Rondgana door den Dam-doolhof.
Wenken op technisch gebied
Waar de winden waaien
De uitvinding van het
microscoop.
Het vuur moet
opgerakeld worden.
tni-
te de situatie te redden door mijn servet
in den ring te steken en opgestaan te zeg
gen: „Ga je mee, Jootje, dan gaan we Mar
ti nus en Lodewijk hun sla brengen" (Mar-
tinus en Lodewijk, waarde lezers en leze
ressen, waren een groote en een kleine
schildpad, die we toenmaals in onzen tuin
er op na hielden).
Maar terwijl ik naar de tuindeuren liep,
pakte mijn kleine dochter me rond de bee-
nen en hief haar hoofd naar me op en riep
hard: „Vader, wie is mijnheer God, wie is
mijnheer God!"
En toen besliste ik kort en goed, en in
nerlijk blij, dat de lastige knoop op deze
wijze ineens was doorgehakt, en ik zei:
„Daar is heel veel over te vertellen. En
moeder of vader zullen jou veel over Hem
vertellen. Morgen beginnen we er mee, nu
dus niet meer vragen. Morgenmiddag be
ginnen we". Dat ik dienzelfden middag al
niet begon zal duidelijk zijn. Eenige voorbe
reiding was toch zeker noodig.
Daarbij kwam dat èn mijn vrouw èn ik
ons strikt hielden aan de beloften aan ons
kind gedaan, en het kind dus niet het ge
voel had afgescheept te worden. Het riep:
„Ha, fijn!" en huppelde met het mandje
met de sla-bladen naar den tuin.
Des avonds, mijn zuster was weer naar
Goes afgereisd, spraken mijn vrouw en ik
er over hoe en door wie (n) het moest
aangepakt worden. De kwestie wanneer
was nu gelukkig tot een oplossing geko
men. En al zijn wij het er niet mee eens,
dat Jootjes tante de kwestie in presentie
van het kind ter sprake bracht, toch zijn
we er haar oprecht dankbaar voor, dat ze
door haar opmerking een moeilijkheid hielp
overwinnen, die anders nog wel wat langer
sleepende was gebleven. Hoe en door
wie(n) Ziedaar het probleem voor de vol
gende maal D. V.
Rotterdam. P. W. J. S.
RADIO EN SCHEEPVAART.
(Slot.)
Ten slotte komen wij aan de beschrijving
van die radiodiensten aan boord, die niet
direct voor de navigatie van belang zijn.
Eén van de voornaamste hiervan is de
persdienst. Door de radio hebben ie sche
pen veel van hun isolement met de buiten
wereld verloren. Door de verschillende
landstations worden er immers voortdu
rend nieuwsberichten uitgezonden op vast
gestelde tijden Er is geen plaats op de we
reld of een schip kan wel één of ander
landstation ontvangen en het komt op deze
manier op de hoogte van het allerlaatste
nieuws. Op de kleinere schepen worden
deze nieuwsbulletins op verschillende
plaatsen van het schip opgehangen. De
grootere passagiersschepen verspreiden
déze berichten zelfs met behulp van een
krant. Op die schepen wordt ml. iederen
dag een scheepskrant uitgegeven, die gra
tis onder passagiers uitgedeeld wordt.
Deze bevat allereerst het laatste, per ra
dio aangevoerde nieuws. Verder ook ver
volgverhalen, anecdote's, puzzle's, enz. enz.
Zeer bekend b.v. is de „Oceaanpost", de
krant die dagelijks op de booten van de
Rotterdamsche Lloyd, die op Indië vaart,
wordt uitgegeven.
Teneinde het contact met de buitenwe
reld zoo groot mogelijk te maken heeft
men niet alleen den persdienst. Ook de
scheepsradiotelefoondienst speelt een groo
te rol. Menigeen zal zich misschien de
proefvaart van het schip van de Holland-
Amerikalijn herinneren: de Nieuw-Am
sterdam. Deze stond in voortdurende tele
fonische verbinding, zoowel in Amerika
als in Holland. Men kan dus daar aan
boord per telefoon ieder gewenseht num
mer aanvragen en Radio Holland zorgt er
voor, dat de verbinding tot stand komt.
Behalve eenige passagiersschepen zijn er
een goede honderd Nederlandsche vissche-
rijschepen met een dergelijke installatie
uitgerust. Een speciale dienst op Scheve-
ningen-Radio is hiervoor ingesteld en
c aarmee is de mogelijkiieid geopend, dat
een logger of trawler ter visscherij iedere
willekeurige telefoonabonné in Nederland
kan opbellen. Ook de schepen kunnen on
derling spreken. Hiermee kunnen dus de
visschers in voortdurend contact met de
reederij staan e.dL Deze vorm van instal
latie werd voor de visschersvaartuigen ge
kozen, omdat de bediening zeer eenvoudig
is, zonder dat men een lange opleiding als
radiotelegrafist doorloopt.
De „Piet Hein", het jacht van het Prin
selijk Paar, is ook met een dergelijke in
stallatie uitgerust.
Het aanvragen van een gesprek door een
telefoon-abonné geschiedt op de normale
wijze. Scheveningen-Radio roept het schip
op en brengt zoodoende de verbinding tot
stand. Hierdoor kan men dus zelf op ieder
gewenseht oogenblik spreker met wie men
wil. Kon men reeds lang een telegram zen
den, de mogelijkheid van een persoonlijk
onderhoud, met de vele voordeelen hieraan
verbonden, is nu open.
Teneinde het contact tusschen het moe
derland en de passagiers aan boord nog
meer te vergrooten, heeft men ook op de
grootere schepen een eigen omroepinstal
latie, waaraan men een aantal luidspre
kers, verdeeld over het geheele schip, kan
aansluiten. Deze wordt gebruikt om be
paalde radiouitzendingen door de geheele
bemanning en alle passagiers te laten be
luisteren, maar ook voor het doen van me-
dedeelingen e.d. bewijst zoo'n installatie
aan boord zeer goede diensten.
Wij moeten ook nog melding maken van
de radio surprisedienst. Deze dienst stelt
iemand aan boord in staat om een wille
keurig iemand in Nederland op een be
paalden dag en zelfs op een bepaald uur
een surprise te laten bezorgen. Deze dienst
wordt uitgevoerd door verschillende leve
ranciers, in samenwerking met Radio-Hol
land. Het gaat zeer eenvoudig. Men be
geeft zich aan boord naar het radiostation
en maakt een keus uit een catalogus, waar
in de artikelen voorkomen, waarmee men
iemand verrassen kan. Men doet hieruit
een keuze, betaalt den prijs, benevens te-
legramkosten etc. en de radio doet de rest.
De marconist seint de keuze in code naar
Radio-Holland, die een en ander weer
doorgeeft aan een bepaalden leverancier,
afhangende van de streek, waar het ca
deau tenslotte terecht moet komen. De
leverancier zorgt dan verder voor de stipte
uilvoering der order, waardoor de bloe
men, sigaren, gebak enz. worden bezorgd,
zooals de afzender aan boord dat wenschte.
Hieruit blijkt wel dat het isolement op zee
tegenwoordig veel verminderd is.
De radiotoestellen aan boord moeten
natuurlijk wel voortdurend gecontroleerd
worden. Teneinde er voor te zorgen dat de
exploitatie en werking dezer toestellen
goed geschiedt, wordt deze dienst cen
traal gehouden en geëxploiteerd door Ra
dio-Holland, voor de onder Nederlandsche
vlag varende schepen. Zij zorgt voor de
goede werking der apparaten en ook voor
de deskundige bediening. Het is een orga
nisatie apart en heeft over de geheele we
reld monteurs e.d. Dat Radio-Holland sa
menwerkt met dergelijke instellingen in
't buitenland spreekt vanzelf.
De opleiding der marconisten en plaat
sing wordt ook door Radio-Holland gere
geld. Hoe dit geschiedt valt buiten het ka
der van dit artikel. Door de geweldige
centralisatie heeft men den radiodienst op
zee wel zeer perfect gemaakt. Men heeft
er eenheid in gebracht, wat niet anders
dan ten goede aan dezen dienst kan komen.
Concludeerende heeft de radio, zooals
uit bovenstaande en voorgaande artikelen
gebleken is, aan de scheepvaart onschat
bare diensten bewezen. Het is een apart
bedrijf geworden, wat door tajrijke facili
teiten voor passagiers en bemanning, maar
vooral door het brengen van meerdere
veiligheid op zee, niet meer gemist zou
kunnen worden en ongetwijfeld een zegen
is gebleken.
P. R te H. U kunt het beste voor Uw
doel een verhuistransformator aanschaf
fen van 100 Watt, 220 V.110 V. Dit is
het goedkoopste.
LEVENSVERNIEUWING.
„Levensvernieuwing, nieuwheid des
levens, heel het menschenleven zucht daar
naar telkens opnieuw, van jaar tot jaar,
van leeftijd tot leeftijd, van tijdperk tot
tijdperk, van eeuw tot eeuw. En die levens
nieuwheid wordt telkens weer gegrepen in
nieuwe uitvindingen, in nieuwe toestanden,
in nieuwe mannen. Het oude gaat immer
weer voorbij en wordt losgelaten; het nieu
we vol hope ingehaald en toegejuicht.
En wij allen, die in het menschenleven
deelen, ook in onze christelijke levenskrin
gen en levensbewegingen, gevoelen ons mee
onvoldaan over wat wij werden en hebben;
er is zooveel, dat teleurstelde of niet meer
voldoet in al ons leven en zijn, in hart en
huis en volk en kerk, in onze politieke en
sociale toestanden, verhoudingen en werk
zaamheden, in onze boeken en bladen, in
onze prediking en onze wetenschap, in ons
woord en onze praktijk. We gevoelen mee
den drang naar levensvernieuwing, die heel
het menschenleven beweegt; en we deelen
m dien drang.
Het was Paschen. En de Paaschdag doet
ons, meer dan anders nog, gevoelen en ons
Dewust worden de hunkering naar nieuw
leven, naar levensnieuwheid."
4) o—
Ben je getrouwd?
Neen, antwoordde Erik kort. Als ik
er niet met een vrouw kom, kook ik mijn
eigen potje.
Je kunt op ons altijd rekenen, zei de
boerin gul.
Dank je, zei Erik. Ik zal het onthou
den.
Hij dronk zijn koffie op en verdween dan.
De zon was nu geheel weg. Hij jachtte,
om nog zoover mogelijk te kunnen fietsen.
Maar verder dan Westveld durfde hij niet.
De overige acht kilometer liep hij.
Hij haastte zich nu niet meer. Met gelijk-
matigen pas, eigen aan den landman, stap
te hij naast zijn fiets, overdenkend den
stap, dien hij wagen ging en' die voor hem
een zeer groote stap was.
Hij kwam bij de stad, wier lichten hem
uit de verte toeschenen. Sinds zijn vader
overleden was, had hij een kamertje ge
huurd. Met kost en inwoning. Bij een we
duwe. Leen had hem aangeboden, bij hem
te komen den eersten tijd. Maar hij had het
geweigerd. Intusscheïi slorpte zijn kosthuis
het overgroote deel van zijn wekelijksche
verdiensten op. Niet, omdat die weduwe
zooveel vroeg, maar omdat hij zoo weinig
verdiende. Hij kon van het overschot zich
nauwelijks kleeden. Hij was een liefhebber
van een pijp tabak. Maar die kon er niet
af. Zóó was het.
En tóch ging hij af op het spulletje,
dat te huur stond. Omdat hij dan midden
in Gods vrije natuur was, ver van huizen
en mensehen. De steenen blokken, die
„stad" heeten, verafschuwde hij tot in het
diepst van zijn hart. Als hij in dat spulletje
droog brood had, was hij al meer dan te
vreden. En Maria zou er ook wel mee te
vreden wezen.
Zijn hospita was al naar bed. Op de tafel
in de keuken stond een bord met drie dikke
boterhammen. Erik at ze smakelijk op.
Toen ging hij naar bed. Hij knielde neer.
En bad.
Om dan onmiddellijk in slaap te vallen.
Het geval beroerde hem niet meer. Morgen
kwam er weer een dag.
II. De tuinman van Woudesch.
Leen Jansveld keek peinzend vóór zich.
Steek een pijp op, zeide hij.
Dank je, antwoordde Erik.
Daar kwam hij niet voor. Hij wilde be
scheid op zijn bezoek.' Hij had Leen het
geval uiteengezet. Wilde deze hem helpen?
Veel geld had hij niet noodig. Leen kon
het best missen.
Zie je er wat in? vroeg Leen.
Anders was ik niet bij je gekomen,
meende Erik.
Leen zweeg. Erik had gelijk. Anders was
hg niet gekomen. Hij kende zijn broer toch
voldoende?
De kwestie was, dat Leen de zaak op
de lange baan wilde schuiven. Zoo mogelijk
Erik het plan uit het hoofd praten. Want
achter zijn wil, om Erik te helpen, welke
wil aanwezig was. stak Aaltje dreigend den
vinger omhoog: géén famiiiegehannes meer
om mijn ooren!
Wil je niet helpen? vroeg Erik, diep
teleurgesteld. Je kunt het wel. W i 1 je
niet?
Leen antwoordde niet direct. Hij zoog
aan zijn pijp. Keek Erik aan.
Kan dat nu een broodje geven? vroeg
hij weer.
„Dat is toch m ij n zaak vroeg Erik, ge
krenkt even. Je zult tot de laatste cent je
geld terugkrijgen. Met de rente er bij. En
nu vraag ik niet meer. Ik meende, dat je
geen bezwaar zou hebben. Met zeshonderd
gulden ben ik geholpen.
Dat is veel te weinig, man. Je kent de
waarde van het geld niet. Wat moet er
aan het huis niet gebeuren?
Dat knap ik allemaal alleen op. Ik ga
er voorloopig eiken avond heen. Tot ik zoo
ver ben, dat ik terecht kan. En dan vertrek
ik van den baas. Geen oogenblik eerder,
want mijn loon kan ik niet missen.
Er was nog even een stilzwijgen.
Toen stond Erik op.
Ik ga maar, zei hij, berustend. Het
mag zeker niet. 't Zal niet voor me zijn
weggelegd.
Jongen, ik wil je graag helpen, maar
Leen stokte. Daar gaat het niet over.
Maar
Weer een stilte.
Dan ineens vlugger sprekend:
Hoor eens, je kunt het geld morgen
aan den dag krijgen, renteloos. Ik wil geen
cent aan je verdienen. Je zult het daar wel
kroppen. Zóó veeleischend ben je niet. Maar
het hooge woord kwam er uit Aaltje
mag het niet weten. Je moet er nooit, met
een enkel woord, over reppen. Het komt er
niet op aan, wanneer het geld terug komt.
Als het niet gaat met jou daar, is het voor
mij nog niet erg, als ik het geld niet meer
terug zie. Maar Aaltje mag het niet weten.
Toen begreep Erik de aarzeling van
Leen. Hij had al eens iets vermoed ia die
richting, maar dat het zóó wasdat
Leen bang was voor Aaltje
Je bedoelt het heel goed, zei hij. En ik
ben je ook dankbaar voor de hulp, die je
mij geven wil. Maar zóó kan ik je hulp
niet aanvaarden. Ik ben van meening, dat
DOOR ZACHARIAS JANSSEN, BRIL-
LENSLIJPER TE MIDDELBURG.
Het is moeilijk ons voor te stellen, hoe
de wereld er uit zou zien, indien Zacha-
rias Janssen, de eenvoudige Middelburg-
sche brillenslijper, niet in samenwerking
met zijn vader Hans Janssen, drie en een
halve eeuw geleden, het microscoop had
uitgevonden. Wat zouden de medische we
tenschap, de criminologie, de bacteriologie,
de techniek zijn geweest zonder de moge
lijkheid tot het onderzoeken en bestudeeren
van de allerkleinste voorwerpen en wezens?
De iiitvinding is in den loop der jaren
natuurlijk vele malen geperfectionneerd,
maar het principe bleef hetzelfde en de eer
komt, evenals die van zooveel andere uit
vindingen en ontdekkingen, toe aan een Ne
derlander, een Middelburger, Zacharias
Janssen.
Wij hebben een beschrijving van Jans-
sens microscoop te danken aan den Neder-
landschen gezant bij het Engelsche Hof,
Boreel. Janssen had n.l. het eerste door
hem vervaardigde exemplaar aangeboden
aan Prins Maurits en het tweede aan
Aartshertog Albert van Oostenrijk. Deze
laatste gaf het op zijn beurt ten geschenke
aan Cornells Drebbel, die als wiskundige
aan het Engelsche Hof was verbonden en
bij gelegenheid van een bezoek aan Dreb-
bels huis zag Boreel het microscoop.
„Het had," schrijft Boreel, „een lengte
van ongeveer anderhalve voet; de buis
v/as van verguld koper, twee duimen
breed en rustte op drie koperen dolphijnen,
een man voor zqn vrouw geen enkel geheim
hebben moet.
Schichtig keek Leen op.
Vrouwen behoeven niet alles te weten,
glimlachte hij flauw. Vooral als het zaken
betreft. Hebben ze niet mee te maken. Het
kan ze ook niet schelen.
Erik twijfelde er sterk aan, wat Aaltje
betrof.
Ik kan het niet met je eens zijn, zeide
hij. Ik wil graag het geld, maar Aaltje
moet er van op de hoogte zijn.
Als ik het Aaltje zeg, is zg er tegen,
zeide Laan, moeilijk sprekend. Het viel
hem blijkbaar zwaar, te bekennen, dat zijn
vrouw feitelijk de beslissing had. En dan
kan ik het ook niet geven. Het is beter,
dat zij er niets van weet.
In zijn openingsrede van de herdenkings
samenkomst van den Schoolraad, be
sprak Ds Barbas de gevaren die in on
zen tijd voor het Christelijk onderwijs drei
gen.
Een der gevarende tijden van de
eerste liefde zijn voorbij.
Zeker, het vuur is er nog wel; maar het
is al mag men niet generaliseeren in-
geascht; het smeult; het moet opgerakeld
en aangeblazen worden.
Ik denk, om het u door een voorbeeld te
illustreeren, terug aan den tijd, toen onze
Achterhoeksche boerderijen haar ouder-
wetsche plaatvuren nog hadden.
Kwam er bezoek, dan nam de boerin een
handvol stroo, die zij zoo diep mogelijk stak
in de as van het schijnbaar geheel uitge
doofde vuur; legde er wat droog, dun hout
overheen; en begon met de blaaspijp aan
den mond, het ondereinde in het vuur, uit
alle macht te blazen, tot het begon te roo-
ken, en eindelijk de vlam erin sloeg.
Zoo moeten wij nu ook doen. Het voor
beeld van de boerin navolgen.
De winst, die wij zal het goed wezen
van dezen mooien dag boeken, moet
hierin bestaan, dat het vuur hoog gaat op
laaien en opvlammen.
Ik wil het geld niet, zonder dat
Aaltje op de hoogte is. Ik zal het haar
vragen, besliste Erik.
geplaatst op een ebbenhouten schijf, in
welke schijf eenige kleine werktuigjes en
voorwerpen gevat waren, die men vervol
gens op een wonderbaarlijke wijze ver
groot daardoor beschouwde."
Het microscoop (van de Grieksche
woorden „mikros" klein, en „sko-
pein" zien) van Zacharias Janssen
was de samengestelde. Hij bestaat uit twee
of meer, op eenigen afstand van elkaar,
gewoonlijk in een koperen buis gemon
teerde, lenzen, waarvan de eene het ob-
Xn Schotland zag ik "k weet niet, o£ zg
er nog zijn ijzeren houders op de hoog
ten, waarin vuren werden ontstoken, om
het volk, als er gevaar dreigde, heel het
land door, op te roepen tot den strijd. Het
vuur werd overal in de Hooglanden gezien
en doorgegeven.
Zoo doen wij het vandaag ook. Onze oude
beproefde leuzen moeten weer worden aan
geheven, overgenomen en doorgegeven. De
oude vanen, die niet verbleekt zijn, moeten
weer worden ontplooid en wapperen in den
wind; de standaarden, de vaandels en de
banieren moeten hoog worden opgestoken.
De bazuin moet weer aan den mond wor
den gezet, en de bekende klanken, die ons
voorgeslacht hebben bezield, moeten weer,
luide, wijd en zijd in 'trond, weerklinken.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
PROBLEMATIEK-
Wat de poëzie in de taal is, is de pro
blematiek in het damspel. Schoonheid van
vorm en inhoud. Er zijn vele eischen waar
aan een probleem moet voldoen, wil het
de volmaakte schoonheid benaderen. Er
zijn ook eischen waaraan een schepping
moet beantwoorden, wil ze niet beslist
afgekeurd worden. Op een dezer voorwaar
den wil ik in deze rubriek even ingaan. Bij
beschouwing van een stand, die zich aan
dient als probleem, is altijd mijn eerste
vraag: „Wat is zwart's laatste zet ge
weest?" En dikwijls moet het antwoord
luiden: „Zwart's laatste zet was niet
logisch!" Is dat het antwoord, dan komt
zulk een vraagstuk niet voor plaatsing in
aanmerking. Dankbaar ben ik voor alle
medewerking aan deze rubriek. En geluk
kig heb ik over die medewerking niet te
klagen. Maar men zal begrijpen, dat niet
alles wat zich aandient, geaccepteerd kan
worden. Als ik dan ook thans over ga tot
publicatie van een stand, mij gezonden door
den heer Jan Kaat uit Kapelle (thans: 1-14
G.B. Veldpostkantoor 9, Commando Zee
land), is dit opbouwende critiek. Zoowel
bestemd voor den inzender als voor de
lezers van deze rubriek.
jectief, de andere het oculair wordt ge
noemd. Bij het bekijken van het voorwerp
wordt het objectief in de richting van het
voorwerp, het oculair bij het oog gebracht.
Het objectief is bij het microscoop een
zeer kleine, bolle lens met sterk gebogen
vlakken en kleinen brandpuntafstand.
Wanneer een klein voorwerp tot dicht bij
het brandpunt wordt gebracht, verschijnt
achter de lens een vergroot, omgekeerd
beeld, dat men kan opvangen op een pa
pieren schermpje of op een aan één zijde
matte glasplaat. De plaats waar dit scherm
moet worden opgesteld, hangt af van de
sterkte van de lens en van den afstand
van het voorwerp. Hoe dichter het voor
werp bij de lens komt, hoe verder het
beeld zich verwijdert.
In het microscoop bevindt zich echter
niet zoo'n scherm, maar een tweede lens,
het oculair, waardoor het gevormde beeld
als het ware door een loupe wordt beke
ken, hetgeen kan gebeuren wanneer het
door het objectief gevormde beeld, iets
dichter dan het brandpunt van het oculair
daarbij wordt gebracht. Het reeds door
het objectief ontstane vergroote beeld
ziet men dan door het oculair nogmaals
vergroot.
Om de voorwerpjes, die men bekijken
wil, voldoende te belichten, worden ze op
een klein tafeltje onder het objectief ge
legd en wordt daarop het daglicht gecon
centreerd door een kleinen hollen spiegel
of door een lens. Dit is de eenvoudigste
vorm van het microscoop, dat sinds de 350
jaar van zijn geboorte natuurlijk zeer is
verfijnd en verbeterd. O.a. is men dank
zij het eleclrisch licht geheel onafhanke
lijk geworden van het daglicht.