Rondgang dnor den Dam-donlhof.
a
DE BAKKER VAN H0L.SBERG
5'1
ra
E
5
°°*a cm
TO
TO
r
TO
73
TO
TO
s
+->
43
TO
S3
S3
TO
Wenken op technisch gebied.
<c
O O
PA
O
fc
s
3 o e
ff -g
1 3
UI
Z
O
O
«S
ba S
20 3
"4
O
»r»
bC
ii
8 5
3 O
cn cl
■O J
■o -
-
S O
h z
7
5
i °-
CQ M
O
O
E
5
V
Ö5</)
TO
O
TO
O)
UJ
0
1
ff&I*
SïÉ-g
1 1
C
(-4
bfl
O
+->
O T3
co .2*3
CO
3CQ
3 T3
DC
O
ui 03
W &C
■J_ CO
73
•2
.c T3
-
c
L.
CL
2 s
-M
O
CJ
73
*z?
73
C
CO
<U
O
co
I»
^3 CO
C
■«-»
w m S .2
Q) Q- l—
C D r
op -
r- -M t-
2 O
TO
-w
■Q
ni
c
i :0
o o CD
Q. (O
S_ C TO
O
c W
TO Q-
Cv©
0>
c .c
CM g
O CJ
<D
3 B
N S
O» g N
v JQ
O TO
TO C TO
*- <u
73
t- C
TO _TO
N '5
N
J5 -S
TO O
C
-M
Tï
I
O)
rj 3
2 c
kr-t -« .TO m
»H CQ
S a -
*2 'S
S
05 ■*-" ci rv
cc QQ
O m C5
3 SB «j <U
g a "O "O
5 S
j_»
"o
cd
73 »J
bJD
C
"2
5 "O
C
0)r2
r<
O
2
S-Ö
c3 J;
W -a
c
tl
§1 8
3
73
fl 4
TO
:^s
qj
2 S
sog 3
■Sfl?
bflO JsJ
fl 73
xn
s
O
a j.
S'tj
S c o oa
3 «fS
N -g
l. 3,14 fld
(1) <B
aj dj g
.2 (B
CJ|3 g
Jj U TO b 02
-»->
«I
Kr»
N
TO
a^i±
■a
o
S-*
TO
TO
^3
00 o
<M TO
O Z3
two w 2
>2
2 Pt!
c C w
•ggSS'S
S *2 2 u
S5-°ss
g x) 3
5 a a
- Si
o
is ~i x) o
2 (5 a in
C TJ flj
r P. C
Tb -t? i3
4-> T3
«a S< 8
c E sb o
TO TO
J 73 73
- a; g rt a
9 s
g
m c
TO
C ^*1 bjO
O
UJ
Sm
r&
i c
Lü bfl
X
O
co
z
c
TOD g 73
TO r*
73 S C
'Q M
^■s
13 a
c 2 tfl
nJ
/-N TO
TOD To
TO
N .r-J
33 C
Sh TO
o
H CQ
S
5 S
TTs
1 .s
2 0.5
0
TO
1 I
2 g-8
g so-a
|-S
2 s S
£-8 S
2
33
73
c«|
ün2
I s5
<3
i
W rH r©
<1)
TOD
W
,C
O O
O TO
P SM
CQ 73 XI
k»
O O-H
w
UI
n&
H .13
."3
-»-> <D
M T)
K O <H
3 cd cö
3 fc
-2
(B <L> CS
•g so o
i§ a
33 5 CQ
•i-i to cq
5 5
TO cq PM
t?
Q-S
jÜ
O
UI
u
cb
ct
C
C
g"0?'
fcfl WD 73
2 O H TO
Sm
^73
^3
>.2-3
si a ^.2
5 8 g g
■B"
73
2
C
73 rC
3-^.2
1-4
sIP
■M ft fl
ol
in <B oj "O
d "3 c
SB^ o> 2
gö s
M
TO
TO
O !3 -*->
O S
73 Xi
■2 C
O
+-> 02
S?
TO 02 .3T
5 TO 73
2 e
SB d) <B
Ss
--s g s
.—I rr Cö
J>-C
fe a
13 p
.S c
ai
"C <u c
C töw
o N
d>
a
flgO)
2 5
TO cö
TO K>
w c
„r
TO TO
03
.^Q
fcUD TO
^3 Eh
C
S3
bo
2
ra
bo
bJD
p
Sm
73 ro
2 2
O P
g
■o 5
J3
"o
0)
5
w
m
CD
."O
Sm
'Eb
73
73
bfl5 biD^
§1
ÏSjlJ»
g a EU
P» M-»
biO O CQ TO
CÖ rM CD
^-o 3
■o TO
rj -33 M-> rrt
S w cö^
73 o
u ca M 2 "O
a to 73 2 cU
O _-S
rW TO
O -
Sm
73 bo g
r+j
ai "H M
a)
»J
w
co ffi
j JJ 'UJ
ra o} Sb 2 s
ac'S-Sf SSlöfl
jS 5 z#
Q> - -* M1
o
Ë*STO^©rS°®
- 2 >^<s?
°!p g 2 S
Sm P
S3
r^?
M S3 TO
cd
ÖjO N 73
S3 jg
5J2ogSg®^:
^-1 - ÖJO.L
to 73 n
TO o
N 73 CÏTJ +j 7?©
■o o
-M
r<
i5"S^
SBrt g
i's
V
r^C
O STO
o
.2 o S
lil
02 "3
N *73
c
O +j
A» i3
■S.2
73
5 13
a> ti o»
W>^ I
O "t3 TO
k* 02 -^M SM
;to» 73
tuO
d+> fl
its rd tuo S3
2
73
2
4-» C
TO
73
C
-.Eg
S ®5-2
O c c
fll
5 c"
u 3 n#
P>
o of 5
«52
C^enovusr /rimn nfimn. TTt-t t* fr,<i
<JfiiU t cr iisuriit-lijh. niet aa/i, hetgeen hrt
z i t: t tsS te beelden. Z>e vaagste aanduiding
is iet vaak reeds voldoende, want iet kind
teekent niet, wat iet ziet, maar wat iet
denkt, weet, bedoelt.
Het kind teekent niet realistisch de
werkelijkheid zooals ze zich aan ons voor
doet, het teekent symbolen. Het kinder-
teekenen in dien schema-tijd is dus geen
afbeelding van de werkelijkheid, maar
een soort geschreven taal, een mededee-
ling in teeken-schrift van wat het kind
denkt.
Eerst als het langen tijd „uit het hoofd"
heeft geteekend, begint het langzamerhand,
maar dan is de schema-periode voorbij, aan
nateekenen. Het kind teekent wat het weet,
en vooral waarvoor het bijzonder geïnte
resseerd is. Het kind weet best, dat men-
achen twee armen hebben, maar daarom
denkt het er niet altijd aan, dit ook uit
te drukken. Het zal juist alleen de arm
teekenen, die een handeling uitvoert. Deze
arm wordt dan naar verhouding dwaas
groot, terwijl de andere vergeten wordt.
De onderwijzeressen in de laagste klassen
der lagere school zullen dit dikwijls kun
nen zien. Ieder kent de kinderteekeningen,
waarin touwtje springende en slingerende
kinderen voorkomen. In zoo'n teekening
hebben de slingerende meisjes maar één
arm. De arm, die het touw slingert. Ter
wijl daarentegen het springende kind dik
wijls beide armen geheel mist. Ik zag in
„Nieuwe Tekenschool", door R. Bos en
C. H. Steenheek, een teekening van een
jongen, die een geboeiden dief had ge
teekend tusschen twee agenten. De dief had,
om het geboeid-zijn uit te kunnen drukken,
twee armen, de agenten hadden ieder één
arm, die waarmee ze den dief vast hielden.
De andere arm was geheel vergeten. Daar
entegen was hun helm tot in finesses af
gewerkt. Dit alles moet aldus verklaard:
Het kind neemt de dingen als geheel
op. Maar langzamerhand wordt uit die vage
totaliteit een en ander opvallend los ge
maakt. Het eerst maken zich uit het geheel
de acties los. En die worden in de teeke
ning geaccentueerd. Vandaar die grijpende
armen en beenen, dat springen van paar
den, en rooken van schoorsteenen, op hui
zen waarin soms alleen een deur en geen
raam.
Ook hier, net als bij de taal blijkt het
ldnd in 't handelingsstadium gekomen. Of
schoon nog veel over het teekenen te zeg
gen zou zijn, stop ik er in dit verband mee,
en hoop de volgende maal D.V. het over
het spel van den kleuter te hebben.
Rotterdam.
P. W. J. S.
AARDEWERK.
De Pottebakkersschijf.
Wij hebben allen wel eens gehoord van de
pottebakkersschijf. Het is een instrument,
waarmee de klei en toegevoegde middelen
gevormd wordt tot verschillende voorwer
pen. Het is een zeer primitief en oud werk
tuig, omdat het de eenvoudige oplossing
geeft voor het vormgeven aan een klei-
massa. Toch wordt de pottebakkersschijf
door kunstenaars nog veel gebruikt en het
is een zeer interessant instrument, daarom
vertellen wij er iets van.
De draaischijf bestaat uit een verticale
■pil, die bovenop een rond tafeltje draagt,
en die bewogen kan woiden door den voet
van den zittenden draaier, doordat deze n.l.
stooten geeft op een breede aan de spil
bevestigde houten schijf.
Van de grondstoffen, dus voornamelijk
klei, wordt een vrij stijve bal gemaakt.
Deze wordt met een klein beetje klei be
vestigd op het tafeltje, om eerst gecen
treerd te worden, d.w.z. de kleibal wordt
in het midden van de schijf opgesteld, zoo
dat men met de vingers den kleibal kan
drukken, terwijl de schijf draait,
In 't midden van den bal drukken de dui
men een holte, zoodat een kom gevormd
wordt, waarvan de dikke wanden al
draaiende verdund en opgetrokken worden.
De vorm, die ontstaan zal, hangt natuur-
r HJIt '>r W.II <*o CiefaoiKiiKllolcf van <I.-xi
<Ira.iiïcr. Deze heeft daartoe voornamelijk
twee middelen tot zijn beschikking.
Allereerst den druk, dien hij met de vin
gers uitoefent, doch daarnaast de snelheid,
die hij aan de schijf geeft. De voet werkt
evenzeer mee als de hand, door nu eens de
beweging te versnellen, dan weer door rem
ming te vertragen, om de kleimassa langs
spiralen van verschillende afmetingen om
hoog en zijwaarts te drukken.
Voor dat versnellen en remmen is de
oude pottebakkersschijf zoo bij uitstek ge
schikt.
Als regel heeft de draaier uiterst weinig
hulpmiddelen om tot den juisten vorm te
geraken. Enkele meetstokjes om te contro
leeren of hoogte- en breedte- afmetingen
aangehouden zijn, en eenige eenvoudige ka
libers om de ronde vormen aan te passen,
zijn het gereedschap.
Is de vorm b.v. van een kan of vaas ver
kregen, dan volgt de afwerking, zooals het
indrukken van een tuit, het aanbrengen
van een oor, een hengsel e.d. of wel het in
draaien van randen. Met een ijzerdraad
wordt het voorwerp van de schijf losge
maakt en op droge planken gezet. Hier
moeten de voorwerpen eerst een langen
tijd drogen.
De noodzakelijkheid om de snelheid van
de draaischijf nauwkeurig en vlug te kun
nen regelen, maakt dat de machinale aan
drijving niet zoo eenvoudig was. Boven
dien kon daardoor de productie van dit
handwerk betrekkelijk slechts weinig op
gevoerd worden. Toch was dit kleine voor
deel voor grootere fabrieken voldoende, om
er toe over te gaan. De snelheidsregeling
geschiedt daarbij door een pedaal, dat de
draaier vrij in de handen moet houden.
Tenslotte kan men ook nog vormen maken
met de hand zonder de draaischijf te ge
bruiken. Voorzoover dit boetseeren is,
vormt het een zelfstandige kunst.
Voorwerpen, zooals kroezen, potten wor
den verkregen door opstapeling van lagen
strengen en banden die door persing ver
kregen zijn. Die lagen zijn vrij week, om de
verschillende lagen, waaruit een voorwerp
bestaat, goed te kunnen vereenigen.
Belangrijker is het vormen in een vorm.'
De vorm wordt vervaardigd van gips. Deze
keus werd gemaakt, omdat gips de eigen
schap heeft water op te zuigen. Dit dient
er voor om na de vorming het voorwerp
gemakkelijk uit den vorm te kunnen krij
gen. Doordat het gips het water opzuigt,
uit de klei, zal het van deze klei gevormde
voorwerp krimpen en gemakkelijk uit de
vorm te nemen zijn.
Het spreekt vanzelf, dat voor meer inge
wikkelde voorwerpen, meerdere vormen
van gips gemaakt moeten worden, daar de
klei altijd uit den gipsvorm te verwijderen
moet zijn.
De gedeelten worden daarna weer aan
elkaar gemaakt. Hoe verschillende potten
en vazen van zeer ingewikkeld model ge
maakt worden langs machinalen weg, zou
ons te ver voeren. Op bovenstaande prin
cipes berusten echter ook de meer inge
wikkelde machines.
Wij vermelden nog het maken van een
pijp. De klei hiervoor wordt ge
weekt en gekneed, om dan tot een
pijp gevormd te worden, door eerst uit de
hand een ruwe voorvorm te maken, n.l.
door op een plank de steel en kop uit te
rellen. Met vaardigheid wordt een ijzer-
draad door de steel getrokken, en vervol
gens de buitenvorm geperst in een twee-
deelige vorm. De binnenwand van de kop
wordt met een ijzeren vorm ingestampt.
Daarna wordt de pijp uit de ingevette
vorm losgemaakt, op droogplanken gelegd
en afgewerkt, d.w.z. de naden weggewerkt
met agaatsteen. Daarna wordt de pijp ge
bakken in een ronde oven.
Het bespreken van verschillende ver
siering en het bakproces zouden ons te ver
voeren. Misschien hierover een anderen
keer. Het vormen is voor ons het meest
interessant gedeelte van het aardewerk-
bedrijf en daarom besteedden wij daar iets
meer aandacht aan.
Vragen. V. te K. Voordat wij U uit
gebreider op Uw vraag kunnen antwoor-
zouden w ij nog: graag van U weten,
welke waarde cos g heeft op Uw genera-
tor. Dit is een zeer belangrijke factor voor
ae rendementsberekening. Hij staat meest
al op de generator aangegeven. Geef U het
dus even op en wij zullen voor U een be
rekening maken.
47.) o—
Dominé Semplonius, hoewel een vijand
van de Zaandamsche Evangelisatie-actie,
had ten slotte berust in het gebeuren. De
nieuwe dominé berustte niet. Geleidelijk
aan zorgde hij er voor, dat er vijandschap
kwam. En hij verdubbelde zijn pogingen,
toen hij vernam, dat het in de bedoeling
lag, er een kerk te stichten.
Hij deed het met grooten ijver, een betere
zaak waardig. Want hij was anders dan
dominé Semplonius, die zich zelden in het
dorp vertoonde en de menschen niet be
zocht. Deze nieuwe dominé ging de huizen
binnen en ging praten met de menschen.
Hij wekte hen op, de kerk te bezoeken,
in elk geval zoo nu en dan. Bij brood alleen
kon de mensch niet leven. Hij moet ook
wat hoogere gedachten hebben. Hij moet
er aan denken, dat er een God is, die den
mensch zoo oneindig liefheeft. Maar hg
sprak niet van zondebesef.
Toen hij vernam, dat de dochter van
bakker Janse, die hij nog niet had ontmoet,
ging trouwen met den pleegzoon van den
bakker, liep hg op zekeren middag den
winkel binnen, om een bezoek te brengen.
Hij wenschte het jonge paar en de ouders
geluk en tijdens het gesprek hij was
een aangenaam causeur sprak hij er van
het huwelijk in de kerk te bevestigen. Dat
was wel geen gewoonte in Holsberg, bij heel
hooge uitzondering gebeurde het, maar hg
wilde zoo graag, dat het gewoonte werd.
Je wilt toch over je huwelgk wel eenige
wijding, nietwaar?
Harm gaf te kennen, dat het hem per
soonlijk niet schelen kon. Hrj kwam nooit
in de kerk en zijn vrouw ook niet. Maar
het jonge paar voelde er misschien wel voor.
Dominé moest weten: die waren nogal gods
dienstig.
Wel, dat vond dominé prachtig en hij
wendde zich tot Berend en Mieke, die rus
tig zaten toe te luisteren.
Het is de bedoeling, dominé, dat ons
huwelijk kerkelijk bevestigd wordt. Dat is
al voor elkaar. En op het verbaasde gelaat
van den predikant: Maar niet in het dorp.
In Zaandam.
Het raadsel was spoedig opgelost: zoo,
had hij te doen met menschen van het
lokaal? Nu dan kon hij wel heengaan. Zoo
dacht hij, maar hg zei het niet. De dominé
vertrok woedend, al bleef hij beleefd voor
het uiterlijk.
Dien verlies je als klant, zei Harm
tot Berend. Pas maar op, jo!
Het zou mij spijten, zei Berend, maar
we kunnen niet anders.
Nu .daarover werd niet getwist. Harm
en Tine wisten wel: dat helpt toch niet;
die twee weten, wat zij willen.
Het huwelgk werd burgerlijk in Holsberg
voltrokken. En daarna reden de rijtuigen
naar Zaandam, naar de kerk. Harm en Tine
en Eilaas en Janna en andere familieleden
gingen beleefdheidshalve mee. De heele
plechtigheid liet hen koud, als steen. Alleen
tante Janna was onder den indruk. Zij
schreide, toen er in de kerk gezongen werd
door enkele menschen. Het waren er slechts
enkelen: de dominé, een ouderling, een dia
ken, enkele nieuwsgierige^, die er van had
den gehoord, dat een paar, uit de wereld
getrokken, „overgetrouwd" zou worden
en dan de bruidsstoet, waarvan slechts twee
menschen, het bruidspaar, de psalmen kon
den zingen.
In de kerk was ook Huisman. En hg dacht
aan de wonderlgke leidingen Gods in Hols
berg. Bakker Janse had hem na aanvanke
lijke toestemming zijn terrein geweigerd,
waar de eerste openluchtsamenkomst ge
houden zou worden. En nu waren daar in
de kerk de dochter van Janse en zijn pleeg
zoon, om in den echt verbonden te worden.
En Janse was er ook, zij het dan, dat hg
csx- fatsoenshalve xiiot. Imiton kon. Huisman
had al meermalen een huwelijksbevestiging
bijgewoond, maar nog nooit met zulk een
dankbaar hart...
Het. werd een kalme bruiloft in Holsberg.
Heelemaal niet in den geest van de Hols-
bergers. Want bij zulke gelegenheden wer
den de bloemetjes buiten gzet. Een mensch
mag wel eens wat hebben. Op een bruiloft
mocht je dronken zijn of daaromtrent. Maar
altijd in het nette...
Mieke en Berend wisten dat te voorko
men. Het ging er heel ordentelijk toe, veel
te ordentelijk naar de meening van som
mige dorpelingen, die behoorden tot den
kennissenkring en daarom genoodigd wa
ren. Je kon wel zien, dat die twee zich ver
beeldden boven de dorpelingen te staan.
Dat had je van die menschen. Maar ze
moesten wel bedenken, dat zij van het dorp
hadden te leven, o zoo!
In den laten avond van dien huwelijksdag
nachtwerk mocht het ook al niet wor
den, de caféhouder, van wien een zaaltje
gehuurd was, stond er verbaasd van; hij
had, zonder dat het hem was opgedragen,
nachtpermissie gevraagd, want het gold
toch een bruiloft en die duurde meestal tot
drie, vier uur in den morgen gingen Be
rend en Mieke naar de aloude zaak en
Harm en Tine trokken in hun gekochte wo
ning aan den Noordkant van het dorp,
waar alles in gereedheid was.
En den volgenden dag begon het gewone
leven. Precies op tijd stond Berend in de
bakkerij, om met behulp van een pas ver
kregen knecht en den jongen, die er reeds
een jaar was, een groot deel van het dorp
van brood en ander gebak te voorzien. En
Mieke deed haar dagelijksch werk en be
diende de klanten in den winkel.
Er was niet veel veranderd. De menschen
ontvingen hetzelfde brood. In den winkel
stond hetzelfde meisje, nu vrouw geworden.
Alleen een knecht bracht nu het brood bij
de klanten en niet Berend Janse.
De grootste verandering was voor Harm,
die meer nog dan Tine, aanvankelijk niet
wennen kon aan den nieuwen toestand. Hij
was geen man om stil te zitten. En hij had
oogenblikken dat hij wel naar de bakkerij
terug wilde. Dan ging hij ook. Om tot de
begrijpelijke ontdekking te komen, dat zijn
diensten niet noodig waren. Alles liep als
gesmeerd. Hij had ook niet anders ver
wacht.
Heel langzaam wende hij aan de veran
derde omstandigheden, te meer, toen de
dokter, dien hij eens raadpleegde op drin
gend verzoek van Tine, hem meedeelde, dat
hij juist op tijd met werken was opgehou
den. O neen, want Harm schrok gewel
dig hij kon nog wel jaren leven; hij kon
wel honderd jaar worden, maar hij was toch
niet meer, zooals hij wezen moest. En dat
lag, volgens den dokter, voor de hand.
Iemand, die jaren zoo hard had gewerkt!
En, dacht Harm bitter, iemand, die zoo'n
verdriet heeft van zijn ontaarden zoon
Enfin, er was dan toch geen gevaar. Nog
jaren kon hij leven. Welja, waarom ook
niet Die dokter kletste maar wat. Hij voel
de zich heel fit. Natuurlijk, niet als twintig
jaar terug, maar wie kan dat nu vergen?
Hij wende tenslotte aan het nietsdoen
en was al den dag verheugd, wat hij niet
naliet telkens tot Tine te zeggen, dat zijn
plannen toch prachtig waren uitgekomen:
in de zaak was een Janse en welk een Janse!
Geen één bakker op het dorp kon er tegen
op. Die Berend ging zelfs eenmaal per week
in Amsterdam een cursus volgen, om zich
te bekwamen in de banketbakkerij, zooals
die eigenlijk gedreven behoorde te worden.
En over enkele jaren, dat stond wel vast,
had hij zooveel verdiend bij het kapitaaltje
dat hij bezat, dat de zaak geheel kon wor
den gemoderniseerd. Dat zou eens een
pracht van een pand worden! Harm ver
kneuterde er zich nu al in!
Hij wist niet, dat Berend en Mieke met
eenige zorg waren vervuld. Want nog geen
jaar na hun huwelijk moesten zij constatee-
ren, dat het aantal klanten terugliep. Het
ging heel geleidelijk, maar het was: lang
zaam, doch zeker. Een verklaring voor dat
wonderlijke feit konden zij niet vinden. Tot
de oplossing van de vraag op ongezochte
wijze kwam.
Brt den trein.
MET LIPPENSTIFT
EN POEDERDOOS.
De trein is precies op tijd. De chef staat
klaar om het sein van vertrek te geven. Op
het laatste oogenblik stapt er nog iemand
met veel lawaai in. Het is een meisje van 'n
jaar of negentien. Ze heeft hard moeten
loopen om den trein te halen en zet zich
hijgend neer.
„Ik was zoo laat vanmorgen"... hijgt ze,
„bijna te laat".
Er wordt nog op haar woorden, noch op
haar zuchten gereageerd.
Het doet even pijnlijk aan, doch het is
nu eenmaal zoo.
De reizigers zijn naar de gezichten te
oordeelen niet zoo heel erg op dit gezel
schap gesteld.
Als ze eindelijk uitgepuft is, begint ze
aan haar toilet. Het voorwerp dat scheef
op haar hoofd hangt (ze noemen dat een
hoed) wordt demonstratief afgezet. Spiegel
en kam komen voor den dag en de „behan
deling" begint.
Ik zit achter mijn krant en bekijk het
gevalletje.
Wenkbrauwen heeft ze niet. Het zijn al
leen maar een paar dunne zwarte streepjes.
Haar nagels zijn „geverfd" en zien bloed
rood.
Als ze met haar „pruik" klaar is, komen
haar lippen aan de beurt. Met veel studie
worden ze met de roode stift bewerkt.
Zonder dat ze er erg m heeft (waar een
krant al niet goed voor is) volg ik haar be
wegingen.
Ze ziet er allergekst uit: een kaalgescho
ren nek; zonder wenkbrauwen; roode na
gels en roode lippen.
Ik denk bij mezelf: hoe is het in de we
reld mogelijk, dat er op zulke meisjes nog
één jongen verliefd kan worden... Nu is ze
klaar. O nee, de poederdoos komt nog voor
den dag. Maar nu is haar toilet dan ook
compleet.
Nog even voor het spiegeltje; nog even
kijken, nog even draaien met het hoofd
naar links en naar rechts. Ja, nu is het
gebeurd.
Dan steekt ze een sigaret aan, gooit wild
haar beenen over elkaar en gaat lezen in
haar „tijdschrift", dat ik hier niet nader
noemen zal.
„Beschaving", zegt ge? Ik zal er niet
veel over zeggen.
Ik heb een meisje gezien, dat een be
paald type vertegenwoordigt.
Zoo zijn er duizenden. Maar onwille
keurig vraag ik me afwaar blijven we met
onze Hollandsche degelijkheid?
Ik maak me een beetje ongerust, wan
neer ik bedenk, dat deze geschoren, geverf
de, gepoeierde en rookende meisjes, straks
de moeders zullen zijn van een komend ge
slacht.
(Timotheüs)
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
ONZE PROBLEMEN.
Allereerst de oplossingen van de proble
men 1 en 2. De Auteurs kan ik u nog niet
mededeelen, omdat bekendheid van die na
men met zich mede kan brengen, een niet
zuiver beoordeelen van de waarde der pro
blemen. Ik vertrouw, dat de makers van de
betreffende vraagstukken aan anderen niet
bekend zullen maken, dat zij de componis
ten zijn van een gepubliceerd vraagstuk.
Dit zal de zuiverheid van den uitslag bevor
deren.
Probleem nr 1.
Stand: Zwart 11 schijven op 3, 8, 9, 11,
13, 15, 17, 21, 25, 26, 40.
Wit 11 schijven op 22, 23, 24, 29, 30,
34, 38, 42, 45, 46, 47, 49.
Oplossing: 23—18, 17X28; 42—37, 13X
22; 37—31 26X37; 46—41, 37X46, 4944,
40X49; 47—41, 46 X 43 4540, 49X35;
"ZAXA C.A.), tVi) i
4 X 2, 43 X 30 '2. X 3r> er» wint.
A24 X 2 wint niet, daar zwart dan 35
X 13
B:* 35X19 of 35X24; 4x35, 43x30;
35X2 en wint.
Probleem nr 2.
StandZwart 9 schijven op11/15, 18, 21,
25, 42.
Wit 9 schijven op: 28, 29, 33, 34, 38, 44,
45 47 49.
Oplossing: 28—22, 18X27; 38—32, 27X
38; 34r—30, 25X23; 33—28, 23X32; 49—
43, 38X40; 47x20, 15x24, 45X34 en wint.
Probleem nr 3.
In den diagramstand staat op ruit 42
een zwarte schijf. Dit moet - het blijkt
trouwens reeds uit den cijferstand een
wit stuk zijn. De meeste oplossers hebben
het abuis gemerkt. Er zijn echter toch eeni
ge die niet op den cijferstand hebben gelet.
Voor hen verleng ik den termijn van inzen
ding tot en met 29 dezer.
Goede oplossers van nr 1: G. M. v. d.
Voorde, Vlissingen; Jan Sinke, Den
H a a gL. de Wild Mz. teKats (N.-Bev.)
C. Hoogesteger te Wemeldinge; M. J.
v. d. Weele te Goes; Joh. Blok teWaar-
deA. Verhage te Aagtekerke; A. W.
Beukema, Geref. Pastorie te Nieuw-
d o r p; J. N. de Vroom, Koudekerk e;
L. Schipper te Serooskerke; F. Cevaal
te V e e r eB. Schreuder te G o e sJ.
Wijck te M i d d e 1 b ur gH. N. te 'sGra-
venpolder; W. Diemer te Bergen op
Zoom; Jan van Dijk teBreskens; „Mi
litair", 4-5 Auto Bat., Veldpost; J. But-
selaar, Veldpost; D. de Hullu te O o s t-
burg; en „P." te I e r s e k e.
Van nr 2: van dezelfde oplossers, bene
vens een goede inzending van W. Wouters
te Aagtekerke. (Jammer, dat u ook niet
van nr 1 hebt ingezonden, vr W.)
Allerlei.
Bij het doornemen van hetgeen zich nog
in onze portefeuille bevond, kwamen wij
ook tegen een typischen stand, ons indertgd
door den heer H. M. Slabbekoorn te Goes
gezonden. Wij zijn toen niet direct tot pu
blicatie overgegaan, omdat in dien stand
veel en veel meer verborgen zat, dan de in
zender aangaf. Het gaat om dezen stand:
1 2 3 4 5
47 48 49 50
Zwart 8 schijven op: 3, 14, 18, 19, 21,
24, 26 en 29.
Wit 8 schijven op: 25, 28, 35, 36, 39, 43,
47 en 49.
Zwart aan den zet.
De heer Slabbekoorn gaf aan, dat in de
betr. partij gespeeld was: 38 en dat toen
wit de partij besliste door dezen aardigen,
overigens niet diepen, slagzet:
36—31 26X37
28—23 19X28
47—42 37X48
39—34 48X30
25X3 1420
3 X 26 en wint.
Bij eenige nadere beschouwing van den
stand vragen wij ons af: had zwart geen
beteren zet dan 38 Zoo voor de hand ligt
b.v. 2933. Daarna is 1823 een overden
king meer dan waard.
Onze conclusie is dat 2933 geen
voordeel brengt en dat 1823 winst
op gaat leveren. De analyse daarvan is niet
zoo eenvoudig en tamelijk tijdroovend. Had
de inzender zelf een en ander uitgewerkt
dan was publicatie al lang geschied. Nu wij