Rondgang door den Dam-doolhot. w li ^sg-si i« I S P l73 1 Sl Wenken op technisch gebied Z B S 11 -« Eui B Waar de winden waaien O D M 1 «Tl 3 o 1 3 m -M 7 .e *- -M O O u O O u •I s 3 O CO CL O co co C*3 CC 3 O O -M m E o X5 »- i-i O c Q. o 1-1 Ui a> 8 S 3 2 -ë s g- O Ctf jq c c -n -O Q. 0> c M* 45 O) O In c 5 5 2 Dl T C o t. c -£ T> W TJ f TT? a o 2 ra v ra-2 k 2 cö O ■S a N o CX& (D 2 2 a <u S 'g S fl c o S 5 -O S g H fl bi^ i -rJ 5 Gd fH 0) P» rrt O M g C .tJ f> M 5 3 s N m JS fl 2 O) r^4 bfl .S3 U x <0 M ra - 9 a> u 02 +J s£ g a O 00 Jg bfi WrC som 02 4-> "3 I a§ «o 5 ÖS o ra ra ra 73 ja o z uju o Ui1 D *h £3 .sn^a c c -§ ra o) 73 ja a ra'" Q O ra c 3 13 +J 3 H ra B 73 bom S 0 v< O 3 ai -§sl u et S a N o 5 •73 3 3-jaH 0 03 *1? 1 öN a ra •gS 15 3 a ï?f e:§i T5 O) r—e <D <D 0) ÖW .5 S 0) »-H 4-> 'S <D OP <D bfi fl O s O ra a ra o d Act 1c Ieutvz-33£xslm clocil cXtmrviux weet een Aieuter nieta. I*fmt hem dus zoo spelen, tint hij onbewust deze drie dingen bereikt en aizoo zieh ontwikkelt. Reeds een paar maai werd door mij het kleuteronderwijs genoemd. De leerstof van de kleuterschool wordt door velen niet ern stig opgevat, omdat ze nog vasthouden ««n de idee van bewaarschool. Een groote om keering is echter ontstaan juist door de bovenbeschreven schooltypen. Fröbel leerde versjes en verhalen en spelletjes. Montessori gaf zintuig- en spier oef eningen. In Noord-Amerïka zijn moederschoten, die dichter bij het gewone leven van den kleuter staan. Daarin zijn een huiskamer en een keuken en andere vertrekken, even- sis in een gewoon huis, en daarin is ook een assistente, die de vragen der kleinen beantwoordt en hen helpt bij het spelen. De reactie tegen al deze zorg voor kleu ters is niet uitgebleven, en er gaan tegen woordig weer stemmen op die zeggen: Eaat het kind bij zijn moeder bljjven totdat het naar de lagere school kan gaan en richt alleen bewaarscholen op voor kinderen van moeders die uit werken gaan. We zouden daarbij kunnen voegen: en voor kinderen van menschen, die kleine huizen bewonen en geen tuin hebben. Uit den nood dier kinderen is te Rome bet kleuter-onderwijs van Dr Montessori ontstaan. Het dorpskind heeft in de kleuterjaren veel voor op het stadskind. Voor zijn acti viteit heeft het de ruimte en voor zijn,vrij heidsdrang gelegenheid tot uiting. Het leert spelend planten, vormen en dieren kennen en het vindt in tuin, schuur of stal allerlei dingen om mee te prutsen. De aangewezen plaats voor het stads kind is volgens Dr Los de boerderij-school, althans in de kleuterjaren. Gedurende den winter moeten de kleuters van zelf bin nen blijven en dan is de Montessori- methode om hun zintuigen en spieren te ontwikkelen zéér aan te bevelen. Maar zomers moet de school den vorm hebben van een boerderij waarop menschen wo nen, die zichzelf met weinig behelpen en •die alle ambachten min of meer zelf uit oefenen. Dan leert de kleuter de werkelijk heid van het leven kennen en ontwaakt hij uit zqn eigen droomleven. Van fundamenteel belang bij alle kleu teronderwijs, welke richting men ook voor staat is, of. de leidster een moederhart heeft voor de kinderen en of zij God yreest. Een kind is vatbaar voor religie. Hoe deze te geven? Hierover hoop ik een nieuwe serie D.V. volgende week te be ginnen. De titel zal zijn: „Hoe wij het deden". Ik wil er in eerlijk, met duidelijke ver melding van onze fouten en vergissingen, beschrijven gaan hoe mijn vrouw en ik het religieuze onderwijs gaven in de kleuter jaren van ons kind. Dus tot het kind naar de lagere school ging. Tot volgende week dus. P. W. J. S. RADIO EN SCHEEPVAART. Wij komen nu aan de beschrijving van het automatisch alarm-toestel. Indien op een schip geen wacht gehouden wordt op de 600 m, wordt het automatisch alarm toestel ingeschakeld. Dit toestel dient niet voornamelijk voor de eigen veiligheid, maar meer voor de veiligheid van andere schepen in de nabijheid van elkaar. Heeft n.l. een schip hulp noodig, dan zal het mogelijk zijn door uitzending van bepaalde seinen de schepen in de buurt te waarschuwen, ook al is het draadlooze station van de andere schepen onbezet. Worden bepaalde seinen door het in nood verkeerende schip uitge zonden, dan zullen in de hut van de marco nist, in zijn slaaphut en op de commando brug bellen overgaan, die waarschuwen dat de draadlooze installatie in bedrijf moet worden genomen. De marconist moet dan direct alle seinen opnemen en eventueel «Joorzt;nci«*ri v«x»r verdere Iiulpverleening. Aan dit toestel hebben reeda vele men schen hun leven te danken, daar de kwestie van geluk van het verbinding krijgen met een ander schip is buitengesloten. Het is één der meest zegenrijke uitvindingen, die den laatsten tijd op radiogebied zijn ge daan. Maar nog andere uitvindingen deed men. Men kan bij weer en ontij tegenwoordig in een kort oogenblik de positie van het schip bepalen, door de z.g. richtingzoeker. Dit is een radio-ontvanger van speciale uitvoering Zij heeft n.L een speciaal antennesysteem en wel twee loodrecht op elkaar geplaatste helften. Het toestel wordt afgestemd op een bepaald kuststation. Hiervoor kan ieder station genomen worden, mits men de po sitie maar weet. Op zee neemt men echter bij voorkeur kuststations. Op een tableau wordt bij afstemming op het station een lijn zichtbaar en deze geeft de richting aan waarin het station ligt, waarop men afgestemd heeft. Men stemt nu af op een ander station en herhaalt de zelfde handeling, zoodat men weer een rich ting verkrijgt. Door nu deze twee richting- lijnen vanuit de afgestemde stations op een kaart uit te zetten, zal men zeer nauwkeu rig de positie van het schip verkrijgen in het snijpunt van twee bepaalde richtingen. Bij mist en slecht weer is dit een zeer ge waardeerd hulpmiddel voor de navigatie. Alle schepen boven de 5500 ton moeten vol gens de internationale voorschriften voor zien zijn van een richtingzoeker. Om de pei lingen te vergemakkelijken zijn er buiten de vele kuststations nog zeer veel peil- stations opgericht, die een bepaald morse- teeken uitzenden, vooral tijdens mist, zoo dat de schepen, voorzien van de richting- zoeker ten allen tijde direct him positie kunnen peilen. Schepen, niet voorzien van de richting-zoeker kunnen een peiling vra gen aan een landstation. Er wordt dan in omgekeerde volgorde gewerkt en het schip dat zijn positie vraagt, zal een serie morse- teekens moeten uitzenden, waarvan het landstation de peiling dan verzorgt. Na eenigen tijd krijgt het dan keurig zijn po sitie op. Hieruit zien wij ook direct waar om schepen van oorlogvoerende landen de radio zoo min mogelijk gebruiken. Door het uitzenden van een enkel sein zou het im mers voor den vijand mogelijk zijn de posi tie te bepalen en deze wil men zooveel mo gelijk voor elkaar geheim houden. Op kleinere schepen, vooral kustvaarders waar men geen draadlooze installatie be zit, is men toch meestal nog wel in het be zit van een richtingzoeker. Ook de luchtvaart maakt gebruik van de richtingzoeker. Hierover lazen wij het kostelijke verhaal, dat de bekende vlieger Smirnoff, vliegende van Londen naar Waalhaven, zijn positie vroeg aan Waal haven. De richtingzoeker was toen voor één der eerste keeren in gebruik en Smir noff had er niet veel vertrouwen in. Daar om wilde hij de technische dienst op Waal haven in de war brengen, door een „omme tje" te vliegen, zoodat hij op een bepaald oogenblik een eind van zijn normale route af was en boven Bergen op Zoom vloog. Toen vroeg hij een radio-peiling en groot was zijn verwondering toen hij prompt het antwoord kreeg: „U vliegt boven Bergen op Zoom". Hiermee kreeg hij ineens wél vertrouwen in de richtingzoeker en dit instrument heeft ook bewezen onmisbaar voor een goede en betrouwbare navigatie te zijn. Vragen: B. K. te K. Vraagt u uw handelaar eens. Deze zal dit instrument toch zeker voor u kunnen bestellen. F. v. G. te G. Deze lezer vraagt of er meerdere luisteraars dezer dagen een sta tion op de golflengte van Brussel-Vlaamsch hebben gehoord, wat Nederlandsch uitzond doch niet als Brussel werd aangekondigd. De strekking van het gesprokene gaf te kennen, dat men niet met Brussel te doen had. Zoo meerdere lezers dit verschijnsel heb ben opgemerkt, zullen ze ons met een be richtje zeer verplichten. door GKUNO. 3) o Zóó belandde hg in Woudesch. Dat ligt een drie kilometer rechts van den straat weg naar Utrecht. Er stonden een aantal jaren geleden een paar huisjes van men schen, die den schralen zandgrond bewerk ten, welke een schrale opbrengst gaf, zoo- aat zij een schraal bestaan hadden. Een paar huisjes. Dat was alles. Toen had een christelijke vereeniging, die zich ten doel stelt, krankzinnigen te verplegen, er een gesticht gevestigd. Paviljoen na paviljoen verrees. Want er zijn vele geesteskranken. En er komen er steeds meer. Deze in richting was de opkomst van Woudesh. Toen Erik er kwam op zijn fietstocht, was er al een postkantoortje en een hotel Het stationnetje was uitgebreid. Er waren ook al winkels. En men zei: Woudesch wordt een welvarend plaatsje, zeker als het zich gaat toeleggen op het pension wezen. Wat dat was, wist Erik niet. Zijn oog werd geboeid door een prach tig aangelegden tuin. Hij sprong van zijn fiets en zag de letters op het hek: Zonne- oord. Achter in den tuin rezen gebouwen om hoog. Er slenterde een man tot vlak voor het groote hek. Zijn oogen stonden dof en zijn gelaatsuitdrukking was wezenloos. Hij keek Erik aan, strekte de armen uit, eerst links toen rechts, daarna omhoog, als wilde hij de heele wereld omvatten. Boomenbloemenmooi, zeide hij met doffe stem. 'tWas of zijn donkere oogen glinsteren gingen. Van God, zeide hij, met grooten eer bied omhoog starend. Erik begréép onmiddellijk: die mooie boomen en bloemen zijn van God; door God gemaakt Ja zei hij, van God; zeker van den Heere. De ander lachte vroolijk: die man was het met hem eens. Ik heet Tijs, zei hij vertrouwelijk. En jij? Ik heet Erik. De patiënt haalde de schouders op: die naam drong allicht niet tot hem door. Er kwam een man aanwandelen. Naar binnen, Tijs. 't Is bedtijd. Boomenbloemenmooi, zei Tijs. Ja, heel mooi. Morgen mag je er weer naar kijken hoor. De verpleger vatte den man, als een kind, bij de hand en ze gin gen naar binnen. Erik staarde hen na. Het tooneeltje grifte zich heel diep in .zijn ziel, zoo diep, dat hij het zijn gansche leven niet vergat. De eerste kennismaking met Tijs. Dan peddelde hij verder, doelloos eigen lijk. Maar bij moest dien kant uit. Want daar lag zijn verder leven. De mensch be paalt zijn eigen levensgang niét, hij wordt geleid. En Erik Jansveld werd den weg opge leid, die ging over den spoorwegovergang. Als je dien weg verder volgt, kom je te recht op een anderen grooten verkeers weg, van Harenstede naar Amsterdam. Daarom spreekt men van den Amsterdam sehen straatweg. Maar dat wist Erik toen nog niet. Hij ging ook niet naar den Amsterdam- schen straatweg. Even over den spoorweg overgang sloeg hij een landweg links in. Want hij zag weer bosch. Het was er een zaam en stil. Hij hoorde alleen een nachte gaal. En vlak voor zijn voorwiel joeg een kongntje schichtig naar de andere zgde van den weg. Hij kon vijf minuten gefietst hebben, toen hij bij een vervallen huisje kwam, dat een paar honderd meter van den weg stond. Er liep een paadje heen. En bij dat paadje stond een paaltje, waaraan een bordje was bevestigd. En op dat houten bordje las hij: Deese gront is te pagten; te bevraa- gen bei Janse, Waarom bleef Erik staan, toen hij van zijn fiets was gesprongen? Waarom staar- «2o hij naar dat bordje, alsof tiet van klink klaar goud was? Waarom glimlaeb.te hij niet om de wonderlijke kromme taal op dat plankje Erik liep het paadje op, bekeek den grond, die algeheel verwaarsloosd was en vol onkruid, manshoogte. Met moeite baan de hij er zich een weg door en bezag het huisje, waarvan de dein- openstond. Hij ging naar binnen. Het zou best gaan, zeide hij hardop. Hij schrok van zijn eigen stem in deze doodsche verlatenheid. Hij bekeek nader de omgeving. Er was een klein woonvertrek en een keuken. En dan ontwaarde hij nog een vertrek, dat wel als slaapkamer te gebruiken was, naar hij meende. Uit de keuken stapte hij in een open ruimte, belegd met kleine klinkers, een soort plaatsje. En dan strekte zich daarachter een groot stuk land uit, al even verwaarloosd, als de tuin vóór het huisje. Er is wel wat van te maken, zeide hij dan weer, als sprak hij tot iemand, die naast hem stond. En er stond iemand naast hem, zij het dan in zijn gedachten. Die iemand was een jonge vrouw. Zij heette Maria. We kunnen hier wonen en daar sla pen. Er moet nog heel wat opgeknapt worden, maar dat komt wel voor elkaar. Daarachter kan ik wel een schuurtje tim meren. De tafel zetten we daar. En dan kan Maria daar zitten. Wéér liep hij naar achteren. Wat een lap grond, murmelde hij, vol welbehagen starend. Grooter dan de tuin var den baas. Midden door het stuk land liep een pad, hier en daar niet te zien, overwoekerd als het was door onkruid. Met groote, gelijke passen liep hij naar het eind, dat gemar keerd was door een gzerdraad. Zóó mat hij het stuk grond. Het viel hem mee nog. Zijn schatting werd overtroffen. Dan, in eenen, bruusk, wendde hij zich om en ging terug naar den vóórtuin, waar zijn fiets stond. Hij sprong er op en ped delde terug naar de enkele woningen, die hij gezien had, eenigen tijd terug. En daar informeerde hij, waar die Janse woonde, die het land te pacht aanbood. HET GEBED VOOR DEN VIJAND. In de „Zwijndr. Kerkb." schrijft ds J. C. Hagen onder het opschrift: „Let's pray for Germany" en den tekst: „Ik vermaan dan vóór alle dingen, dat gedaan worden smeekingen voor alle menschen": „Wees niet bang, dat ik in de kerkbode Engelsche les ga geven, of dat ik door mid del van dit opschrift zou willen zeggen, dat ik pro-Duitsch ben. Het is een zinnetje, dat in mijn hoofd bleef hangen, en dat mij telkens weer hard op doet nazeggen, wat ik tijdens mijn ziekte door de radio een enkele keer in de morgen wijding van de Engelsche zenders hoorde. De voorganger roept zijn hoorders op tot het gebed. Hij zegt: Laat ons bidden voor Duitschland en voor het Duitsche volk! Dat trof me diep. Nee, ik wil niet zeg gen: Wat zijn die Engelschen toch vrome menschen. (Ik kan me zelfs voorstellen, dat sommigen schimpen: Wat zijn het groo te huichelaars.) Ook geloof ik niet, dat men scheiding moet maken tusschen de regee ring en de geestelijkheid. Ze zijn het samen heusch wel eens. Maar wel wil ik zeggen, dat dit gebed mij heeft ontroerd, want wat is het? Satan werkt in dezen oorlog. Ja, dat wordt nog al eens gauw gezegd. Maar de Heilige Geest werkt ook in de zen oorlog. De voorbeelden liggen voor het grijpen. Daar is Finland. Daar is het uit- verkoopen van den Bijbel. Daar was ook dit gebed door den Engelschen zender. Dat gebed is moeilijk. Hoe zou de voor ganger dit gebed bidden, als den dag te voren een broer of vriend gevallen is in den slag? Oorlog wakkert haat aan. Maar het is een gebed, dat toch te den ken geeft. Maak de toepassing maar voor u zelf. Ons gebed voor anderen (ik spreek nog niet eens van vijanden) is vaak. arm en ge brekkig en wat zoudt gij rijk zijn als dit bidden, meer in het hart gevonden en in uw kamer gehoord werd. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. PRETTIGE CORRESPONDENTIE. Een redacteur kan het niet ieder naar den zin maken. Ook een damredacteur kan dat niet. Hoewel ik zooveel mogelijk tracht het te doen, blijkt mij toch wel zoo af en toe, dat er ontevredenen zijn. Kwamen die onte vredenen nu met hun wenschen en grieven maar openlijk voor den dag en schreven ze mij deze, dan zou de kans op voldoening hunner wenschen vergroot worden. Maar er zijn er ook, die morren en hun ontevre denheid langs een omweg ter mijner kennis doen komen. Het is niet mijn gewoonte op een dergelijke strijdwijze te reageeren. Zulk een minderwaardig systeem veroordeelt zich zelf en vindt bij oprechten en welden- kenden geen gehoor. Ik signaleer dit, om dat mij nu weder een brief bereikte van een damvriend, waarin hij mij dergelijke ge ruchten overbracht en mij verzocht met deze „afbrekers" eens af te rekenen in de rubriek. Ik wil er alleen dit van zeggen: Zij die klachten hebben, vinden bij mij een open oor. Wendt men zich tot derden, dan is men aan het verkeerde adres. Men bereikt er hoogstens mede, dat de propaganda van het damspel, dat zij zeggen te dienen, scha de lijdt. Ik hoop, dat deze regels ter kennis zullen worden gebracht van hen die ons spel op deze wijze ondermijnen, endat men zich zal bekeeren. In neem van hun gewroet geen nota meer. Ik weet, dat deze rubriek in breede lagen belangstelling trekt, dat het gebodene op damtechnisch gebied op behoorlijk peil staat, dat de rubriek actu eel is, dat ze door zeer velen gewaardeerd wordt. Iedere week bereiken mij brieven van „volgers", die dit ongevraagd komen verklaren. Het is deze correspondentie, wel ke voor mij een stimulans is op den inge slagen weg voort te gaan en door te blijven bouwen aan de ontwikkeling van het spel peil der lezers en verder te gaan met de propaganda voor ons mooie spel. Ik schreef boven dit artikel: „prettige correspondentie". Dat slaat op de waardee- rende brieven van lezers dezer rubriek. Ik ruim deze week aan zulk een opbouwenden brief wat plaats in, omdat de inhoud daar van weergeeft wat in tientallen brieven van de laatste weken naar voren is gekomen. De briefschrijver is de heer A. van Oosten te Biezelinge. Hij schrijft dan o.a. „Ruim een jaar geleden heb ik een tijd lang ook oplossingen ingestuurd uit uw damrubriek in „De Zeeuw". Wegens „tijd nood" heb ik het later weer verzuimd. Toch, al ben ik U als „inzender" ontrouw gewor den, als „volger" van uw rubriek ben ik u steeds trouw gebleven. Uw rubriek immers is steeds leerzaam en interessant, zoowel voor beginners als voor gevorderden. In de laatste twee jaar ben ik. van beginner tot de meer gevorderden gaan behooren, en steeds is uw rubriek voor mij even leerzaam gebleven. Ik stel er prijs op, u dit te schrij ven, omdat ik begrijp, dat het voor U een genoegen moet wezen nu en dan eens te hooren dat er ook „stille volgers" zijn. Zulke volgers zijn er velen, dat hoor ik dik wijls, b.v. op onze damclub, enz. Een pracht- probleem stond er Zaterdag weer in „De Zeeuw". De oplossing daarvan is: Zulk een attest, ongevraagd, doet mij in derdaad een genoegen, vriend Van Oosten. En waar u in uw brief tevens stof voor uw medelezers geeft, ruim ik gaarne een plaats daarvoor in. Voor beginners leerzaam, voor gevorderden tot een waarschuwing. Allereerst een stand uit een partij door den heer v. Oosten (Wit) in den onderlin- gen wedstrijd van zijn club gespeeld: '1 Ét JÊÈk. Ét rnmm Wk wk 16 m ii^l! ^üPËP 15 26 iü um g^gg ■iP 'W/ H 25 36 iü li 35 46 1m w 46 47 48 49 60 Zwart 16 schijven op: 1, 3, 5/8, 11/16, 18, 19, 23 en 24. Wit 16 schijven op: 26/28, 30/33, 35/39, 43, 45, 47 en 48. Wit speelde 4742 en verijdelde daar mede 1217. Zwart speelde dien zet toch en wit won twee schijven door den verra derlijken Kikke-zet: Wit: (47—42) 27—21 32X12 12X23 30X20 Zwart: (12—17?) 16X27 23X41 19X28 5X14 36X47 en wint ook nog schijf 23. Nog een aardigen stand: Wit (C. H. K.), Zwart (A. van Oosten) Zwart 8 schijven op 3, 8, 12,16, 18, 24, 26 en 29. Wit 7 schijven op: 14, 35, 37, 39, 41, 42 en 49. Zwart aan den zet. Zwart is bij goed spel van Wit natuurlijk verloren. Door op eenige combinaties te spelen, bracht Zwart zijn tegenstander ech ter in de 'war en zoo werd de partij nog remise. Een verdienste om deze slagzetjes in den stand te vlechten! Zwart speelde 12 17, Wit 1410, Zw. 813 en nu moest Wit oppassen. Immers op 105 zou zwart vervolgen met 1319, (5X21), 16X27 en het wil mij voorkomen, dat er remise in de lucht zit. Op 104 zou het voor wit nog er ger worden; 1823 toch zou wit verplich ten tot 4X11, omdat op 4X6, zwart zou vervolgen met 2328 (6X33), 29X36! Wit zag deze gevaren blijkbaar en vervolgde met 4136. Zwart speelde 1822 en wit, beangst geworden door de voornoemde dreigingen, ruilde het lastige stuk op 29 af door: 39-34 (29X40), 35X44, maar nu kwam hij juist in het schuitje van Zwart, die onmiddellijk liet volgen: 2631 (36X9, meerslag), 3X5 en de partij werd remise! Een leerzaam fragment, bevestigde de gouden waarheid: Het moeilijkste is, een gewonnen stand te winnen. Probleem Nr 4. (Auteur wordt later bekend gemaakt.) 12 3 4 5 47 48 49 50 Zwart 9 schijven op: 5, 7/10, 16, 19, 20 en 22. Wit 9 schijven op: 21, 29, 33, 36, 38, 41 44, 45 en 47. Inzendingen worden gaarne ingewacht tot en met 27 Maart a.s.: Correspondentie. Vraagstuk Damme: Uitslag D.V. in vol gende rubriek. Vele inzendingen kwamen nog in. B. S. te GoesZal uw brief beantwoorden in een brief. A. v. O.: Dank voor uw medewerking.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 8