DE ZEEUW TWEEDE BLAD OVE R BUREN Wat er deze week voorviel Kunst en Wetenschap Hoe de95Ameland" ten onder ging. Jeugd en politiek. FEUILLETON Hei sneeuwruimen VAN ZATERDAG 6 APRIL 1940, Nr, 157. Wij bedoelen hier met jeugd, de rij pere jeugd, de jonge menschen die aan den ingang van het volle leven staan en straks op elk terrein de oudere garde zullen hebben te vervangen. De menschen bereiken over 't alge meen een hoogeren leeftijd dan voor heen. Hieruit behoeft nog niet te volgen dat de menschheid veroudert. Zulks is al leen het geval wanneer de jonge men schen gaan ontbreken. In sommige landen dreigt dit gevaar van zeer nabij. Het aantal geboorten is daar zoo gering, dat het aantal wiegen door dat der leunstoelen wordt over troffen. Ook in ons land en óók in onze provincie begint het dien kant op te gaan. Daarnaast kan ook veroudering intre den, doordat de jonge menschen zich onttrekken en niet schouder aan schou der staan met de ouderen. Ook dit gevaar is niet denkbeeldig. In de onlangs gehouden vergadering van het Prov. Comité van A. R. Kies- vereenigingen werd en niet voor het eerst de klacht gehoord, dat in de vergaderingen der Kiesvereenigingen het jongeren-element al te zeer gemist wordt. Dat beteekent achteruiging naar twee kanten. Quantitatief en qualitatief. Op den duur gaat het aantal leden achteruit, met name het aantal wer kende leden. Want er komt een tijd, dat zelfs de meest enthousiaste voortrekkers genoodzaakt worden zich uit den actie ven strijd terug te trekken. En als dan niet de jongeren gereed staan hun taak over te nemen, dan gaan de gelederen dunnen en worden gaten geslagen, die niet gevuld worden. Maar ook qualitatief blijft dan het oude peil in plaats van verbeterd te worden niet gehandhaafd. Nieuwe tijden, met nieuwe vraagstuk ken, eischen als regel ook nieuwe krachten. Maar ook afgezien daarvan, ook in den staatkundigen strijd z\jn telkens weer noodig jonge frissche krachten, die met jeugdig vuur, met heilige geest drift, zich in den strijd werpen. Gebeurt dit niet, dan zal het niet mogelijk ztfn, de onmisbare geestkracht te behouden. Aan goede krachten, die het voorrecht hadden behoorlijk voorbereid te worden, ontbreekt het niet. Alleen, zij bewegen zich velen hun ner althans bij voorkeur in andere richting. Alle aandacht wordt geconcen treerd op de vak- en standsorganisaties, maar voor de groote beteekenis van den strijd der beginselen op staatkundig ge bied heeft men geen oog. Zoo komen onze kiesvereenigingen, zoo komt het partijleven in het gedrang. Zoo wordt in de toekomst ook de door werking en de toepassing van de begin selen, die zijn naar Gods Woord, ge schaad. Gaarne doen we een beroep op onze jonge menschen om met de ouderen mee te werken op staatkundig terrein en zoo te helpen handhaven en bevestigen, de Christelijke grondslagen van ons volks leven. MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Van al de vereenigingen, bonden, or ganisaties, federaties, die wij in ons goede land rijk zijn, van de geringste duivensport-, geitenfok-, varkens- en buurtvereeniging tot de machtigste vak organisatie toe die we kennen, komt thans de federatie van Kermisvakbon- den even onze aandacht vragen. De Ne- derlandsche raadsleden, die straks over behoud of herstel van kermissen hebben te beslissen, worden thans door genoem de federatie met een adres, zeer wel ge documenteerd, bewerkt. Blijkens dat door GRACE RICHMOND. 2.) _o_ „Wat is er nu weer te doen in Gay Street?" vroeg Olive, die een glimp van den verhuiswagen gezien had. „Komen er al weer nieuwe menschen in? Lieve tijdHoeveel bewoners heeft dit huis al gehad. Zoo zijn ze er in en zoo trekken ze er weer uit. Je kunt er geen oog op hou den". Mevrouw Townsend keek van haar brieven op en sloeg ook een blik naar buiten. „Het is niet bepaald noodig, zou ik zeggen, om er oog op te houden", merkte zjj op. Wat je grootvader Townsend be zield heeft om zfln huis vlak op den hoek van zoo'n mindere buurt te zetten, weet ik niet". „Grootvader Townsend was een zeer schrandere oude man en zal er zijn be doeling wel mee gehad hebben", zei For rest. Vjjf minuten later was hij het huis uit adres zijn er vier bonden van Kermis- vakgenooten. En deze zijn weer vereenigd in één federatie. Nu onze vroedschap moest adviseeren over de a.s. Pinksterkermis te Souburg en zeer waarschijnlijk over een maand moet beslissen over de Middelburgsche kennis, is dit onderwerp actueel. Het adres zegt: „Kermissen zijn nut tig en wenschelijk. Onmisbaar volksver maak. Helpt allen mee de kermis in eere te houden. Ge steunt daarmee ook het bedrijfsleven. Bovendien zijn wij onmis bare steunpilaren van 't openbare leven. Jaarlijks vloeien er drie millioen guldens in de kassen van gemeenten en feestco- mité's van de door onze bedrijfsgenooten betaalde pachtsommen. De Ned. Spoor wegen verdienen er ook nog lekker aan. Drie ton gouds verdienen ze aan vracht gelden. Dan onze bijdragen aan de Om zetbelasting. En welk een economisch nut hebben wij voor tal van bedrijven; ge noemd worden de chocolade- en bonbon- bedrijven, biscuitfabrieken, brouwerijen en sigarenfabrieken, visch- en fruithan del, orgel- en lichtbedrijven, olie- en meelhandel, enz. enz.". Hiermee heb ik het adres in eigen woorden overgezet. Ik zou hiertegen verschillende opmer kingen kunnen plaatsen. Ik vind de ker mis noch nuttig, noch wenschelijk, noch onmisbaar. Dat de kermis economisch nut heeft waag ik te betwijfelen. Dat is wel zoo geweest. Toen n.l. het karakter van jaar markten op den voorgrond stond. De hooge pachtsommen komen m.i. uit de zakken der middenstanders, via de kermishouders. „Wij gaan kermis houden", wordt vaak juist andersom: n.l. de kermis houdt hèn! De kermis een volksvermaak van de bovenste plank. Ja, dat zeggen de vóór standers. Maar het Calvinistisch volks deel is het daarmee niet eens. Amusement kan niet gemist en is niet te veroordeelen ook. Als dat gepaste ont spanning geeft, wordt daarmee de volks kracht verhoogd. Goed geleide volksfees ten verloopen ook niet altijd zonder vlek jes, maar hebben toch ook positief goede zijden. Denk maar aan de welgeslaagde Oranjefeesten, die wij de laatste jaren hebben gehad. Volksfeesten waaraan een ieder kan meedoen kunnen in normale omstandigheden wel nuttig en wel wen- schelijk zijn. Maar nu in dezen tijd, on langs schreef ik in deze rubriekin dezen schrikkeljjken tijd, is 't onbegrijpelijk, dat Souburgs vroedschap de kermis weer gaat invoeren, en is het ondenkbaar, dat onze Raad dat Souburgsche voorbeeld zal volgen en bevorderen dat in 1940 ook in Middelburg kermis zal gevierd worden. Als we iéts kunnen missen, dan is het de kermis 1940. Bovendien, als de Souburgers kermis vieren, hebben wij het groote Muziekcon cours, de Meco-feesten. En we hebben nog een Koninklijk Kroonjaarfeest. Met, laten we zeggen, gepaste ontspanning. Uit een oogpunt van ontspanning hebben we de kermis dus dit jaar niet noodig. Uit praetische overwegingen, duurderen levensstandaard, hoogere belastingen, j kan de middenstand deze aderlating niet hebben. Maar bovendien, op principieele gronden, is de Overheid reeds in nor male tijden, maar toch zeker in deze ab normale tijden, verplicht de kermis af te schaffen. Althans, naar het gevoelen van STENTOR. Bespreking in de Tweede Kamer. In de Tweede Kamer kwam gisteren bij de behandeling van de begrooting- Werkloosheidssubsidiefonds nog even het sneeuwruimen aan de orde. De heer T j a 1 m a (A.R.) erkende, dat het sneeuwruimen een gemeentelijke taak is, maar ontkende, dat het een Rijkstaak zou worden, alleen doordat er een bij drage uit het werkloosheidssubsidiefonds voor zou worden gegeven. Uit dat fonds worden subsidies gegeven voor werken ten behoeve van gemeenten, waterschap pen en particuliere grondontginningen, maar, daardoor worden die werken toch geen Rijkstaak? Men denke zich in in de uitwerking op de bevolking van een toe stand, waarin de sneeuw gemeenten iso leert, de gemeenten geen geld hebben om ze te laten ruimen en er werkloozen ledig rondloopen. De minister treffe vóór den volgenden winter een regeling en deele deze tijdig aan de gemeenten mee, aldus deze afge- vaardigde. Minister Van den Tempel antwooorde dat in het verslag der Kamer bedoeld wordt, dat de gesteunden wat moeten presteeren. Men heeft zoo vaak gezegd, dat de werk loozen uit de sfeer van de zorg moeten worden gehaald, maar dan moet men hen te werk stellen niet voor steun, maar voor loon! Geeft het Rijk een bijdrage voor sneeuwruimen, dan zal dit volgens een algemeene regeling moeten gebeuren. In dat verband heeft spr. in de Eerste Ka mer gezegd, dat het sneeuwruimen dan een staatszaak zou worden. i Intusschen is in het verslag der Ka mer gevraagd, in de toekomst sneeuwrui men in werkverschaffing te doen plaats vinden. Dit denkbeeld kan onder de oogen worden gezien. Maar hoe zou de dienst der werkverruiming moeten op treden? Er zouden dan maatregelen van algemeenen aard moeten worden geno men, alleen omdat bepaalde gemeenten de overgroote meerderheid der ge meenten betaalt eigener beweging het sneeuwruimen zelf op een gegeven oogenblik door de sneeuw in moeilijkhe den zouden kunnen geraken. De Kamer heeft de begrooting van het werkloosheidssubsidiefonds zonder stem- De, Tweede Kamer heeft deze week met bekwamen spoed de heffingen ten bate van het leeningfonds goedgekeurd. Een aangename taak was dat niet. Op zichzelf kunnen tegen deze heffingen, te gen deze verhooging van indirecte belas tingen, gegronde bezwaren worden inge bracht. Men denke alleen maar aan de koffie en de suiker! Maar rente en aflos sing van de mobilisatie-leeningen moeten nu eenmaal geschieden en ook de directe belastingen zijn of worden anders nog wel tot de uiterste hoogte opgevoerd. Ook het slagkruiserplan, waarover zoo lang een pennestrijd is gevoerd, is dezer dagen in concreten vorm gepubliceerd. De verdediging van moederland en ko loniën stelt inderdaad zware eischen aan de schatkist en hoe langer de oorlog, en dus de mobilisatie duurt, hoe zwaarder die eischen zullen worden. En wie zal zoo optimistisch durven zijn, om te be weren, dat het eind al in 't zicht is De lente is gekomen althans op de kalender, in de natuur nog niet en te vreezen is, dat de strijd nu scherper en heviger zal worden. Daarom zijn onge twijfeld de besluiten, welke op de zesde bijeenkomst van den oppersten geallieer den Oorlogsraad genomen werden, van bijzondere beteekenis. En kele zyn in vage termen aangegeven; in een formuleering echter welke er op wijst, dat de geallieerden vastbesloten zijn dezen oorlog op energieker wijze dan tot dusverre uiterlijk het geval scheen te zijn, te gaan voeren. Ook te Berlijn zullen, naar verluidt, belangrijke besprekingen worden gehou den. De verkenningsvluchten der Duit- sche vliegers nemen in aantal toe, zoo dat men wel wat van plan schijnt te zijn. Aan geallieerde zijde ontbreekt het niet aan redevoeringen. Schering en in slag daarin zijn: de verscherpte blok kade, die voor de neutralen wel eens nieuwe moeilijkheden zou kunnen betee- kenen. Genoemd wordende Scandinavi sche ertsleveringeu aan Duitschland, de aaukooren van Duitschland op den Bal kan, ia Rusland, h> Italië en ia In.dië, met één wooul, vie lekken ia u. z,g. blokkade. Men kan ^ich natuurlijk vergissen, maar het Engelsch-Fransch standpunt schijnt te zijn: een ecnomischen oorlog te voeren en intusschen bedacht te zijn op een Duitschen aanval. De gedachten gaan bij deze „nieuwe faze" van den strijd vooral naar erts, traan en olie. Een groot offensief zal onberekenbare voorraden van deze De winter is een voor het bijeen brengen er van geweestnu de gunstige vervoerperiode aanbreekt, wil Engeland de moeilijkheden van het transport zoo groot mogelijk maken. Opmerkelijk is, dat Churchill, die aan 't adres der neutralen wel eens minder voorzichtige woorden heeft gesproken, een sterkere positie heeft gekregen, wat de openbare meening in Engeland toe juicht. In hem heeft Engeland steeds den man gezien, die tegen Hitier opge wassen is en misschien is het wel daar om, dat men in Duitschland Churchill zoozeer haat. De geallieerden gaan de komende pe riode in eensgezindheid in. De verhou ding wordt steeds inniger. Men heeft er gisteren nog van kunnen lezen. Het is Hitier niet gelukt verdeeldheid tusschen Engeland en Frankrijk te brengen. Zij staan of vallen samen, op één program; zich bewust van hun lotsver bondenheid in den strijd op leven en dood. ming aangenomen. VEREENIGING VOOR INSTRUMENTALE MUZIEK EN KON. ZANGVEREENIGING „TOT OEFENING EN UITSPANNING" TE MIDDELBURG. Solist: Joachim Röntgen. Als anders een uitvoering gegeven werd, waarin beide vereenigingen op traden, dan was het meestal de laatste die de grootste taak had te vervullen. De Instrumentale zorgde dan voor een goede begeleiding. Nu kan echter ge zegd, dat de Zangvereeniging haar me dewerking verleende. Terecht wordt dus de Instrumentale het eerst ge noemd. De uitvoering had plaats in de Schouwburg op het Molenwater. Zoo langzamerhand zijn we daaraan ook al weer gewend. Het programma opende met Frühlings- botschaft van Niels W. Gade, 'n Deensch componist, leerling van Mendelssohn. Zijn kunst werd later meer Duitsch ro mantisch en gaf ook nu een rijke instru mentatie. Wat een weemoedige toon kwam soms naar voren, zeker verwant aan de stemming door de natuur in Skandinavië gewekt. Het koor was goed op dreef, evenals in Deutsche Tanze van Schubert. Het orkest bracht voor de pauze ten gehoore: de Ouverture van de opera: Iphigenie in Aulis, van C. W. von Glück. De componist wilde in de ouverture de toeschouwers al voorbereiden op de te komen handelingen. Deze ouverture gaat dan ook zonder onderbreking over in het eerste bedrijf. Wagner o.a. heeft er een slot aan gemaakt, waardoor het stuk pasklaar werd voor de concertzaal. De Instrumentale, versterkt door le den van de Arnhemsche orkestvereeni- ging gaf blijk van goede studie. Wel jam mer was, dat aan het slot de zuiverheid even te wenschen overliet. Trouwens de muziek uit Rosamunde werd eveneens goed gespeeld. In het eer ste deel wrong het nog even, maar ove- rigens wat een fijne nuanceeringen en een keurige instrumentatie. De blazers i hadden hier een belangrijke rol te ver- j vullen. Het hoogtepunt van den avond was evenwel het Concert voor viool en orkest door Joh. Brahms, waarin als solist op trad Joachim Röntgen. Brahms bracht in zijn muziek ver schillende nieuwe elementen en hij heeft vaak in zijn thema's een ingewikkelde syncopeering. Daarbij komen de verras sende modulaties, zoodat de muziek zeer moeilijk ineens te verwerken is. De violist zorgde evenwel voor een verrukkelijke vertolking. Wat een ge weldige ontwikkeling der techniek. Het leek wel of al die snelle passages (en dan die dubbelgrepige) geen moeilijkhe den meer opleverden. Daarbij was de los heid van het instrument verbijsterend. Geen wonder dat het talrijke publiek dezen avond op hoogen prijs stelde, wat bleek uit het langdurige applaus. De solist liet ook den dirigent, den heer Joh. Caro, daarin deelen en geen wonder. Het samenspel was uitnemend en Caro mag met genoegen op deze uitvoering terug zien. MAGNETISCHE MIJN OF TORPEDO. De Raad voor de Scheepvaart heeft gistermiddag een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van het vergaan van het s.s. „Ameland", dat op 18 Februari j.l. door een ontploffing werd getroffen en is gezonken, kort nadat het schip den Nieuwen Waterweg had verlaten op weg naar Nederlandsch-Indië. In den nacht van 17 op 18 Februari verliet het schip Rotterdam en tegen half vijf voer het den Nieuwen Waterweg uit. Om negen uur in den ochtend, toen het schip zich ongeveer 15 mijl W.N.W. van Schouwen, ter hoogte van de plaats, waar voor den oorlog het lichtschip Schouwenbank lag, bevond, werd het plotseling getroffen door een ontploffing aan stuurboordzijde, ter hoogte van ruim vijf, dat geheel in de lucht vloog, zoo dat het achterschip direct begon te zin ken. De weggeslingerde deelen kwamen gedeeltelijk op het dek neer, waardoor drie personen min of meer ernstig ge wond werden en vier lichte kwetsuren opliepen. Niemand aan boord verloor zijn kalmte en hoewel een der reddingbooten stuk was geslagen, konden de 48 opvarenden allen gemakkelijk plaats vinden in de tweede boot, welke direct gevierd werd. Eenige honderden meters voor de „Ame land" voer de „Montferland" van den Kon. Holl. Lloyd. Deze had weldra op gemerkt, dat er iets mis was met de „Ameland" en een half uur na de ont ploffing konden de meeste mannen van de „Ameland" aan boord van de „Mont ferland" worden opgenomen. Aangezien het getroffen schip op zijn waterdichte schotten drijvende bleef, keerde de gezagvoerder, kapitein A. Kok- ké, met eenige officieren en matrozen in de eigen sloep terug naar het schip, waarna de kapitein zich aan boord be gaf om de scheepspapieren te redden. De verwoesting op het achterschip bleek zeer groot te zijn en lijfgoederen en an dere eigendommen konden dan ook niet worden meegenomen, te meer omdat wel bleek dat het schip ondanks de water dichte schotten verder zonk. Toen de Belgische loodsboot no. 15 in de buurt kwam, werd besloten, dat de geredden daar op zouden overgaan, op dat de „Montferland" zijn reis naar Zuid- Amerika zou kunnen voortzetten. De loodsboot bleef in de buurt van het zinkende schip totdat omstreeks één uur de sleepboot „Zwarte Zee" van L. Smit en Co.'s internationale sleepdienst arri veerde. De drie gewonden, die geen van allen in gevaar verkeerden, werden door de Belgische loodsboot naar V1 i s s i n - gen gebracht, waar zij in het St. Jozef ziekenhuis werden opgenomen; de ove rige 45 opvarenden gingen over aan boord van de „Zwarte Zee" die naar Maassluis terugkeerde. Toen de „Zwarte en stak het gazon over naar de stallen. Door het raam van zijn eigen kamer op de tweede verdieping keek Murray zijn broer na en voelde meer dan ooit het contrast tusschen de schitterende ge zondheid van Forrest en zijn eigen toe stand, het gevolg van een ongeluk, twee jaar geleden en daarna een langdurige ziekte. „Ik ga niet genoeg de deur uit", zei hij bij zichzelf, „maar ik geloof, dat als ik eiken morgen er op uit kon gaan zoo als hij en een paar uur rijden, ik er ook wel gezond zou uitzien". Een uur later werd er aan de deur ge klopt en een kinderstem riep: „Och Mur ray, mag ik binnen komen De dertienjarige Shirley was een groo te lieveling van Murray. „Ja, kom maar binnen", riep hij. „Zeg, Murray," begon zij, „er komen al weer nieuwe menschen in het kleine huisje, en er is een meisje bij, net zoo oud als ik. Ze ziet er zoo aardig uit. Ik heb naar haar zitten kijken. Ze is de ruiten aan het lappen. Och, kom in de speelkamer, dan kun je ook alles zien". Vanuit de speelkamer kon men wer kelijk alles zien. Er waren twee meisjes op de kleine waranda bezig met de ra men schoon te maken. Het oudste meisje leek een jaar of achttien. Zij had mooi krullend kastanjebruin haar en keek erg vroolijk. Het jongste meisje was van de grootte van Shirley, een klein stevig ding, met ronde wangen, en vermoedelijk een opge wekt humeur, want toen ze per ongeluk haar emmer omgooide, begon ze lachend gauw alles op te dweilen. „Ik wou, dat we hen wat van dichter bij konden zien", zei Shirley. „Ze zien er zoo aardig uit. Vind je ook niet? Ze lij ken heelemaal niet op die andere men schen, de vorige bewoners bedoel ik. Ik heb hun moeder ook gezien. Ze had toch zoo'n lief gezicht. Zeg Murray, zou je geen lust hebben om een klein eindje te gaan wandelen? Ik zou zoo graag eens 1 langs hun huis loopen, terwijl ze daar be zig zijn. Ze kijken natuurlijk om, als ze ons voorbij hooren komen, en dan kun nen we hun gezicht zien. Och, doe het maar. Als ze met de ruiten klaar zijn, krijgen we misschien niet meer zoo'n goede kans". Het kostte haar geen verdere moeite om Murray over te halen voor de mor genwandeling, waar de dokters steeds op aandrongen, maar die hem zoo tegen stond, omdat hij nooit een bepaald doel had. Enkele minuten later gingen zij lang zaam den hoek van Worthington Square om en sloegen de smalle zijstraat in; Murray gewapend met zijn stok, want daar kon hij nog altijd niet buiten. Van den anderen kant kwam met vlug gen tred een jonge man aangeloopen, zoo ongeveer van Murray's leeftijd. Toen hij dicht bij het bruine huis was, gaf hij een signaal, en de meisjes wuifden tegen hem. Met enkele sprongen was hij daar op bij hen. Murray en Shirley konden hooren, wat hij zei. Jullie zijn al druk bezig, zie ik. Is alles gekomen? Ik heb een uur vrij, en kom nu even kijken of ik ook mee kan helpen." „Heerlijk, Peter", zei het oudste meisje, ze zag er lief uit vonden Murray en Shirley, terwijl ze tegen den stevig gebouwden jongen man glimlachte. Ja, alles is binnen, en moeder kan je uitste kend gebruiken. De ramen schoonma ken was misschien niet het eerste noo dig, maar we wilden deze kleine voor kamer zoo graag klaar hebben, als jul lie vanovond thuis komen." Verder konden Murray en Shirley niet verstaan, maar nu hoorden ze het kleine meisje met haar hooge stem zeggen „O, Peter, Jane en ik krijgen een snoezig kamertje op de zolderverdie ping. Jane kan er niet heelemaal over eind staan, maar ik wel, behalve dicht by den muur. Het is zoo klein, dat we het zelf kunnen behangen, zegt Jane. Als we nu maar Daarop zei de jonge man weer iets, maar dat konden de wandelaars niet verstaan. Het speet hen echter, dat ze geen oogen op hun rug hadden. „Och, laten we er nog eens langs gaan", zei Shirley, en keek even om; maar Murray was daar niet toe te be wegen, en stond er op, dat zij de straat zouden oversteken. „Ze hebben misschien nu al gemerkt, dat wij hen wilden opnemen", zei hij. „Kijk toch niet aldoor om, kind." „Maar ze gaan naar binnen. Och, kijk nu even", en ze greep hem bij zijn arm, „daar is de moeder. Is het geen schat?" De nieuwe bewoonster van het bruine huis was inderdaad een aantrekkelijke verschijning met haar krullend grijs haar en lachende oogen. Ze zag er nog even frisch en blozend uit als haar dochter.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 5