i 5 ^«8 :-l s pii-p |s ja Miiii Rondgang door den Dam-doolhof. o ra -J *- ra .2.5.0 a cü .2-2 g s ra -SS s TiT s 88 s sa? 1 -S O Wenken op technisch gebied. De Delftsche aardewerkindustrie, ont staan evenais zoo veie bedrijfstakken in Duitschland, Frankrijk en ons land uit het vervaardigen van grover aardewerk, krui ken, bierpotten, pannen, e.d. die hard ge- takken en met zout geglazuurd werden, had zich toegelegd op de vervaardiging van tegels naar het email-proces. Er werd met tinglazuur een helder glanzend witte laag over het geelroode aardewerk ge bracht, waarop vooral blauwe figuren de versiering brachten. DE BAKKER VAN HOLSBERG o D 7, u -g 12 m -w JS -w O k O «J 3> 3 - 3 3 c an 5 *2 3 i S s 3 O ca cl. ■o - S o z S 15 5 -i I O e b O o c S) c c 5 9 i o J3 O O N ts ■S bjO o .G O m G •»H cd G >5 3 CÖ -<rp aJ -»-> TT -u Q« ,J bJD O "G t, C O N .a-g!" 0) O Hp "O cs to 2 fi S ttf -ö 03 Q) *0) G cd TJ cd -£ COoJ H o G G G ZË tg S y> *- O :p O «3 -13 0) 3 o - a >T?> tl ra ara bo o c S 3¥ .5? .2 O ra o iu mC>pS®>fl5'<5rorag ra •ë-1 -®y *«.2 2? ■o a5 ai! <w ra Po G m ^iw C m o "»a<»s «eh gs oS S ca S g c ^73 G cö ,G fti v GxJ N ra W2 3 o +3 cd e tj a s '3 o J_J r© J-t (O G 35 «M r-4 o^-a °«anïs aSX e ra-55 H Q3 -4 73 G §B5 ra 4 s g O S +j g .2 o to 73 bX) G cd :g> s. 03 Sl)73 too.4-* G rag 03 »-*« ©rG A o *- tj X3 cj .y - cd 03 *Tt .Q U w :c? ra S la ra 3 T3 .G *-« bO.Q O bJD cö ra ra ra fci - 3 S ctóg S£ 03 rH t-< -*-> O ft 01 "5®° .s G G cd af? ra .S ra a c M o 5 DC h <o LU Q UI 2 'öJ S u ■*-> G tó TJ 3 2 W2 rG rH s O G TJ ;jip 73 o 05 *2 3 tra ra O -« ra.S G S.2 ra 2 2 ra <0 ra _r bo ra 53 o) OJ3T3 fcxo *3 iu d J 2 bfi O ■aS ca 3 S S SN ra T3 w G G cd o wu 5> a s O ra 10 iJ s O C f3 T3 C C e ra -g S g>? C c ra +J ra 5a ra .2 a S'0*! G G -O 2.2 fl-S e o &2§ 2 ^cj 05 2 SaSS. N o ra S Dl Q. *p* .5 Si E ra c ra -° g 8 ra 3 li- ar 3 ï- XJ Q O) *3 'S O -C o w 8 g E 5 •8 c 1 E 2? J3 O C o cd cd C N ■- JI c 5 E *3 ra TJ 05 x .2 d Cr-© 5 w cd w "G 3 W iy IA CC c x C .2 O o=o O) S c C i .- (C S -O tl H1 -c c c co c C G' 2 -»-• J- 73 O C c "O N c a 3 o g 3 G G ■4_> r* G ■+J *G ->-> G xJ rQ Tl fcjQ _r G O N cj •c :cg 2 n a «J 73 'G G o cö Sh 73 G G G G +j -• 5 w ö-g -S o •- n G o> C- Csj s~< bo G w cd ZJ jj «4-1 4_» S 2 S:r? 3 rt bo^ ra C ra o),H "_3 M u p, 4-> J o CÖ G -y X p, rj rG 2W O N 5 ra 3 2 =3 ea c «- G Gd ©73 s bJO c ra -S N rH bö ra a g 1-J ^3 x £3 id ra J5"0 +J rH -O "ra a cl) O <11 !±J *3 Q g 3 - O d) m <1) rj bi) <v t-4 bo rt.G .5 fi -y ^^2 ra cd r© S^-y o ra o °5) raxra+j^j M -, 2 ca ray'y g S c+HGGrp^^j.. 4-( o *G G hn C3 ra _.g <p ■g^ &Z S H BH ra "3 bo^ s a - X ra 2 -2j y ra .2 ra raramra+jr;ra> X ra -3 t: y g -51 ra jS TH ra G G j w a» CÖ r-J *-> X i_i 2 ea "p P - G 'u P- e o Si G rG I 2 G 5 it ÉH G G bfl cd G G ra G* G g ra{§ cS Sfl'3 5 g c m G ccraST.cyajra ggw)m3raraO W) G rj* ra - ra ."O t. «^IHIlo Ï-S'C5 S2«!^d^f raf^f ra SiS^So cd r? G r-c Or© .'S G ©0) cd QJ --^ rG CUJr© 73 Cd ^1» G 73 o oQ O 3 .5 o rQ N N C - g" 0 'S ra -f c -* ra ra ^j 2 -o o ,E E C t 11. V X c o c rz -C Cd .O N fl G X) M S c s -3 g -e Cl. ra 2 o "O-S x G Sa"S0-§ 3 ra o c N 2-a^l'S K f^l2 (V {34 G r© rM c G H-> rG N w«jm, in ay/j <nitwik k<;lin& geremd, door <ie steeds aa/iwezi^e nagedachtenis aau den grooten vjider. Om dit gevaar te voorkomen, zijn twee dingen gcwenschL Ten eerste, dat de moe der begrijpend tusschen beiden in staat, en ais 't noodig is als arbiter optreedt. Ten tweede, dat de vader naast zijn krachtigen invloed, tevens voldoende v r ij h e i d laat, opdat het karakter van den zoon zich op eigen wijze ontwikkele. Ten opzichte van dit laatste punt, ben ik zelf mijn vader veel dank schuldig. En ik geloof wel te weten boe het komt, dat een zoo krachtige per soonlijkheid in staat was zooveel vrijheid te laten. Mijn vader was en is een ge- wetens-mensch. En hij bond ons kinderen aan het geweten. Wij mochten veel. Te veel volgens sommige Goesenaars, die het ove rigens best met ons meenden. Maar: wij mochten veelonder de tucht van de groote normen, die wij, mét vader, erkenden in ons leven. Engingen we de perken te buiten: het geweten, dat zoo uitnemend was opgevoed, bracht ons vroeger of later tot berouw, biecht en boete. Jan Ligthart spreekt van zijn moeders paedagogiek als van „genade-paedagogiek". Ik kan mijn vaders opvoedingskunst naar analogie hiervan het best qualificeeren met den termgewetens-paedagogiek. Wat heeft dit nu met zijn dominees-ambt vandoen? Dit: Juist als herder en leeraar zijner gemeente kwam hij óók in andere levens dan van zijn huisgenooten, óók in andere gezinnen dan het zijne, tot het steeds duidelijKer inzichtBreng Gods evangelie in Jezus Christus hen, eerlijk en oprecht ge tuigend, en bindt hun gewetens daaraan en... laat dan de rest ook waarlijk aan God over. Durf, in 't geloof, risico's loopen. En ten tweede: laat eerlijk en getrouw ook den eenvoudigen mensch of het jongste kind zien, dat gijzelf u óók houdt aan deze nor men, en tóón uw berouw als gij zelve eens mocht falen. Ik weet het wel: juist zijn predikant-zijn drong vader mede tot dit gewetens-nauwe leven. Hij preekte dan ook, dat weten al zijn Goessche kerkgangers, niet alleen tot zijn gemeente, maar tevens tot zichzelf. Toch zou het een verkeerde meening zijn, te denken, dat alleen kinderen van ambts dragers een dergelijke opvoeding te beurt kan vallen. Neen, ieder vader moet en mag zoo'n opvoeder zijn. Want juist als vader is hij ambtsdragerpriester en koning in zijn gezin. Laat, wat ik hier schreef, in groote dank baarheid aan God, over de opvoeding door mijn vader, allen vaders een aansporing zijn zich ernstig te bezinnen op dit hun „Goddelijk ambt". Dan heeft dit stukje, dat een „getuigenis" wilde zijn, zijn doel bereikt. En, mocht men vinden, dat naast het ge tuigen er te veel ophemelarij in voorkwam, men zal het mij bij dit jubileum willen ver geven. En wat mijn vader zelf betreft: Hij mag boos zijn, ik zit hier veilig in Rot terdam, en ben zéér voldaan dit alles eens te hebben uitgesproken. Rotterdam. P. W. J. S. AARDEWERK. H. Voordat wij een behandeling geven van verschillende gebruiksvoorwerpen, schrij ven wij eerst iets over de geschiedenis der aardewerkindustrie. De kleibewerking is al zeer oud. Het dro gen van leem om er hutten van te maken, behoort tot de primitiefste beschaving. Doch ook het bakken, en zelfs het glazuren \an versierde tegels had in Assyrië en Egypte al vroeg een groote ontwikkeling bereikt. Daarnaast stond de pottenbakkers kunst, die zich in alle oude culturen ont wikkelde en handhaafde. Vandaar dat ken nis van de techniek der aardewerkfabri- cage een hulpmiddel van geschiedvorsching uit oude overblijfselen kan zijn. Eenvou dige gebruiksvoorwerpen van een zeer tij delijke beteekenis werden versierd door boetseeren en door het aanbrengen van i tc>eJcenizi£ren en kleurtn. Eerst veel later yxiii die versiering zich tot een op zichzelf staande kunst ontwikkelen, die aan het voorwerp zijn gebruiksbeteekems ontnam en het uitsluitend ter aanschouwing ver vaardigde. Doch ook afzonderlijke beeldjes uit klei gebakken, zooals de bekende tan gara beeldjes, vormden een begin van kera mische kunst. Merkwaardig is dat de Grieken en Ro meinen, die aan de vormen van het vaat werk een groote volmaaktheid gaven, met de glazuur onbekend waren, waarvan toch Egyptenaren en Assyriërs de toepassing fceheerschten. Het Grieksche en Romein- sehe poreuse aardewerk werd aan de opper vlakte dicht gemaakt, b.v. met verven, of zooals in Italië door berooking, waardoor zwarte waar ontstond, dan wel naar een nog niet geheel opgehelderd procédé van de z.g. Terra sigillata, die er een roode was- k'eur en glans aan gaf. Door de weelde van 't Romeinsche rijk werd het betere vaatwerk van marmer of edele metalen vervaardigd en ging de pot- tebakkerskunst achteruit. Bij de Germaansche volken bleef deze betrekkelijk op een laag peil. Hun vaatwerk was grof, terwijl het twijfelachtig is of zij glazuren toepasten. Bij de dragers eener nieuwere cultuur, de Arabieren, en niet het minst later bij de Mooren in Spanje ontwikkelde zich een techniek der vervaardiging van versierde tegels voor bouwwerken. Zoowel door hun invloed, als ook door dien der voortlevende keramische kunst in het Oost-Romeinsche rijk, kon Italië een zeer bijzonder bedrijf tot ontwikkeling brengen, dat van de ma jolica. Het eigenlijke aardewerk daarvan be stond uit vrij grove gebakken klei, waar- ven de minder fraaie klein- geheel bedekt werd met een emaillaag van mooie tin ten en teekeningen. Lucca della Robbia verwierf met werk naar deze techniek groote beroemdheid. Terwijl de kunst zich in Italië gedurende anderhalve eeuw hand haafde, wist in Frankrijk Pélisay zich door schitterende emails bekend te maken. Zijn techniek, waarbij hij o.a. het bakken der voorwerpen in gesloten aardewerkdoozen, z.g. cassetten, toepaste, om den invloed der rookgassen op de émails te vermijden, ging echter met hem verloren. Het technische procédé van de majolicakunst, n.l. het be dekken van de grove poreuse scherf met glanzende en kleurige emails vond ook bui len Italië een zeer wijde verspreiding. De verdere ontwikkeling zou echter be- heerscht worden door de veel oudere Chi- neesche uitvinding van het porcelein. Dit product met de sterke, witte doorschijnen de verglaasde scherf, waarvan veel fijner voorwerpen te maken waren, en op welks gianzenden ondergrond subtiele teekenin gen in prachtige kleuren zoo fraai uit kwa men, was al zeer vroeg uitgevonden, doch bieef in Europa uiterst zeldzaam. De Chi- neezen lieten het geheim der vervaardiging uit kaolin en veldspaat niet los, en alleen de Japanners konden hen navolgen. De zeer beperkte handel door het be zwaarlijk vervoer der producten, onderging wel een belangrijke uitbreiding toen Por- tugeezen en Hollanders het Japansche por celein in hun «srh^nen overbrachten, maar porcelein bleef duur. Naar dit proces werd nu getracht, zij het ook in zwaarder vormen, het Oostersch porcelein na te maken. De ontwikkeling hiervan gaf aan de Delftsche industrie een groote vermaard heid en bloei, die pas door twee verdere technische vondsten gestuit zou worden. Hierover een volgenden keer. 45) o Er is hier een afschuwelijk misver stand, mijnheer, zei Harm. Ik ben geen borg voor mijn zoon. Ik heb mijn hand- teekening niet gezet. Zoo, zoo, ontkent u dat? Dan is mijn bezoek hier afgeloopen. Ik stap naar den burgemeester en zet hem de zaak uiteen. Houd u vast maar gereed, om bij den bur gemeester te komen straks. Hij zal u laten roepen, daar zal ik voor zorgen. Mozes Salomons laat zich niet voor den gek houden Ik zeg u nog eens, dat ik nooit ten behoeve van mijn zoon mijn handteekening heb gezet. Dat heb ik trouwens nooit ge daan als borg. Want ik wil nooit borg zijn. Voor niemand. Het is het slechtste wat je kunt doen. Triomfantelijk hield de geldschieter hem vier papieren onder den neus: Dus u ontkent, dat dit uw handteeke ning is? Het was Harm, of hij door den grond zakte. Nu begreep hij pas goed, wat er aan de hand was. Het zweet brak hem uit. Dit is ongeveer mijn handteekening. Niet precies. Maar die heb ik niet gezet. Was u er bij, dat het gebeurde? Dat moet toch, als u geld leent? Neen, dat behoeft volstrekt niet. Ik zeide uw zoon, dat ik wel naar Holsberg zou gaan om uw handteekening, maar dat was niet noodig. Hij ging zelf wel. En toen bracht hij de stukken telkens geteekend terug. Ik heb mijn zoon in een kleine twee jaar niet gezien. Hij komt hier niet. U be grijpt het dus nu zeker wel? De ander floot en toonde gehuichelde ver bazing. Dus u wilt zeggen, dat deze hand- teekeningen valsch zijn? Dat uw zoon ze gezet heeft? Of mijn zoon dat gedaan heeft, weet ik niet. Vermoedelijk wel. Maar dat weet ik niet. Valsch zijn ze, dat is zeker. Dat is een gek geval voor u. Om medelijden mee te hebben, verklaarde de jood, zoetsappig. Voor mij is u de borg. Dus van u moet ik mijn geld hebben. Ik heb er niets mee te maken, of die hand- teekeningen valsch zijn, dat voelt u wel. Neen, dat voel ik niet, zei de eerlijke Harm. U ziet nu toch wel in, dat mijn zoon, die ontaarde jongen, mij een leelijke poets gebakken heeft? Dat is wel mogelijk, mijnheer Janse. Maar aangenomen, dat u de waarheid spreekt, want ik moet u maar gelooven, u kunt evengoed liegen neen, word u nu niet hoos, ik wil aannemen, dat u de waarheid spreekt, dan begrijpt u toch wel, dat ik daar buiten sta? Ik heb alleen met uw handteekening te maken. Maar, man, die is valsch, schreeuwde Harm heesch. Daar weet ik niets van. Het kan me ook niets schelen. Het is uw zaak, dat uit te maken. Hoe, moet u zelf weten. I k moet mijn geld hebben, dat voelt u wel. Dat is geen werk, zei Harm, die de redeneering niet volgen kon. Hij was er te eerlijk voor. De bezoeker stond op. Er valt niet langer over te praten, zei hij dan. Wilt u misschien een paar dagen bedenktijd? Ik ben de kwaadste niet hoor. Laat ons zeggen, dat u mij over twee dagen bericht, hoe u deze zaak regelen wil. Hier hebt u mijn adres. Verneem ik na twee dagen niets van u, dan ga ik mijn gang. Ik betaal niet voor iets, waarvoor ik mijn naam niet heb gezet, merkte Harm op. Dat is u w zaak. U hebt twee dagen den tijd, u te bedenken. En dan zult u wel zien, wat er gebeurt. Ik wensch mijn geld terug. Maar, man, begrijp nu toch eens, die handteekening is valschbarstte Harm weer los. Dat neem ik wel van u aan, maar ik heb er niets mee te maken. Dan moet u uw zoon aanklagen. Ik vind het onverantwoordelijk van u, om aan zoo iemand geld te leenen en dan tot zulk een bedrag. WAT GEVAARLIJKER IS. Ile Synode der Geref. Kerk in Zuid- Airika heeft een waarschuwend woord la ten hooren legen de communistische pro paganda, vooral onder de gekleurde rassen. In „Die Hervormer" staat prof. dr S. P. Engelbrecht van Pretoria daar nog eens bij stil en hij verklaart zich daamee accoord Toch is hij maar half tevreden, want in E usland treedt het communisme openlijk op als anti-Christelijke macht. „In Duitschland egter", aldus prof. En gelbrecht, „is dit baie gevaarliker. Daar tree die antichris op in die gedaante van '11 engel des ligs en baie mense word daar- deur verlei en sien dit nie raak nie", „In Duitschland is die godsdiens niet verbied nie, maar die ou heidendom word daar in die plek van die Christendom inge- voer en die gevaar van verleiding is in Duitschland dus nog grooter als in Rus land". Mijn waarde heer, u behoeft mij niet de les te lezen. Ik weet wel, wat ik doe. Bovendien heb ik niet onverantwoordelijk gehandeld, want natuurlijk zorgde ik voor een goeden borg, om safe te zijn. Ik heb informaties naar u ingewonnen en die waren uitstekend. En uw handteekening kwam op de stukken. Ik groet u. Over twee dagen verwacht ik uw antwoord. Goeden dag, mijnheer. Mozes Salomons verdween. En Harm bleef als versuft zitten, de handen onder het hoofd. Zoo vond hem Tine, die al eens geluisterd had, wat er toch wel aan de hand was, omdat het gesprek zoo luidruchtig was. Harm, wat is er?! Aldert heeft een heel gemeene streek uitgehaald. Hij ruïneert ons. In korte woorden vertelde hij. En moet je nu betalen? Volgens dien jood wel. En ik geloof het ook, al lijkt het oneerlijk. Mijn naam staat er. Je zou zoo'n... Ach, het is toch onze zoon, Tine, al willen we niets van hem weten. In deze woorden voelde Tine de smart van Harm schrijnen. Hij mocht dan wel in booze of onverschillige woorden over Aldert spreken, in zijn hart had hij den jongen niet losgelaten. Maar wat moet je dan? vroeg zij. Het is wel vreeselijk, om voor dat wijf dat geld te betalen. Want de vrouw van Aldert zit er natuurlijk achter. Aldert heeft dan evenveel schuld, ant- woorde Harm, die bemerkte: het is weer het oude liedje; Tine verdedigt en vergoe lijkt Aldert. Ja, weifelde Tine, daar zeg ik niets van, maar als Aldert niet met die meid getrouwd was... Dan had-ie het op een andere manier gedaan. Vijfduizend gulden, het is geen kleinigheid. Betaal ze dan niet. Of moet het? Dat heb ik immers al gezegd? Het zal wel moeten. We kunnen ze niet missen eigenlijk. Het resultaat van het gesprek was, dat Harm besloot, den volgenden dag naar Am sterdam te gaan, om daar een advocaat te raadplegen. Hij deed dien ganschen nacht geen oog dicht en was nog vroeger op dan gewoon lijk, zoodat er in de bakkerij al heel wat gedaan was, toen Berend verscheen op zijn gewonen tijd. Met enkele woorden waren Mieke en hij den vorigen avond op de hoog te gebracht. En die beiden hadden met el kaar gepraat. Maar dat wist Harm niet. Berend wilde er juist over beginnen, toen Harm zeide, dat er wat haast gemaakt moest worden, want dat hij naar Amster dam wilde, om eerst een advocaat om raad te vragen, alvorens een beslissing te nemen. Toen zweeg Berend over zijn plan. De advocaat in de hoofdstad deelde mede, dat Harm te betalen had. Zijn handteeke ning stond er. Maar als aangetoond kon worden, dat die handteekening valseYi was, dan behoefde hij natuurlijk niet te betalen; dat was kletspraat van dien jood. Ilij had dan niets anders te doen dan zijn zoon aan te klagen wegens het zetten van een val- sche handteekening. De beslissing lag dus bij Harm. Die jood zou ongetwijfeld wel begrepen hebben, dat die handteekening niet echt was, maar hij rekende er op, dat de vader den zoon niet zou aanklagen en dat hij dus zijn geld krijgen zou. Met deze boodschap kon Harm naar Hols berg terugkeeren. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. OM HET KAMPIOENSCHAP VAN NEDERLAND. In een door Keiler magistraal gespeelde partij, kreeg de Nederlandsche kampioen in zijn partij tegen C. J. Lochtenberg groot voordeel. Hij wist dit voordeel in winst om te zetten. Jammer is het, dat deze partij ontsierd werd, doordat beide spelers een eenvoudigen slagzet hebben overzien. Het is haast niet te begrijpen, en toch is het geschied. Zoo ontsnapte Keiler aan verlies van minstens één punt. Deze partij is zeer leerzaam en daarom ruimen wij een plaats daarvoor in onze rubriek gaarne in. R. C. Keller (Wit), C. J. Lochtenberg (Zw.) 1. 33—28 18—23 de hollandsche opening 2. 39—33 20—24 3. 44—39 12—18 4. 31—27 7—12 5. 37—31 14—20 6. 41—37 10—14 7. 34—29 23X34 8. 40X29 beoogt verzwakking van zwart's centrum. 820—25 a la Lochtenberg. Zoekt altijd gelegenheid om randschijven te bekomen. Ook in het vervolg van de partij zullen wij dit weer zien. De gevolgen blijven tegen een speler als Keiler niet uit. Men lette daar goed op. Deze partij demonstreert dit juist heel dui delijk. 9. 29X20 15X24 10. 45—40 5—10 11. 40—34 2—7 12. 49—44 24—30 13. 35X24 19X30 14. 27—22 18X27 15. 31X 22 30—35 Zwart kruipt weer in den hoek. Had zwart inplaats van 30351419 gespeeld, dan had wit een dam kunnen nemen. Wit zou dit echter niet gedaan hebben, omdat deze dan afgenomen zou zijn geworden en dan hoogstens gelijk spel voor hem over bleef. Zoo: 1419 22—18 13X22 Op 12X23 zou de dam wel goed zijn door: 34—29, 28—22, 32X5! 33—29 39—33 32X5 22X24 30X28 De dam wordt echter altijd afgenomen voor ten hoogste 3 schijven. Onderzoekt U dit maar eens. 16. 5045 17. 34—29 18. 46—41 19. 32X12 10—15 12—18 18X27 8X17 Het slaan naar den rand past weer in Lochtenberg's spelopvatting. 20. 37—32 14—20 21. 41—37 20—24 22. 29X20 25X14 23. 39—34 Wit moet de opstelling van het stuk op 44 dringend verbeteren en vindt daartoe nu den tijd. DE BIJBEL. De Bijbel is bet boek, waarin God zijn raad tot verlossing volkomen geopenbaard heeft. V olkomen wil zeggenvolledig; dus niet slechts wat noodig is voor het le ven hier namaals maar ook voor het leven hier beneden, en dan niet het leven waarin wij onze bevrediging vinden, maar het leven waarin God zijn welbehagen heeft. Wij kunnen ook zeggen: de Bijbel is de volmaakte mededeeing van Gods wil voor al het leven, voor alle menschen, in alle tijden en verhoudingen. Wij denken over dit boek nooit groot ge noeg, wij spreken over den bijbel nooit eer biedig en geestdriftig genoeg. Onze chronische dwaasheid is de misken ning. Nu eens door de zotte mechanisee ring, alsof de Bijbel encyelopaedie van kundigheden, een reusachtige vragenbus voor moeilijke gevallen is. Dan weer door den Bijbel te maken tot kristallisatie van uitsluitend religieuze denkbeelden. Wij moeten en willen den Bijbel zien als het levend boek van den levenden God, het boek der overstroomende volheid Gods, af gesloten en toch springende, zijn openba ringsinhoud als een dynamisch werkende kracht voortstuwend door al de eeuwen. Dr B. W i e 1 e n g a. 23 24. 43—39 25. 36—31 26. 47—41 27. 41—36 28. 34—29 15—20 20—25 14—20 20—24 24—30 Nu zwart deze opstelling heeft gekozen, behoeft wit geen zorg meer te hebben over de opstelling van zijn schijf 44. 289—14 29. 31—27 3—9 30. 4843 Deze zet doet vreemd aan. Keiler dacht over dezen zet dan ook heel lang na en Lochtenberg verzekerde ons, toen Keiler dezen zet gespeeld had: dien zet begrijp ik niet! Het vervolg laat zien, dat deze zet groote strategische waarde heeft. 3017—21 31. 27—22 Deze zet laat zien, dat zwart's 30ste zet niet goed was. Immers nu dwingt wit, zwart om weer naar den rand te gaan. De eenige zet, die dit randspel zou kunnen verhinde ren: 1318 brengt zwart groot nadeel (er zou dan volgen, na den ruil, 2924, 2823, 33X13 en bezetting van ruit 13, waardoor zwart in een zoo goed als verloren positie zou komen. 31 32. 4440 21—26 Eerst nu acht wit en terecht den tijd daar schijf 44 op te lossen. Nu ver schaft deze ruil hem tempi. 3235X44 33. 39X50 30—35 34. 36—31 14—20 35. 29—23?? Stand na 35 van wit: C. J. Lochtenberg (Zwart). 1 2 3 4 5 47 48 49 50 R. C. Keiler (Wit). Zwart 12 schijven op: 1, 4, 6, 7, 9, 11, 13, 16, 20, 25, 26 en 35. Wit 12 schijven op 22, 23, 28, 31, 32, 33, 37, 38, 42, 43, 45 en 50.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 8