Rondgang door den Dam-doolhof. s N J O X ,E .a w §1 |S1* -2Jl §*a 1 •-' s z z Wenken op technisch gebied Waar de winden waaien Benjamin Franklin. O O Pi D s i T 6 i LU 2 1* u o a I -i be c C3 X 5 es O 9 0. •a j •a o o -3 5 "~5 O O E u J -ö 4) 0) ;u '5 ■a 0) O If) •- ra s3^, ■a-E' (R O V: tn Z Ou .2 T" o mjjm 0 .c o O) "D "W 3 O) C C - 0) -O c 73 - "Fm t 2 5 c a s o i S ra n o +j co t_ 0 O f T s_ O CO Z UJ X- "5 05 O ft s- O 0) o -M co O) .c 1 ui 1 C :<D O -v -O c L. lï O "O c S 5 '5 c co .C 03 s» 8 T3 o) O d) 0 C N TS" ja 3 tiü J3 02 ■s M j| "H 02 2 ■a a «Cc C O li 3 2 S Q-9 c r-, o'3 73 G O 'ia 0 0 G G <D O &.S 3 S?3 m S ,G O Ö.8 <13 :g> N XJ rG 1 RFi -ö a1 <13 3 rG.G 03 -g X3 0 S :jrs cn c) bQbü -Sa 5 Vft '-, Q 0JD ft'3 S c Hii£l +J ,G X) XJ O 0 O) i- C c CÖ CÖ :3» s_ -M CO c 0 CÖ ~o 0 L. Cf) 0 0 L. -M s. XJ o O O -C O O CD O c co O) 0 O) O) 0 L. c -* m CÖ s_ s- SI LU 0 XJ o O Z O 0 E O) 0 U) 0 O E XJ c G 0 03 03 Sm bc o *3 Gr o G o 'S.ti j-i <13 .5 Sb cc 02 JJ 02 M §Q Sb M Sm 02 G rt. G 1 bC rS p O m 03 It. 2 g O g g g m rg Q <13 o«W G rG 03 03 4_) O O 03 G X5 O 03 3 rQ U •*-> a3 03 03 03 cö 03 bc^ u SS* a g o a 03 P X3 03 a o CÖ sa +-> o 03 o r^M CM 02 O 2 +-> 02 03 03 C 03 03 N G 0 03 8 at T3 13 O "jTHT M s 5 M T3 Q* bX) 03 rM S-l t^ cö CÖ 8 I m c N 03 0 te8 w 3 O 02 a >Z X? 0 a-s G Sm CÖ O O M o.-S a» cc 03 -C3 2 O Mg H a o H P Pk O M_S +-> 'Zj '3 -g 5 3* 3 g tCDJ2 S - -53 3^5-S M 5 O G 0 &-Ö p t a a2 iSBSaO M 03 CÖ G ■+-) .•G» rG rG 03 0 03 02 .s a'3 ^Sn 2 a cc a$s a a 02 o 3 >cc 02 T3 a^S °2 :2 coa cd g 4_) 03 02 bfi 03 V) ■+-> CO 03 C "0 <D -M -M X C O 0 CÖ C- t_ c E "D O :P ces m .<2 x 2 c CÖ C 0 C -C 0 O c 2 w 0) S c o CÖ 0 o ,t- _Q lO U- üi «1 bi o O S. CÖ p cö 5 02 ft O 43 O 02 TT a a cc (20 3 02 2 S 3ü g V '-w a -* Sm OM 0 .03 p 4-> en G ;03 02 Sm 0 2 L 0 +J S 0 H 10 3 02 02 P N o _K beef0 m O - CC "3 2 2 :=?n XJ XJ N Q ■+-> G 03 bx) fö 03 -Gj 0 rG 02 4-) 03 0 03 C/2 0 03 +i 0 03 'u PQ 0 G büO 0 -+-> 03 03 G +3 :773 o N G TP S 2 a^ac 8^ G.a 0 0 0 0 rG 02 03 ö.2ï +j 0 4J CÖ bX) M fM +J 0 0 02 0 Pk CÖ X5 O «000 rG rG rG O 0 G 02 N rz1 -f-1 «r1 N G (M o ft S 0 Sm p H S.oj m2 03 0) N T) CC txo a P.T3 02 0 0:?„ O a 3 02 2, I- O Ui Lil 02 V 0 O a ie 0 M-J t; n 02 3 öl G 0 1 02 »2 0 +J bX) 03 •3 o-o a S 0 CÖ -i-> G uu o H-T bil a O 3 ca ïl-s °|a 02 O (20 O 3 02 02 3C •g J:3» 02 3 N J3 P a M m 3 0 02 *-< 0 0 02 G .5 js bi) G o ffi. O ^5 -g <»v 2ji (20 §i'c 3 O 3 3 M Sh CO k< ;rM ÏÏ^Swig S 3 P "3 5 ie oOo ft men. Eerst hoorde het kind over sterven slechts de overgang van dit leven naar het eeuwige leven. De éérste indruk was dus een optimis tische en niet een angst gevoel. Nu kan men aanvoeren dat het kind toch realis tisch moest opgevoed. Dat het toch de werkelijkheid van den dood niet zou kun nen ontloopen. Dit vinden wij ook. Maar iets anders is of men een 3Vï-jarige peu- tei direct de vólle waarheid moet ver tellen. Wij vonden: alles zal zich van zelve ontwikkelen. Het kind wist nu wéér meer. Het wist nu dat God den mensch uitein delijk tot zich roept. Dat er na dit leven een ander leven is. En dat óók dit andere leven onder Zijn bestuur staat. Het kind had ook nog geen „zonde-besef" toen. Wel wist het dat het sommige dingen niet mocht, maar het „verkeerde" in verband brengen met God, deed het niet. Onder- tusschen spraken mijn vrouw en ik er met elkaar over hoe het verdere onderwijs moest worden gegeven. Wij meenden dat de tijd nu was aangebroken voor het re gelmatig lezen van een kleuter-Bijbel. Ik stelde me dus op de hoogte van wat er op dit gebied bestond. En: het bleek me, dat er weinig goeds was. De meeste deze werken gaven oa. véél te véél. Van de Hulst's kleuter-Bijbel bleek nog wel de beste, al hadden wij ook hiertegen wel en kele bezwaren. (Ik kom op deze bezwaren later terug.) Tenslotte kozen wij toch den Kleuter-Bijbel van Van de Hulst. Hoe we een en ander inrichtten vertel ik later. Eerst nog iets over het effect van het verhaal over de begrafenis. Een week nadat mijn vrouw ons kind verteld had, dat de menschen als ze sterven in een mooien tuin mogen rusten en daarna door een Engel naar den Hemel worden ge bracht, vond ze op de tafel een blad lig gen, dat in vele foto's vertoonde de be grafenis van Dr Wibaut. Ik had dit blad gebracht en het kind vond de plaatjes prachtig om naar te kijken. Verheugd riep het: „Een begrafenis, een begrafenis!" Het „begreep" alles. De optocht, de mooie bloemen. En het oude, o, zoo oude gezicht van den overledene. En al kijkend zei ze: „Daag, ga maar lekker slapen in je tuin hoor. Daag, daag." In aansluiting op dit alles, las ik haar een paar dagen later het sprookje van Hans Andersen voor: „De Engel". Eigen aardig was nu, dat het kind niet verwon derd was, te hooren, dat de gestorvene, die er in wordt beschreven, een kind was. Ik had me voorbereid op vragen: „Maar va der, je sterft toch alleen als je oud bent" of zoo, maar het kind slikte het verhaal volkomen. En, men leze het prachtige sprookje maar eens na, de geschiedenis ging geheel in de lijn van onze behande ling. Alleen: in het sprookje gaan ook de tloemen naar den Hemel, en voor de hand lag dat de kwestie: doode bloemen nu te berde zou worden gebracht. Met vrees zag ik deze ontwikkeling tegemoet. Tot nu toe vond ik dat we nog niet verkeerd hadden gehandeld. Maar als we verder gingen: ge raakten we dan niet al te heidensch in pan theïstische wateren? En gingen we met onze psychologische verantwoorde en „sprookjes"-achtige behandeling dan niet al te ver. Ik kom de volgende maal hierop terug. Nu zou dit nieuwe geval te weinig ruimte krijgen om te worden behandeld en het verdient goed besproken te worden. Tot de volgende week dus D.V. le zers (essen). P. W. J. S. DE DUITSCHE LUCHTMACHT. In het slot van 't voorgaande artikel Bchreven wij wat Heinkel voor de Duit- sche luchtmacht presteerde. Hij ging ech ter nog veel verder en zijn voornaamste doel was landvliegtuigen met groote snel heid te bouwen. Watervliegtuigen waren over 't algemeen veel sneller en nu wilde hij de snelheid ook voor de landvliegtui gen opvoeren. Hiervoor moest hij verschil lende factoren overwinnen. De motor moest een groote capaciteit hebben, klein zijn, van gering gewicht en vooral be trouwbaar zijn. Dit gelukte allemaal. De s'of, waarvan de motor opgebouwd was, werd meer voor het doel geschikt en ten slotte werd ook het aantal cylinders uitge breid. De motor moest aan speciale eischen voldoen wat betreft 't vliegen op zeer groote hoogte, waar de lucht veel ijler is. In de ijle lucht kon men grootere snelheden be reiken. De schroef werd verstelbaar ge maakt, zoodat hij voor ieder gebruik op de meest gunstige manier kon worden inge steld, teneinde de verhezen zooveel moge lijk te beperken. Ook de vorm van 't vlieg tuig werd verbeterd. De weerstand moest zoo gering mogelijk worden gemaakt. Het oppervlak werd zoo glad mogelijk gemaakt en men zorgde er voor dat ramen en deu ren minder weerstand boden. Daarbij werd natuurlijk ook de noodige aandacht aan het landingsgestel besteed. Het werd in trekbaar gemaakt. Heinkel nam dit van de Amerikanen over. Daar ieder vliegtuig starten en landen moet, werd er ook speciaal gelet op de toelaatbare landingssnelheid. Deze lan dingssnelheid staat in nauw verband met de vleugelbelasting. Teneinde de landings snelheid zoo klein mogelijk te maken wer den de vleugels voorzien van z.g. landings- kleppen. Hierdoor werd het mogelijk in zoo kort mogelijken tijd en op zoo klein mogelijk terrein te landen. Had men vroe ger een landingsterrein noodig wat zeer lang was, door middel van de landings- kleppen werd deze lengte op de helft te ruggebracht. Een volgenden keer vervolgen wij dit ar tikel, daar een groot gedeelte der beschik bare ruimte wordt ingenomen door de be antwoording van een vraag, die wat uit voeriger behandeld is, omdat deze een kwestie behandelt, waar velen mee in aan raking komen. Vermogen van motoren. Vragen. J. V. te K. Wij komen nu wat uitvoeriger op Uw vraag, met hoeveel I\K. men een generator kan belasten, die 20 K.VA geeft, terug. Daar men de uit drukking K.V.A. (kilovoltampère) den laatsten tijd veel tegen komt, gaan wij iets dieper op Uw vraag in. Heeft men met gelijkstroom te maken, dan weet men dat men het product van volt en ampère, de watt noemt. De watt is dus eigenlijk een voltampère en de kilo watt een kilovoltampère. Iets anders wordt dit bij wisselstroom. Zooals men wellicht weet zijn bij een wissel stroom het amperage en het voltage met elkaar in een phase. D.w.z. ze beschrijven beide een z.g. sinussoïde. Nu gaat boven staande ook op bij een wisselstroom waar bij voltage en amperage in dezelfde fase verkeeren. Meestal echter is dit niet zoo en daarom moet men met deze factor re kening houden. Dat faseverschil bepaalt nJ. het rendement en dit wordt bij gene ratoren en motoren uitgedrukt door cos Q. Nu wordt met kilowatt een vermogen aangegeven en dit is het product van kilo- volt X ampère. Heeft men echter een machine die b.v. 50 K.W. kan leveren en men zou er werkelijk een verbruik van 50 K.W. aan verbinden, dan zou men mer ken dat de machine overbelast werd. Daar om heeft zoo'n machine meestal een plaatje, waarop het rendement aangege ven staat en men vindt dan b.v. cos Q 0.85 of cos Q 0.92. Die waarde kan verschillend zijn. Het eigenlijk vermogen is dus minder. De motor van 50 K.W. heeft dus een „schijnbaar" vermogen van 50 K.W. Laten we nu een rendement van 0.85 aannemen. In werkelijkheid is het vermo gen dan 50 X 0.85 42,5 kilowatt. Nu heeft men deze laatste uitdrukking geen kilowatt, maar kilovoltampère ge noemd. Werkt men dus bij gelijkstroom dan is het werkelijk vermogen gelijk aan 't schijn baar vermogen en is dus K.V.A. en K.W. precies hetzelfde. Bij wisselstroom is nu 1 K.VJL 1 K.W. X cos Q. Uw wisselstroomgenerator kan dus leve ren 20 K.V.A. Dat is dus een werkelijk vermogen. De generator heeft ook geen aanduiding voor cos Q. Dit zou er wel ge weest zijn, als het vermogen in kilowatt was aangegeven, maar bij de aanduiding in K.V.A. is dit overbodig, daar de rende mentsfactor reeds daarin verwerkt is. Nu is 1 K.V.A. 1.36 P.K. Hierdoor wordt de berekening dus al zeer eenvoudig en kan men de generator belasten met 20 X 1.36 27.2 P.K. Om nu eigenlijk precies de belasting te kunnen weten, zoudt U van iedere motor, die U wilt aansluiten met een wattmeter het verbruik moeten weten. Zoodra U nu de 20 K.V.A. overschrijdt, wordt de gene rator overbelast. Zooals vanzelf spreekt verdient het geen aanbeveling voor den levensduur der generator deze voort durend voor de volle 100 pet. te belasten. Als U bij elkaar een verbruik van ca. 18 K.V.A. gemeten hebt met de wattmeter, doet U het beste niet hooger te belasten. Dit zou dus overeenkomen met 23,5 P.K. Het verbruik wat U meet met een watt meter is dus eigenlijk uitgedrukt in K.V.A. U meet dus met de wattmeter K.V.A. Dit vermelden wij U nog ten overvloede, U kunt natuurlijk ook het amperage en vol tage van iedere motor apart meten en op die manier krijgt U ook een goede uitdruk king voor het wattverbruik De wattmeter geeft U echter direct het product van volt en ampère aan. Wij nemen echter aan dat U waarschijn lijk niet in 't bezit van dergelijke meters bent en daarom raden wij U aan: belast niet hooger dan c.a. 24 P.K., dan bent U zeker aan den veiligen kant. Mocht U nog meer hierover willen we ten, dan willen wij U gaarne verder in lichten. Zoolang aan de Revolutie, in beginsel, hulde gebracht wordt, is het tevergeefs dat men gevolgtrekkingen afkeurt en bestrijdt. GROEN VAN PRINSTERER. 7) -o- Op een avond, hij was met het werk ge reed en maakte aanstalten naar huis te fietsen, het begon al te duisteren, hoorde hij een vrouwenlach in den voortuin. Hij keek op: door de ruiten gluurde Janse's dochter. Ik kom eens kijken, zeide zij, zonder uitgenoodigd te zijn binnentredend, wat je er van maakt. Tjonge, dat is de moeite waard, zeg! Hoe krijg je dat alles zoo voor elkaar? Het ontbreekt alleen nog maar aan de meubelen. Die komen ook nog wel, zei Erik stroef. Hij wensehte in zijn hart, dat het meisje verdween. Maar zij was dat niet van plan. Zij liep naar de keuken en naar het ver trek, dat hij als slaapkamer zich had ge dacht. Heb jij dat alles behangen? Ik deed alles alleen, zei Erik. 'tMoet zoo weinig mogelijk kosten, weet je. Zij keek den achtertuin in. Je hebt het al keurig in orde, prees zij. Ik kom nog eens kijken, als het wat lichter is. 't Wordt nu al donker. Of mag ik niet komen? Haar stem klonk vleiend. Zij kwam dich ter bij hem staan. Hij zag haar oogen ver dacht schitteren. En hij kreeg een onbe hagelijk gevoel. Er is hier niet veel te zien, zeide hij. Over een paar maanden, als er bloemen zijn, wordt het wat anders. Kom dan maar eens kijken met je moeder. Met mijn moeder? Ik kom liever al leen. En ik kom niet voor de bloemen, voegde zij er vrij duidelijk aan toe. Zoo. Nou, bloemen zijn vaak mooier dan menschen, weet je dat wel? Het meisje lachte. Zij begreep die philo sophic niet. Je bent toch een rare, zei ze, nog steeds vlakbij hem staand en haar oogen strak op hem gevestigd houdend. Maar je bent toch ook weer een leukerd. Vader mag je wel. Er zit pit in dien vent, zegt hij. Je moet een mensch niet in zijn ge zicht prijzen, zei Erik. Dat is niet goed. Ik moet weg. 't Wordt me te laat. 'tls nog een heel eind naar huis. Hij wilde de daad bij het woord voegen, maar kon niet, want zij versperde hem eenvoudig den weg. Wanneer kom je hier wonen vroeg zij. Over een paar weken ben ik klaar. Ben je nou werkelijk van plan, zelf je potje te koken? Dat is toch geen werk. Moeder zegt, dat je wel bij ons kunt eten. Het kost je niks. Als er voor vijf man eten is, is er ook wel voor zes. Dan behoef je hier alleen maar te slapen en te werken. Het is een mooi aanbod. Maar ik zal er geen gebruik van maken, zei Erik, stroef. Ik kan me best alleen redden tot ik hier een vrouw heb. Ben je van plan te trouwen? Dat is mijn bedoeling. Je moet nog al veel weten, zei hij ruw. Dat is belangstelling in jou. Jij be valt mij. Je bent anders dan die paar jon ge kerels, die hier in het dorp zijn. Jij' houdt van aanpakken. Je komt er wel in de wereld. Je moet niet te lang wachten, met een vrouw te nemen. Zóó is het veel te eenzaam voor je. Zij stond thans in zijn onmiddellijke na bijheid. Hij voelde, hoe de woorden uit haar mond kwamen. En meteen wist hij met groote zekerheid: dit is een heel ge vaarlijk meisje. t Op hetzelfde moment bespeurde hij, hoe haar hand zijn arm raakte. Zij fluisterde wat. Hij kon het niet verstaan, maar be gréép. Ik geloof, meisje, dat je je in mij vergist, zeide hij, haar hand wegduwend. Als je het precies weten wilt: ik ben van plan zoo gauw mogelijk te trouwen. Vol gende week laat ik mijn aanstaande vrouw haar woning zien. Goeden avond. Om weg te komen, moest hij haar opzij duwen. Maar hij dééd het. Met groote voortvarendheid. Hij was gewoon, de deur op slot te doen, als hij vertrok. Maar nu liet hij die open en peddelde snel weg. Ik hoop toch, dat die niet meer komt, dacht hij. Dat is een slecht meisje. Ik moet niet met haar alleen zijn. Een mensch kan in wonderlijke situaties komen. Wat hij nog nooit had gedaan en wat hij zelfs onmogelijk had geacht, deed hij nu. Hij bad, terwijl hij op zijn rijwiel zat en het dorp achter zich liet, om naar Harenstede te gaan. Heere, laat dat meisje niet meer ko men. Bewaar mij voor zulk groot kwaad. Ik ben ook een zondaar, die van genade leven moet. Voor het eerst ging hij den volgenden avond met een bezwaard gemoed naar Woudesch. Zij kwam niet. Dat was een verlichting. Twee avonden liet zij zich niet zien. Maar den derden avond was zij er weer. Gelukkig met haar vader, die uit pure belangstelling eens kijken kwam en Eriks werk prees. Ik ken de woning niet meer, zeide hij. En dan de grond. Dat heb je vlug gedaan. 'k Moest ook wat haast maken, zei Erik, die vermeed, het meisje aan te zien, hoewel haar oogen geen moment van de zijne afgewend waren. Nog een paar avon den, volgende week of zoo, en ik ben klaar. Dan komt mijn broer eens kijken. En ook mijn meisje. Heb je een meisje? vroeg de boer ver rast. Dat heb je ons niet eens verteld. Je dochter had het kunnen zeggen. Ik heb het haar verteld, dezer dagen, toen zij hier eens kwam kijken. Ben je dan hier al eens geweest? vroeg de vader. 'k Moest naar het dorp en toen heb ik eens gekeken. Vrouwelijke nieuwsgierig heid. Anders niks, hoor. Ik wist niet eens, dat hij er in was. Zij loog met een stalen gezicht. Nu eerst keek Erik haar even aan. Hij zag hoe haar oogen fel stonden. Ik heb een heel lief meisje, zei hij rustig. Maar zij mocht hier niet komen, vóór alles gereed was. Anders was het huis haar tegengevallen, misschien. Het is nu nog wel geen paleis, maar het is toch be woonbaar, vind je niet? Het is keurig, man. Mooier dan mijn huis. Poeh, zei het meisje. Nu haat ze mij, dacht Erik. Hij wist niet, of hij er blij of bedroefd over zijn moest. En in eenen moest hij denken aan de uit spraak van den dominee, dien hij toen niet begrepen had: in de natuur werkt de zon- BOEKDRUKKER, UITVINDER EN STAATSMAN. Strijder voor de vrijheid van zijn land. Toen 150 jaar geleden te Philadelphia Benjamin Franklin overleed, ging met hem een der nobelste en veelzijdigste Amerika-, nen heen, die ooit hun land hebben groot gemaakt. Franklin was en bleef zijn ge- heele leven in de eerste plaats getrouw aan zijn vakde boekdrukkerij. Maar daarnaast was hij schrijver van vele ar tikelen in zijn eigen krant en almanak, uitvinder van den bliksemafleider en poli tiek leider van Pennsylvanië, voor welks onafhankelijkheid hij dapper en met suc ces heeft gestreden. Wat dezen merkwaardigen man, naast vele goede eigenschappen, vooral geduren de zijn geheele leven gekenmerkt heeft, was zijn diepe eerbied voor den arbeid en den arbeider, die hem ongetwijfeld uit zijn eigen leven is bijgebleven. Men vertelt, dat hem eens een inteekenlijst werd aan geboden voor plaatsen op een feest, dat te Philadelphia zou worden gegeven. „Het zal", zoo werd hem medegedeeld, „een uit gelezen gezelschap zijn. Er is namelijk be paald, dat geen werklui zullen worden toe gelaten." „Het is heel gelukkig", ant woordde Franklin, „dat onze Lieve Heer geen inwoner van Philadelphia is." „Waarom?" werd hem gevraagd. „Omdat ge Hem ook zoudt hebben uitgesloten van Uw feest. Of is Hij niet de groote werk man van het heelal?" Het gevolg was, dat werklieden ook werden toegelaten. Op zijn graf werd het volgende, door hem zelf eenige jaren tevoren vervaardig de grafschrift geplaatst: „Hier ligt ten prooi der wormen, het lichaam van den boekdrukker Benjamin Franklin, als de omslag van een oud boek, waar de bladen uitgescheurd zijn en waar van het verguldsel en de titel zijn uitge- wischt. Intusschen zal het werk zelf niet verloren gaan, maar naar zijn overtuiging nog eens opnieuw in het licht verschijnen ir een nieuwe en verbeterde uitgave, her zien en verbeterd door den Auteur." de ook. Je zou denken: in een omgeving als deze, predikend niets dan schoonheid, zeg gend de wijsheid en grootheid van den Schepper, daar is geen grove zonde. En hier stond een meisje, dat vol verleiding was; dat haar hartstocht geen meester was. En als God het niet verhoed had en hem sterk had gemaakt, dan was hij in de zonde ge vallen, want hij was ook maar een mensch. In de stad is zonde. Daarom haatte hij de stad. Hij zocht het in Gods vrije natuur. Maar daar werkt de zonde ook, zei de do minee. Eerder dan hij had kunnen vermoe den, zag Erik de waarheid van het woord van den predikant. Hij kon er niet verder over doordenken. Want Janse, die al maar praatte en vroeg, nam zijn aandacht in beslag. Hij moest antwoorden. Ze gingen weg. Hij was er blij om. Met dat meisje in zijn nabijheid voelde hij zich onbehagelijk. Welk een kracht ging er toch van haar uit? Jullie moet nooit vergeten, dat satan heel sterk is, had de dominee op de cate chisatie eens gezegd. Och, je hoort zoo'n uitspraak en je denkt er niet bij na. Maar 't is zoo. Hier werkt satan, dacht Erik. Hij had diep medelijden met het meisje. Nog twee avonden werkte hij in zijn toe komstig verblijf. En toen kon hij zeggen, klaar te zijn. Hij zocht Maria op. In langen tijd had hij haar niet gesproken. Want zelfs des Za terdagsavonds had hij in Woudesch ge werkt. Hoor eens, kun je morgenavond met me mee? vroeg hij, niet eens bemerkend, hoe vrij koel zij hem ontving. Wat bedoel je Ik begrijp je niet, zei Maria. Je kunt voor een paar uren wel een fiets huren. Dan rijden we naar Woudesch, om het huis eens te zien. Snel keek Maria hem aan: wat bedoelde hij nu? Wat had zy met dat huis te maken? (Wordt vervolgd.) Wie liefdeloos is, is goddeloos want God is liefde. Prof. Jonker. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. SLAAN. „Hoe moet ik slaan?" Ziedaar een vraag, die telkens weer gesteld wordt. Het regle ment geeft een duidelijk antwoord op deze vraag, maar beginners kennen dit regle ment niet, vandaar hun vraag. Nu kunnen wij in deze rubriek niet het reglement uitvoerig behandelen. De verscheidenheid der lezers belet dit. Zij, die dus de regels van ons spel niet kennen, schaffen zich een damreglement aan. Men zende ons f 0,10 aan postzegels en wij zullen zorgen, dat het reglement in hun bezit komt. Deze week echter willen wij, juist ter wille van de verscheidenheid in spelkennis der lezers, onze rubriek dienstbaar maken aan de behandeling van het slaan. Het reglement zegt: „De meeste stukken moeten geslagen worden; dam of schijf gelden daarbij als van gelijke waarde en men slaat bij gelijk aantal op slag slaande stukken, naar ver kiezing met dam of schijf." Als men daarbij nu nog onthoudt, dat men bij het slaan wel meerdere malen over dezelfde ruit, maar slechts éénmaal over denzelfden steen mag slaan en dat men onder het slaan de geslagen schijven niet weg mag nemen, maar dat dit eerst na den slag mag geschieden, dan geloof ik, dat men geen verkeerde toepassingen van het slaan meer kan maken. Twee voorbeelden, duidelijk illustreerend de bepalingen in het damreglement over het slaan, mogen den vragen-stellers van deze week als lichtende voorbeelden dienen:

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 8