i 5
^«8 :-l s pii-p |s ja Miiii
Rondgang door den Dam-doolhof.
o ra -J
*-
ra
.2.5.0
a cü
.2-2 g
s
ra
-SS s
TiT
s 88 s
sa?
1 -S O
Wenken op technisch gebied.
De Delftsche aardewerkindustrie, ont
staan evenais zoo veie bedrijfstakken in
Duitschland, Frankrijk en ons land uit het
vervaardigen van grover aardewerk, krui
ken, bierpotten, pannen, e.d. die hard ge-
takken en met zout geglazuurd werden,
had zich toegelegd op de vervaardiging
van tegels naar het email-proces. Er werd
met tinglazuur een helder glanzend witte
laag over het geelroode aardewerk ge
bracht, waarop vooral blauwe figuren de
versiering brachten.
DE BAKKER VAN HOLSBERG
o
D
7,
u -g
12
m -w
JS
-w
O k
O
«J
3> 3
- 3
3 c
an
5
*2
3 i
S s
3 O
ca cl.
■o -
S o
z
S
15
5 -i
I
O
e
b
O
o c
S) c c
5
9
i
o
J3
O
O
N
ts
■S
bjO
o
.G
O
m
G
•»H
cd G
>5 3
CÖ -<rp
aJ -»-> TT
-u Q« ,J
bJD O "G t,
C O N .a-g!"
0) O Hp
"O cs to 2
fi S
ttf -ö
03 Q)
*0) G cd TJ cd -£
COoJ H o
G G G ZË
tg S y> *-
O :p
O «3
-13 0)
3
o - a
>T?>
tl ra
ara bo
o c
S 3¥ .5? .2 O ra o iu
mC>pS®>fl5'<5rorag ra
•ë-1 -®y *«.2 2?
■o a5 ai! <w ra
Po G m ^iw C m
o "»a<»s «eh gs oS S
ca S g c
^73 G cö ,G fti v
GxJ
N ra
W2
3
o +3 cd
e tj a s
'3 o
J_J r© J-t (O
G 35 «M r-4
o^-a
°«anïs
aSX e ra-55
H Q3 -4
73 G
§B5 ra
4 s g
O S
+j
g .2
o to
73
bX) G
cd
:g>
s.
03
Sl)73
too.4-* G
rag
03 »-*«
©rG
A
o
*-
tj X3
cj .y -
cd 03 *Tt .Q U w
:c? ra S la ra 3
T3 .G *-« bO.Q
O bJD
cö
ra ra
ra fci -
3 S
ctóg S£
03 rH
t-< -*->
O ft 01
"5®° .s
G
G
cd
af?
ra .S ra
a c M
o
5
DC
h
<o
LU
Q
UI
2
'öJ
S
u
■*->
G
tó
TJ
3
2 W2
rG
rH
s
O
G
TJ
;jip
73
o 05
*2
3 tra ra
O -«
ra.S
G
S.2
ra 2
2 ra <0
ra
_r bo ra
53 o)
OJ3T3
fcxo *3
iu d J
2
bfi
O
■aS
ca 3
S S
SN
ra T3
w G
G
cd
o
wu 5>
a s
O
ra 10
iJ s
O
C f3 T3
C C e ra -g
S g>?
C c ra +J
ra 5a ra
.2 a S'0*!
G G
-O 2.2 fl-S
e o
&2§
2 ^cj
05 2
SaSS.
N o ra
S Dl
Q. *p*
.5 Si
E ra c
ra -° g
8 ra
3 li-
ar 3
ï-
XJ
Q O)
*3 'S
O -C
o
w
8 g
E 5
•8 c
1
E 2?
J3
O C
o cd
cd
C
N
■- JI
c
5 E *3
ra TJ 05
x .2 d
Cr-©
5 w
cd w
"G 3
W iy
IA CC
c
x
C .2 O
o=o
O)
S c C
i .- (C
S -O
tl
H1 -c
c c
co c
C G'
2
-»-• J-
73
O
C
c
"O
N c
a 3
o g 3
G
G ■4_>
r* G
■+J *G
->-> G xJ
rQ
Tl
fcjQ
_r
G
O
N cj
•c
:cg
2 n
a «J
73
'G
G o
cö
Sh
73
G
G
G
G
+j -•
5 w
ö-g
-S
o •-
n G o>
C- Csj s~< bo
G
w cd
ZJ jj «4-1 4_»
S 2 S:r? 3
rt bo^ ra
C ra o),H
"_3 M u
p, 4-> J
o CÖ G -y
X p, rj rG
2W O N
5 ra 3
2 =3 ea
c «-
G Gd
©73
s
bJO c
ra
-S
N
rH
bö ra a
g 1-J ^3 x £3 id ra J5"0
+J rH -O "ra a
cl) O <11 !±J *3
Q g 3 -
O d) m <1) rj
bi) <v t-4
bo
rt.G
.5 fi -y
^^2
ra cd r©
S^-y o ra o
°5) raxra+j^j M
-, 2 ca
ray'y g S
c+HGGrp^^j..
4-( o *G G hn C3
ra _.g <p
■g^ &Z S
H BH
ra "3 bo^ s a -
X ra 2 -2j
y ra .2 ra
raramra+jr;ra>
X ra -3 t: y g
-51 ra jS
TH
ra
G G
j w a»
CÖ r-J
*-> X i_i
2 ea "p
P -
G 'u
P- e o
Si
G rG
I 2 G
5
it ÉH G
G
bfl cd
G
G ra
G*
G
g ra{§
cS Sfl'3 5 g c m G
ccraST.cyajra ggw)m3raraO
W)
G rj*
ra
- ra ."O
t.
«^IHIlo Ï-S'C5 S2«!^d^f raf^f
ra SiS^So
cd r? G r-c Or©
.'S G
©0) cd QJ --^ rG
CUJr© 73 Cd ^1» G 73 o
oQ
O 3
.5 o
rQ N N
C
-
g" 0
'S ra
-f c -*
ra ra ^j
2 -o o
,E E C t
11. V
X c
o c rz -C
Cd .O
N
fl G
X) M S
c s -3
g -e Cl. ra 2
o "O-S
x G
Sa"S0-§
3 ra o c N
2-a^l'S
K f^l2
(V {34
G r© rM
c G
H-> rG N
w«jm, in ay/j <nitwik k<;lin& geremd, door <ie
steeds aa/iwezi^e nagedachtenis aau den
grooten vjider.
Om dit gevaar te voorkomen, zijn twee
dingen gcwenschL Ten eerste, dat de moe
der begrijpend tusschen beiden in staat, en
ais 't noodig is als arbiter optreedt. Ten
tweede, dat de vader naast zijn krachtigen
invloed, tevens voldoende v r ij h e i d laat,
opdat het karakter van den zoon zich op
eigen wijze ontwikkele. Ten opzichte van
dit laatste punt, ben ik zelf mijn vader veel
dank schuldig. En ik geloof wel te weten
boe het komt, dat een zoo krachtige per
soonlijkheid in staat was zooveel vrijheid
te laten. Mijn vader was en is een ge-
wetens-mensch. En hij bond ons kinderen
aan het geweten. Wij mochten veel. Te veel
volgens sommige Goesenaars, die het ove
rigens best met ons meenden. Maar: wij
mochten veelonder de tucht van de groote
normen, die wij, mét vader, erkenden in
ons leven. Engingen we de perken te
buiten: het geweten, dat zoo uitnemend
was opgevoed, bracht ons vroeger of later
tot berouw, biecht en boete.
Jan Ligthart spreekt van zijn moeders
paedagogiek als van „genade-paedagogiek".
Ik kan mijn vaders opvoedingskunst naar
analogie hiervan het best qualificeeren met
den termgewetens-paedagogiek.
Wat heeft dit nu met zijn dominees-ambt
vandoen? Dit: Juist als herder en leeraar
zijner gemeente kwam hij óók in andere
levens dan van zijn huisgenooten, óók in
andere gezinnen dan het zijne, tot het steeds
duidelijKer inzichtBreng Gods evangelie in
Jezus Christus hen, eerlijk en oprecht ge
tuigend, en bindt hun gewetens daaraan
en... laat dan de rest ook waarlijk aan God
over. Durf, in 't geloof, risico's loopen. En
ten tweede: laat eerlijk en getrouw ook
den eenvoudigen mensch of het jongste kind
zien, dat gijzelf u óók houdt aan deze nor
men, en tóón uw berouw als gij zelve eens
mocht falen.
Ik weet het wel: juist zijn predikant-zijn
drong vader mede tot dit gewetens-nauwe
leven. Hij preekte dan ook, dat weten al
zijn Goessche kerkgangers, niet alleen tot
zijn gemeente, maar tevens tot zichzelf.
Toch zou het een verkeerde meening zijn,
te denken, dat alleen kinderen van ambts
dragers een dergelijke opvoeding te beurt
kan vallen. Neen, ieder vader moet en
mag zoo'n opvoeder zijn. Want juist als
vader is hij ambtsdragerpriester en
koning in zijn gezin.
Laat, wat ik hier schreef, in groote dank
baarheid aan God, over de opvoeding door
mijn vader, allen vaders een aansporing
zijn zich ernstig te bezinnen op dit hun
„Goddelijk ambt". Dan heeft dit stukje, dat
een „getuigenis" wilde zijn, zijn doel bereikt.
En, mocht men vinden, dat naast het ge
tuigen er te veel ophemelarij in voorkwam,
men zal het mij bij dit jubileum willen ver
geven. En wat mijn vader zelf betreft:
Hij mag boos zijn, ik zit hier veilig in Rot
terdam, en ben zéér voldaan dit alles eens
te hebben uitgesproken.
Rotterdam.
P. W. J. S.
AARDEWERK.
H.
Voordat wij een behandeling geven van
verschillende gebruiksvoorwerpen, schrij
ven wij eerst iets over de geschiedenis der
aardewerkindustrie.
De kleibewerking is al zeer oud. Het dro
gen van leem om er hutten van te maken,
behoort tot de primitiefste beschaving.
Doch ook het bakken, en zelfs het glazuren
\an versierde tegels had in Assyrië en
Egypte al vroeg een groote ontwikkeling
bereikt. Daarnaast stond de pottenbakkers
kunst, die zich in alle oude culturen ont
wikkelde en handhaafde. Vandaar dat ken
nis van de techniek der aardewerkfabri-
cage een hulpmiddel van geschiedvorsching
uit oude overblijfselen kan zijn. Eenvou
dige gebruiksvoorwerpen van een zeer tij
delijke beteekenis werden versierd door
boetseeren en door het aanbrengen van
i tc>eJcenizi£ren en kleurtn. Eerst veel later
yxiii die versiering zich tot een op zichzelf
staande kunst ontwikkelen, die aan het
voorwerp zijn gebruiksbeteekems ontnam
en het uitsluitend ter aanschouwing ver
vaardigde. Doch ook afzonderlijke beeldjes
uit klei gebakken, zooals de bekende tan
gara beeldjes, vormden een begin van kera
mische kunst.
Merkwaardig is dat de Grieken en Ro
meinen, die aan de vormen van het vaat
werk een groote volmaaktheid gaven, met
de glazuur onbekend waren, waarvan toch
Egyptenaren en Assyriërs de toepassing
fceheerschten. Het Grieksche en Romein-
sehe poreuse aardewerk werd aan de opper
vlakte dicht gemaakt, b.v. met verven, of
zooals in Italië door berooking, waardoor
zwarte waar ontstond, dan wel naar een
nog niet geheel opgehelderd procédé van de
z.g. Terra sigillata, die er een roode was-
k'eur en glans aan gaf.
Door de weelde van 't Romeinsche rijk
werd het betere vaatwerk van marmer of
edele metalen vervaardigd en ging de pot-
tebakkerskunst achteruit.
Bij de Germaansche volken bleef deze
betrekkelijk op een laag peil. Hun vaatwerk
was grof, terwijl het twijfelachtig is of zij
glazuren toepasten.
Bij de dragers eener nieuwere cultuur,
de Arabieren, en niet het minst later bij de
Mooren in Spanje ontwikkelde zich een
techniek der vervaardiging van versierde
tegels voor bouwwerken. Zoowel door hun
invloed, als ook door dien der voortlevende
keramische kunst in het Oost-Romeinsche
rijk, kon Italië een zeer bijzonder bedrijf
tot ontwikkeling brengen, dat van de ma
jolica.
Het eigenlijke aardewerk daarvan be
stond uit vrij grove gebakken klei, waar-
ven de minder fraaie klein- geheel bedekt
werd met een emaillaag van mooie tin
ten en teekeningen. Lucca della Robbia
verwierf met werk naar deze techniek
groote beroemdheid. Terwijl de kunst zich
in Italië gedurende anderhalve eeuw hand
haafde, wist in Frankrijk Pélisay zich door
schitterende emails bekend te maken. Zijn
techniek, waarbij hij o.a. het bakken der
voorwerpen in gesloten aardewerkdoozen,
z.g. cassetten, toepaste, om den invloed der
rookgassen op de émails te vermijden, ging
echter met hem verloren. Het technische
procédé van de majolicakunst, n.l. het be
dekken van de grove poreuse scherf met
glanzende en kleurige emails vond ook bui
len Italië een zeer wijde verspreiding.
De verdere ontwikkeling zou echter be-
heerscht worden door de veel oudere Chi-
neesche uitvinding van het porcelein. Dit
product met de sterke, witte doorschijnen
de verglaasde scherf, waarvan veel fijner
voorwerpen te maken waren, en op welks
gianzenden ondergrond subtiele teekenin
gen in prachtige kleuren zoo fraai uit kwa
men, was al zeer vroeg uitgevonden, doch
bieef in Europa uiterst zeldzaam. De Chi-
neezen lieten het geheim der vervaardiging
uit kaolin en veldspaat niet los, en alleen
de Japanners konden hen navolgen.
De zeer beperkte handel door het be
zwaarlijk vervoer der producten, onderging
wel een belangrijke uitbreiding toen Por-
tugeezen en Hollanders het Japansche por
celein in hun «srh^nen overbrachten, maar
porcelein bleef duur.
Naar dit proces werd nu getracht, zij
het ook in zwaarder vormen, het Oostersch
porcelein na te maken.
De ontwikkeling hiervan gaf aan de
Delftsche industrie een groote vermaard
heid en bloei, die pas door twee verdere
technische vondsten gestuit zou worden.
Hierover een volgenden keer.
45) o
Er is hier een afschuwelijk misver
stand, mijnheer, zei Harm. Ik ben geen
borg voor mijn zoon. Ik heb mijn hand-
teekening niet gezet.
Zoo, zoo, ontkent u dat? Dan is mijn
bezoek hier afgeloopen. Ik stap naar den
burgemeester en zet hem de zaak uiteen.
Houd u vast maar gereed, om bij den bur
gemeester te komen straks. Hij zal u laten
roepen, daar zal ik voor zorgen. Mozes
Salomons laat zich niet voor den gek
houden
Ik zeg u nog eens, dat ik nooit ten
behoeve van mijn zoon mijn handteekening
heb gezet. Dat heb ik trouwens nooit ge
daan als borg. Want ik wil nooit borg zijn.
Voor niemand. Het is het slechtste wat je
kunt doen.
Triomfantelijk hield de geldschieter hem
vier papieren onder den neus:
Dus u ontkent, dat dit uw handteeke
ning is?
Het was Harm, of hij door den grond
zakte. Nu begreep hij pas goed, wat er aan
de hand was. Het zweet brak hem uit.
Dit is ongeveer mijn handteekening.
Niet precies. Maar die heb ik niet gezet.
Was u er bij, dat het gebeurde? Dat moet
toch, als u geld leent?
Neen, dat behoeft volstrekt niet. Ik
zeide uw zoon, dat ik wel naar Holsberg
zou gaan om uw handteekening, maar dat
was niet noodig. Hij ging zelf wel. En toen
bracht hij de stukken telkens geteekend
terug.
Ik heb mijn zoon in een kleine twee
jaar niet gezien. Hij komt hier niet. U be
grijpt het dus nu zeker wel?
De ander floot en toonde gehuichelde ver
bazing.
Dus u wilt zeggen, dat deze hand-
teekeningen valsch zijn? Dat uw zoon ze
gezet heeft?
Of mijn zoon dat gedaan heeft, weet
ik niet. Vermoedelijk wel. Maar dat weet
ik niet. Valsch zijn ze, dat is zeker.
Dat is een gek geval voor u. Om
medelijden mee te hebben, verklaarde de
jood, zoetsappig. Voor mij is u de borg.
Dus van u moet ik mijn geld hebben. Ik
heb er niets mee te maken, of die hand-
teekeningen valsch zijn, dat voelt u wel.
Neen, dat voel ik niet, zei de eerlijke
Harm. U ziet nu toch wel in, dat mijn
zoon, die ontaarde jongen, mij een leelijke
poets gebakken heeft?
Dat is wel mogelijk, mijnheer Janse.
Maar aangenomen, dat u de waarheid
spreekt, want ik moet u maar gelooven,
u kunt evengoed liegen neen, word u
nu niet hoos, ik wil aannemen, dat u de
waarheid spreekt, dan begrijpt u toch wel,
dat ik daar buiten sta? Ik heb alleen met
uw handteekening te maken.
Maar, man, die is valsch, schreeuwde
Harm heesch.
Daar weet ik niets van. Het kan me
ook niets schelen. Het is uw zaak, dat uit
te maken. Hoe, moet u zelf weten. I k
moet mijn geld hebben, dat voelt u wel.
Dat is geen werk, zei Harm, die de
redeneering niet volgen kon. Hij was er
te eerlijk voor.
De bezoeker stond op.
Er valt niet langer over te praten,
zei hij dan. Wilt u misschien een paar
dagen bedenktijd? Ik ben de kwaadste niet
hoor. Laat ons zeggen, dat u mij over twee
dagen bericht, hoe u deze zaak regelen wil.
Hier hebt u mijn adres. Verneem ik na twee
dagen niets van u, dan ga ik mijn gang.
Ik betaal niet voor iets, waarvoor ik
mijn naam niet heb gezet, merkte Harm op.
Dat is u w zaak. U hebt twee dagen
den tijd, u te bedenken. En dan zult u wel
zien, wat er gebeurt. Ik wensch mijn geld
terug.
Maar, man, begrijp nu toch eens, die
handteekening is valschbarstte Harm weer
los.
Dat neem ik wel van u aan, maar ik
heb er niets mee te maken. Dan moet u
uw zoon aanklagen.
Ik vind het onverantwoordelijk van
u, om aan zoo iemand geld te leenen en
dan tot zulk een bedrag.
WAT GEVAARLIJKER IS.
Ile Synode der Geref. Kerk in Zuid-
Airika heeft een waarschuwend woord la
ten hooren legen de communistische pro
paganda, vooral onder de gekleurde rassen.
In „Die Hervormer" staat prof. dr S. P.
Engelbrecht van Pretoria daar nog eens bij
stil en hij verklaart zich daamee accoord
Toch is hij maar half tevreden, want in
E usland treedt het communisme openlijk op
als anti-Christelijke macht.
„In Duitschland egter", aldus prof. En
gelbrecht, „is dit baie gevaarliker. Daar
tree die antichris op in die gedaante van
'11 engel des ligs en baie mense word daar-
deur verlei en sien dit nie raak nie",
„In Duitschland is die godsdiens niet
verbied nie, maar die ou heidendom word
daar in die plek van die Christendom inge-
voer en die gevaar van verleiding is in
Duitschland dus nog grooter als in Rus
land".
Mijn waarde heer, u behoeft mij niet
de les te lezen. Ik weet wel, wat ik doe.
Bovendien heb ik niet onverantwoordelijk
gehandeld, want natuurlijk zorgde ik voor
een goeden borg, om safe te zijn. Ik heb
informaties naar u ingewonnen en die waren
uitstekend. En uw handteekening kwam
op de stukken. Ik groet u. Over twee dagen
verwacht ik uw antwoord. Goeden dag,
mijnheer.
Mozes Salomons verdween. En Harm
bleef als versuft zitten, de handen onder
het hoofd.
Zoo vond hem Tine, die al eens geluisterd
had, wat er toch wel aan de hand was,
omdat het gesprek zoo luidruchtig was.
Harm, wat is er?!
Aldert heeft een heel gemeene streek
uitgehaald. Hij ruïneert ons.
In korte woorden vertelde hij.
En moet je nu betalen?
Volgens dien jood wel. En ik geloof
het ook, al lijkt het oneerlijk. Mijn naam
staat er. Je zou zoo'n... Ach, het is toch
onze zoon, Tine, al willen we niets van hem
weten.
In deze woorden voelde Tine de smart
van Harm schrijnen. Hij mocht dan wel
in booze of onverschillige woorden over
Aldert spreken, in zijn hart had hij den
jongen niet losgelaten.
Maar wat moet je dan? vroeg zij. Het
is wel vreeselijk, om voor dat wijf dat geld
te betalen. Want de vrouw van Aldert zit
er natuurlijk achter.
Aldert heeft dan evenveel schuld, ant-
woorde Harm, die bemerkte: het is weer
het oude liedje; Tine verdedigt en vergoe
lijkt Aldert.
Ja, weifelde Tine, daar zeg ik niets
van, maar als Aldert niet met die meid
getrouwd was...
Dan had-ie het op een andere manier
gedaan. Vijfduizend gulden, het is geen
kleinigheid.
Betaal ze dan niet. Of moet het?
Dat heb ik immers al gezegd? Het
zal wel moeten. We kunnen ze niet missen
eigenlijk.
Het resultaat van het gesprek was, dat
Harm besloot, den volgenden dag naar Am
sterdam te gaan, om daar een advocaat te
raadplegen.
Hij deed dien ganschen nacht geen oog
dicht en was nog vroeger op dan gewoon
lijk, zoodat er in de bakkerij al heel wat
gedaan was, toen Berend verscheen op zijn
gewonen tijd. Met enkele woorden waren
Mieke en hij den vorigen avond op de hoog
te gebracht. En die beiden hadden met el
kaar gepraat. Maar dat wist Harm niet.
Berend wilde er juist over beginnen, toen
Harm zeide, dat er wat haast gemaakt
moest worden, want dat hij naar Amster
dam wilde, om eerst een advocaat om raad
te vragen, alvorens een beslissing te nemen.
Toen zweeg Berend over zijn plan.
De advocaat in de hoofdstad deelde mede,
dat Harm te betalen had. Zijn handteeke
ning stond er. Maar als aangetoond kon
worden, dat die handteekening valseYi was,
dan behoefde hij natuurlijk niet te betalen;
dat was kletspraat van dien jood. Ilij had
dan niets anders te doen dan zijn zoon aan
te klagen wegens het zetten van een val-
sche handteekening. De beslissing lag dus
bij Harm. Die jood zou ongetwijfeld wel
begrepen hebben, dat die handteekening
niet echt was, maar hij rekende er op, dat
de vader den zoon niet zou aanklagen en
dat hij dus zijn geld krijgen zou.
Met deze boodschap kon Harm naar Hols
berg terugkeeren.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
OM HET KAMPIOENSCHAP VAN
NEDERLAND.
In een door Keiler magistraal gespeelde
partij, kreeg de Nederlandsche kampioen
in zijn partij tegen C. J. Lochtenberg groot
voordeel. Hij wist dit voordeel in winst om
te zetten. Jammer is het, dat deze partij
ontsierd werd, doordat beide spelers een
eenvoudigen slagzet hebben overzien. Het
is haast niet te begrijpen, en toch is het
geschied. Zoo ontsnapte Keiler aan verlies
van minstens één punt. Deze partij is zeer
leerzaam en daarom ruimen wij een plaats
daarvoor in onze rubriek gaarne in.
R. C. Keller (Wit), C. J. Lochtenberg (Zw.)
1. 33—28 18—23
de hollandsche opening
2. 39—33 20—24
3. 44—39 12—18
4. 31—27 7—12
5. 37—31 14—20
6. 41—37 10—14
7. 34—29 23X34
8. 40X29
beoogt verzwakking van zwart's centrum.
820—25
a la Lochtenberg. Zoekt altijd gelegenheid
om randschijven te bekomen. Ook in het
vervolg van de partij zullen wij dit weer
zien. De gevolgen blijven tegen een speler
als Keiler niet uit. Men lette daar goed op.
Deze partij demonstreert dit juist heel dui
delijk.
9. 29X20 15X24
10. 45—40 5—10
11. 40—34 2—7
12. 49—44 24—30
13. 35X24 19X30
14. 27—22 18X27
15. 31X 22 30—35
Zwart kruipt weer in den hoek. Had
zwart inplaats van 30351419 gespeeld,
dan had wit een dam kunnen nemen. Wit
zou dit echter niet gedaan hebben, omdat
deze dan afgenomen zou zijn geworden en
dan hoogstens gelijk spel voor hem over
bleef. Zoo:
1419
22—18 13X22
Op 12X23 zou de dam wel goed zijn
door: 34—29, 28—22, 32X5!
33—29
39—33
32X5
22X24
30X28
De dam wordt echter altijd afgenomen
voor ten hoogste 3 schijven. Onderzoekt
U dit maar eens.
16. 5045
17. 34—29
18. 46—41
19. 32X12
10—15
12—18
18X27
8X17
Het slaan naar den rand past weer in
Lochtenberg's spelopvatting.
20. 37—32 14—20
21. 41—37 20—24
22. 29X20 25X14
23. 39—34
Wit moet de opstelling van het stuk op
44 dringend verbeteren en vindt daartoe
nu den tijd.
DE BIJBEL.
De Bijbel is bet boek, waarin God zijn
raad tot verlossing volkomen geopenbaard
heeft.
V olkomen wil zeggenvolledig;
dus niet slechts wat noodig is voor het le
ven hier namaals maar ook voor het leven
hier beneden, en dan niet het leven
waarin wij onze bevrediging vinden, maar
het leven waarin God zijn welbehagen
heeft.
Wij kunnen ook zeggen: de Bijbel is de
volmaakte mededeeing van Gods wil voor
al het leven, voor alle menschen, in alle
tijden en verhoudingen.
Wij denken over dit boek nooit groot ge
noeg, wij spreken over den bijbel nooit eer
biedig en geestdriftig genoeg.
Onze chronische dwaasheid is de misken
ning. Nu eens door de zotte mechanisee
ring, alsof de Bijbel encyelopaedie van
kundigheden, een reusachtige vragenbus
voor moeilijke gevallen is. Dan weer door
den Bijbel te maken tot kristallisatie van
uitsluitend religieuze denkbeelden.
Wij moeten en willen den Bijbel zien als
het levend boek van den levenden God, het
boek der overstroomende volheid Gods, af
gesloten en toch springende, zijn openba
ringsinhoud als een dynamisch werkende
kracht voortstuwend door al de eeuwen.
Dr B. W i e 1 e n g a.
23
24. 43—39
25. 36—31
26. 47—41
27. 41—36
28. 34—29
15—20
20—25
14—20
20—24
24—30
Nu zwart deze opstelling heeft gekozen,
behoeft wit geen zorg meer te hebben over
de opstelling van zijn schijf 44.
289—14
29. 31—27 3—9
30. 4843
Deze zet doet vreemd aan. Keiler dacht
over dezen zet dan ook heel lang na en
Lochtenberg verzekerde ons, toen Keiler
dezen zet gespeeld had: dien zet begrijp ik
niet! Het vervolg laat zien, dat deze zet
groote strategische waarde heeft.
3017—21
31. 27—22
Deze zet laat zien, dat zwart's 30ste zet
niet goed was. Immers nu dwingt wit, zwart
om weer naar den rand te gaan. De eenige
zet, die dit randspel zou kunnen verhinde
ren: 1318 brengt zwart groot nadeel (er
zou dan volgen, na den ruil, 2924, 2823,
33X13 en bezetting van ruit 13, waardoor
zwart in een zoo goed als verloren positie
zou komen.
31
32. 4440
21—26
Eerst nu acht wit en terecht den
tijd daar schijf 44 op te lossen. Nu ver
schaft deze ruil hem tempi.
3235X44
33. 39X50 30—35
34. 36—31 14—20
35. 29—23??
Stand na 35 van wit:
C. J. Lochtenberg (Zwart).
1 2 3 4 5
47 48 49 50
R. C. Keiler (Wit).
Zwart 12 schijven op: 1, 4, 6, 7, 9, 11,
13, 16, 20, 25, 26 en 35.
Wit 12 schijven op 22, 23, 28, 31, 32, 33,
37, 38, 42, 43, 45 en 50.