T
Voor de Jeugd
Voor den Zondag
3
§.3
F&3.
P
Zonder Moeder.
54e
Jaar
gang
No. 24
Het kind van 0—7 jaar.
cn
Soo
w to ri
r= o o i_i
to
2 CO (D
O g1
S? S? 5s 1; 1
EgpZi
B B o *t3 i
oi
g
3
0
1
d
<-*- «3 N
<t
ui o
CD Sf
B K S*
iv 5$
?rw
Q
P &1
CO
O
CD w5
P
2 CD
w s.
TJ
üstp"
£"s
C+- p
ui
O CD I
So.
8
00
O CD
O SS
w<
g fflOCO
O K|>M
cn O
QWO
r>ïs OS
a 4- 5
3 J> o
V 3-5
H 05 c O
O cc
s?
M
8 H
£*- JZ2 3
&*S P
Pg
coP#
o?l
- S" ED,
V i-i
rtor
M
2 OP
P P CO
HH O
CD
cw 5 uu
Li O
O
p
fo
3
?d£
kO^
o
J o
o
3
a»
CD
CD
<3:<t> w
p
r*-» g
CD fl>
a a-g
K" a- to
S-< 5'
o cd o a
o ft" o
a "O a -o
e_i. a
P tv.o. P
gVS o
a cd a a-
t-i.
dag
8 0 g"®
g"B-
«a: Oil
"TTW-
CD
a 5 a
t, p o
a'«3
(D P H.
crq cd a,
P S- r+
ff6g-
3 CD
-3
s
CD ÊT 3
O
crq
O
Qj
CD
3 CD
P CD
CD J3
l_S ui
CD rt CT
CD Jxj-
11 W.
CD
W a;
P-f
C_J. N
P cP:
3-a
cd-iQ
Cfl CD
CD P
3* cd'
Pop
g. d
f CD CD
o*
e-S
p CD
O
O
>-i
CD &S
02 CD C
O P
Ö-^Ö
S P CD
IIs
rf P >0
2, OS P
V CD a
5* P
o5a°
5. 00 CD
CD <t>
8 S*-S-
3 o |P
O a °-o
ftg-s-S
"PT?"
K 5'B a
auo a*
d->« CD CD
a a-P a
CD 5 ra
v- o 3
1 a
fir*
CD pL d
P CD t
P
?3.(5 p, cd
ï?2
CD
S >1
E>3§
3 S
P a 5
a
p ct* CD
4 (D
o cd «a:
cd pi a a
S
SPSS
crB B P
o -
g. a a
5 p
a g S-
w
0 a
CD O V
S Mtö
CD CD
cd a
OP
CD i-'^
a- a
io«M
fv2.o
a
Hi
P. P a
a--" cq H" cvcjdj cd «a:
S
rt- Pi
1 3-'
CD
cd orq
P
ES-
(D*
2 CP
P
s s
P CD g
P
a
CD S.
g- 3 a
Ss* a- a_ o 3
8- 2.-
££?b£S2
H_* P
5S pi P a Pi tv
2. a W a a J*
EPi'O P |V
2. H. H.hd>!"3;
a p a 2,
WtCftN^
CD CD CD
b'p3p
a m B
tfap.0 p 2- a
i» (t B
a* Pi a P
I g g; p. S- P
S"J^E'a B
(S. 2 P O
W CD OJ rfx J
S- g »a 5
3 p S 8
g1?1
a CD ca ij».
3?»
G»
■ffi.
A. S.J. S.e.a., VeldpostHet ver
heugt mij U te kunnen melden, dat de
NCRV voor militairen een viertal damles-
sen gaat geven. Meester Wit (R. C. Keiler)
en Meester Zwart (Jur. Schroder) zullen
dam spelen voor Militairen. De uitzendin
gen geschieden op: Donderdag 28 Maart
a.s. van kwart voor zeven tot zeven uur;
4 April van kwart voor zeven tot zeven
uur; 11 April van half 7 tot kwart voor 7
en 18 April van kwart voor acht tot acht
uur. U stemt toch ook af op de NCRV?
Wekt U de militairen in uw omgeving op
om ook te luisteren Dat is propaganda
Beste Nichtjes en Neefjes!
De prijsjes worden deze keer toegekend
aan:
Parker „In klas vijf"Vergeet mij nietje
„Henk's wraak"; Zusje „Tony op Dorina-
hoeve"; Viooltje „De kinderen van Smal-
lenbeek"; Twee gebroeders „Theodoor de
Beza".
Als er zijn die het nog willen ruilen, dan,
zooals je weet, direct even schrijven.
De oplossingen van de prijsraadsels zijn:
27 Januari.
1. Al is de leugen nog zoo snel, de waar
heid achterhaalt ze wel. Onderd.: Dollie,
weigeren, arbeid, zeehond, zacht, Waal, gas,
douane, hallo, sneeuw, snater.
2. Januari. Onderdeelen: Jan, aap, Nel,
uil, aal, rijp, iep.
10 Februari:
1. Als de dagen lengen, gaan de nachten
vaak strengen. Onderdeelen: kalender,
grens, tang, negers, gevangenen, draak,
nacht, landen.
2. Goed zaad waarborgt een goed pro
duct. Onderdeelen: dwerg, pad, Waarde,
boeg, zout, Otto, gedrag.
24 Februari.
1. Slechts dan spreke men als men het
recht niet heeft te zwijgen. Onderdeelen:
spektakel, scherm, slijk, minister, heftig,
gezant, slendang, les, wenschen..
2. Iedere morgen, nieuwe zorgen. Onder
deelen: riem, regen, woud, neger, zee, meer,
mier.
9 Maart.
1. Uit het schijndoode van den winter,
ontwaakt het nieuwe leven. Onderdeelen:
het, winter, ontwaakt, nieuwe, leven, strui
ken, narcissen, dor, tijd, handen, dauw.
2. Op bergen en in dalen, ja overal is God.
Onderdeelen: vliegen, linde, boomen, over,
gras, paard, verjaardag.
En hier volgen de nieuwe raadsels
1. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 45 letters.
Een 15, 11, 43, 9, 36 is een soort van tent.
29, 3, 4, 32, 3, 42 is een ander woord voor
slim.
23, 18, 26 is niet glad.
Een 5, 13, 40, 41, 12, 27, 20, 44, 23 moet
de koude buitenlucht tegenhouden.
10, 38, 5, 30, 7, 37 is oplettend.
22, 17, 25, 4 is een jongensnaam.
8, 14, 39, 34 is een plaats uit de geschie
denis bekend door een veldslag.
2, 6, 8, 35, 21, 24, 27, 33 is een verfris-
schende drank.
De 31, 28,34 is een lichaamsdeel.
16, 19, 1, 25, 45 is somber.
2. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 21 letters. -
Een z. 17, 7, 19, 9, 21 wordt in den strijd
gebruikt.
13, 14, 15, 10 is een edel metaal.
Een 1, 11 komt van de kip.
6, 8, 20, 16 is niet zacht.
3, 2, 12, 12, 4, 5 is er maar naar raden.
Een 6, 18, 13, 1, 21, 11, 12 is een klein,
snel diertje.
Ingezonden door „Naerebout".
'sH. Arendskerke. „Herfstaster".
Kind, wat een blijdschap dat jullie zoo'n lief
klein zusje hebben gekregen. Wil je Vader
en Moeder van mij ook hartelijk felicitee-
ren? Wat een mooie naam heeft ze. Hoe
noemen jullie haar?
Goes. „De Ruyter". Je briefje was wat
laat en ik was al bang dat je weg zou blij
ven. Maar je bent natuurlijk hartelijk wel
kom. Ik ben blij dat er nu geen leege plaats
komt, want dat is nooit prettig.
S t r ij e n. „Hollands Melkmeisje". Wat
jammer, dat jullie juist in school waren,
want ik kan heel goed begrijpen, dat jullie
den Prins graag eens hadden gezien. En
is het een groot feest geworden Woensdag?
Zijn Jo en Sara tweelingen?
Serooskerke. „Parker". Jij kunt je
dus wel voorstellen hoe het ging, als je het
zelf ook doet. Nu, ik heb wel eens gehoord
dat het een gewoonte is van knappe men
sehen, dus houd maar moed voor de over
gang.
Wolfaartsdijk. „Zwartkopje". Dat
is gezellig, weer een nieuw nichtje, of ben
je een neefje dat kon ik niet uit je naam
opmaken erbij. Flink, dat je de raadsels
al zoo goed op kunt lossen. Je vond het
zeker wel een heel werk om die brief te
schrijven.
Aagtekerke. „Vergeetmijnietje".
Ze zeggen wel eens: de laatste loodjes we
gen het zwaarst, maar zoo is het met den
winter ook. Nu het tegen het eind loopt,
1 ij k t de kou vaak erger. Als je flink je
best gedaan hebt, hoef je je ook niet on
gerust te maken. Is de foto goed geworden?
„Kleine Bertus". Nu, ik denk, dat er voor
jullie wel wat te snoepen viel, of niet? Tot
mijn spijt kan ik niet om een stukje komen.
K a 11 e n d ij k e. „Naerebout". Je laat
ste brief was goed op tijd hoor. Als het er
op aan komt geloof ik dat jij nog liever
raadsels maakt dan ze oplost. Nu, ze ko
men mij wel van pas.
N i s s e. „Fietsertje". Wat heerlijk, dat
Moeder weer thuis is. Is ze nu ook wat
opgeknapt? Ja, ik kan best begrijpen, dat
er van een lange brief niet veel kwam.
„Zusje". Je hebt Moeder zeker wel ver
rast met die mooie katjes, want dat is toch
een beetje Lente in huis. Hebben jullie ook
al gauw overgang?
Roosendaal. „Viooltje". Wanneer
krijgen jullie een plaatje en duurt het lang
eer je er 50 bij elkaar hebt? Nu, zoo'n
boekje is altijd een fijne belooning. Ja, zoo
nu en dan kunnen we al eens van het Lente
zonnetje genieten.
Nieuwdorp. „Frederik Hendrik".
Ik merk wel, dat die kleine broer van jou
zich ook al flink laat gelden. Ja, huilen is
gezond en gelukkig kan hij ook flink la
chen. Ja, het is heerlijk om zoo overal de
lenteboden weer op te merken.
's-H. H. kinderen. „Korenbloem".
Prettig, dat jij het voorbeeld van je vrien
dinnetjes gevolgd hebt. Om de 14 dagen
worden er briefjes geschreven en daar kun
je dan meteen alle oplossingen die je hebt
bij doen. Ja, jullie kunt nu weer van
de buitenlucht genieten. Mooi he, al die
bloemen. „Irene". Iets wat je met moeite
bereikt daar heb je meer voldoening van
dan wanneer het zoo gemakkelijk gaat.
Hebben jullie ook al lenteboden in den
tuin? Het is wel een beetje dom van je
zus, want als ze haar best doet zal het
vast wel gaan. „Narcis". Ik begin er nu wel
een beetje achter te komen, hoe het bij
jullie in elkaar zit, wie nichtjes en wie
vriendinnen zijn. Dat was bij je broer dus
alweer een gelukje bij een ongeluk. Heeft
hij veel pijn gehad?
Bergen op Zoom. „Hardlooper".
Het was prettig weer eens van alles te
hooren. Heerlijk dat het B. en C. zoo goed
bevalt. Kan Ina zelf al kleine verhaaltjes
lezen? Ja, de buitenlandsche hebben ze er
ook graag bij.
Oostkapelle. „Merel". Iedereen
moet in het begin wel eens geholpen wor
den, dat is niets erg hoor. Doe maar flink
je best, dan gaat het steeds gemakkelijker.
Ik hoop met April goed nieuws van je te
hooren. „Kwartel". Ja, ik vind kleine geit
jes ook erg lief en jullie mochten er zeker
wel graag mee spelen. Broertje moet maar
veel in het zonnetje spelen, dan zal hij wel
flink opknappen.
Wemeldinge. „De twee gebroe
ders". Wat een verandering zal dat worden
en je begrijpt wel, dat ik heel erg benieuwd
er naar ben wat er nu gaat gebeuren.
Maar flink je best doen de volgende week.
Ik hoop dat jullie een mooi getuigschrift
krijgen-
Hartelijke groeten van
TANTE DOLLIE.
Zaterdag 16 Maart 1940
2).
Luut kwam.
Daarvoor was ze juist hier gekomen,
want ze wist wel, dat Moeke Berends haar
zou helpen.
Moeke trok haar de kletsnatte kleeren
uit en toen werd ze zoo droog geboend, dat
ze overal begon te gloeien.
Maar toen kwam de moeilijkheid. Wat
moest Luut nu aantrekken Moeke Berends
had maar twee meisjes, dat waren Rietje en
Liesje, die nog in de wieg lag en verder
waren er vijf jongens.
Wacht maar! Luut, die alweer stond te
bibberen, kreeg een groote wollen doek om
en toen ging Moeke op zoek naar wat ze
Luit het beste aan kon trekken.
Luut kwam er warm in te zitten en Rietje,
die haar buiten hoorde lachen, stond onge
duldig op de deur te bonzen; ze wilde ook
bij Lutie.
Een dikke wollen borstrok van een van
de jongens kriebelde op Luut haar rug.
Liefst had ze ook een pak van de jongens
aan gehad, maar dat wilde Moeke Berends
beslist niet hebben.
„Kind, wat zou de professor wel zeggen,
als hij je zoo thuis zag komen".
Luut trok onverschillig haar schouders
op. „Hij zegt toch altijd, dat ik een jongen
had moeten zijn en Theo een meisje".
Toen hoorde ze buiten de stemmen van
Bram en Theo.
„Nou je hoeft niet te vragen of ze hier
is; kijk maar eens wat een water". En met
een Rietje haar stemmetje: „Lutie stout".
Lutie wou gauw iets terug roepen, maar
ze stond juist met haar handen in de hoog
te, terwijl Moeke een trui van Bram over
haar hoofd trok.
Zoo zagen de jongens haar even later. In
een trui van Bram op een rok van Moeke,
die haar tot onder de armen was opgespeld
en natuurlijk veel te wijd was. Het natte
haar netjes achterover gekamd en een paar
hooge schoenen aan van Tom, die een jaar
jonger was dan Bram.
Luut had net zoo lief klompen aan ge
had, maar Moeke had eenvoudig de schoe
nen voor haar neergezet en toen had ze ze
gehoorzaam aangetrokken. Theo had de
jekker meegenomen, maar die had Luut
wel weer uit willen trekken, zoo warm had
ze het in het zonnetje. Maar dat gebeurde
niet, besliste Moeke.
Het werd op het kleine plaatsje een druk
te van belang. Ze praatten allemaal door
elkaar en Moeke ruimde met de hulp van
Bram de natte rommel van Luut weer op.
Moeke schudde haar hoofd toen ze alles
hoorde.
„Kind, kind, ben jij nu een jongedame.
Welk meisje springt er nu voor haar ple
zier zoo maar in het water? Als Bram het
gedaan had, geloof maar, dat hij straks
een pak voor z'n broek zou krijgen als
Vader thuis komt. Als de professor het
hoort".
Luit zei niets. Ze had Liesje op schoot
genomen. Rietje stond bij haar en kon haar
maar niet genoeg bewonderen met de trui
van Bram en de rok van Moeke.
Ze zou wel zorgen, dat Vader er niets van
merkte en wat Sien er van zei, dat kon
haar niets schelen.
Moeke kwam nog even naar buiten om
het breiwerk op te ruimen. Luut had het al
zitten bewonderen, het werd een rood trui
tje voor Rietje.
Daarna ging Moeke naar binnen om voor
het eten te zorgen. „Breng jij Liesje zoo
even binnen?" vroeg ze toen aan Luut.
Dat wilde Luut wel graag en voorzichtig
zette ze Liesje in de keuken in de hooge
kinderstoel.
De borden stonden al op tafel. Acht tel
de Luut er. Dat vond ze altijd zoo leuk,
stel je voor, dat ze thuis ook eens met z'n
achten aan tafel zaten.
ÖKDA<UBLAD
ONS ALLER ONGERECHTIGHEID
OP HEM.
Alwaar zij Hem kruisten
Joh. 19:18.
Allengs wast rondom Jezus de af
keer. De atmosfeer rondom Hem wordt ge
laden van haat. En eenmaal moet het uit
barsten in een ontzettend gebeuren.
Daar rijst op, als de vreeselijke daad des
menschen het kruis. Daar wordt geboren
de geweldigste daad die de menschenwereld
ooit bedreven heeft.
In dat oogenblik dreigt een gevaar, dat
we misschien niet genoeg ons kunnen in
denken. Het gevaar dat Jezus, dien storm
van haat tegen Hem aanschouwende, in bit
teren vloek zou uitbarsten over ons. Ons
zou loslaten, zou verwerpen als liefde-on-
waardigen.
Hij staat nu immers midden tusschen
God en ons in! Hij vangt op onzen haat
tegen God. Zal Hij nu niet ons van zich
afslingeren en zich terugtrekken op God?
Zal Hij niet ons ontloopen, ons met zijn
vloek overladen en verdelgen?
Gij huivert, wanneer ge daaraan denkt.
Dan ware het leven van Jezus niet anders
dan de gruwelijke demonstratie, dat de
menseh God niet wil, den levenden God, den
God zooals Jezus is. En dat God ook den
mensch niet wil, den hatenden mensch, den
in zonde levenden mensch.
Dan ware in Hem de draad, die God en
de wereld bindt, als het ware voor goed
gesprongen. Er is geen band mogelijk.
Daartegenover ziet ge nu in Jezus dat
wonder van alle wonderen, dat Hij dat niet
doet.
Hij vangt onzen haat op in Zijn liefde.
Hij laat zich kruisigen door onze zonde,
maar in zijn kruis blijft Hij ons omvangen
met zijn liefde.
Hij draagt den last van onze zonde, en
Hij aanvaardt die als een offer, uit onbe
grepen, onpeilbare liefde!
En daarin is Hij de daad Gods, de daad
van Gods liefde, want alzóó lief heeft God
de wereld gehad.
Toen wij dwaalden in de groote bedwel
ming, gaf God ons Hem als het Woord.
En toen wij Hem herkenden en Hem ver
wierpen en Hem kruisigden, toen stelde
God tegenover onze daad Zijn daad: het
gróóte Offer.
Hij heeft „ons aller ongerechtigheid op
Hem doen aanloopen".
Zoo ging Jezus in het dal der helsche
smarten.
Hij deed het met een bevend hart.
ZOU NIET VOOR U MIJN LIEFDE ZIJN?
Gij, Jezus, Gij hebt mij geheel
aan 't kruis omarmd, Gij zijt mijn deel
Gedragen hebt Gq, diep gesmaad,
den brand der nagels, spot en haat,
en smarten, mart'lend, folt'rend groot,
in bitt're angsten tot den dood,
en dat voor mij, een zondaar Heer,
die daag'lij ks nog Uw smart vermeêr!
Zou niet voor U mijn liefde zijn,
o Jezus, lieve Jezus mijn,
niet opdat ik zou zalig zijn,
verlost van helsche oordeelpijn
Mijn liefde, o God, is als een schat,
Gelijk Gij mij hebt liefgehad,
maar het geheim van haren gloed
is, dat Gij zijt mijn Hoogste Goed.
(Franciscus Xaverius, 16e eeuw.)
Indien één mensch geleden heeft, dan is
het deze heilige, eenige Menschenzoon.
Maar in al die smarten zag Hij heen over
de gillende, hatende mensehen den Vader,
die dit offer van Hem vroeg. „De drink
beker, dien Mij de Vader gegeven heeft,
zou ik dien niet drinken?"
De Wereldheiland buigt Zich onder het
kruis dat de Vader Hem oplegt.
Dat is een gedeelte van het Evangelie,
dat een onuitwischbaren indruk maakt op
het schuldbewust menschenhart.
Hij is om mijnentwil gekruisigd.
Er zijn in deze dingen veel punten, die
moeilijk zijn om te verstaan.
In het middelpunt staat dit eenedat wat
de grootste openbaring was van onzen af
keer tegen God, en dus een daad, een be
wijs van onzen vloek, heeft Hij uit Gods
hand aanvaard als een offer en Hij heeft
in liefde Zich er onder gebogen.
Hij heeft Zich geofferd in den dood om
onzer zonden wil.
Hij is de Wereldpriester, die Zichzelf
niet spaart, die volbrengt de grootste daad
van schuldvergevende liefde, het offer.
Hij staat tusschen God en ons in en Hij
legt door het kruis een nieuwen band, Hij
legt onze zondige handen in Gods Vader
hand.
God was in Hem de wereld met Zich-
zelven verzoenende.
Hij is onze vrede.
(Uit: Dr J. H. Bavinck,
van ons leven.)
„Het raadsel
(Vervolg.)
Nu we de vorige maal het over de ver
schillende speltheorieën hadden, kunnen
we nu eens zien hoe de bekendste kleuter
opvoeders hier tegenover stonden.
Het meest bekend zijn de oefeningen in
de Fröbelschool of Kindertuin. Men doet
het kind een werk voor, dat een nuttig
doel heeft, en laat dit nadoen, terwijl er
bij een liedje wordt gezongen: „Zoo doet
de schoenmaker, zoo doet de kleermaker",
enz.
Montessori wijst deze wijze van doen af.
Zij zegt: „Het kind blijft daardoor in zijn
droomwereld hangen".
Zij zegt: geef aan het kind zulk materi
aal om mee te spelen, dat het spoediger
dan anders de werkelijkheid grijpt en wer
kelijkheidszin ontvangt.
Mej. C. Kooy heeft geprobeerd deze te
genstelling op te lossen. Zij meent, dat het
gebonden spel noodig is voor de ontwikke
ling van het lichaam, maar het vrije spel
daarentegen voor de ontplooiing van den
geest en voor het aanleeren van sociale
eigenschappen. Inderdaad lijkt mij dit juist
gezien: het kind is immers tegelijk een
actief en een productief wezen.
Dr Los meent, m.i. terecht, dat het kleu-
terspel zich het best laat verstaan als be
vrediging van den drang tot arbeiden. Als
de kleine alleen met zijn moeder in huis is
en zij is druk aan het werk, dan gaat hij
op zijn manier meewerken, door allerlei
dingen aan te dragen. Daarbij ontdekt hij
allerlei eigenschappen van de dingen en
deze gaat hij onderzoeken. Zoo wordt hij
verdiept in de een of andere bezigheid en
leeft als in een roes van vreugde. Dit is
het ware kleuterspel, een lustvol geboeid
zijn door wat het kind als de werkelijkheid
van het leven beschouwt.
De Fröbelmethode neemt daarbij te groo
te stappen. Bij het vlinderspel moet de
leidster eerst vertellen hoe een rups een
vlinder wordt, welke de namen zijn van de
bloemen waarop de vlinder zich zet.
En dan zingt ze een versje:
„Geen van ons herkent je meer,
Nadat je was ingeweven,
Kon je vrij de lucht inzweven".
Terecht zegt Los hiervan: Hierbij komen
begrippen voor, die de kleuter nog niet kan
bevatten. Montessori's methode is gericht
op de ontdekking van kleur, omvang, geluid
enz. Die ontwikkeling kost inspanning,
doch daar houdt het kind van. Ook leidt ze
ongemerkt tot de echte werkelijkheid, en
die heeft een kind noodig. Maar wat bij
deze methode ontbreekt is de afwisseling
van zingen, stoeien en pret maken, de va
riatie der bewegingen.
Een Belgisch professor, Decroly, heeft
de beide methoden willen combineeren. Ac
tiviteit, productiviteit en sociale gevoelens
zijn de bedoeling van de volwassenen met