DE ZEEUW
TWEEDE BLAD
OVE R BUREN
Wat er deze week voorviel
Kunst en Wetenschap
Hoe de95Ameland"
ten onder ging.
Jeugd en politiek.
FEUILLETON
Hei sneeuwruimen
VAN
ZATERDAG 6 APRIL 1940, Nr, 157.
Wij bedoelen hier met jeugd, de rij
pere jeugd, de jonge menschen die aan
den ingang van het volle leven staan en
straks op elk terrein de oudere garde
zullen hebben te vervangen.
De menschen bereiken over 't alge
meen een hoogeren leeftijd dan voor
heen.
Hieruit behoeft nog niet te volgen dat
de menschheid veroudert. Zulks is al
leen het geval wanneer de jonge men
schen gaan ontbreken.
In sommige landen dreigt dit gevaar
van zeer nabij. Het aantal geboorten is
daar zoo gering, dat het aantal wiegen
door dat der leunstoelen wordt over
troffen.
Ook in ons land en óók in onze
provincie begint het dien kant op
te gaan.
Daarnaast kan ook veroudering intre
den, doordat de jonge menschen zich
onttrekken en niet schouder aan schou
der staan met de ouderen.
Ook dit gevaar is niet denkbeeldig.
In de onlangs gehouden vergadering
van het Prov. Comité van A. R. Kies-
vereenigingen werd en niet voor het
eerst de klacht gehoord, dat in de
vergaderingen der Kiesvereenigingen het
jongeren-element al te zeer gemist wordt.
Dat beteekent achteruiging naar twee
kanten.
Quantitatief en qualitatief.
Op den duur gaat het aantal leden
achteruit, met name het aantal wer
kende leden. Want er komt een tijd, dat
zelfs de meest enthousiaste voortrekkers
genoodzaakt worden zich uit den actie
ven strijd terug te trekken. En als dan
niet de jongeren gereed staan hun taak
over te nemen, dan gaan de gelederen
dunnen en worden gaten geslagen, die
niet gevuld worden.
Maar ook qualitatief blijft dan het
oude peil in plaats van verbeterd te
worden niet gehandhaafd.
Nieuwe tijden, met nieuwe vraagstuk
ken, eischen als regel ook nieuwe
krachten.
Maar ook afgezien daarvan, ook in
den staatkundigen strijd z\jn telkens
weer noodig jonge frissche krachten,
die met jeugdig vuur, met heilige geest
drift, zich in den strijd werpen. Gebeurt
dit niet, dan zal het niet mogelijk ztfn,
de onmisbare geestkracht te behouden.
Aan goede krachten, die het voorrecht
hadden behoorlijk voorbereid te worden,
ontbreekt het niet.
Alleen, zij bewegen zich velen hun
ner althans bij voorkeur in andere
richting. Alle aandacht wordt geconcen
treerd op de vak- en standsorganisaties,
maar voor de groote beteekenis van den
strijd der beginselen op staatkundig ge
bied heeft men geen oog.
Zoo komen onze kiesvereenigingen, zoo
komt het partijleven in het gedrang. Zoo
wordt in de toekomst ook de door
werking en de toepassing van de begin
selen, die zijn naar Gods Woord, ge
schaad.
Gaarne doen we een beroep op onze
jonge menschen om met de ouderen mee
te werken op staatkundig terrein en zoo
te helpen handhaven en bevestigen, de
Christelijke grondslagen van ons volks
leven.
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Van al de vereenigingen, bonden, or
ganisaties, federaties, die wij in ons
goede land rijk zijn, van de geringste
duivensport-, geitenfok-, varkens- en
buurtvereeniging tot de machtigste vak
organisatie toe die we kennen, komt
thans de federatie van Kermisvakbon-
den even onze aandacht vragen. De Ne-
derlandsche raadsleden, die straks over
behoud of herstel van kermissen hebben
te beslissen, worden thans door genoem
de federatie met een adres, zeer wel ge
documenteerd, bewerkt. Blijkens dat
door GRACE RICHMOND.
2.) _o_
„Wat is er nu weer te doen in Gay
Street?" vroeg Olive, die een glimp van
den verhuiswagen gezien had. „Komen
er al weer nieuwe menschen in? Lieve
tijdHoeveel bewoners heeft dit huis al
gehad. Zoo zijn ze er in en zoo trekken ze
er weer uit. Je kunt er geen oog op hou
den".
Mevrouw Townsend keek van haar
brieven op en sloeg ook een blik naar
buiten.
„Het is niet bepaald noodig, zou ik
zeggen, om er oog op te houden", merkte
zjj op. Wat je grootvader Townsend be
zield heeft om zfln huis vlak op den hoek
van zoo'n mindere buurt te zetten, weet
ik niet".
„Grootvader Townsend was een zeer
schrandere oude man en zal er zijn be
doeling wel mee gehad hebben", zei For
rest.
Vjjf minuten later was hij het huis uit
adres zijn er vier bonden van Kermis-
vakgenooten. En deze zijn weer vereenigd
in één federatie.
Nu onze vroedschap moest adviseeren
over de a.s. Pinksterkermis te Souburg
en zeer waarschijnlijk over een maand
moet beslissen over de Middelburgsche
kennis, is dit onderwerp actueel.
Het adres zegt: „Kermissen zijn nut
tig en wenschelijk. Onmisbaar volksver
maak. Helpt allen mee de kermis in eere
te houden. Ge steunt daarmee ook het
bedrijfsleven. Bovendien zijn wij onmis
bare steunpilaren van 't openbare leven.
Jaarlijks vloeien er drie millioen guldens
in de kassen van gemeenten en feestco-
mité's van de door onze bedrijfsgenooten
betaalde pachtsommen. De Ned. Spoor
wegen verdienen er ook nog lekker aan.
Drie ton gouds verdienen ze aan vracht
gelden. Dan onze bijdragen aan de Om
zetbelasting. En welk een economisch nut
hebben wij voor tal van bedrijven; ge
noemd worden de chocolade- en bonbon-
bedrijven, biscuitfabrieken, brouwerijen
en sigarenfabrieken, visch- en fruithan
del, orgel- en lichtbedrijven, olie- en
meelhandel, enz. enz.".
Hiermee heb ik het adres in eigen
woorden overgezet.
Ik zou hiertegen verschillende opmer
kingen kunnen plaatsen. Ik vind de ker
mis noch nuttig, noch wenschelijk, noch
onmisbaar.
Dat de kermis economisch nut heeft
waag ik te betwijfelen. Dat is wel zoo
geweest. Toen n.l. het karakter van jaar
markten op den voorgrond stond.
De hooge pachtsommen komen m.i. uit
de zakken der middenstanders, via de
kermishouders.
„Wij gaan kermis houden", wordt vaak
juist andersom: n.l. de kermis houdt
hèn!
De kermis een volksvermaak van de
bovenste plank. Ja, dat zeggen de vóór
standers. Maar het Calvinistisch volks
deel is het daarmee niet eens.
Amusement kan niet gemist en is niet
te veroordeelen ook. Als dat gepaste ont
spanning geeft, wordt daarmee de volks
kracht verhoogd. Goed geleide volksfees
ten verloopen ook niet altijd zonder vlek
jes, maar hebben toch ook positief goede
zijden. Denk maar aan de welgeslaagde
Oranjefeesten, die wij de laatste jaren
hebben gehad. Volksfeesten waaraan een
ieder kan meedoen kunnen in normale
omstandigheden wel nuttig en wel wen-
schelijk zijn. Maar nu in dezen tijd, on
langs schreef ik in deze rubriekin dezen
schrikkeljjken tijd, is 't onbegrijpelijk, dat
Souburgs vroedschap de kermis weer
gaat invoeren, en is het ondenkbaar, dat
onze Raad dat Souburgsche voorbeeld
zal volgen en bevorderen dat in 1940
ook in Middelburg kermis zal gevierd
worden.
Als we iéts kunnen missen, dan is het
de kermis 1940.
Bovendien, als de Souburgers kermis
vieren, hebben wij het groote Muziekcon
cours, de Meco-feesten. En we hebben
nog een Koninklijk Kroonjaarfeest. Met,
laten we zeggen, gepaste ontspanning.
Uit een oogpunt van ontspanning hebben
we de kermis dus dit jaar niet noodig.
Uit praetische overwegingen, duurderen
levensstandaard, hoogere belastingen, j
kan de middenstand deze aderlating niet
hebben. Maar bovendien, op principieele
gronden, is de Overheid reeds in nor
male tijden, maar toch zeker in deze ab
normale tijden, verplicht de kermis af te
schaffen.
Althans, naar het gevoelen van
STENTOR.
Bespreking in de Tweede Kamer.
In de Tweede Kamer kwam gisteren
bij de behandeling van de begrooting-
Werkloosheidssubsidiefonds
nog even het sneeuwruimen aan de orde.
De heer T j a 1 m a (A.R.) erkende, dat
het sneeuwruimen een gemeentelijke taak
is, maar ontkende, dat het een Rijkstaak
zou worden, alleen doordat er een bij
drage uit het werkloosheidssubsidiefonds
voor zou worden gegeven. Uit dat fonds
worden subsidies gegeven voor werken
ten behoeve van gemeenten, waterschap
pen en particuliere grondontginningen,
maar, daardoor worden die werken toch
geen Rijkstaak? Men denke zich in in de
uitwerking op de bevolking van een toe
stand, waarin de sneeuw gemeenten iso
leert, de gemeenten geen geld hebben
om ze te laten ruimen en er werkloozen
ledig rondloopen.
De minister treffe vóór den volgenden
winter een regeling en deele deze tijdig
aan de gemeenten mee, aldus deze afge-
vaardigde.
Minister Van den Tempel
antwooorde dat in het verslag der Kamer
bedoeld wordt, dat de gesteunden
wat moeten presteeren. Men heeft
zoo vaak gezegd, dat de werk
loozen uit de sfeer van de zorg moeten
worden gehaald, maar dan moet men
hen te werk stellen niet voor steun, maar
voor loon!
Geeft het Rijk een bijdrage voor
sneeuwruimen, dan zal dit volgens een
algemeene regeling moeten gebeuren. In
dat verband heeft spr. in de Eerste Ka
mer gezegd, dat het sneeuwruimen dan
een staatszaak zou worden. i
Intusschen is in het verslag der Ka
mer gevraagd, in de toekomst sneeuwrui
men in werkverschaffing te doen plaats
vinden. Dit denkbeeld kan onder de
oogen worden gezien. Maar hoe zou de
dienst der werkverruiming moeten op
treden? Er zouden dan maatregelen van
algemeenen aard moeten worden geno
men, alleen omdat bepaalde gemeenten
de overgroote meerderheid der ge
meenten betaalt eigener beweging het
sneeuwruimen zelf op een gegeven
oogenblik door de sneeuw in moeilijkhe
den zouden kunnen geraken.
De Kamer heeft de begrooting van het
werkloosheidssubsidiefonds zonder stem-
De, Tweede Kamer heeft deze week
met bekwamen spoed de heffingen ten
bate van het leeningfonds goedgekeurd.
Een aangename taak was dat niet. Op
zichzelf kunnen tegen deze heffingen, te
gen deze verhooging van indirecte belas
tingen, gegronde bezwaren worden inge
bracht. Men denke alleen maar aan de
koffie en de suiker! Maar rente en aflos
sing van de mobilisatie-leeningen moeten
nu eenmaal geschieden en ook de directe
belastingen zijn of worden anders nog
wel tot de uiterste hoogte opgevoerd.
Ook het slagkruiserplan, waarover zoo
lang een pennestrijd is gevoerd, is dezer
dagen in concreten vorm gepubliceerd.
De verdediging van moederland en ko
loniën stelt inderdaad zware eischen aan
de schatkist en hoe langer de oorlog, en
dus de mobilisatie duurt, hoe zwaarder
die eischen zullen worden. En wie zal
zoo optimistisch durven zijn, om te be
weren, dat het eind al in 't zicht is
De lente is gekomen althans op de
kalender, in de natuur nog niet en te
vreezen is, dat de strijd nu scherper en
heviger zal worden. Daarom zijn onge
twijfeld de besluiten, welke op de zesde
bijeenkomst van den oppersten geallieer
den Oorlogsraad genomen werden,
van bijzondere beteekenis. En
kele zyn in vage termen aangegeven; in
een formuleering echter welke er op
wijst, dat de geallieerden vastbesloten
zijn dezen oorlog op energieker wijze dan
tot dusverre uiterlijk het geval scheen
te zijn, te gaan voeren.
Ook te Berlijn zullen, naar verluidt,
belangrijke besprekingen worden gehou
den. De verkenningsvluchten der Duit-
sche vliegers nemen in aantal toe, zoo
dat men wel wat van plan schijnt te zijn.
Aan geallieerde zijde ontbreekt het
niet aan redevoeringen. Schering en in
slag daarin zijn: de verscherpte blok
kade, die voor de neutralen wel eens
nieuwe moeilijkheden zou kunnen betee-
kenen. Genoemd wordende Scandinavi
sche ertsleveringeu aan Duitschland, de
aaukooren van Duitschland op den Bal
kan, ia Rusland, h> Italië en ia In.dië,
met één wooul, vie lekken ia u. z,g.
blokkade.
Men kan ^ich natuurlijk vergissen,
maar het Engelsch-Fransch standpunt
schijnt te zijn: een ecnomischen oorlog
te voeren en intusschen bedacht te zijn
op een Duitschen aanval.
De gedachten gaan bij deze „nieuwe
faze" van den strijd vooral naar erts,
traan en olie. Een groot offensief zal
onberekenbare voorraden van deze
De winter is een
voor het bijeen
brengen er van geweestnu de gunstige
vervoerperiode aanbreekt, wil Engeland
de moeilijkheden van het transport zoo
groot mogelijk maken.
Opmerkelijk is, dat Churchill, die aan
't adres der neutralen wel eens minder
voorzichtige woorden heeft gesproken,
een sterkere positie heeft gekregen, wat
de openbare meening in Engeland toe
juicht. In hem heeft Engeland steeds
den man gezien, die tegen Hitier opge
wassen is en misschien is het wel daar
om, dat men in Duitschland Churchill
zoozeer haat.
De geallieerden gaan de komende pe
riode in eensgezindheid in. De verhou
ding wordt steeds inniger. Men heeft er
gisteren nog van kunnen lezen. Het is
Hitier niet gelukt verdeeldheid tusschen
Engeland en Frankrijk te brengen.
Zij staan of vallen samen, op één
program; zich bewust van hun lotsver
bondenheid in den strijd op leven en
dood.
ming aangenomen.
VEREENIGING
VOOR INSTRUMENTALE MUZIEK
EN KON. ZANGVEREENIGING
„TOT OEFENING EN UITSPANNING"
TE MIDDELBURG.
Solist: Joachim Röntgen.
Als anders een uitvoering gegeven
werd, waarin beide vereenigingen op
traden, dan was het meestal de laatste
die de grootste taak had te vervullen.
De Instrumentale zorgde dan voor een
goede begeleiding. Nu kan echter ge
zegd, dat de Zangvereeniging haar me
dewerking verleende. Terecht wordt
dus de Instrumentale het eerst ge
noemd. De uitvoering had plaats in de
Schouwburg op het Molenwater. Zoo
langzamerhand zijn we daaraan ook al
weer gewend.
Het programma opende met Frühlings-
botschaft van Niels W. Gade, 'n Deensch
componist, leerling van Mendelssohn.
Zijn kunst werd later meer Duitsch ro
mantisch en gaf ook nu een rijke instru
mentatie. Wat een weemoedige toon
kwam soms naar voren, zeker verwant
aan de stemming door de natuur in
Skandinavië gewekt.
Het koor was goed op dreef, evenals
in Deutsche Tanze van Schubert.
Het orkest bracht voor de pauze ten
gehoore: de Ouverture van de opera:
Iphigenie in Aulis, van C. W. von Glück.
De componist wilde in de ouverture de
toeschouwers al voorbereiden op de te
komen handelingen. Deze ouverture gaat
dan ook zonder onderbreking over in het
eerste bedrijf. Wagner o.a. heeft er een
slot aan gemaakt, waardoor het stuk
pasklaar werd voor de concertzaal.
De Instrumentale, versterkt door le
den van de Arnhemsche orkestvereeni-
ging gaf blijk van goede studie. Wel jam
mer was, dat aan het slot de zuiverheid
even te wenschen overliet.
Trouwens de muziek uit Rosamunde
werd eveneens goed gespeeld. In het eer
ste deel wrong het nog even, maar ove-
rigens wat een fijne nuanceeringen en
een keurige instrumentatie. De blazers
i hadden hier een belangrijke rol te ver-
j vullen.
Het hoogtepunt van den avond was
evenwel het Concert voor viool en orkest
door Joh. Brahms, waarin als solist op
trad Joachim Röntgen.
Brahms bracht in zijn muziek ver
schillende nieuwe elementen en hij heeft
vaak in zijn thema's een ingewikkelde
syncopeering. Daarbij komen de verras
sende modulaties, zoodat de muziek zeer
moeilijk ineens te verwerken is.
De violist zorgde evenwel voor een
verrukkelijke vertolking. Wat een ge
weldige ontwikkeling der techniek. Het
leek wel of al die snelle passages (en
dan die dubbelgrepige) geen moeilijkhe
den meer opleverden. Daarbij was de los
heid van het instrument verbijsterend.
Geen wonder dat het talrijke publiek
dezen avond op hoogen prijs stelde, wat
bleek uit het langdurige applaus.
De solist liet ook den dirigent, den
heer Joh. Caro, daarin deelen en geen
wonder. Het samenspel was uitnemend
en Caro mag met genoegen op deze
uitvoering terug zien.
MAGNETISCHE MIJN OF TORPEDO.
De Raad voor de Scheepvaart heeft
gistermiddag een onderzoek ingesteld
naar de oorzaak van het vergaan van
het s.s. „Ameland", dat op 18 Februari
j.l. door een ontploffing werd getroffen
en is gezonken, kort nadat het schip den
Nieuwen Waterweg had verlaten op weg
naar Nederlandsch-Indië.
In den nacht van 17 op 18 Februari
verliet het schip Rotterdam en tegen half
vijf voer het den Nieuwen Waterweg uit.
Om negen uur in den ochtend, toen het
schip zich ongeveer 15 mijl W.N.W. van
Schouwen, ter hoogte van de plaats,
waar voor den oorlog het lichtschip
Schouwenbank lag, bevond, werd het
plotseling getroffen door een ontploffing
aan stuurboordzijde, ter hoogte van ruim
vijf, dat geheel in de lucht vloog, zoo
dat het achterschip direct begon te zin
ken. De weggeslingerde deelen kwamen
gedeeltelijk op het dek neer, waardoor
drie personen min of meer ernstig ge
wond werden en vier lichte kwetsuren
opliepen.
Niemand aan boord verloor zijn kalmte
en hoewel een der reddingbooten stuk
was geslagen, konden de 48 opvarenden
allen gemakkelijk plaats vinden in de
tweede boot, welke direct gevierd werd.
Eenige honderden meters voor de „Ame
land" voer de „Montferland" van den
Kon. Holl. Lloyd. Deze had weldra op
gemerkt, dat er iets mis was met de
„Ameland" en een half uur na de ont
ploffing konden de meeste mannen van
de „Ameland" aan boord van de „Mont
ferland" worden opgenomen.
Aangezien het getroffen schip op zijn
waterdichte schotten drijvende bleef,
keerde de gezagvoerder, kapitein A. Kok-
ké, met eenige officieren en matrozen in
de eigen sloep terug naar het schip,
waarna de kapitein zich aan boord be
gaf om de scheepspapieren te redden. De
verwoesting op het achterschip bleek
zeer groot te zijn en lijfgoederen en an
dere eigendommen konden dan ook niet
worden meegenomen, te meer omdat wel
bleek dat het schip ondanks de water
dichte schotten verder zonk.
Toen de Belgische loodsboot no. 15 in
de buurt kwam, werd besloten, dat de
geredden daar op zouden overgaan, op
dat de „Montferland" zijn reis naar Zuid-
Amerika zou kunnen voortzetten.
De loodsboot bleef in de buurt van het
zinkende schip totdat omstreeks één uur
de sleepboot „Zwarte Zee" van L. Smit
en Co.'s internationale sleepdienst arri
veerde. De drie gewonden, die geen van
allen in gevaar verkeerden, werden door
de Belgische loodsboot naar V1 i s s i n -
gen gebracht, waar zij in het St. Jozef
ziekenhuis werden opgenomen; de ove
rige 45 opvarenden gingen over aan
boord van de „Zwarte Zee" die naar
Maassluis terugkeerde. Toen de „Zwarte
en stak het gazon over naar de stallen.
Door het raam van zijn eigen kamer
op de tweede verdieping keek Murray
zijn broer na en voelde meer dan ooit het
contrast tusschen de schitterende ge
zondheid van Forrest en zijn eigen toe
stand, het gevolg van een ongeluk, twee
jaar geleden en daarna een langdurige
ziekte.
„Ik ga niet genoeg de deur uit", zei
hij bij zichzelf, „maar ik geloof, dat als
ik eiken morgen er op uit kon gaan zoo
als hij en een paar uur rijden, ik er ook
wel gezond zou uitzien".
Een uur later werd er aan de deur ge
klopt en een kinderstem riep: „Och Mur
ray, mag ik binnen komen
De dertienjarige Shirley was een groo
te lieveling van Murray.
„Ja, kom maar binnen", riep hij.
„Zeg, Murray," begon zij, „er komen
al weer nieuwe menschen in het kleine
huisje, en er is een meisje bij, net zoo
oud als ik. Ze ziet er zoo aardig uit. Ik
heb naar haar zitten kijken. Ze is de
ruiten aan het lappen. Och, kom in de
speelkamer, dan kun je ook alles zien".
Vanuit de speelkamer kon men wer
kelijk alles zien. Er waren twee meisjes
op de kleine waranda bezig met de ra
men schoon te maken. Het oudste meisje
leek een jaar of achttien. Zij had mooi
krullend kastanjebruin haar en keek erg
vroolijk.
Het jongste meisje was van de grootte
van Shirley, een klein stevig ding, met
ronde wangen, en vermoedelijk een opge
wekt humeur, want toen ze per ongeluk
haar emmer omgooide, begon ze lachend
gauw alles op te dweilen.
„Ik wou, dat we hen wat van dichter
bij konden zien", zei Shirley. „Ze zien er
zoo aardig uit. Vind je ook niet? Ze lij
ken heelemaal niet op die andere men
schen, de vorige bewoners bedoel ik. Ik
heb hun moeder ook gezien. Ze had toch
zoo'n lief gezicht. Zeg Murray, zou je
geen lust hebben om een klein eindje te
gaan wandelen? Ik zou zoo graag eens
1 langs hun huis loopen, terwijl ze daar be
zig zijn. Ze kijken natuurlijk om, als ze
ons voorbij hooren komen, en dan kun
nen we hun gezicht zien. Och, doe het
maar. Als ze met de ruiten klaar zijn,
krijgen we misschien niet meer zoo'n
goede kans".
Het kostte haar geen verdere moeite
om Murray over te halen voor de mor
genwandeling, waar de dokters steeds op
aandrongen, maar die hem zoo tegen
stond, omdat hij nooit een bepaald doel
had.
Enkele minuten later gingen zij lang
zaam den hoek van Worthington Square
om en sloegen de smalle zijstraat in;
Murray gewapend met zijn stok, want
daar kon hij nog altijd niet buiten.
Van den anderen kant kwam met vlug
gen tred een jonge man aangeloopen, zoo
ongeveer van Murray's leeftijd. Toen hij
dicht bij het bruine huis was, gaf hij een
signaal, en de meisjes wuifden tegen
hem. Met enkele sprongen was hij daar
op bij hen. Murray en Shirley konden
hooren, wat hij zei.
Jullie zijn al druk bezig, zie ik. Is
alles gekomen? Ik heb een uur vrij, en
kom nu even kijken of ik ook mee kan
helpen."
„Heerlijk, Peter", zei het oudste
meisje, ze zag er lief uit vonden Murray
en Shirley, terwijl ze tegen den stevig
gebouwden jongen man glimlachte. Ja,
alles is binnen, en moeder kan je uitste
kend gebruiken. De ramen schoonma
ken was misschien niet het eerste noo
dig, maar we wilden deze kleine voor
kamer zoo graag klaar hebben, als jul
lie vanovond thuis komen."
Verder konden Murray en Shirley niet
verstaan, maar nu hoorden ze het kleine
meisje met haar hooge stem zeggen
„O, Peter, Jane en ik krijgen een
snoezig kamertje op de zolderverdie
ping. Jane kan er niet heelemaal over
eind staan, maar ik wel, behalve dicht
by den muur. Het is zoo klein, dat we
het zelf kunnen behangen, zegt Jane.
Als we nu maar
Daarop zei de jonge man weer iets,
maar dat konden de wandelaars niet
verstaan. Het speet hen echter, dat ze
geen oogen op hun rug hadden.
„Och, laten we er nog eens langs
gaan", zei Shirley, en keek even om;
maar Murray was daar niet toe te be
wegen, en stond er op, dat zij de straat
zouden oversteken.
„Ze hebben misschien nu al gemerkt,
dat wij hen wilden opnemen", zei hij.
„Kijk toch niet aldoor om, kind."
„Maar ze gaan naar binnen. Och, kijk
nu even", en ze greep hem bij zijn arm,
„daar is de moeder. Is het geen schat?"
De nieuwe bewoonster van het bruine
huis was inderdaad een aantrekkelijke
verschijning met haar krullend grijs
haar en lachende oogen. Ze zag er nog
even frisch en blozend uit als haar
dochter.