leren" w.a. DE ZEEUW TWEEDE BLAD Het verzegelde Boek. OVERBUREN Wat niet verdwijnen mag. De vergoeding van de oorlogsschade HEREN I 6 paarden. I Schorepolder, Rit- Nieuw- en Sint- Onze Kolenvoorziening lfde wer [lien eke- spa- HAAR pr goed verwijderd. (BETERING pijnloos behandeld jaar garantie (zijn ^ooruit te bespreken, jdaschestr. 13 i EN OP ZOOM |maatschappelijk (•afische bedrijf, ;n. IK, Uw BIND- ^an Uw gewone het algemeene lAU VOOR DE RIJVEN. 93 Juni 1940. 8.— 14.30 17.10 9.— 16.15 18.— 8.— 14.30 17.10 9.— 16.15 18.— 11 JUNI /oerd. Een ieder, [sht een dag van te den anderen dag uur des ochtends. lOORN, Directeur ■KOOP: lAARDEN, LnTJES, Bloemen- Ispuitjes, Bloemen- lenmest, Bloemen- |aad. IOUT, Wijngaard- landbouwwagens, |0 kg., een graan- Ar en een platte lang 4.80 M., draag* Ij. MOL, Smederij, kerke. VAN ZATERDAG 8 JUNI 1940. Nr 207. De Leeuw die uit den stam van Juda is, de wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen en zijn zeven zegelen open te breken. Openb. 5: 5. Het is een merkwaardig visioen waar van hier sprake is. De apostel Johannes, om het geloof naar het eiland Patmos verbannnen, mag als door een geopende deur in den hemel blikken. Hij aanschouwt er den Machtige, ge zeten op een troon, dragend in Zijn hand het boek van Gods raadsbesluiten. Niemand blijkt echter in staat de ze ven zegelen van het boek, waarmee het verzegeld is, te verbreken en het wereld plan dat er in ontworpen is uit te voeren. Maar dan komt de Leeuw die uit den stam van Juda is, die den vloek die op de menschheid rustte, heeft gedragen, de zonde verzoend en de verwerkelijking van Gods heilplan mogelijk gemaakt om het boek te openen en de zegelen te ver breken. Hg openbaart zicht als het geslachte Lam. Hij is op grond van zijn schuld- uitdelgend lijden tot nemen gemach tigd en zoo wordt Hij het orgaan, waardoor God zijn raadsbesluit uitvoert, het orgaan voor de wereldregeeiring, waarvan Christus voor de hemelvaart sprak: Mij is gegeven alle macht, in hemel en op aarde. Een visioen als dit is van bijzondere beteekenis in een tijd als deze, waarin de wereld een gistende massa gelijkt en waarin alle lijn en leiding schijnt te ont breken. De verwarring is verbijsterend groot. Maar de blik des geloofs ziet de dingen anders. Hij ziet een boek, beheerscht door een leidende gedachte. En wel is dat boek verzegeld, wel zijn wij niet in staat den inhoud te ontraadselen, maar wij zien ook, dat alles samenkomt in de hand van Jezus Christus, die bezig is door alle gerichten heen, den raad Gods te vervullen tot verlossing der wereld. En deze wetenschap stemt tot rustig vertrouwen. 'tls waar, het is ook voor ons een geheim wat de toekomst in haar schoot verborgen houdt. Wij weten niet, of de weeën der menschheid barensweeën zijn van een nieuwen en beteren tijd, dan wel of wij staan in tegenwoordigheid van de doodskrampen van een deel dezer we reld. Het boek is verzegeld. En het is zooals Johannes het uit spreekt in een aangrijpenden climax: niemand is bevoegd of waardig het boek te openen om het wereldbewind in eigen hand te nemen, of het zelfs te lezen en dus in de toekomst te schou wen, of het ook maar in te zien, alles ligt achter een dichten sluier ver borgen. Doch bij het vele, dat onzeker is, is een ding toch zeker: het boek rust in de hand des Lams, en alle gebeurtenis sen zullen ons toekomen uit de hand van dat Lam, hetwelk voor onze zonden geslacht is, en uit "3 i e hand kan ons slechts beschikt worden wat goed voor ons is. De wereld gelijkt op het oogenblik op shet laatste Bijbelboek. Dat is een "boek vol van oordeelen en donderslagen; wij lezen er in van hongersnood, oorlog en pestilentie, van plagen waarmede de Almachtige de volkeren bezoekt; van hagelslag en verdelgend vuur; van sprinkhanen, bloed, rook en vallende sterren; van een schepping die onderste boven gekeerd wordt. Als wij dat lezen, denken wij dat er niets over zal blijven dan een puinhoop, waar eens de prachtige wereld stond. Maar de laatste bladzijde van het Boek feuilleton door GRACE RICHMOND. 33) „Meen je dat?" „Zeker." „Heb je er wel aan gedacht, dat als je een plaats op ons kantoor of ergens anders krijgt, je een ander meisje te kort doet, dat het salaris wel noodig heeft "^a> daar heb ik aan gedacht, en dat is een argument, dat je er werkelijk tegenin kunt brengen; maar Murray, denk je niet, dat de meisjes, wier ouders PvL he^ben> soms evenveel behoefte hebben aan bezigheid, als die niets be zitten?" „Dat geloof ik ook wel, maar het feit blijft bestaan, dat zij het geld noodig hebben en jij niet." „Ontneem jij dan niet een armen man het geld, dat je ontvangt?" Murray lachte. „Dat is een onver- wachte aanval; maar zie je, ik ben praktisch vaders compagnon." „Nu, ik wil desnoods zonder salaris werken of het geld weggeven." rechtvaardigt al die gerichten: het slot is geen puinhoop, maar een stad met gouden straten en paarlen poorten, het rijk der eeuwige heerlijkheid! Zóó kan, zóó moge, zóó zal, als het den Almachtige belieft, ook uit de ver schrikkingen dezer dagen hooger glorie verrijzen, het gaat óók met de vol keren door de diepte naar de hoogte, door de donkerheid naar }iet licht! Wij wachten geduldig en tasten niet naar het verzegelde boek. Wij pogen niet in den verborgen raad des Heeren te gluren, en maken ons niet van te vo ren bezorgd over wat Hij over ons be schikt heeft. Dat boek gaat ons in zoo verre niet aan. wy hebben een ander boek, waarin de Heere Zijn wil geopenbaard heeft voor zoover dit voor ons noodzakelijk was, het boek der Heilige Schrift, waarnaar wij ons te gedragen hebben, om dan ver der alles over te laten aan onzen God. Dat boek gaat ons aan, en wy zullen er naar geoordeeld worden. Dat boek wflst ons den weg dien wy te gaan heb ben. Als dat boek nu maar niet met zeven zegelen voor ons zielsoog gesloten is! Het verzegelde boek in de hand des Lams, en het open boek in de hand van den zondaar, ziedaar wat ons vervullen kan met rustig vertrouwen. De apostel meende het boek te zullen zien in den klauw van den Leeuw, maar hg ontdekte het in de hand van het tee- dere Lam. Kracht en teederheid vloeien ineen by Hem, die de teugels van het wereldbewind voert: de kracht,van den Leeuw zet door en voert uit wat in Gods raad bepaald is, maar het zal blijken dat de zachtmoedigheid van het Lam er doorheen speelt, al kunnen wy dit op het oogenblik nog niet zien. Het Lam heeft de zeven oogen der wijsheid. Het vergist zich niet in de re geering der volken, evenmin als in die der personen. Het vergist zich kfelfs niet wanneer het zich schijnt te vergissen naar ons beperkte oordeel. En boven dien draagt het de zeven hoornen der Almacht, die ons zal beschermen en be waren, indien dit door Gods wijsheid be paald is, zoo het alwetende en al- machtige Lam vóór ons is, wie zal dan tégen ons zyn.? Wanneer wy dit alles indenken wor- wen wy stil. Ja, dan gaat het als de i heiligen in het visioen van Johannes, en kunnen wij zelfs midden in de gevaren aanbiddend zingen: „Het Lam, dat ge slacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rykdom, en wysheid, en sterk te en eer, en heerlijkheid, en dankzeg ging, Amen! MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice. In myn deuropening sta ik even, ge dachteloos op iets te wachten. Als ik my na eenigen tyd realiseer, waarop ik eigenlyk wacht, flitst het door me been „dat komt voorloopig niet weer". Het was op het slag van het heele uur en diep in myn onderbewuste was er een luisterpost naar de metalen stem men uit Stadhuistoren en Lange Jan. Eerst zou het luchtige voorspelletje ko-> men uit de hoogte van de Lange Jan, dan de slagen uit den Stadhuistoren, daarna het kwinkelende klokkenspel uit het carillon van onzen deftigen Abdyto- ren en tot slot nog eens de zware sla gen, diep en raak. Wat waren dat alle maal bekende klanken. Wy gingen er de dagen en nachten mee door en nu pas merken we, wat we daarvan hebben ge noten. Dat is nu allemaal weg. Het vroolyke klokkenspel en de heldere metalen klan ken zyn weg. Het vroege geklingel van uit den toren van de Roomsche kerk, weg. Zonder klank zyn onze dagen en nachten geworden. Onze prachtige zo mermorgens zyn zonder geluid. Wy treuren om ons verlies. 17 Mei bracht ons dit verlies. Onze oude vertrouwde stad heeft ge kreund onder de slagen van het bom bardement op den zeventienden van de onvergetelyke Bloeimaand 1940. Daarna is de gierende vuurgod zijn verterend werk begonnen. Op den nacht die toen volgde hebben velen zich afgevraagd, zal er nog iets van Middelburg blyven staan Wie met my de uitwerking van het j bombardement en de daarop gevolgde branden en de geweldige uitbreiding de zer branden met eigen oogen heeft ge volgd, zal gaarne toestemmen in de hul de die aan onze dappere brandweerlie den is gebracht. Wie de brandweer, eerst tijdens het bombardement en daar na toen het vuur almaar terrein won, heeft beziggezien, moet bewondering hebben voor de werkkracht en de orga nisatie in het heetst van dit vuurge vecht aan den dag gelegd. Jammer, dub bel jammer is het, dat niet meerdere particulieren op de zeer vele bedreigde punten, de posten hebben betrokken en het treffend slagwoord: „Nederland Waakzaam" in practyk hebben ge bracht. Vooral in het begin van den nacht zou nog zeer veel te redden zyn ge weest. Vele sterke mannelyke geëva- cueerden hebben te laat begrepen dat men tydens een dykdoorbraak met man en macht moet werken om het gat te stoppen en niet moet gaan slapen. Maar dit is al weer verleden tyd. En daar kunnen wij niet by blyven staan. Toen men van den eersten schrik be komen was hebben zeer velen onzer za kenlieden en middenstanders op de puin- hoopen van hun verloren bezittingen nieuw initiatief en nieuwe toekomst plannen ontwikkeld. Dat begon al den tweeden dag na den brand. Toen kwa men op de puinhoopen al de stokjes met naamplaatjes en nieuw adres, waarop de zaak zou worden herbegonnen. Door groote inschikkelykheid van vele Mid delburgers werden reeds veel zaken el ders ondergebracht. In veel panden waar voorheen een zaak werd gedreven, zyn er nu twee gevestigd en in een ge val zelfs drie. Zoo kwam ons eigen By- kantoor in de bekende horlogeriezaak van Camper terecht. Deze samenvoeging, al hoewel laten we hopen slechts zeer ty- delyk, kan niet anders dan voor beide zaken goede gevolgen hebben. Daar zit een mooie symboliek in die samenvoe ging. Een horlogemaker heeft altyd den juisten tyd en is steeds op tyd en gaat met zyn tyd mee. Dit nu kan ook van „De Zeeuw" gezegd worden. Dit was zelfs in de Meimaand 1940 het geval. En dat zegt toch wel iets. Het is opmerkelyk met hoeveel opti misme en vertrouwen velen onzer zwaar geslagen stadgenooten de onbekende toekomst tegemoet treden. Daar werd veel verloren, maar veel meer gaan de gedachten uit naar wat in de toekomst te winnen is. Daar worden er al onge duldig. Want hier is geen beginnen mo- gelyk als niet gemeenscbappelyk een ge zonde basis is gelegd. Twee zeer belangryke vragen dringen telkens naar voren. Hoe groot is het percentage van de schadeloosstelling die by een ramp van een omvang als deze zeer stellig gegeven moet worden en onder welke voorwaarden kunnen cre- dieten voor heropbouw en exploitatie worden verstrekt? Daar zijn nog vele andere problemen. Wie gelezen heeft van de voorloopige plannen van heropbouw en nieuwe stads- aanleg, van onteigening en aanwijzing van winkelstraten, van belangen van verkeer en toerisme, zal moeten toege ven, dat niet alles één, twee, drie voor elkaar te brengen is. Aan de eene zyde dus: geduld. Maar aan de andere kant: snelle, krachtige beslissingen om een spoedige heropbouw mogelyk te maken. Middelburg zal in verjongde schoon heid verryzen. Dat gelooft zeker Uw STENTOR. In draf. Te Delft werd de eerste jaarlijksche paardenmarkt gehouden. Hoewel het aantal aangevoerde dieren niet groot was, waren er trek- en ruiterpaarden van goed gehalte te bewonderen. „Daar los je het probleem niet mee op. Het meisje, wier plaats je inneemt, zou je salaris niet willen aannemen van je." „Dus omdat de vader van een meisje haar kan onderhouden, moet zij niet leeren, hoe zij zichzelf zou kunnen onder houden, en het plezier, wat haar dat zou kunnen verschaffen, opgeven?" „Wat denk je, dat je familie er van zeggen zal?" „O, die zullen er natuurlijk niet mee instemmen, behalve vader; die zal er wel voor te vinden zijn." „Best mogelijk, als je hem eerst een beetje aangehaald hebt; maar vind je, dat je het recht hebt, om moeder en Olive teleur te stellen?" Shirley zweeg een oogenblik. Toen antwoordde zij: „Murray, ik ben het ge luk, dat Jane en jij bezitten, ook deel achtig geworden en de wereld heeft ook voor mij haar aantrekkelijkheid ver loren. Ik zou onmogelijk het leven van moeder en Olive kunnen leiden. Mijn om gang met de Bells heeft mij doen in zien, in Wien alleen geluk te vinden is, en ook waar de genietingen der wereld heenvoeren. Ik doe mijn familie toch geen schande aan, door iets nuttigs te leeren „Neen, het zal je familie geen schan de aandoen. Eén lid van de familie be schouwt daarentegen zyn zusje met res pect. Ik weet, dat als je er mee begint, je het ook voort zult zetten." „Dank je. Ga je met me mee naar vader?" „Wanneer „Nu. Hij is in de bibliotheek." Murray stond op. „Ja, ik ga met je mee", zei hy, „maar verwacht niet, dat vader zoo direct er voor te vinden zal zijn. Hij gebruikt alleen experts. Je zult je sporen moeten verdienen, voor je ze kunt dragen. Goede stenografen worden geboren. Je kunt ze niet maken. Als je het in je hebt, dan zal het je ook gelukken. Bezit je het niet, dan geeft al je harde werken niets." Hij kon Shirley's oogen niet zien, maar hij hoorde den gedecideerden klank in haar stem, toen zij antwoordde, dat de gedachte aan de mogelijkheid, om die sporen te verdienen, haar hart deed opspringen van vreugde. Het was veertien dagen na dit gesprek en het veel langere en ernstiger gesprek dat Shirley met haar vader gehouden had, dat Peter Bell op een warmen mid dag wat vroeger dan gewoonlijk naar huis ging en zijn jeugdige buurvrouw ontmoette op een plaats, waar hy haar nooit verwacht zou hebben. Het was heel aan het eind van de stad, ver voorbij de buurt, waar zy gewoon was te winkelen, dat hy Shirley Townsend uit een deur zag komen en haastig den weg naar huis inslaan. Zy had hem niet gezien, en hy was te ver van haar af, om haar te kun nen roepen. Hy was dus verplicht, om het op een loopen te zetten, wilde hij haar nog inhalen, voor zij aan den vol genden hoek haar tram wenkte. Zij had zoo hard geloopen, dat hij nog alleen maar op de tram kon springen, terwijl die al in beweging was. De tram was vol, en Shirley moest staan. Het gelukte Peter, om een lus te pakken dicht bij de hare, maar veel pra ten konden zij niet gedurende den langen rit, maar Peter had scherpe oogen en hij meende iets eigenaardigs te zien in haar kleeding. Op dit middaguur maakten de meis jes van haar stand altijd nog toilet, maar Shirley was nu net gekleed als de meisjes van het kantoor, waar hij van daan kwam. Toch was er eenig verschil in te zien, maar hij begreep niet, dat dat verschil lag in den snit en de kwaliteit van haar japon. Hy had haar daarenboven nog nooit zoo vroolyk zien kyken, en was blij, dat hy de tram nog net gehaald had. De lan- Uit een artikel in de Standaard: We staan voor een geheel nieuwen tyd, waarin veel van het oude verdwe nen zal zyn, terwyi we aan het nieuwe zullen moeten wennen. Het eenige, waarvan we hopen en waarvoor we bidden, dat het niet ver- dwynen noch ook verslappen zal, is ons geloof. Uit dat geloof moeten wy blyven leven en dóór dat geloof de kracht ont vangen om te dragen wat God over ons beschikt. Dan alleen kunnen we waariyk sterk zyn te midden van de grootste moeiiykheden. Dan zullen we ook ervaren, dat, wie in de schuilplaats des Allerhoogsten ge zeten is, vernachten zal in de schaduw des Almachtigen. DE ZAAK IS IN STUDIE. Naar van bevoegde zyde wordt me degedeeld, is op het oogenblik de vraag in hoeverre geleden oorlogsschade door het Ryk wordt vergoed, zoowel ten aan zien van burgers als van militairen, nog niet opgelost. Deze kwestie is op het oogenblik nog in studie. Iedere soldaat of meerdere, die tydens den oorlog of er na, zyn particuliere be zittingen is kwytgeraakt, doet er in ieder geval goed aan, dit verlies te inventari seeren, onder byvoeging van de wyze waarop dit verlies heeft plaats gehad. De nog in dienst zynde militair kan deze inventarisatie overleggen aan zijn com mandant, terwyl de gedemobiliseerde goed doet, deze op te zenden naar de VIHste afdeeling van het Departement van Defensie. GEEN REDEN VOOR ONGE RUSTHEID. Aan een artikel in het Volk over de Limburgsche mynen ontleenen wy: Het machtige apparaat van het myn- wezen is volkomen intact gebleven. De enorme emplacementen en de outillage van de overlaadstations Steyn en Born hebben niet geleden. Als niet alle teeke nen bedriegen, zal de „Feierschicht", die op Zaterdag moest worden ingevoerd, niet te vaak meer herhaald worden. Met eenig gerechtvaardigd optimisme mag de veronderstelling worden uitge sproken, dat de kolenvoorziening van Nederland geen blijvende schade van den oorlogstoestand zal ondervinden. Men gaf de verzekering, dat de sociale positie van de mynwerkers geen noe menswaardig gevaar loopt. Zooals de si tuatie zich thans laat aanzien, behoeft het personeel niet beducht te zijn voor verslechteringen van de loon- en pen sioenregeling. SPOORWEGVERKEER TUSSCHEN DORDRECHT EN ROOSENDAAL IS HERSTELD. Onvermoeid gaan de spoorwegen voort met den opbouw van het bedrijf en met de uitbreiding van het net. Donderdag is de verbinding tusschen Dordrecht en Roosendaal hersteld. Men vertrekt uit Dordrecht om 7.28, 9.28, 11.28 en zoo vervolgens om de twee uur tot 21.18. Uit Roosendaal kan men naar Dordrecht gaan om 6.40 en verder om de twee uur tot 20.40. Zooals bekend zijn er enkele busdien sten van Vlissingen en Goes naar Ber gen op Zoom. Uit laatstgenoemde ge meente vertrekt thans een twaalftal trei nen naar Roosendaal, terwyl in tegen overgestelde richting ook 12 treinen ry- den. ge rit viel hem niet half zoo lang als anders, nu hy naast Shirley kon staan en van tyd tot tijd een woord met haar wisselen. Hy was ook niet weinig be nieuwd naar wat zy daarfe maken had gehad aan het eind van de stad en in een inrichting tot opleiding van secre taressen. „Wat is het warm vandaag!" zei Shir ley, toen ze eindelijk aan de plaats hun ner bestemming waren en samen Gey Street insloegen. „Ik zou best zin in een ritje hebben en eens flink galoppeeren langs een goeden, rustigen weg." Ja, dat is wel je dat op zoo'n warmen dag," zei Peter. Ze keek hem aan. „Jij en Olive rijden niet meer zooveel als vroeger." „Al sedert een jaar schijnt ze er niet meer zooveel om te geven." „Heeft ze niet gevraagd, of jij, zoo dikwijls je lust hadt, den Bruine zou wil len gaan halen?" „Ja, ze heeft het mij wel aangeboden, maar ik had geen zin, om dat te doen." „Nu, je zou er een weldaad mee doen. Hij moet noodzakelyk wat meer bewe ging hebben. Ik ben er vanmorgen vroeg al met de merrie op uit geweest. Met mij heb je nog nooit gereden. Je wist mis schien niet eens dat ik ryden kon." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 5