Rondgang door den Dam-doolhot.
w
li
^sg-si
i«
I S P
l73
1 Sl
Wenken op technisch gebied
Z B
S
11 -«
Eui
B
Waar de winden waaien
O
D
M 1
«Tl
3 o
1 3
m -M
7 .e
*- -M
O
O u
O
O
u
•I
s
3 O
CO CL
O
co
co
C*3
CC
3
O
O
-M m
E
o
X5
»- i-i O c
Q. o 1-1 Ui a>
8 S 3
2 -ë s g-
O Ctf
jq c c -n
-O Q. 0> c
M* 45 O)
O
In
c 5 5
2 Dl
T
C o t. c
-£
T> W TJ f
TT?
a o 2 ra v
ra-2 k
2 cö O
■S a N o
CX& (D
2 2 a <u
S 'g S fl
c o S
5 -O S g
H fl bi^ i
-rJ 5 Gd fH
0) P» rrt O
M g C .tJ f>
M 5 3
s N m JS
fl 2
O) r^4
bfl
.S3
U
x
<0
M ra
- 9 a>
u 02 +J
s£ g
a
O 00
Jg bfi
WrC
som
02 4->
"3
I a§
«o
5 ÖS
o ra ra
ra 73 ja
o
z
uju
o
Ui1
D
*h £3
.sn^a
c c -§
ra o)
73 ja a
ra'"
Q O ra c
3 13
+J 3
H ra
B 73 bom
S 0 v<
O 3 ai
-§sl
u et
S a
N o
5
•73 3
3-jaH
0 03
*1?
1 öN
a ra
•gS 15
3 a
ï?f
e:§i
T5 O) r—e
<D
<D 0)
ÖW
.5
S 0)
»-H 4->
'S
<D
OP <D
bfi fl
O s O
ra a ra
o d
Act 1c Ieutvz-33£xslm clocil cXtmrviux weet een
Aieuter nieta. I*fmt hem dus zoo spelen, tint
hij onbewust deze drie dingen bereikt en
aizoo zieh ontwikkelt.
Reeds een paar maai werd door mij het
kleuteronderwijs genoemd. De leerstof van
de kleuterschool wordt door velen niet ern
stig opgevat, omdat ze nog vasthouden ««n
de idee van bewaarschool. Een groote om
keering is echter ontstaan juist door de
bovenbeschreven schooltypen.
Fröbel leerde versjes en verhalen en
spelletjes. Montessori gaf zintuig- en spier
oef eningen.
In Noord-Amerïka zijn moederschoten,
die dichter bij het gewone leven van den
kleuter staan. Daarin zijn een huiskamer
en een keuken en andere vertrekken, even-
sis in een gewoon huis, en daarin is ook
een assistente, die de vragen der kleinen
beantwoordt en hen helpt bij het spelen.
De reactie tegen al deze zorg voor kleu
ters is niet uitgebleven, en er gaan tegen
woordig weer stemmen op die zeggen: Eaat
het kind bij zijn moeder bljjven totdat het
naar de lagere school kan gaan en richt
alleen bewaarscholen op voor kinderen van
moeders die uit werken gaan. We zouden
daarbij kunnen voegen: en voor kinderen
van menschen, die kleine huizen bewonen
en geen tuin hebben.
Uit den nood dier kinderen is te Rome
bet kleuter-onderwijs van Dr Montessori
ontstaan.
Het dorpskind heeft in de kleuterjaren
veel voor op het stadskind. Voor zijn acti
viteit heeft het de ruimte en voor zijn,vrij
heidsdrang gelegenheid tot uiting. Het
leert spelend planten, vormen en dieren
kennen en het vindt in tuin, schuur of
stal allerlei dingen om mee te prutsen.
De aangewezen plaats voor het stads
kind is volgens Dr Los de boerderij-school,
althans in de kleuterjaren. Gedurende den
winter moeten de kleuters van zelf bin
nen blijven en dan is de Montessori-
methode om hun zintuigen en spieren te
ontwikkelen zéér aan te bevelen. Maar
zomers moet de school den vorm hebben
van een boerderij waarop menschen wo
nen, die zichzelf met weinig behelpen en
•die alle ambachten min of meer zelf uit
oefenen. Dan leert de kleuter de werkelijk
heid van het leven kennen en ontwaakt hij
uit zqn eigen droomleven.
Van fundamenteel belang bij alle kleu
teronderwijs, welke richting men ook voor
staat is, of. de leidster een moederhart
heeft voor de kinderen en of zij God
yreest.
Een kind is vatbaar voor religie. Hoe
deze te geven? Hierover hoop ik een
nieuwe serie D.V. volgende week te be
ginnen. De titel zal zijn: „Hoe wij het
deden".
Ik wil er in eerlijk, met duidelijke ver
melding van onze fouten en vergissingen,
beschrijven gaan hoe mijn vrouw en ik het
religieuze onderwijs gaven in de kleuter
jaren van ons kind. Dus tot het kind
naar de lagere school ging. Tot volgende
week dus. P. W. J. S.
RADIO EN SCHEEPVAART.
Wij komen nu aan de beschrijving van
het automatisch alarm-toestel. Indien op
een schip geen wacht gehouden wordt op
de 600 m, wordt het automatisch alarm
toestel ingeschakeld. Dit toestel dient niet
voornamelijk voor de eigen veiligheid, maar
meer voor de veiligheid van andere schepen
in de nabijheid van elkaar. Heeft n.l. een
schip hulp noodig, dan zal het mogelijk zijn
door uitzending van bepaalde seinen de
schepen in de buurt te waarschuwen, ook
al is het draadlooze station van de andere
schepen onbezet. Worden bepaalde seinen
door het in nood verkeerende schip uitge
zonden, dan zullen in de hut van de marco
nist, in zijn slaaphut en op de commando
brug bellen overgaan, die waarschuwen dat
de draadlooze installatie in bedrijf moet
worden genomen. De marconist moet dan
direct alle seinen opnemen en eventueel
«Joorzt;nci«*ri v«x»r verdere Iiulpverleening.
Aan dit toestel hebben reeda vele men
schen hun leven te danken, daar de kwestie
van geluk van het verbinding krijgen met
een ander schip is buitengesloten. Het is
één der meest zegenrijke uitvindingen, die
den laatsten tijd op radiogebied zijn ge
daan.
Maar nog andere uitvindingen deed men.
Men kan bij weer en ontij tegenwoordig in
een kort oogenblik de positie van het schip
bepalen, door de z.g. richtingzoeker. Dit is
een radio-ontvanger van speciale uitvoering
Zij heeft n.L een speciaal antennesysteem
en wel twee loodrecht op elkaar geplaatste
helften. Het toestel wordt afgestemd op een
bepaald kuststation. Hiervoor kan ieder
station genomen worden, mits men de po
sitie maar weet. Op zee neemt men echter
bij voorkeur kuststations.
Op een tableau wordt bij afstemming op
het station een lijn zichtbaar en deze geeft
de richting aan waarin het station ligt,
waarop men afgestemd heeft. Men stemt
nu af op een ander station en herhaalt de
zelfde handeling, zoodat men weer een rich
ting verkrijgt. Door nu deze twee richting-
lijnen vanuit de afgestemde stations op een
kaart uit te zetten, zal men zeer nauwkeu
rig de positie van het schip verkrijgen in
het snijpunt van twee bepaalde richtingen.
Bij mist en slecht weer is dit een zeer ge
waardeerd hulpmiddel voor de navigatie.
Alle schepen boven de 5500 ton moeten vol
gens de internationale voorschriften voor
zien zijn van een richtingzoeker. Om de pei
lingen te vergemakkelijken zijn er buiten
de vele kuststations nog zeer veel peil-
stations opgericht, die een bepaald morse-
teeken uitzenden, vooral tijdens mist, zoo
dat de schepen, voorzien van de richting-
zoeker ten allen tijde direct him positie
kunnen peilen. Schepen, niet voorzien van
de richting-zoeker kunnen een peiling vra
gen aan een landstation. Er wordt dan in
omgekeerde volgorde gewerkt en het schip
dat zijn positie vraagt, zal een serie morse-
teekens moeten uitzenden, waarvan het
landstation de peiling dan verzorgt. Na
eenigen tijd krijgt het dan keurig zijn po
sitie op. Hieruit zien wij ook direct waar
om schepen van oorlogvoerende landen de
radio zoo min mogelijk gebruiken. Door het
uitzenden van een enkel sein zou het im
mers voor den vijand mogelijk zijn de posi
tie te bepalen en deze wil men zooveel mo
gelijk voor elkaar geheim houden.
Op kleinere schepen, vooral kustvaarders
waar men geen draadlooze installatie be
zit, is men toch meestal nog wel in het be
zit van een richtingzoeker.
Ook de luchtvaart maakt gebruik van
de richtingzoeker. Hierover lazen wij het
kostelijke verhaal, dat de bekende vlieger
Smirnoff, vliegende van Londen naar
Waalhaven, zijn positie vroeg aan Waal
haven. De richtingzoeker was toen voor
één der eerste keeren in gebruik en Smir
noff had er niet veel vertrouwen in. Daar
om wilde hij de technische dienst op Waal
haven in de war brengen, door een „omme
tje" te vliegen, zoodat hij op een bepaald
oogenblik een eind van zijn normale route
af was en boven Bergen op Zoom vloog.
Toen vroeg hij een radio-peiling en groot
was zijn verwondering toen hij prompt het
antwoord kreeg: „U vliegt boven Bergen
op Zoom".
Hiermee kreeg hij ineens wél vertrouwen
in de richtingzoeker en dit instrument heeft
ook bewezen onmisbaar voor een goede en
betrouwbare navigatie te zijn.
Vragen:
B. K. te K. Vraagt u uw handelaar eens.
Deze zal dit instrument toch zeker voor u
kunnen bestellen.
F. v. G. te G. Deze lezer vraagt of er
meerdere luisteraars dezer dagen een sta
tion op de golflengte van Brussel-Vlaamsch
hebben gehoord, wat Nederlandsch uitzond
doch niet als Brussel werd aangekondigd.
De strekking van het gesprokene gaf te
kennen, dat men niet met Brussel te doen
had.
Zoo meerdere lezers dit verschijnsel heb
ben opgemerkt, zullen ze ons met een be
richtje zeer verplichten.
door GKUNO.
3) o
Zóó belandde hg in Woudesch. Dat ligt
een drie kilometer rechts van den straat
weg naar Utrecht. Er stonden een aantal
jaren geleden een paar huisjes van men
schen, die den schralen zandgrond bewerk
ten, welke een schrale opbrengst gaf, zoo-
aat zij een schraal bestaan hadden. Een
paar huisjes. Dat was alles. Toen had een
christelijke vereeniging, die zich ten doel
stelt, krankzinnigen te verplegen, er een
gesticht gevestigd. Paviljoen na paviljoen
verrees. Want er zijn vele geesteskranken.
En er komen er steeds meer. Deze in
richting was de opkomst van Woudesh.
Toen Erik er kwam op zijn fietstocht,
was er al een postkantoortje en een hotel
Het stationnetje was uitgebreid. Er waren
ook al winkels. En men zei: Woudesch
wordt een welvarend plaatsje, zeker als
het zich gaat toeleggen op het pension
wezen. Wat dat was, wist Erik niet.
Zijn oog werd geboeid door een prach
tig aangelegden tuin. Hij sprong van zijn
fiets en zag de letters op het hek: Zonne-
oord.
Achter in den tuin rezen gebouwen om
hoog.
Er slenterde een man tot vlak voor het
groote hek. Zijn oogen stonden dof en zijn
gelaatsuitdrukking was wezenloos. Hij keek
Erik aan, strekte de armen uit, eerst links
toen rechts, daarna omhoog, als wilde hij
de heele wereld omvatten.
Boomenbloemenmooi, zeide
hij met doffe stem.
'tWas of zijn donkere oogen glinsteren
gingen.
Van God, zeide hij, met grooten eer
bied omhoog starend.
Erik begréép onmiddellijk: die mooie
boomen en bloemen zijn van God; door
God gemaakt
Ja zei hij, van God; zeker van den
Heere.
De ander lachte vroolijk: die man was
het met hem eens.
Ik heet Tijs, zei hij vertrouwelijk. En
jij?
Ik heet Erik.
De patiënt haalde de schouders op: die
naam drong allicht niet tot hem door.
Er kwam een man aanwandelen.
Naar binnen, Tijs. 't Is bedtijd.
Boomenbloemenmooi, zei
Tijs.
Ja, heel mooi. Morgen mag je er weer
naar kijken hoor. De verpleger vatte den
man, als een kind, bij de hand en ze gin
gen naar binnen. Erik staarde hen na. Het
tooneeltje grifte zich heel diep in .zijn ziel,
zoo diep, dat hij het zijn gansche leven niet
vergat. De eerste kennismaking met Tijs.
Dan peddelde hij verder, doelloos eigen
lijk. Maar bij moest dien kant uit. Want
daar lag zijn verder leven. De mensch be
paalt zijn eigen levensgang niét, hij wordt
geleid.
En Erik Jansveld werd den weg opge
leid, die ging over den spoorwegovergang.
Als je dien weg verder volgt, kom je te
recht op een anderen grooten verkeers
weg, van Harenstede naar Amsterdam.
Daarom spreekt men van den Amsterdam
sehen straatweg. Maar dat wist Erik toen
nog niet.
Hij ging ook niet naar den Amsterdam-
schen straatweg. Even over den spoorweg
overgang sloeg hij een landweg links in.
Want hij zag weer bosch. Het was er een
zaam en stil. Hij hoorde alleen een nachte
gaal. En vlak voor zijn voorwiel joeg een
kongntje schichtig naar de andere zgde
van den weg.
Hij kon vijf minuten gefietst hebben,
toen hij bij een vervallen huisje kwam, dat
een paar honderd meter van den weg
stond. Er liep een paadje heen. En bij dat
paadje stond een paaltje, waaraan een
bordje was bevestigd. En op dat houten
bordje las hij:
Deese gront is te pagten; te bevraa-
gen bei Janse,
Waarom bleef Erik staan, toen hij van
zijn fiets was gesprongen? Waarom staar-
«2o hij naar dat bordje, alsof tiet van klink
klaar goud was? Waarom glimlaeb.te hij
niet om de wonderlijke kromme taal op dat
plankje
Erik liep het paadje op, bekeek den
grond, die algeheel verwaarsloosd was en
vol onkruid, manshoogte. Met moeite baan
de hij er zich een weg door en bezag het
huisje, waarvan de dein- openstond. Hij
ging naar binnen.
Het zou best gaan, zeide hij hardop.
Hij schrok van zijn eigen stem in deze
doodsche verlatenheid.
Hij bekeek nader de omgeving. Er was
een klein woonvertrek en een keuken. En
dan ontwaarde hij nog een vertrek, dat
wel als slaapkamer te gebruiken was, naar
hij meende. Uit de keuken stapte hij in een
open ruimte, belegd met kleine klinkers,
een soort plaatsje. En dan strekte zich
daarachter een groot stuk land uit, al even
verwaarloosd, als de tuin vóór het huisje.
Er is wel wat van te maken, zeide hij
dan weer, als sprak hij tot iemand, die
naast hem stond.
En er stond iemand naast hem, zij het
dan in zijn gedachten.
Die iemand was een jonge vrouw. Zij
heette Maria.
We kunnen hier wonen en daar sla
pen. Er moet nog heel wat opgeknapt
worden, maar dat komt wel voor elkaar.
Daarachter kan ik wel een schuurtje tim
meren. De tafel zetten we daar. En dan
kan Maria daar zitten.
Wéér liep hij naar achteren.
Wat een lap grond, murmelde hij, vol
welbehagen starend. Grooter dan de tuin
var den baas.
Midden door het stuk land liep een pad,
hier en daar niet te zien, overwoekerd als
het was door onkruid. Met groote, gelijke
passen liep hij naar het eind, dat gemar
keerd was door een gzerdraad. Zóó mat
hij het stuk grond. Het viel hem mee nog.
Zijn schatting werd overtroffen.
Dan, in eenen, bruusk, wendde hij zich
om en ging terug naar den vóórtuin, waar
zijn fiets stond. Hij sprong er op en ped
delde terug naar de enkele woningen, die
hij gezien had, eenigen tijd terug. En daar
informeerde hij, waar die Janse woonde,
die het land te pacht aanbood.
HET GEBED VOOR DEN VIJAND.
In de „Zwijndr. Kerkb." schrijft ds J. C.
Hagen onder het opschrift: „Let's pray
for Germany" en den tekst: „Ik vermaan
dan vóór alle dingen, dat gedaan worden
smeekingen voor alle menschen":
„Wees niet bang, dat ik in de kerkbode
Engelsche les ga geven, of dat ik door mid
del van dit opschrift zou willen zeggen,
dat ik pro-Duitsch ben.
Het is een zinnetje, dat in mijn hoofd
bleef hangen, en dat mij telkens weer hard
op doet nazeggen, wat ik tijdens mijn ziekte
door de radio een enkele keer in de morgen
wijding van de Engelsche zenders hoorde.
De voorganger roept zijn hoorders op tot
het gebed. Hij zegt: Laat ons bidden voor
Duitschland en voor het Duitsche volk!
Dat trof me diep. Nee, ik wil niet zeg
gen: Wat zijn die Engelschen toch vrome
menschen. (Ik kan me zelfs voorstellen,
dat sommigen schimpen: Wat zijn het groo
te huichelaars.) Ook geloof ik niet, dat men
scheiding moet maken tusschen de regee
ring en de geestelijkheid. Ze zijn het samen
heusch wel eens.
Maar wel wil ik zeggen, dat dit gebed
mij heeft ontroerd, want wat is het?
Satan werkt in dezen oorlog. Ja, dat
wordt nog al eens gauw gezegd.
Maar de Heilige Geest werkt ook in de
zen oorlog. De voorbeelden liggen voor het
grijpen. Daar is Finland. Daar is het uit-
verkoopen van den Bijbel. Daar was ook
dit gebed door den Engelschen zender.
Dat gebed is moeilijk. Hoe zou de voor
ganger dit gebed bidden, als den dag te
voren een broer of vriend gevallen is in den
slag? Oorlog wakkert haat aan.
Maar het is een gebed, dat toch te den
ken geeft. Maak de toepassing maar voor
u zelf.
Ons gebed voor anderen (ik spreek nog
niet eens van vijanden) is vaak. arm en ge
brekkig en wat zoudt gij rijk zijn als dit
bidden, meer in het hart gevonden en in uw
kamer gehoord werd.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
PRETTIGE CORRESPONDENTIE.
Een redacteur kan het niet ieder naar den
zin maken. Ook een damredacteur kan dat
niet. Hoewel ik zooveel mogelijk tracht het
te doen, blijkt mij toch wel zoo af en toe,
dat er ontevredenen zijn. Kwamen die onte
vredenen nu met hun wenschen en grieven
maar openlijk voor den dag en schreven ze
mij deze, dan zou de kans op voldoening
hunner wenschen vergroot worden. Maar
er zijn er ook, die morren en hun ontevre
denheid langs een omweg ter mijner kennis
doen komen. Het is niet mijn gewoonte op
een dergelijke strijdwijze te reageeren. Zulk
een minderwaardig systeem veroordeelt
zich zelf en vindt bij oprechten en welden-
kenden geen gehoor. Ik signaleer dit, om
dat mij nu weder een brief bereikte van
een damvriend, waarin hij mij dergelijke ge
ruchten overbracht en mij verzocht met
deze „afbrekers" eens af te rekenen in de
rubriek. Ik wil er alleen dit van zeggen: Zij
die klachten hebben, vinden bij mij een
open oor. Wendt men zich tot derden, dan is
men aan het verkeerde adres. Men bereikt
er hoogstens mede, dat de propaganda van
het damspel, dat zij zeggen te dienen, scha
de lijdt.
Ik hoop, dat deze regels ter kennis zullen
worden gebracht van hen die ons spel op
deze wijze ondermijnen, endat men zich
zal bekeeren. In neem van hun gewroet
geen nota meer. Ik weet, dat deze rubriek
in breede lagen belangstelling trekt, dat
het gebodene op damtechnisch gebied op
behoorlijk peil staat, dat de rubriek actu
eel is, dat ze door zeer velen gewaardeerd
wordt. Iedere week bereiken mij brieven
van „volgers", die dit ongevraagd komen
verklaren. Het is deze correspondentie, wel
ke voor mij een stimulans is op den inge
slagen weg voort te gaan en door te blijven
bouwen aan de ontwikkeling van het spel
peil der lezers en verder te gaan met de
propaganda voor ons mooie spel.
Ik schreef boven dit artikel: „prettige
correspondentie". Dat slaat op de waardee-
rende brieven van lezers dezer rubriek. Ik
ruim deze week aan zulk een opbouwenden
brief wat plaats in, omdat de inhoud daar
van weergeeft wat in tientallen brieven van
de laatste weken naar voren is gekomen. De
briefschrijver is de heer A. van Oosten te
Biezelinge. Hij schrijft dan o.a.
„Ruim een jaar geleden heb ik een tijd
lang ook oplossingen ingestuurd uit uw
damrubriek in „De Zeeuw". Wegens „tijd
nood" heb ik het later weer verzuimd. Toch,
al ben ik U als „inzender" ontrouw gewor
den, als „volger" van uw rubriek ben ik u
steeds trouw gebleven. Uw rubriek immers
is steeds leerzaam en interessant, zoowel
voor beginners als voor gevorderden. In de
laatste twee jaar ben ik. van beginner tot
de meer gevorderden gaan behooren, en
steeds is uw rubriek voor mij even leerzaam
gebleven. Ik stel er prijs op, u dit te schrij
ven, omdat ik begrijp, dat het voor U een
genoegen moet wezen nu en dan eens te
hooren dat er ook „stille volgers" zijn.
Zulke volgers zijn er velen, dat hoor ik dik
wijls, b.v. op onze damclub, enz. Een pracht-
probleem stond er Zaterdag weer in „De
Zeeuw". De oplossing daarvan is:
Zulk een attest, ongevraagd, doet mij in
derdaad een genoegen, vriend Van Oosten.
En waar u in uw brief tevens stof voor uw
medelezers geeft, ruim ik gaarne een plaats
daarvoor in. Voor beginners leerzaam, voor
gevorderden tot een waarschuwing.
Allereerst een stand uit een partij door
den heer v. Oosten (Wit) in den onderlin-
gen wedstrijd van zijn club gespeeld:
'1
Ét
JÊÈk.
Ét
rnmm
Wk wk
16
m
ii^l!
^üPËP
15
26
iü
um
g^gg
■iP 'W/ H
25
36
iü
li
35
46
1m
w
46
47 48 49 60
Zwart 16 schijven op: 1, 3, 5/8, 11/16, 18,
19, 23 en 24.
Wit 16 schijven op: 26/28, 30/33, 35/39,
43, 45, 47 en 48.
Wit speelde 4742 en verijdelde daar
mede 1217. Zwart speelde dien zet toch
en wit won twee schijven door den verra
derlijken Kikke-zet:
Wit:
(47—42)
27—21
32X12
12X23
30X20
Zwart:
(12—17?)
16X27
23X41
19X28
5X14
36X47 en wint ook nog schijf 23.
Nog een aardigen stand: Wit (C. H. K.),
Zwart (A. van Oosten)
Zwart 8 schijven op 3, 8, 12,16, 18, 24, 26
en 29.
Wit 7 schijven op: 14, 35, 37, 39, 41, 42
en 49.
Zwart aan den zet.
Zwart is bij goed spel van Wit natuurlijk
verloren. Door op eenige combinaties te
spelen, bracht Zwart zijn tegenstander ech
ter in de 'war en zoo werd de partij nog
remise. Een verdienste om deze slagzetjes
in den stand te vlechten! Zwart speelde 12
17, Wit 1410, Zw. 813 en nu moest
Wit oppassen. Immers op 105 zou zwart
vervolgen met 1319, (5X21), 16X27 en
het wil mij voorkomen, dat er remise in de
lucht zit. Op 104 zou het voor wit nog er
ger worden; 1823 toch zou wit verplich
ten tot 4X11, omdat op 4X6, zwart zou
vervolgen met 2328 (6X33), 29X36! Wit
zag deze gevaren blijkbaar en vervolgde
met 4136. Zwart speelde 1822 en wit,
beangst geworden door de voornoemde
dreigingen, ruilde het lastige stuk op 29 af
door: 39-34 (29X40), 35X44, maar nu
kwam hij juist in het schuitje van Zwart,
die onmiddellijk liet volgen: 2631 (36X9,
meerslag), 3X5 en de partij werd remise!
Een leerzaam fragment, bevestigde de
gouden waarheid: Het moeilijkste is, een
gewonnen stand te winnen.
Probleem Nr 4.
(Auteur wordt later bekend gemaakt.)
12 3 4 5
47 48 49 50
Zwart 9 schijven op: 5, 7/10, 16, 19, 20
en 22.
Wit 9 schijven op: 21, 29, 33, 36, 38, 41
44, 45 en 47.
Inzendingen worden gaarne ingewacht
tot en met 27 Maart a.s.:
Correspondentie.
Vraagstuk Damme: Uitslag D.V. in vol
gende rubriek. Vele inzendingen kwamen
nog in.
B. S. te GoesZal uw brief beantwoorden
in een brief.
A. v. O.: Dank voor uw medewerking.