OE ZEEUW
Het onderwijs in ons land vindt op
de normale wijze voortgang.
tweede blad
De heer Plesman en de KIM.
DE TOEKOMST DER MODERNE DEMOCRATIE
De perspectieven.
FEUILLETON»
V E
URE
Moeilijkheden opgelost in onderling overleg.
Telefoon en telegraaf.
De Middenstand en het
Departement van Handel.
VAN
WOENSDAG 12 JUNI 1940. Nr 210.
De Haagsche Briefschrijver van De
T ij d schrijft over economische pers
pectieven. Hij koestert de hoop, dat de
komende vrede, anders dan die van 1919,
een werkelijke vrede, militair en eco
nomisch, zal zijn.
Uitgaande van de gedachte, dat er
een werkelijke vrede zal komen, mag Ne
derland, volgens de zegslieden van den
schrijver, hopen, binnen korten of lan-
geren tijd weer volledig ingeschakeld te
zijn in het wereldverkeer, zoodat het zijn
belangrijke invoer- en export-positie
weer zal terugwinnen, de scheepvaart
zich zal herstellen, de verbindingen met
de Overzeesche gebieden weer als vóór
10 Mei of .liever als vóór September
1939 zullen worden aangeknoopt,
onze valuta haar plaats op de wereld
markten weer zal innemen en onze cre
diteurpositie het actief op de betalings
balans zal opvoeren.
Met dit perspectief voor oogen moet
een economische politiek worden ge
voerd, die er voor zorg draagt, dat
eenerzijds de oorlogsschade zoo goed mo
gelijk wordt opgeruimd en hersteld, en
anderzijds de bevolking en haar overge
bleven bestaansbronnen tijdens de rest
van den oorlog zooveel mogelijk in stand
blijven. Volgens mijn zegslieden kan er
geen twijfel over bestaan, dat het agra
risch zoowel als het industrieel en han
delsapparaat van ons land dusdanig ge
zond en verantwoord is, dat het zelfs
den schok van dezen oorlog zonder al-
geheele ontreddering kan doorstaan.
Wanneer de verkeersmoeilijkheden zijn
opgeheven punt één van het program
zal wellicht een internationaal han
delsschema gereed zijn. De aanwezig
heid van dr Wohltat (nomen sit omen)
wijst in die richting.
Het zal weliswaar geen gemakkelijke
taak zijn op korten termijn den tijdelijk
weggevallen'import (ruim de helft van
het totaal) en export (bijna 60 pet. van
het totaal) terug te winnen. Vandaar,
dat een doelmatige werkloosheidspoli-
tiek, waarvoor diverse plannen reeds in
de laatste jaren gereed waren gemaakt,
wel boven aan de werklijst zal worden
geplaatst. Het is te verwachten, dat zich
tijdens de bezetting een groote geldruim-
te zal voordoen en dat een „vlotte lee-
ningspolitiek", zooals wij dat vroeger
noemden, het aangewezen middel zal
zijn om de uitvoering van herstelwerken
en andere groote objecten te financieren.
„En" heb ik ten slotte aan mijn
vriend den economist gevraagd „is
er thans reeds een richtlijn aan te ge
ven voor de periode na den oprlog?" Zijn
antwoord luidde: „Koopvaardij- en vis-
schersschepen bouwen en een dusdanige
coördinatie tusschen de Nederlandsche
en Duitsche industrie voorbereiden, dat
via ons land de exportkansen in de toe
komst ten volle kunnen worden benut."
„Patrimonium" teekent hierbij aan:
Wij zien de nabije werkelijkheid wel
een beetje anders. Er is ook ten onzent
veel schade geleden. Huizen, bruggen,
etc. zijn verwoest. Reeds uit dien hoofde
is ons volk reëel armer geworden. De
reeds hooge staatsschuld is door de im
productieve uitgaven voor de mobilisa
tie en den oorlog enorm gestegen.
Thans zullen stellig de werkloosheids
uitgaven belangrijk aceresseeren. Het
zal verre van gemakkelijk vallen, en in
elk geval geruimen tijd vorderen, om de
arbeiders, werkzaam in een aantal im
port- en exportbedrijven, aan ander
werk te helpen. Een niet geringe moei
lijkheid daarbij is, wanneer de oorlogs
toestand nog eenigen tijd duurt, het ge
brek aan grondstoffen en materialen.
Schade hebben voorts vele personen en
bedrijven geleden door allerlei vorderin
gen. Ook bij het meest nobele optreden,
door GRACE RICHMOND.
35.)
Toen zij bij grootvader Bell aankwa
men, bracht Peter Shirley naar den
boomgaard, terwijl hij den ouden heer
ging opzoeken. Het onderhoud met de
ze duurde ongeveer een uur. en toen zij
weer op den terugweg waren, zag Shir
ley, dat hij weer net zoo bezorgd keek
als toen ze hem den eersten dag na haar
terugkeer van de kostschool ontmoet
had.
Zij liet hem de eerste vier mijl door-
Hl den, zonder iets te zeggen, maar toen
zij bij het bosch kwamen, liet zij haar
paard een eindje stapvoets gaan en be
gon over Murray en Jane te praten, en
hoe flink Jane het bewind voerde in het
groote huis. Peter gaf wel antwoord op
etgeen ze zei, maar zij bemerkte al heel
gauw, dat hij er slechts met moeite de
zijn aandacht bp kon bepalen.
Zij verlangde er naar te weten, wat er
aan de hand was, want dat er iets niet
m orde was, dat zag zij duidelijk. Twee
geheel in overeenstemming met de in
ternationale regelingen volgens de be
sluiten der Haagsche vredesconferenties
van 1899 en 1907 zal uit de bezetting een
financieel nadeelig gevolg voortvloeien,
waarvan de compensatie onzeker is.
Een en ander zal nog lang nawerken,
ook als straks de vrede zal zijn geslo
ten. Het onvermijdelijk gevolg zal zijn
beperking van de consumptie in aller
lei vormen. Aan versobering zal niet zijn
te ontkomen. Nu, gedurende den oor
logstoestand, omdat vele artikelen niet
verkrijgbaar zijn. Straks, na de vredes-
sluiting, omdat de koopkracht ontbreekt
als gevolg van hooge belastingen, enz.
Wij leven, bij het weerkeeren van den
vrede, in een verarmde wereld. Tij
delijk zal er wel in veel voorzien moeten
worden. Een zekere hoogconjunctuur is
niet onmogelijk. Maar dan komt overal
de terugslag, ook al wacht men zich
voor de economische dwaasheden van
Versailles en al wordt de relatie met
overzeesche landen hersteld.
Eenige eompensatie kan gevonden
worden in de beperking der militaire uit
gaven van de Staten, indien de vrede in
derdaad een werkelijke vrede is en be
tere verhoudingen inluidt.
Voorts kan er in zoover een zekere op
timisme zijn, omdat de moderne maat
schappij, dank zy de technische ontwik
keling, een grooter restauratievermogen
heeft dan de maatschappij had in de eer
ste dertig jaren na de Napoleonitische
oorlogen.
Ons volk mag stellig niet bij de pak
ken neerzitten. Het kan zich met Gods
hulp bij betere internationale verhou
dingen geleidelijk herstellen door toege-
wyden arbeid en een ingetogen eenvou
dig leven.
IN VRIJWEL HET GEHEELE LAND
ZIJN DE VERBINDINGEN HERSTELD
H:t geheele land op één platte
landsnetje bij Nijmegen en enkele kleine
netten in ,Z e e uTw sch-Vlaande-
r e n na is thans weder telefonisch be
reikbaar. Het automatische districtsver-
keer en ook circa 75 pet. der automati
sche interdistrictsverbindingen, zooals
deze vóór den oorlog bestonden, is thans
weder hersteld.
Aan de verbetering van het lange-af-
standsverkeer wordt hard gewerkt. Hoe
wel op enkele lijnen reeds een aanzien
lijke verbetering is tot stand gebracht,
moet, vooral wat de verbindingen met
Zeeuwsch-Vlaanderen en enkele grens
gebieden betreft, nog met groote vertra
ging rekening worden gehouden.
Ook het telegraafverkeer beweegt zich
wederom in meer normale banen. Het
wordt thans weder geheel langs den
draad (telegrafisch, resp. telefonisch)
afgewikkeld. De telegrammen voor Z.
Vlaanderen en andere grensgebieden on
dervinden nog steeds vertraging, welke
zich echter tot enkele uren beperkt.
De verhouding blijft ongewijzigd.
Dezer dagen heeft de middenstands-
raad een vergadering gewijd aan „mid
denstandsaangelegenheden in verband
met den ingetreden toestand." Een deel
van deze vergadering werd bijgewoond
door Dr H. M. Hirschfeld, waarnemend
hoofd van het departement van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart. Van dezen
mocht de raad vernemen, dat in zijn ver-
houd!ng tot het departement geenerlei
wijzig'ng gekomen is. Evenals voorheen
richt de raad zich ook voortaan tot het
departement, gelijk dit zulks doet tot den
raad.
Na het vertrek van Dr Hirschfeld kwa
men de vele moeilijkheden ter sprake,
waarmee de middenstand thans te kam
pen heeft.
Met groote erkentelijkheid werd ge
waagd van de vele blijken van geneigd
heid van de afd. Middenstand van het
departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart tot samenwerking met de
middenstandsorganisaties. Schier dage
lijks hebben de organisaties contact met
het hoofd van de afdeeling persoonlijk.
jaar geleden zou zij hem er stellig rond
uit naar gevraagd hebben, maar de oude
gemeenschap tusschen zeventien en zes
en twintig was er niet meer, en haar
angstige vragen bestierven haar op de
lippen.
Toen zij op den ouden straatweg kwa
men, galoppeerden zij weer een paar mijl,
maar hoewel Peter zei: „Hè, dat was
fijn!" was zijn gelaat niets verhelderd.
Toen zij reeds dicht bij huis waren,
scheen hij echter te beseffen, dat hij
wel wat saai was geweest en zei, dat
dit hem speet.
„Het doet er niets toe", zei Shirley.
„Een mensch heeft niet altijd lust in
praten, en ik weet, dat je veel aan je
hoofd hebt.Dat kan niet anders in jou
positie."
„Ja, die brengt natuurlijk wel eenige
zorg mee, maar ik moest er niet zoo
onder gebukt gaan. Dat ga ik ook niet
altijd; en de Heer is machtig die ge
druktheid ook nu weer van mij af te ne
men. „Werpt al uw bekommernis op
Hem, want Hij zorgt voor u", dat heeft
mij menigmaal getroost en geholpen. De
rit heeft mij trouwens ook al weer veel
goed gedaan. Ik hltd een jaar lang nog
niet zoo genoten."
„Nu, dan doen we het nog eens op je
eersten vrijen middag. Misschien vertel
De heer P. van Nes Czn., hoofdin
specteur van het Lager Onderwijs, heeft
aan het „Volksblad" een en ander mee
gedeeld over den stand van het onder
wijs in deze bijzondere dagen. De heer
Van Nes is werkzaam in de tweede
hoofd-inspectie, die zich uitstrekt over
Zuid- en Noord-Holland, Zeeland en
Utrecht. In dit gebied bevinden zich
streken, waaraan de oorlog geenszins
onopgemerkt is voorbijgegaan.
„Ik kan niet anders zeggen, dan dat
het Duitsche gezag zeer correct tegen
over het onderwijs optreedt, ving de heer
Van Nes zijn mededeelingen aan. Nadat
de bezetting gedurende eenige dagen een
feit was geweest, heeft men my van
Duitsche zijde verschillende informaties
over ons onderwijs gevraagd. Tevens
verzekerde men my toen, dat het niet de
bedoeling van het Duitsche gezag is,
zich met de „innere Seite" (de inwendige
aangelegenheden) van ons onderwijs te
bemoeien. Wy wenschen zoo verklaar
de men my dat het onderwas geves
tigd biyft op de Nederlandsche, wette
lijke basis, ook wat de onderscheiding in
openbaar en bijzonder onderwas aan
gaat. De eenige voorwaarde, die wy stel
len, is, dat het onderwys niets deutsch-
feindliches (vijandigs tegenover Duitsch-
land) zal bevatten.
Natuurlyk heb ik geantwoord, dat
iedere Nederlander, die by het onderwijs
is betrokken, zich onder de gegeven om
standigheden ertoe verplicht gevoelt,
aan deze voorwaarde te voldoen, al ware
het alleen ter wille van anderen. Immers,
een verkeerd optreden van een onder-
wijskracht zou ook voor heel veel ande
ren hoogst ongunstige gevolgen met
zich kunnen brengen. Van deze gedachte
zijn allen, die by het onderwys werk
zaam zijn, doordrongen. Anderzijds zul
len zij en dit zal het Duitsche gezag
ongetwijfeld slechts in hen kunnen waar-
deeren alles doen, wat noodig is om
de kinderen tat goede Nederlanders op
te voeden.
Men heeft mij ook gevraagd ver
volgde de hoofdinspecteur of in onze
geschiedenisboekjes niets staat wat aan
Duitschland vyandig is. Zonder aarze
ling kon ik hierop een volkomen bevre
digend antwoord geven. Oók wat de bij
zondere school betreft. Zij gaat prat op
de vrijheid die zij krachtens de wet ge
niet, maar zij heeft die vrijheid altijd in
nationalen geest gebruikt.
Aan sommige scholen in landbouwge-
meenten heeft de invoering van den zo
mertijd een kleine deining veroorzaakt.
Het leerplan laat echter toe, dat, by
invoering van den zomertyd, de school-
tyd wat later wordt gesteld, zoodat met
de speciale behoeften van de landbou
wende bevolking geen conflict ontstaat.
Het aanbrengen van een geringe correc
tie ten aanzien van den schooltyd ont
moet niet het geringste bezwaar.
Vervolgens besprak de heer Van Nes
de houding der onderwijzersorganisa
ties. Dadelyk nadat de bezetting een feit
was geworden, heeft een samenspreking
van de groote organisaties plaats ge
vonden.
Deze zijn overeengekomen, thans alle
geschillen op den achtergrond te plaat
sen en door eendrachtige samenwerking
er voor te zorgen, dat ons volk behoudt
wat het op het gebied van het onderwijs
heeft verworven. Gelukkig voelt ieder,
dat dit de beste manier is om de belan
gen van het onderwijs te behartigen.
Een deputatie uit de onderwyzersorga-
ninisaties heeft dit resultaat der samen
spreking aan het waarnemend hoofd van
het departement, prof. Van Poelje, mee
gedeeld.
Zoo is er nu als het ware één groot
nationaal onderwijzersblok gevormd, dat
ten opzichte van het nationale onderwys
één lyn trekt.
Uit de bladen der onderscheiden on
derwijzersorganisaties blijkt, dat men
als één man de door prof. Van Poelje
aangegeven richtlynen voor het onder
wys onderschrijft. Al schryven die bla
den naar gelang van hun wereldbe
schouwing op verschillenden toon, de
ondergrond van hun standpunt is bij
alle gelijk. Die ondergrond kan men
uitdrukken in deze woorden: door ons
stipt aan de gegeven richtlijnen te hou
den, dienen wij de belangen van ons
volksonderwys met onze beste krachten.
De heer Van Nes maakte voorts de op
merking, dat de gesteldheid der kinder
ziel medebrengt, dat de kinderen betrek
kelijk sterk hebben gereageerd op de ge
beurtenissen, die hebben plaats gevon
den.
Er wordt zeide hij thans heel
veel tact gevergd van de onderwijzers,
die moeten zorgen, dat de uitingen der
kinderen, die plotseling worden geplaatst
tegenover een situatie, welke zy niet
kunnen begrijpen, in de goede richting
worden geleid. Uit de openhartigheid,
welke kinderen tegenover hun onderwy-
zers betrachten, blykt, hoe goed in ons
land de verhouding tusschen onderwij
zers en leerlingen is.
Maar juist de specifiek kinderlyke re
actie op de gebeurtenissen maakt het,
naar het schijnt, wenschelijk, de ouders
op het hart te drukken, dat zij goed
doen, in deze dagen een wijze matiging
te betrachten, wanneer zij in bijzijn van
hun kinderen zich uiten. Als de ouders
zoo verstandig zyn, dit te doen, verge
makkelijken zij niet alleen de taak van
het onderwyzend personeel, maar wer
ken zy ook in het algemeen mee aan de
bevordering van een juiste geestesge
steldheid, die ons volk in staat stelt, deze
tyd zoo goed mogelyk door te komen.
Wat de onderwyzers betreft, verklaar
de de hoofdinspecteur dat hij met velen
hunner had gesproken, maar by allen
zonder uitzondering een volkomen be
grip van de situatie had geconstateerd.
Drie vliegers gesneuveld. De moeilijk
heden zijn enorm, maar er wordt met
energie gewerkt.
„Piloot" schrijft in het Handelsblad
over onze K.L.M. naar aanleiding van
een plaatje van Jask, een der stations
op de lijn naar Indië, en hij vraagt:
„Wien zou het in Jask veel kunnen
schelen, hoe het óns gegaan is, in Mei?
Ons, de K.L.M., ons, voor wie het vlie
gen over de wereld zooveel meer dan
alleen maar franje is? Kijk: drie van
onze vliegers zijn gesneuveld: Anceaux,
Steenbeek en Groen. Zij waren jongeren
in ons corps, maar zij hadden toch bin
nen niet vele jaren als gezagvoerders on
zer toekomstvliegtuigen in Jask moeten
landen. Dat heeft nu niet zoo mogen
zijn.
En de anderen, de vloot, het werk?
Niemand kan nu onze toekomst bepalen
of met eenige zekerheid de mogelijkheid
tot verwezenlijking der nieuwe werk
plannen voorspellen. Maar die plannen
bestaan alweer, en er zijn nog menschen
voor, en nog materiaal, en nog moed. Die
moed is dezelfde als die, welke na den
vorigen oorlog de K.L.M. deed ontstaan.
Wie in deze dagen het voorrecht heeft
gehad om den directeur van liet bedrijf
te ontmoeten, heeft daarvan het gevoel
meegekregen, weer wat tusschen zijn
vingers te dragen, waarmee iedere toe
komst tegemoet getreden kan worden.
Plesman! Hij heeft „de zaak" opge
richt en groot gemaakt. Hij heeft in de
vijf dagen van Nederlands strijd, van het
eerste, vroege luchtalarm in Den Haag,
dat zijn beide zoons naar gevaarlijke
posten der militaire luchtvaart riep, in
overleg met het Opperbevel zonder op
houden gearbeid en verloren wat allen
verloren hebben. Hij kent beter dan een
van ons de kostbaarheid en de onver
vangbaarheid van verloren medewerkers
je mij dan ook wat van je zorgen."
„Dat zou niet eerlijk zijn."
„Toch wel. Waar heb je anders vrien
den voor?"
„Nu, ik zal er eens over nadenken. Ik
dank je intusschen voor den heerlijken
rit. We zijn net mooi op tijd terug voor
je diner. Wil je bij je huis afstappen,, of
hier bij den stal?"
„Hier, als je blieft; en den volgenden
Zaterdag gaan we weer, als je er zin in
hebt."
„Ik denk, dat ik mij er de heele week
op verheugen zal. Nu, succes met de
hanepooten en tot ziens!"
HOOFDSTUK IV.
Zorgen.
Den volgenden Zaterdag regende het
den heelen dag, en kon er dus géén spra
ke zijn van een rit te paard of een an
der uitstapje. Daarop volgde er een ont
zettend drukke tijd voor Peter. Tot eind
Augustus toe kwam hij eiken avond laat
thuis en was te moe voor iets anders
behalve zijn avondeten en naar bed te
gaan. Al die weken zag hij weinig of
niets van de bewoners van Worthington
Square. Shirley dacht nog dikwijls aan
Peter, en het speet haar, dat er zich geen
en vliegtuigen maar wie hem ontmoet,
weet, dat.hij met een man spreekt, die
zal blijven handhaven: een taaie Neder
lander, die zijn kracht en geloof in „de
zaak" behield.
Het bedrijf in West-Indië werkt onge
troffen door. Aan den anderen kant van
Jask of elders buiten Nederland bevindt
zich een voornaam deel van de vloot met
bekwame vliegers. Ten slotte is 't in
Nederland gespaard gebleven deel van
de vloot nog voldoende om aan de reor
ganisatie van enkele luchtlijnen in Euro
pa te mogen denken. De moeilijkheden
zijn hier natuurlijk enorm, de te treffen
afspraken in zake luchtbescherming,
brandstofvoorziening, passagierscontrole
enz. uiterst gecompliceerd. Maar daar
aan, en aan plannen voor nog andere
werkmogelijkheden, wordt gewerkt en
met energie gewerkt.
In de directiekamer van „de zaak",
Hofweg 9, Den Haag, staat dezelfde man,
die Nederlandsche vliegtuigen reeds naar
alle vijf werelddeelen heeft kunnen zen
den, zoo beraden en krachtig voor de
wereldkaart als in de jaren van den
grootsten voorspoed. Nadrukkelijk tee
kent ereen roode lijn den weg naar
Java. Hij kijkt er naar - met een glim
lach. „Je zult zienzegt hij, „je zult
zienIedere stip langs die lijn heeft
voor hem de beteekenis van een werk-
mogelijkheid gehouden en een plaatje
van Jask is hier geen beeld uit het ver
leden maar vóóral een blik op een we
reld, waarin doorgewerkt zal worden."
Over dit onderwerp schrijft „De Stan
daard":
Er wordt soms wel wat losjes gerede
neerd over hetgeen uit den brouwketel
van dezen tijd te voorschijn zal komen.
Er is een groep, die o.i. te ver gaat in de
gelegenheid voordeed, om iets van zijn
moeilijkheden te vernemen. Intusschen
deed zij al haar best met haar stenogra
fie en haar typen. Dit laatste leerde zij
in ongelooflijk korten tijd aan; maar
ook met het andere schoot zij goed op.
Nancy Bell werd in vertrouwen geno
men en werd een ijverige en belangstel
lende deelgenoot. Heel wat uren bracht
zij met Shirley door en las haar dan
stukken voor uit alle mogelijke boeken
en kranten, om haar aan de verschillen
de soorten van opgaven te wennen.
„Ik geloof, dat je nu wel alles er van
kent," zei Nancy op zekeren dag te
gen het eind van September, toen ze
Shirley buitengewoon vlug gedicteerd
had, en deze het daarna bijna zonder fou
ten getypt had.
„Ik weet het nog zoo zeker niet," zei
Shirley. „Ik ben aan jou gewend, en je
agiteert mij niet, maar als ik naar vader
zou toegaan, en hij de proef met mij wil
de nemen, ben ik bang, dat ik er niet
veel van maken zou."
„Waarom vraag je dan niet eens, of
Murray het met je probeert? Als hij net
zoo vlug dicteert, als hij praat, wan
neer hij zaken bespreekt met Peter, dan
zal het moeilijk genoeg zijn voor wie
ook."
Toen Murrey en Jane dien avond in de
wyzigingen, die men veronderstelt te zul
len komen, en er is er ook een, die meent
dat het oude, dat we kenden, eenigszins
gewijzigd wellicht, weer zal kunnen te-
rugkeeren.
Met zekerheid kan men natuur
lijk nog niets zeggen. Z.eer "veel zal af
hangen van de positie, die ons land zal
innemen, zoodra de vrede weer gesloten
is. Wordt onze nationale zelfstandigheid
onverkort hersteld, zoodat wy al
leen over den gang van zaken in ons
land te beslissen zullen hebben, dan zal
het beeld allicht anders zijn dan wan
neer aan die zelfstandigheid beperkin
gen zouden zyn opgelegd. Dit laatste kan
men voorloopig het best laten rusten,
omdat elke beschouwing over wat dèn
geschieden zal, slechts ijdel geklap is te
achten.
Anders staat het wanneer het eerste
geval zich voordoet. Daarover kan men
wèl iets meer zeggen; althans kan men
daarover zijn meening kenbaar maken.
En dan is ons zeer beslist oordeel, dat
de geest van de moderne democratie
zooals die zich uit de beginselen van de
Fransche revolutie geleidelyk ontwik
keld heeft, met veel meer kracht dan
voorheen placht te geschieden, zal moe
ten worden wederstaan en dat er naar
gestreefd moet worden ons Staatsbestel
te zuiveren van veel, dat aan een stoer
Regeeringsbelèid in den weg stond.
Het kan geen toeval zijn, dat er nau
welijks één land in Europa valt aan te
wijzen, waar deze moderne democratie
het niet heeft afgelegd, of waar ze niet
bezig is te wijken voor een krachtiger
Staatsbewind.
Wie dit uitsluitend toeschrijft aan de
spanningen der laatste jaren, of aan den
thans woedenden oorlog, die ontbreekt
het o.i. aan historisch inzicht. Het is in
tegendeel de eindphase van een langdu
rig proces van verval van krachten, dat
zich met name na 'den vorigen wereld-
oorlog in tempo sterk heeft versneld.
1 bibliotheek zaken en huishoudelijke aan
gelegenheden bespraken, sloeg Shirley,
die aan de groote tafel zat te werken,
een bladzijde van haar bloc om en begon
het gesprek op te schrijven.
„Maar Jane, heb ik dat gezegd?"
vroeg Murray aan het eind van hun ge
sprek. „Ik dacht, dat ik het heel anders
gezegd had."
„Je zei, dat het zooveel moest kos
ten en niet, dat het dat deed."
„Ben je er zeker van?"
„Heel zeker."
„Nu, dan moet ik gedroomd hebben.
Me dunkt, ik hoor het mezelf met groote
zekerheid zeggen, dat het zeventien dol
lar kostte. Ik kan eigenlijk ook niets an
ders gezegd hebben, omdat ik de feiten
kende."
Jane glimlachte slechts. Zij was zeker
van haar zaak, maar wilde er liever niet
over kibbelen. Murray begon de kamer
op en neer te loopen en zachtjes te flui
ten. Hij wilde ook niet volhouden, dat
hij het gezegd had, maar hij was er toch
heel zeker van. Het scheen een eind aan
de discussie te maken, zooals zulke klei
ne verschillen soms doen.
(Wordt vervolgd.)