mm m mw m Voor den Zondag. Zaterdag 2 Maart 1940 54e Jaar gang No. 22 Het kind van 0--7 jaar. w ~cr o td i_L iu y t* h> ^4 01 3^1 'srcTi Sft° °.P e P I 5" 8 S5 FT OCTQ »-<- c+ j My® ftw? ®w| oP, •s gSSils^Sfflï V ox. 2 P-g&e B O R- S» -t K" n O V. B 5.3 5 S &b :G 2 B W CTQ P <T> 00 CO" 2 J rn i tS3 ^2 2 CD O 3 O >v g B S If- CO v o <m ITi R- Wl C" O 2 s, I" fc ni PW R" B- cr =1 p ^oa# 3 ca^voq S-Ki P CO N P P, c«B: 5 ^&8- K B P 5 2c S c 2 a g hq B H ¥t Pi '.^1 wi H P4 o to TT?^ •3 a? sS B .B* ?H O KB' B CO I-»- 5 CD C ay,.'y- s"'u***au (P H« 2 I-+5 g 1 g I 4 So s B rj-(fq S- cd Orq 2 !C P 2 Q-i t-t- CD 3* <1> ï*r CD P H* O r~™< CD ro S h> 03 3 2 te- ►-* A> •»-!• M Li. m 3 B - 2 TO H QJ 3 (t> CO cr* rt- P a p 3 3 O 3 S. 3 2. g, B 2 g rt-CP&QW^O NB. B-S oq tr B 3 g 5' P n> tB: 2. 2 3 P crq J li LU T" ?-r i^-'e3: Sgtt R* a :S> T ^■SS-S-S-H w -i w - PjH< sr§ as m ffg ^>JCT o 3 53 g o n r JL H. N (D «3: kv {x^ca: (5 ITS o a w o h» 3 c+ g o* Pop <3* 3- O (TQ <D N CD CTQ CO CD 3 CD CD Orq 3 P a B R-" p °5 CD N 3 W o O o> 3 3 3 w P w CD Qj rt- (-f. c_ BPPR^OB R" 2 2 3 qtq 3T Oj PJ O q f'm m /T> .Vr 3-3 a, 3 N c-if3* ör+CDrtl'SS^aQ^ CD P3 C7 CD 3^ 3 i p p m /t> w rr> rt- i CD 3 CD inzenden. Zij volgen niet alleen, hetgeen er geschreven wordt, maar zij bestudee- ren hetgeen geboden wordt. En dat is al lereerst het verheugende. Daarnaast zit er in hetgeen de heer O. meent te moeten aan merken, veel waars en ten slotte: de toon waarop eritiek wordt geleverd, is de echte sportieve. Wij danken den heer Ossewaarde dan ook hartelijk voor zijn brief en ruimen onmiddellijk een plaats daarvoor in onze rubriek in, als bltjk van waardeering. Wij plaatsen dan allereerst de stand van probleem Nr 1 nog een keer. Het volgen van de leerzame opmerkingen wordt er door vergemakkelijkt. 6 16 26 36 46 1 2 3 4 5 PP HP üi ÜI IP IF IH 10 m ggz 77^. IP *H "HP O Ui Pf 47 48 49 50 15 25 35 4t Zwart 11 schijven op: 3, 8, 9, 11, 13, 15, 17, 21, 25, 26, 40. Wit 12 schijven op: 22, 23, 24, 29, 30, 34, 38, 42, 45, 46, 47, 49. Nu de auteursoplossing Wit: Zwart 1. 23—18 17X28 2.42—37 13X22 3. 37—31 26X37 4. 46—41 37X46 5. 4944 40X49 6. 4741 46X43 7. 45—40 49X35 8. 29—23 28X19 9. 24X4 A 35X13 B 10. 4X2 43X30 11. 2 X 35 en wint. A.: 24X2 wint niet, daar zwart dan 35 X13 B.': 35X9 of 35X24; 4 X 35, 43x30 35 X2, wint ook. Be heer O. geeft nu aan, dat er een bij oplossing inzit en vindt, dat dit het pro bleem veel van zijn waarde doet inboeten. Deze bij-oplossing is waard nagespeeld te worden. Zij is: Wit: Zwart: 1. 23—18 17X28 2. 47—41 13X22 3. 49—44 40X49 4. 45—40 49X27 5. 42—38 27X35 6. 29—23 28X19 7. 24X4 35X13 8. 4X2 en hoewel de inzender toegeeft, dat de auteursoplossing radicaler is, gelooft hij toch, dat zijn eindstand ook gewonnen is, Nu, wat dit laatste betreft, daar bestaat tusschen hem en ons wel geen verschil van meening. Zijn eindstand is niet zoo radicaal uit, maar gewonnen voor Wit is die stand beslist. Waar wij dan wèl in verschillen van op vatting? Hierin: Inzender meent dat hier sprake is van een bijoplossing. Wij deelen die meening niet. Het is inderdaad een op lossing die afwijkt van de auteursoplossing. Maar het wezen van den slag is hetzelfde. Het brengen van een dam op 35de één om twee naar dam door 2923, 28X19, 24X4; de slag 4X2; het is alles als bij de auteurs oplossing. Om te komen tot het principe van den slag, gebruikt de heer O. eenige andere zetten, hij volgt een eenigszins an dere route, maar principieele verschillen kunnen wij niet zien. Kenmerkend is ook even na te gaan, de overeenkomst tusschen de zetten van den auteur en die van den heer O. Zet 1 van wit van den heer O., 2318, gelijk aan auteur; zet 1 zwart: idem; zet 2 van vat van O. is gelijk aan zet 6 van auteur; zet 2 van zwart van O. is gelijk f aan zet 2 van auteur; zet 3 wit van O is gelijk aan zet 5 van auteur; zet 3 zwart van O. zet 5 auteur; zet 4 O. zet 7 auteur; zet 5 zwart O. slaat naar 35, zooals zet 7 van auteur doet; zet 6 van O. (wit) zet 8 auteur; zet 6 zwart van O. zet 8 van auteur; zet 7 wit van O. zet 9 van auteur; zet 7 zwart O. zet 9 van auteur; zet 8 wit van O. zet 10 auteur. Of de z.g. bij-oplossing schade toebrengt aan de waarde van het probleem Daarover laat ik mij niet uit. Dat is ter beoordeeling van hen, die straks de waarde der vijf ge plaatste wedstrijdvraagstukken zullen be- oordeelen. Extra vraagstuk. Van den bekenden dam-meester A. K. W. Damme kreeg ik een zeer fraai vraagstuk ter plaatsing in „De Zeeuw". Ik maak daar een extra-vraagstuk van, ter onderbreking van den cyclus van 5. Probleem Nr 5 in de serie van wedstrijdvraagstukken komt in de volgende rubriek. Voor de goede oplos sers van dit extra-vraagstuk Damme loof ik uit: twee exemplaren van het fraaie dam- werkje ..Partijen om het Wereldkampioen schap Dammen 19341936". 1 2 3 4 5 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Zwart 12 schijven op: 3, 4, 7, 8, 12/15, 17/19, 23, 24. Wit 12 schijven op: 27, 28, 32, 33, 35/38, 40, 43, 45, 47, 48. Wit forceert schijfwinst (of winst van de partij). Inzendingen worden gaarne ingewacht tot en met 11 Maart a.s. HET WACHTWOORD. Gij vraagt me een wachtwoord om met zekerheid te landen aan d' overaardschen kant van 's doodsrivieren boord, zelfs met een dor gemoed en zelfs met leege handen; Geloof, geloof, geloof! Ik ken geen ander woord. Beste Nichtjes en Neefjes! Hoewel het deze week niet de tijd was om briefjes te schrijven, heb ik toch enkele ontvangen. Het hindert niets. Met twee van die briefjes was ik erg blij, en daar moet ik toch even iets van vertellen. In den eersten brief, dien ik openmaakte, meldden twee nieuwe nichtjes zieh aan: Viooltje en Irene. Jullie hebt mooie namen gekozen, maar toch zal Viooltje haar naam moeten ver anderen, omdat we al een Viooltje hebben in ons clubje. En dan was er nog een verrassing. In den volgenden brief dien ik openmaakte, kwam Narcis zich aankondigen. We kun nen merken, dat het voorjaar wordt! Alle drie de nieuwe nichtjes wonen in 's Heer Hendrikskinderen en ik denk dat het wel vriendinnetjes van elkaar zijn. Natuurlijk zijn zij hartelijk welkom in ons clubje. We vinden het altijd heel pret tig als er weer nieuwelingen bijkomen. Deze week heb ik nog een aardig zoek- plaatje voor hen, die den Beatrix-kalender hebben. In de plaat van Maart kim je heel duide lijk een portret van Koningin Emma, en twee van Willem <ïe Zwijger vinden. Ga maar zoeken, later vertel ik wel eens waar ZOO. Hier volgen de raadsels. L Voor de grooteren. Onderstaande hokjes zijn door elkaar ge vallen en in de hokjes de lettergrepen. Als je de lettergrepen in ieder hokje goed boven elkaar zet, en dan de hokjes in goede volgorde, kun je te beginnen bij den bovensten regel van links naar rechts een spreekword lezen. H. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 19 letters. Een 5. 9. 16. 1. is een vervoermiddel voor kleine afstanden. 5. 3. 18. 11. 16. 13. is een bekende hon dennaam. Een 1. 12. 13. is een gevaar voor zee lieden. 14. 19. 7. 8. 4. is een ander woord voor fier. Een 14. 10. 2. 17. 6. 15. zwiept bij vroo- lijkheid heen en weer. Aleen hartelijk gegroet van TANTE DOT J JE. ELLY'S STRIJD. 13) (Slot.) Moeder luistert angstig toe. Arme Elly, wie zou haar zoo plagen? Daar tilt Meester z'n hand op, strekt z'n wijsvinger en die vinger wijst naar mijn heer Koopmans: „U bent die plager, u maakt uw kind ziek. U dwingt Elly en ze kan niet, u bederft uw kind en hebt er nu bedriegster van gemaakt" Moeders oogen worden vochtig. Verbluft en terneergeslagen zit mijnheer Koopmans te kijken: „En dat zegt die Meester zoo maar vlak in m'n gezicht Hij kwam dus niet alleen om over Elly te spreken, maar om mij de waarheid te zeggen." 't Is een oogenblik eng-stil in de kamer. Dan zegt Moeder: ,,'t Is een wonder, dat Elly nog niet ziek is." ,,'t Is genoeg," zegt Vader. Meester, geef haar asjeblieft geen straf en zet haar maar terug in de vierde klas." Als Meester weg is, gaat Vader naar 't slaapkamertje van Elly, heel zacht. Zou ze al slapen? Vader luistert endan hoort hij zacht snikkendat kan Vader niet langer aanhooren, zoo alleen en zooveel ver driet en hij, Vader, is daar de schuld van. Vader gaat naar Elly toe en vol medelijden klinkt Vaders stem: „Elly". „Ja Vader", snikt Elly. „Wil je 't Vader vergeven, dat ik je altijd zoo geplaagd heb met dat leeren? Ik ben de schuld van al jou verdriet Ik geloof nu, dat je niet kan." Nu slaat Elly de armen om Vaders hals: „O, Vadertje, toch ben ik een bedriegster." „Neen, neen, dat ben je niet, dat bedrie gen maakt jou niet tot bedriegster. Wij hebben je dat al lang vergeven. We heb ben allen verkeerd gedaan, de Hemelsche Vader zal 't ons vergeven, El. Vader wilde trots op zijn Elly zijn, je was m'n afgodje en nu is 't goed, dat het zoo gegaan is." <„Ik heb altijd gebeden en het hielp niets." ,,'t Mocht ook niet helpen, anders had ik mijn kwaad niet gezien. Begrijp je dat Elly? 't Is dus alles mijn schuld. Wil je me dat vergeven?" „Ik ben nooit boos op U geweest", en dandan schreit Elly van blijdschap. O, wat een lieve Vader en een lieve Moeder heb ik toch. Nu gaat Vader weg. Weg zijn de don kere wolken, weg al dat sombere verdriet en dan slaapt Elly rustig in. Haar gebed was verhoord, de Heer had geholpen op Zijn tijd en zooals Hij 't wilde. ÖNDA^BLAD 1 M11 1^: EEUW DE LIJDENDE HEILAND BEKLAAGD. En een groote menigte van volk en vrouwen volgden Hem, welke ook weenden en Hem beklaagden. Luc. 23 28. Deze woorden teekenen een episode van het lijden van den Heiland op den weg, die van Jeruzalem leidt naar Golgotha. Wat is er onuitsprekelijk veel geschied sinds "Jezus in de gebeden worstelde in Gethsemané. De twaalf uren die verloopen zrjn na Zijn gevangenneming zqn vol geweest van smaad en smart. Naar Annas is de Zaligmaker geleid, voor Kajafas en het Sanhedrin heeft Hij gestaan, Pilatus heeft Hem verhoord en veroordeeld. Het volk heeft op aandrijven van de Overpriesters voor Barnabas de vrijheid en voor Jezus het kruis geëischt en de soldaten hebben Hem bespot, nadat zij met geeselen Zijn rug hadden doorploegd. En nu gaat Hij, in het gezelschap van twee moordenaars, door de straten van Je ruzalem om gevoerd te worden buiten de legerplaats, dragende het kruis, opdat het kruis straks Hem zal dragen. Langs den kruisweg is het vol menschen. Het getal der bewoners is vermeerderd met duizenden feestgangers en alles loopt uit, omdat er wat te zien valt. Onder de drie kruiselingen trekt Jezus aller aandacht. Want ieder heeft van Hem gehoord. Zijn Woord en werk hebben be weging gebracht onder het volk. Hij is door velen hoogelijk geprezen, maar bij anderen heeft de haat geheerscht. En nu gaat het naar het einde. Jezus is ter dood veroordeeld. Hij gaat uit, dragen de Zijn kruis. Maar dan gebeurt er iets, waardoor de aandacht nog sterker gespannen wordt. De Heiland dreigt onder den last van het kruis te bezwijken en daarom dwingen de soldaten een zekeren Simon van Cyrene, het kruis van Jezus over te nemen. En op dat moment, gaat bg de vrouwen, die zich bij de mannen hebben gevoegd, om bij de kruisiging tegenwoordig te zijn, het medelijden spreken, het medelijden, dat zich gaat uiten in tranen en weeklachten. Een aandoenlijk tafereel die vrouwen, die hier de doodenklacht aanheffen. En allicht zijn we geneigd om na alles wat den Hei land wedervoer, met blijdschap te consta- BIJ HET KRUIS. Wees gezegend duizendmalen Jezus, Heer der heerlijkheid! Gij, die in Uw nederdalen Tot het kruis mijn Redder zijt! Ach hoe wonderlijk en zoet Dat Gij zelf de zonde boet, alles, waarmee 'k U zoo griefde wie zal peilen Uwe liefde! Zie, aan Uw doorboorde voeten kniel ik in aanbidding neer. Wat wij zeiven dragen moeten, Hebt Gij reeds gedragen, Heer! Heel mij dan, o Heil der zielen, aller droeven Lafenis! Geef, dat die in schuld vervielen Weten wat vergeving is! Algenoegzaam troost Gij 'thart; Medicijn zijt Gij in smart ach, dat allen U verstonden in de liefde van Uw wonden. teeren, dat althans voor een klein moment, het zoet gemengd wordt in het zuur van het lijden. Maar zoo is het toch niet. Wij hebben hier niet te doen met een oase, maar met een nieuw lijdensmoment. Jezus aanvaardt niet de klage van de vrouwen. De tranen mogen goed bedoeld wezen en spreken van een bewogen gemoed, Hij kan en mag ze niet aanvaarden, om dat ze Hem miskennen in Zijn hoogepries- terlijke bediening, gaande als een Lam ter slachting. Deze vrouwen toonen duidelijk, dat zij niets begrijpen van het lijden van Jezus. Zij zien Hem als een man wiens leven mislukt is. Als iemand, wien het is tegengeloopen en die nu, zoo jong nog, moet sterven aan het kruis. Zij verstaan het niet, dat Jezus naar Gol gotha gaat als de Knecht des Heeren, die de smart verdraagt, en de schande veracht, teneinde een eeuwige verzoening teweeg te brengen. Neen hier passen niet de tranen van me delijden. Ja, als we den Heiland zien in Zijn lijden, als we zien hoe duur de losprijs wordt be taald, dan moge ons oog vochtig worden van tranen. Maar dan geen tranen van me delijden, maar van dankbaarheid, want: „dit is al geschied, eilaas, om onze zonde n." (Vervolg.) De leeftijd van 07 jaar is de speelleef- tijd bij uitnemendheid; voor de kleuters is het spel ernst. Zij leven er in hun eigen kinderwereld, een droomwereld, waar zij echter vollen ernst mee maken. Reeds uit het steenen tijdperk zijn er knikkers bekend. In de ruïnen van Pompei vond men tollen, pre cies als die van vandaag. Op oude Egypti sche wandschilderingen van duizenden ja ren geleden treft men teekeningen aan, bal- spelende kinderen voorstellend. Ramme laars vond men in Peru uit den tijd der Inca's. Uit overgebleven muurschilderingen in Griekenland weet men, dat de kinderen toen allerlei bewegingsspelen speelden, ook werpspelen, hoepelen, kaartspelen. Het nabootsen van het leven en bedrijf der volwassenen komt bij alle volkeren in alle tijden voor. Niemand minder dan de Heere Jezus ge bruikte het kinderspel als beeld om het volk te leeren en te onderwijzen. Hoe weinig is het spel ook in ons land in de jaren veranderd. Op een middeleeuwsch schilderij van Pieter Breughel kunnen we tientallen kinderspelen zien afgebeeld, die ook nu nog worden beoefend. En in Vondel's aandoenlijke vers „Uit- vaert van mijn dochterken" lezen we: „En, vlugh te voet in 't slingertouwtje sprong; of zoet „Fiane" zong, En huppelde, in het reitje, om 't lieve lodderaitje Of dreef, gevolght van eenen wackren Den rinckelenden hoep [troep, De straten door; of schaterde op een Of speelde met de pop, [schop; Het voorspel van de dagen, Die d'eerste vreught verjagen; Of onderhiel, met bickei en boncket, De kinderlijcke wet, En rolde en greep, op 't springend De beentjes van den steen; [elpenbeen, En had dat zoete leven Om geld noch goet gegeven." 1) De groote paedagoog Friedrich Fröbel, die zelf zoo gaarne temidden der jeugd spel letjes speelde, zegt zoo schoon van het kin derspel „Spelen, het spel is de hoogste trap der kinderlijke ontwikkeling in deze periode, want het is de vrije uitbeelding van het in nerlijk uit eigen aandrang en noodzaak. Spel is het zuiverste product des geeste3 van den mensch op deze trap van ontwikke ling. De bronnen van veel goeds rusten er in en ontspringen daaruit." Er zijn deskundigen die meenen, dat het kind speelt, om zieh geestelijk en lichame- 1) Fiane was een kinderliedje; lodde rait je, het meisje midden in den kring; hoep hoepel; boncket stuiter bij het bikkelen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 7