T
Voor de Jeugd
Zonder Moeder.
Zaterdag 4 Mei 1940
54e
Jaar
gang
No. 31
Voor den Zondag
Hoe wij het deden.
CO
ÜT
O M-
O
co
o\ O
i ITpOgfH<§ g£ -g|g s-oS 3*1 Güë
?S g£S 8. ~9g $°S 6.&1 g www
•SP.HmirifoHSOB^aMïl 3 co -os?Hi7<-f-3.r^o7T©oo
yr co i
W
t s*
a o
P O
p. i
/rT T
■g
HW
Cï
B
oo® S a
1 <d to 3
JTOff
o ar
ui
iffïï
OOg B
r1" c i»
3 S
ig
g W§&P? SF-fiPS*
SS -
r*" i-*" o
K
r£TP-'
Beste Nichtjes en Neefjes!
In de afgeloopen week hebben we her
dacht, dat de Heere Jezus ten hemel ge
varen is.
De discipelen bleven alleen achter, en
even lijkt het of de Heere Jezus hen zoo
maar aan hun lot overlaat.
Een wolk nam Hem weg en het moet
voor de discipelen toen op aarde wel triest
en somber zijn geweest, toen zij daar zoo
eenzaam achterbleven, zonder Jezus.
Maar Jezus moest ten hemel varen,
want immers Hij is niet onze aardsche,
maar onze Hemelsche Koning.
En Zijn Rijk is niet van korten duur,
zooals de rijken van aardsche koningen,
maar voor eeuwig.
En allen, die in Hem gelooven, zijn voor
eeuwig onderdanen van dien Hemelschen
Koning.
En nu, juist in dezen tijd is het zoo heer
lijk te weten dat wij een Koning in den He
mel hebben.
Aardsche vorsten kunnen ons niet be
schermen.
Ook al zouden zjj alles voor ons over heb
ben.
Wat hebben wij dat den laatsten tijd weer
duidelijk gezien in landen waar de koning
opzij gezet of verjaagd werd.
Maar wat er ook mag gebeuren, en welke
rampen ons ook mogen bedreigen of mis
schien treffen, één ding weten wij zeker:
Wij hebben een Koning in den hemel.
Een Koning, wiens rijk tot in eeuwig
heid is.
Voor ons is Hij ten Hemel gevaren, en
eens, hetzij we oud zijn of misschien nog
jong, zal Hij ons tot Zich nemen in Zijn
Hemelsche heerlijkheid.
Op Hem is onze vaste hoop, wat hier op
aarde ook moge gebeuren, en Hij beschaamt
nooit, wie op Hem vertrouwen.
Hier volgen de raadsels.
1. Voor de grooteren:
Het geheel bestaat uit 65 letters.
9. 19. 42, 38. 25 was een 27. 7. 37. 17. 60.
10. 57. 39. 34. 20. 41 van Abram.
26. 46. 33. 7. 36 versloeg 20. 1. 59. 7. 51.
10. 29.
55. 31. 5. 64. 8. 29 was een zoon van
Ruben.
De vrouwen 18. 4. 56. 22. 27. 24. 49 bij
het graf.
Een 23. 13. 59. 15 wees de Israëlieten
den weg.
Het Evangelie, wordt over de geheele
12. 58. 25. 30. 14. 44 in alle 61. 52. 6.
16. 65. 33. 28. 40. 60. 2. 53. 11. 7. 36.
De 32. 63. 57. 3. 7. 35. 21. 50 hadden
sterke legermachten.
43. 54. 10. 48. 62 was een Koningin uit
het O. T.
De 19. 45.15 was voor de Israëlieten een
kostbaar bezit.
2. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 22 letters.
Een 3. 14. 18. 7 is een soort schuit.
Agenten dragen soms een 1. 21. 19. 12.
Een 10. 15. 6. staat onder het raam.
14. 2. 12 is een plakmiddel.
Voor ladder zegt men ook wel 19. 11.
5. 22.
16. 20. 13. 9. worden in Zeeland veel ver
bouwd.
1. 4. 21. 17. 11 is een ander woord voor
boerderij.
De oplossing van het Paardenraadsel
van vorige week is: 1. 12. 6. 3. 5, 10. 4.
7. 9. 2. 11. 8.
Allen hartelijk gegroet van
TANTE DOLLIE.
9.)
Als ze het zoo nu ook maar kunnen.
„Een foto van deze twee hier."
Luut en Theo staan naast elkaar, zoo
meteen gaat Vader weg.
„Ja zeker meneer, dat kan. Hoe wilt
u het gedaan hebben?"
„Dat laat ik aan uw initiatief over."
„Ansichtformaat meneer?"
„Ja, dat is goed U doet maar wat u het
beste lijkt, ik laat het heelemaal aan u
over."
Samen loopen ze wat later achter den
fotograaf een lange gang door en komen
dan in-een groot, licht vertrek.
Er staan stoelen, bankjes, schermen en
ook hier hangt het vol foto's.
„Als de jongejuffrouw hier nu wil gaan
zittenen de jongeheer daar
Naast elkaar komen ze op een laag
bankje terecht.
„Even kijken."
De fotograaf loopt vlug terug en trekt
een zwart doek over zijn hoofd
„Meneer!"
Meteen springt Luut op.
„Luut toch!" waarschuwt Theo nog,
maar Luut blijft staan en de fotograaf is
alweer onder het doek uitgekomen.
„Meneer... moeten we er zóó op?"
„Ja, vindt de jongejuffrouw het niet
goed? Als u liever een andere pose wilt?"
Luut kijkt met een wanhopig gezicht
rond.
Hoe kim je hier nu een foto maken, in
zoo'n rommelhok. Wat pose is weet ze
niet, maar het is afschuwelijk zoo.
„Kan het niet in den tuin?"
„In den tuin? Maar jongejuffrouw, daar
hebben we toch ons atelier voor, hier wor
den alle foto's gemaakt.
„Ja maar", Luut durft niet te zeggen dat
ze het zoo'n leelijke kamer vindt.
,U kunt er wel tuindecor achter krijgen."
Een groot scherm, dat een boschlaantje
voorstelt, wordt uitgerold.
Dat vindt ze nog veel gekker, dat rare
bankje, en dan daarachter dat ding met
die boomen erop.
Nee, ze vindt het allemaal even leelijk,
zooals het kiekje uit Indië moet het wor
den, maar dat kan natuurlijk toch niet.
Als Vader er nu maar bijgebleven was.
„Theo, vind jij het zoo dan niet raar?"
Theo haalt zijn schouders op.
Hij zit nog steeds op het bankje en
weet niet wat hij er van zeggen moet.
Veel kan het hem ook niet schelen.
„Jongejuffrouw", de fotograaf wordt
boos, „uw Vader heeft gezegd, dat hij het
aan mijn initiatief overliet, wilt u dus
maar gaan zitten? Rare foto's worden
hier trouwens niet gemaakt."
Met een bons laat Luut zich weer op
het bankje vallen.
„Als de jongeheer er nu eens achter gaat
staan, dat is misschien aardiger. Zoo."
Theo wordt achter Luut gezet, en nu die
hand op haar schouder. „Nee, de vingers
niet zoo stijf."
Een voor een komen ze zóó te liggen
als de fotograaf het wil hebben.
„Uw hoofd nog een tikje opzij
Theo staat als een standbeeld.
Heeft hij zijn hoofd iets bewogen?
Nu krijgt Luut een beurt.
Haar hoofd, haar handen, haar voeten,
ja precies, zóó moet ze zitten.
„Een oogenblikje!"
De man holt weer naar zijn toestel, maar
nog voor hij weer onder het zwarte doek
gekropen is heeft Luut zich bewogen.
Haar neus kriebelt, even wrijven.
„Jongejuffrouw, uw handen!"
Luut kijkt naar beneden en beweegt
meteen haar hoofd, Theo buigt zich wat
vooroverde fotograaf kan van voren
af aan beginnen.
Theo rukt ongeduldig zijn hoofd opzij
als het met voorzichtige vingers opnieuw
rechtgezet wordt.
Hij heeft er meer dan genoeg van.
Luut ziet rood van warmte en kwaad
heid.
Dat gezanik!
„Jongeheer, uw hoofd nog een tikje naar
links."
,Och, wat komt dat er nu op aan" bromt
Theo.
„Maar jongeheer, dat komt er veel op
aan, mijn reputatie! Ja, zoo is het keurig,
nu even heel stil zitten
In spanning kijken ze naar het toestel,
onbewegelijk en dan klinkt de stem weer
„een beetje vriendelijker kijken, kom jon
gelui, lacht u eens."
De gezichten blijven strak.
Luut kijkt kwaad en dreigend, als die
man nu niet ophoudt
Theo is van ongeduld de wanhoop nabij.
Eén ding weet hij wel: nooit meer een
foto laten maken.
Nu vergeet Luut naar de aangewezen
plaats te kijken.
Ze ziet ineens de beenen van den foto
graaf, dwaas onder het doek uitkomen.
O, wat gek!
„Jongejuffrouw, hierheen kijken!"
Haar oogen vliegen terug en dan
knip, het is gebeurd.
„Als je nog eens wat weet?" moppert
Theo, als de winkeldeur achter hen dicht
valt.
„Je behoeft niet ten denken, dat ik ooit
weer op een foto ga."
„Ik zeker wel. Wat een gezanik. Bah!"
„Jongeheer, uw hoofd een tikje opzij.
Juist zoo!"
Luut prikt Theo in zijn wang en praat
den fotograaf precies na.
Dan schateren ze het allebei uit.
De foto gaat niet naar Indië.
Op het plaatsje bij Moeke Berends wipt
Luut met haar stoel achterover tegen de
witgekalkte muur.
„Luut", waarschuwt Moeke, „niet doen,
straks breek je de pooten nog."
Met een smakje laat Luut zich voorover
vallen, allevier de pooten op den grond.
Met een donker gezicht kijkt ze naar
Moeke, die de Indische kiekjes in haar
schoot heeft liggen en de groote foto van
Luut en Theo voorzichtig in haar handen
houdt.
,,'t Is wèl leelijk," houdt Luut vol, „als je
die andere erbij, ziet."
Meteen springt ze op en gaat achter Moe
ke staan om nóg eens de foto's te verge
lijken.
Aan den eenen kant de donkerbruine foto.
Theo en zij allebei met stuursche gezich
ten. Haar eigen haar zit slordig, Vader
heeft het onderweg nog gezegd, maar ze
heeft er niet meer aan gedaéht. De don
kere jurk maakt het ook niet vroolijk.
En dan dat kleine kiekje.
Alles even licht en blij.
Ze lachen allemaal en de grond is bezaaid
met zonneplekken.
Dan kijkt ze naar hun eigen fotoja, die
is donker en saai, met twee van die akelige
stijve harken er op.
En die meneer had nog wel zoo gepro
beerd ze aan 't lachen te maken.
Luut had zoo gehoopt, ook 'n leuke kiek
naar Indië te kunnen sturen, maar nu
„Ik stuur hem tóch niet. Denkt u dat ze
daar wat aan vinden als ze zelf zulke leuke
kiekjes hebben?"
„Maar Luut, die van jullie is toch prach
tig!"
Heel voorzichtig houdt Moeke de kaart
in haar hand.
„Wat zegt je Vader ervan?"
„O, dat we hem wèl moeten sturen,
maar stampvoet ze dan, „ik wli het
niet."
„Het is allemaal verbeelding," overreed
Moeke.
„Weet je hoe dat komt? Deze uit Indië,
dat zijn eigengemaakte kiekjes, die worden
altijd wat losser, dan wanneer je ze bij een
fotograaf laat maken, maar die van jullie,
heusch, het is een prachtige foto."
Nee, Luut geeft het nog niet toe, maar ze
kan het toch zoo moeilijk tegen Moeke zeg
gen dat ze Lenie veel liever vindt dan zich
zelf en dat ze dat eigenlijk bedoelt. Lenie in
haar witte jurk, de witte schoenen met de
leuke sokjes en haar vriendelijke gezicht en
als ze dan naar zichzelf Jqjkt, zoo donker,
en met zoo'n vervelend gezicht, nee, ze
stuurt hem niet, desnoods verscheurt ze ze
allemaal.
(Wordt vervolgd.)
ÖHDA<iiBLAD
"nft"-""H i
EEUW
DE VERHOOGDE MIDDELAAR.
En (heeft) Hem gezet tot Zijn,
rechterhand in den hemel.
Efeze 1 20.
Er ligt in het zitten van den verheerlijk
ten Heiland aan de rechterhand Gods, rijke
vertroosting voor het volk van God. Niet
het minst ook in dagen van angst en nood.
In vroeger dagen had vooral in Ooster-
sche landen dat zitten aan de rechterhand
des koning een zeer bijzondere beteekenis.
De koning schonk die plaats aan hem, die
hij bijzondere eer waardig keurde. Doch
niet alleen eerbetoon, maar ook regeer
macht werd geschonken aan hem die ter
rechterzijde van den Koning in zijn troon
gezeten was.
En als wij nu hooren, dat de groote God,
die over hemel en aarde regeert, tot Chris
tus zegt: zit aan mijn rechterhand, dan
houdt dat in, dat de verheerlijke en ver
hoogde Middelaar van den Vader de re
geermacht ontvangt over al wat in den he
mel en op de aarde is.
De Heiland zelf vertolkte de beteekenis
van deze woorden aldus: Mij is gegeven
alle macht in den hemel en op de aarde.
Gezeten aan de rechterhand des Vaders:
het doet de geloovigen.weten, dat hun Ko
ning uitermate verhoogd is, dat Hij een
naam ontvangen heeft die boven allen
naam is, dat Hij, die Koning is van Sion,
regeert over alle ding in den hemel en op de
aarde.
Zij weten nu, dat hun Heiland niet alleen
Profeet is, om de eeuwige waarheid te open
baren, niet alleen Hoogepriester om verzoe
ning te doen en verlossing aan te brengen,
maar ook de groote Koning die over zijn
gemeente regeert en voor haar waakt.
Daarom vraagt Hij, die aan des Vaders
rechterhand gezeten is, van Zijn volk ook
gehoorzaamheid aan Zijn bevelen; zij heb
ben te gehoorzamen Zijn bevelen en te vol
brengen zijn Koninklijken wil.
Maar het zitten van Christus aan de
rechterhand Gods houdt ook in, dat de Va
der door Hem alle dingen regeert.
Wij mogen over de Koninklijke heer
schappij van Christus Jezus niet te gering
denken. Hij regeert niet alleen over Zijn
kerk, maar over alle dingen in den hemel
en op de aarde.
Hij regeert niet alleen over het vrome
volk dat Hem dient, maar over de groote
volkerenwereld.
Alle dingen zijn aan Christus' voeten
onderworpen. En wie niet aanbiddend
buigt onder Zijn macht, zal door den vloek
des Konings worden getroffen.
Hem is gegeven alle macht, boven in
den hemel en beneden op de aarde. En
daarom is zijn glorierijke naam: Koning
der koningen en Heere der heeren.
Deze waarheid zal eens vreeselijk zijn
voor allen die niet in Christus gelooven
en die weigeren zijn Koninklijke heerschap-
pij te erkennen.
Maar deze waarheid is bovenmate
troostrijk voor allen die Christus Jezus
als hun Heere en Heiland belijden en die
Hem als hun Koning eeren.
Het mag dan donker zijn op de aarde,
dreigende wolken mogen zich samenpak
ken, de vijanden van God en het volk van
God mogen zich vermenigvuldigen: Jezus
Christus gezeten aan de rechterhand des
Vaders regeert en zal regeeren.
En: wat vijand tegen Hem zich kant,
Gods hand, Gods onweerstaanbre hand
zal hen bekleên met schaamt en schand.
Maar eeuwig bloeit de gloriekroon,
Op 't hoofd, van Davids grooten Zoon,
die gestorven is en begraven, opgestaan
uit de dooden, opgevaren ten Hemel en
die thans gezeten is aan de rechterhand
des Vaders.
HEMELVAART.
Gods paleis ontsluit zijn deuren,
't Voorhof zendt zijn wierookgeuren
Bij der eng'len vreugdegroet
Hem, die stierf en leeft, temoet,
Daar de Cherubs blijde koren
't „Driemaal heilig" laten hooren.
Talloos vloeit de schaar Hem tegen,
Heilig palmloof dekt Zijn wegen,
Beurtlings dreunt bazuingeschal,
Trilt de harp in Salem's wal,
Zion laat zijn vreugdlied galmen,
Hem ontvangend met zijn psalmen.
Ziet, Hij nadert! Starend knielen
Serafs, Cherubs, menschenzielen
Harpklank en bazuingalm zwijgt,
Daar Hij Zions kroon bestijgt,
Om, van heerlijkheid omgeven,
Aan des Vaders zij te leven.
's Heeren burgt verheft zijn tinnen
Hij, die stierf en leeft, gaat binnen;
Op Zijn paden stroomt het licht
Van Zijns Vaders aangezicht.
Juicht en zingt in 't stof gebogen:
Vrede op aard, eer zij den Hoogen!
(OVER DE GODSDIENSTIGE OPVOE
DING IN DE KLEUTERJAREN.)
(Vervolg.)
Wij zagen dus dat ons kind allerlei gebe
den bad en dat het eigenaardige van die ge
beden was een zuiver afhankelijkheidsge
voel, en diep vertrouwen. Het mocht dan
kinderlijk zijn, in alle geval kan hier ge
sproken worden van enkele wezenlijke ge-
loofstrekken. Op drie wijzen kwam dit kin
derlijk vertrouwen tot uitdrukking.
Ten eerste door gebeden ter bescher
ming: „Als ik weer val wilt u mij dan te
genhouden
Ten tweede door gebeden ter bescher
ming en genezing van anderen. Bijv. Oct.
'37 lees ik in het dagboek: Bad 's avonds
voor 'tnaar bed gaan of moeder lekker
mocht slapen en gauw beter werd. (Mijn
vrouw was namelijk voor gevatte kou een
dag te bed geweest)Dec. '38Toen 's mor
gens een boodschap kwam, dat Jans (het
dienstmeisje) ziek was, huilde ze tranen
met tuiten. Door haar tranen heen zei ze:
„En ik zal bidden vanavond of Jans gauw
beter mag zijn", 's Avonds moest ze al vast
Daar boven, zich uitkleeden. Mijn vrouw zou
dadelijk komen. Ze riep na een poosje:
„Moeder, ik heb al gebeden, ook voor Jans
hoor."
Den volgenden dag begroette ze Jans met
de volgende woorden: „Ha ben je weer
beter fijn! Zie je wel, dat je er vandaag
weer bent ik heb gister-avond zóó voor
je gebeden!"
Tallooze andere zeer treffende voorbeel
den vind ik in ons dagboek van deze gebe
den om eigen of anderer bescherming.
Ten derde nemen de dankgebeden een
zeer groote plaats in: Enkele, uit de vele,
voorbeelden. Aug. '37: „Lieve Heere God,
ik dank u voor dezen gezelligen dag en ik
dank u dat ik bij Tante mag logeeren."
5 Dec. '37: Bedankte God voor den heer
lijken, gezelligen dag en voor de lieve baby-
pop.
3 Mei '38: Dankte na het gewone nacht
gebedje de' volgende woorden:
„Lieve Heere God, ik dank u voor dezen
heerlijken, mooien lente-dag."
2 Juli '38, na het gewone gebedje voor
het slapen gaan„Ik dank u voor het mooie
weer en ik dank u dat Jan bij me gespeeld
heeft en dat de bloemen zóó mooi bloeien in
het tuintje en overal. Amen."
Ten vierde kwamen er na haar 4e levens
jaar gebeden ter bescherming tegen angst.
Men weet, hoe wij ons kind nooit bang
maakten. Noch met God, noch met boeman
nen enz. enz. En toch kwamen ook in haar
leven angst-gevoelens. Dit is onontkoom
baar, omdat angst en vrees een realiteit is
die we zelfs door de meest voorzichtige op
voeding niet kunnen ontloopen.
10 Febr. '38 lees ik in 't dagboek door
mijn vrouw beschreven: Ze droomde de
laatste nachten- nog al eens over tooverhek-