. De eenige voorwaarde, die wy stel len, is, dat het onderwys niets deutsch- feindliches (vijandigs tegenover Duitsch- land) zal bevatten. Natuurlyk heb ik geantwoord, dat iedere Nederlander, die by het onderwijs is betrokken, zich onder de gegeven om standigheden ertoe verplicht gevoelt, aan deze voorwaarde te voldoen, al ware het alleen ter wille van anderen. Immers, een verkeerd optreden van een onder- wijskracht zou ook voor heel veel ande ren hoogst ongunstige gevolgen met zich kunnen brengen. Van deze gedachte zijn allen, die by het onderwys werk zaam zijn, doordrongen. Anderzijds zul len zij en dit zal het Duitsche gezag ongetwijfeld slechts in hen kunnen waar- deeren alles doen, wat noodig is om de kinderen tat goede Nederlanders op te voeden. Men heeft mij ook gevraagd ver volgde de hoofdinspecteur of in onze geschiedenisboekjes niets staat wat aan Duitschland vyandig is. Zonder aarze ling kon ik hierop een volkomen bevre digend antwoord geven. Oók wat de bij zondere school betreft. Zij gaat prat op de vrijheid die zij krachtens de wet ge niet, maar zij heeft die vrijheid altijd in nationalen geest gebruikt. Aan sommige scholen in landbouwge- meenten heeft de invoering van den zo mertijd een kleine deining veroorzaakt. Het leerplan laat echter toe, dat, by invoering van den zomertyd, de school- tyd wat later wordt gesteld, zoodat met de speciale behoeften van de landbou wende bevolking geen conflict ontstaat. Het aanbrengen van een geringe correc tie ten aanzien van den schooltyd ont moet niet het geringste bezwaar. Vervolgens besprak de heer Van Nes de houding der onderwijzersorganisa ties. Dadelyk nadat de bezetting een feit was geworden, heeft een samenspreking van de groote organisaties plaats ge vonden. Deze zijn overeengekomen, thans alle geschillen op den achtergrond te plaat sen en door eendrachtige samenwerking er voor te zorgen, dat ons volk behoudt wat het op het gebied van het onderwijs heeft verworven. Gelukkig voelt ieder, dat dit de beste manier is om de belan gen van het onderwijs te behartigen. Een deputatie uit de onderwyzersorga- ninisaties heeft dit resultaat der samen spreking aan het waarnemend hoofd van het departement, prof. Van Poelje, mee gedeeld. Zoo is er nu als het ware één groot nationaal onderwijzersblok gevormd, dat ten opzichte van het nationale onderwys één lyn trekt. Uit de bladen der onderscheiden on derwijzersorganisaties blijkt, dat men als één man de door prof. Van Poelje aangegeven richtlynen voor het onder wys onderschrijft. Al schryven die bla den naar gelang van hun wereldbe schouwing op verschillenden toon, de ondergrond van hun standpunt is bij alle gelijk. Die ondergrond kan men uitdrukken in deze woorden: door ons stipt aan de gegeven richtlijnen te hou den, dienen wij de belangen van ons volksonderwys met onze beste krachten. De heer Van Nes maakte voorts de op merking, dat de gesteldheid der kinder ziel medebrengt, dat de kinderen betrek kelijk sterk hebben gereageerd op de ge beurtenissen, die hebben plaats gevon den. Er wordt zeide hij thans heel veel tact gevergd van de onderwijzers, die moeten zorgen, dat de uitingen der kinderen, die plotseling worden geplaatst tegenover een situatie, welke zy niet kunnen begrijpen, in de goede richting worden geleid. Uit de openhartigheid, welke kinderen tegenover hun onderwy- zers betrachten, blykt, hoe goed in ons land de verhouding tusschen onderwij zers en leerlingen is. Maar juist de specifiek kinderlyke re actie op de gebeurtenissen maakt het, naar het schijnt, wenschelijk, de ouders op het hart te drukken, dat zij goed doen, in deze dagen een wijze matiging te betrachten, wanneer zij in bijzijn van hun kinderen zich uiten. Als de ouders zoo verstandig zyn, dit te doen, verge makkelijken zij niet alleen de taak van het onderwyzend personeel, maar wer ken zy ook in het algemeen mee aan de bevordering van een juiste geestesge steldheid, die ons volk in staat stelt, deze tyd zoo goed mogelyk door te komen. Wat de onderwyzers betreft, verklaar de de hoofdinspecteur dat hij met velen hunner had gesproken, maar by allen zonder uitzondering een volkomen be grip van de situatie had geconstateerd. Drie vliegers gesneuveld. De moeilijk heden zijn enorm, maar er wordt met energie gewerkt. „Piloot" schrijft in het Handelsblad over onze K.L.M. naar aanleiding van een plaatje van Jask, een der stations op de lijn naar Indië, en hij vraagt: „Wien zou het in Jask veel kunnen schelen, hoe het óns gegaan is, in Mei? Ons, de K.L.M., ons, voor wie het vlie gen over de wereld zooveel meer dan alleen maar franje is? Kijk: drie van onze vliegers zijn gesneuveld: Anceaux, Steenbeek en Groen. Zij waren jongeren in ons corps, maar zij hadden toch bin nen niet vele jaren als gezagvoerders on zer toekomstvliegtuigen in Jask moeten landen. Dat heeft nu niet zoo mogen zijn. En de anderen, de vloot, het werk? Niemand kan nu onze toekomst bepalen of met eenige zekerheid de mogelijkheid tot verwezenlijking der nieuwe werk plannen voorspellen. Maar die plannen bestaan alweer, en er zijn nog menschen voor, en nog materiaal, en nog moed. Die moed is dezelfde als die, welke na den vorigen oorlog de K.L.M. deed ontstaan. Wie in deze dagen het voorrecht heeft gehad om den directeur van liet bedrijf te ontmoeten, heeft daarvan het gevoel meegekregen, weer wat tusschen zijn vingers te dragen, waarmee iedere toe komst tegemoet getreden kan worden. Plesman! Hij heeft „de zaak" opge richt en groot gemaakt. Hij heeft in de vijf dagen van Nederlands strijd, van het eerste, vroege luchtalarm in Den Haag, dat zijn beide zoons naar gevaarlijke posten der militaire luchtvaart riep, in overleg met het Opperbevel zonder op houden gearbeid en verloren wat allen verloren hebben. Hij kent beter dan een van ons de kostbaarheid en de onver vangbaarheid van verloren medewerkers je mij dan ook wat van je zorgen." „Dat zou niet eerlijk zijn." „Toch wel. Waar heb je anders vrien den voor?" „Nu, ik zal er eens over nadenken. Ik dank je intusschen voor den heerlijken rit. We zijn net mooi op tijd terug voor je diner. Wil je bij je huis afstappen,, of hier bij den stal?" „Hier, als je blieft; en den volgenden Zaterdag gaan we weer, als je er zin in hebt." „Ik denk, dat ik mij er de heele week op verheugen zal. Nu, succes met de hanepooten en tot ziens!" HOOFDSTUK IV. Zorgen. Den volgenden Zaterdag regende het den heelen dag, en kon er dus géén spra ke zijn van een rit te paard of een an der uitstapje. Daarop volgde er een ont zettend drukke tijd voor Peter. Tot eind Augustus toe kwam hij eiken avond laat thuis en was te moe voor iets anders behalve zijn avondeten en naar bed te gaan. Al die weken zag hij weinig of niets van de bewoners van Worthington Square. Shirley dacht nog dikwijls aan Peter, en het speet haar, dat er zich geen en vliegtuigen maar wie hem ontmoet, weet, dat.hij met een man spreekt, die zal blijven handhaven: een taaie Neder lander, die zijn kracht en geloof in „de zaak" behield. Het bedrijf in West-Indië werkt onge troffen door. Aan den anderen kant van Jask of elders buiten Nederland bevindt zich een voornaam deel van de vloot met bekwame vliegers. Ten slotte is 't in Nederland gespaard gebleven deel van de vloot nog voldoende om aan de reor ganisatie van enkele luchtlijnen in Euro pa te mogen denken. De moeilijkheden zijn hier natuurlijk enorm, de te treffen afspraken in zake luchtbescherming, brandstofvoorziening, passagierscontrole enz. uiterst gecompliceerd. Maar daar aan, en aan plannen voor nog andere werkmogelijkheden, wordt gewerkt en met energie gewerkt. In de directiekamer van „de zaak", Hofweg 9, Den Haag, staat dezelfde man, die Nederlandsche vliegtuigen reeds naar alle vijf werelddeelen heeft kunnen zen den, zoo beraden en krachtig voor de wereldkaart als in de jaren van den grootsten voorspoed. Nadrukkelijk tee kent ereen roode lijn den weg naar Java. Hij kijkt er naar - met een glim lach. „Je zult zienzegt hij, „je zult zienIedere stip langs die lijn heeft voor hem de beteekenis van een werk- mogelijkheid gehouden en een plaatje van Jask is hier geen beeld uit het ver leden maar vóóral een blik op een we reld, waarin doorgewerkt zal worden." Over dit onderwerp schrijft „De Stan daard": Er wordt soms wel wat losjes gerede neerd over hetgeen uit den brouwketel van dezen tijd te voorschijn zal komen. Er is een groep, die o.i. te ver gaat in de gelegenheid voordeed, om iets van zijn moeilijkheden te vernemen. Intusschen deed zij al haar best met haar stenogra fie en haar typen. Dit laatste leerde zij in ongelooflijk korten tijd aan; maar ook met het andere schoot zij goed op. Nancy Bell werd in vertrouwen geno men en werd een ijverige en belangstel lende deelgenoot. Heel wat uren bracht zij met Shirley door en las haar dan stukken voor uit alle mogelijke boeken en kranten, om haar aan de verschillen de soorten van opgaven te wennen. „Ik geloof, dat je nu wel alles er van kent," zei Nancy op zekeren dag te gen het eind van September, toen ze Shirley buitengewoon vlug gedicteerd had, en deze het daarna bijna zonder fou ten getypt had. „Ik weet het nog zoo zeker niet," zei Shirley. „Ik ben aan jou gewend, en je agiteert mij niet, maar als ik naar vader zou toegaan, en hij de proef met mij wil de nemen, ben ik bang, dat ik er niet veel van maken zou." „Waarom vraag je dan niet eens, of Murray het met je probeert? Als hij net zoo vlug dicteert, als hij praat, wan neer hij zaken bespreekt met Peter, dan zal het moeilijk genoeg zijn voor wie ook." Toen Murrey en Jane dien avond in de wyzigingen, die men veronderstelt te zul len komen, en er is er ook een, die meent dat het oude, dat we kenden, eenigszins gewijzigd wellicht, weer zal kunnen te- rugkeeren. Met zekerheid kan men natuur lijk nog niets zeggen. Z.eer "veel zal af hangen van de positie, die ons land zal innemen, zoodra de vrede weer gesloten is. Wordt onze nationale zelfstandigheid onverkort hersteld, zoodat wy al leen over den gang van zaken in ons land te beslissen zullen hebben, dan zal het beeld allicht anders zijn dan wan neer aan die zelfstandigheid beperkin gen zouden zyn opgelegd. Dit laatste kan men voorloopig het best laten rusten, omdat elke beschouwing over wat dèn geschieden zal, slechts ijdel geklap is te achten. Anders staat het wanneer het eerste geval zich voordoet. Daarover kan men wèl iets meer zeggen; althans kan men daarover zijn meening kenbaar maken. En dan is ons zeer beslist oordeel, dat de geest van de moderne democratie zooals die zich uit de beginselen van de Fransche revolutie geleidelyk ontwik keld heeft, met veel meer kracht dan voorheen placht te geschieden, zal moe ten worden wederstaan en dat er naar gestreefd moet worden ons Staatsbestel te zuiveren van veel, dat aan een stoer Regeeringsbelèid in den weg stond. Het kan geen toeval zijn, dat er nau welijks één land in Europa valt aan te wijzen, waar deze moderne democratie het niet heeft afgelegd, of waar ze niet bezig is te wijken voor een krachtiger Staatsbewind. Wie dit uitsluitend toeschrijft aan de spanningen der laatste jaren, of aan den thans woedenden oorlog, die ontbreekt het o.i. aan historisch inzicht. Het is in tegendeel de eindphase van een langdu rig proces van verval van krachten, dat zich met name na 'den vorigen wereld- oorlog in tempo sterk heeft versneld. 1 bibliotheek zaken en huishoudelijke aan gelegenheden bespraken, sloeg Shirley, die aan de groote tafel zat te werken, een bladzijde van haar bloc om en begon het gesprek op te schrijven. „Maar Jane, heb ik dat gezegd?" vroeg Murray aan het eind van hun ge sprek. „Ik dacht, dat ik het heel anders gezegd had." „Je zei, dat het zooveel moest kos ten en niet, dat het dat deed." „Ben je er zeker van?" „Heel zeker." „Nu, dan moet ik gedroomd hebben. Me dunkt, ik hoor het mezelf met groote zekerheid zeggen, dat het zeventien dol lar kostte. Ik kan eigenlijk ook niets an ders gezegd hebben, omdat ik de feiten kende." Jane glimlachte slechts. Zij was zeker van haar zaak, maar wilde er liever niet over kibbelen. Murray begon de kamer op en neer te loopen en zachtjes te flui ten. Hij wilde ook niet volhouden, dat hij het gezegd had, maar hij was er toch heel zeker van. Het scheen een eind aan de discussie te maken, zooals zulke klei ne verschillen soms doen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 5