Rondgang door den Dam-doolhof.
S M a m
1
TO
TO
o 3 g S
15 c
s
a-s> s»l« a-s i, ^-1 -s ag-ss^ -s -s c
•Ssil i|!«
Nederland in Frankrijk.
xvm.
Trouwen met den
handschoen.
m sn
Voor de jeugd.
I
o
O z
fc
u r,
WO
-w 3
be
co Cu
•3 J
So
fe z
O 3
CU.
ca
C O
W - O f 3 j)
N 3 IA O 3
-S
r**
as o
CO O)
S c b
ra -* cl
O i_
Si c O) O
5 -O
ciS.»
N 2 -"g
3) Q. 3
U X <1>
13 IJ O t C
s- -*-* c
<u <2 <u
x; c c
O Z 5
w -tJ G)
(U :Z7 rn
t;
O) -M
3
n o
c E
i\> a> O r*
Ni O C
T3
■a üj 2 c o g»-5
ctf cd a) 3
iO
JH cd Q) e^!
i bJD 1 H
bJD l
bi)
CC o
TI 5P
<U (P
,Q j> J2 RJ
(D S) <D 03
iï
*3 73
3 a
rS
w ,u cd (tf a> cd
SflB S2§ s-S^ -"I
<D
rW _-H
TJ
a; cö
V*x >_i bX) S-(
d) fÖ
g-ö^ -2
if O
O 13 o "5
ScS
k "S c .3 "2 'S
O rT7 ril *rH S3
d) O
T3 O -O O)
O a
X! a>
T-i i-i au n u tr t< n X iQfl>
D J2
S 'S
u> V E
ia r
en -° --
N
vi 2 n cd 2
ctf
ar. rn w
cd n P o j:
c rt W g is
E j= -ë .3-3 flS -S N o -5 o fió S3
2 3 S- X O
Sg <V <w ■- -=»
1 O 5=
r-i .*-*
X? <V
V
o ui
3 C "8
5 N
0) «S <u
U. i- ■*-» "D
0) X 0>
S
-U -*- -TT
d) O) T O
r— _n T3
-o C .C g
a) m jr P
-c co
O .2 s g-W" g5
ra O
_w
c 3
ra 4) •»-
O
a m
<D CO
O
OT3 d
£S3 2
l'H-ö'g
H.Ti n cd a) <u
Ui >-0^2 0) O) -4-J ö3
CO
P. c
byo
ff "H lT 3
n a ff .5 S
cS-Se>fe^-s
bOP
<v a)o
tw N C0
:vc*er f IO rrtini.ritit-ri oik/. A <Ji«: K*-~
en woordjes dit,* liet na-„praat" be-
grijpt het nog niet a.ls wóórden, maar
slechts als geluiden die het nadoet, dus
weer net als een spreeuw of een papegaai.
Mét dat na-„praten" gaat een nadoen ge
paard. Allerlei spelletjes worden nu gedaan
waar het veel plezier in heeft:
„Klap eens in je handjes, blij, blij, blij,
Op je booze bolletje allebei," enz. enz.
Deze nabootsings-phase eindigt met het
steeds herhalen van één en twee-lettergre-
pige woordjes, waarbij de woordjes pa-pa,
en ma-ma, en da-da, of mie-mie enz. de be
kende gangbare zijn.
Na deze nabootsing s-p h a s e
komt het eigenlijke spreken: Het kind
gaat achter de woorden nog iets anders
dan geluiden zoeken. Eerst komen dan de
één-woord-zinnetjes. Daarna twee-woord-
zinnetjes als b.v. Keesje stoel: d.w.z. Kees
je wil op een stoel zitten. Keesje rijen: d.-
w.z. Keesje wil gaan rijden.
Geleidelijk volgt dan de heele verdere
grammatica met twee- en drieledige zinne
tjes, met onderwerpen, lijdende voorwer
pen, verbuiging en vervoeging. Voor het dit
alles gehéél onder de knie heeft zullen de
eerste zeven levensjaren nauwelijks vol
doende blijken. Heel wat kinderen komen
op de lagere school zonder dat ze in alle
opzichten al fatsoenlijk kunnen spreken. De
ouders hebben hier mét de andere huisge-
nooten de taak, steeds goed en duidelijk tot
de kinderen te spreken en ik zei het een vo
rige keer reeds, geen fouten der kinderen
als „aardigheid" over te nemen.
Op enkele echte kinderfouten wil ik ten
slotte nog even wijzen. Ten eerste de weg
lating van klanken. Het kind zegt a-ou en
bedoelt cacao. Nu moet de moeder niet zeg
gen: Wil je een kopje a-ou, hé? Maar: Wil
je een kopje cacao hé? Anders leert het
kind veel langzamer goed spreken. Nog een
▼oorbeeld van weglating: (alle voorbeelden
zijn uit het leven gegrepen en de ouders
zullen zelf wel veel ervaringen in dezen
zelfden trant hebben). Een kind zei: sel,
inplaats van caroussel.
Een tweede fout is klankverandering: b.v.
toffie-tan, inplaats van koffie-kan.
3e Gelijkmaking van letters: kuiker
inplaats van suiker.
4e. omzetting: vooiel voor viool.
5e. Het samenvoegen van twee woorden
die ongeveer hetzelfde beteekenen: andijvie
en spinazie combineerde een kind tot spi-
dijvie.
Ten slotte is er nog de kinderetymologie.
Dit verschijnsel is zóó aardig en interes
sant dat ik er D.V. de volgende maal wat
uitvoeriger van wil vertellen.
P. W. J. S.
Dat er in Noord-Frankrijk een gebied is,
waar Nederlandsch wordt gesproken, en dat
er voorts naar het zuiden erbij aansluitende
streken zijn waar onze taal weliswaar niet
meer in zwang is, doch waar de bouwkunst,
de folklore en het uiterlijk van de men-
schen op verwantschap met de Nederlanden
duiden, zijn feiten, zegt „Dietsche T ij -
d i n g e n", welke tot nu toe maar weinig
bekendheid verwierven in het Noorden.
Vele Nederlanders weten wel dat Vlaan
deren en Artesië deel hebben uitgemaakt
van de Zeventien Vereenigde Nederlanden.
Tot Vlaanderen behoorde n'et slechts het
tegenwoordige Nederlandsche Zeeuwsch-
Vlaanderen en Belgisch Vlaanderen, doch
ook 't land tusschen Rijssel en Duinkerke,
terwijl men siechts fcenoeft te reppen van
de Unie van Atrecht om er aan te herin
neren dat deze plaats, thans in het Fransch
Arras geheeten, de hoofdstad van het Ne
derlandsche gewest Artesië was.
Er zijn inwoneis van Fransch-Vlaande
ren, welke voor Vlaamsch-België en Neder
land groote belangstelling hebben. Ze lezen
onze letterkundige bladen en komen naar
het Noorden om studie te maken van de
overeenkomstigheden van hun vaderland
met het onze.
Een van de eerste dingen, welke deze
mcnschen tiij het bezoek hier vragen is
„hoe komt het dat de doorsnee Neder
lander niet afweet van het bestaan van
Fransch Vlaanderen
Deze vraag is tamelijk pijnlijk, want vrij
wel steeds kan men eruit proeenwaarom
verwaarloozen jullie het zuidelijkste deel
van het Dietsche cultuurgebied in Europa
toch zoo schromelijk?
Het is een vraag die den Nederlander in
zijn zwakke zij tast. Het is eigenlijk een
beetje beschamend, maar wij allen zijn min
of meer behept met de kwaal om alles wat
ver weg is, erg „interessant" te vinden.
Dat wordt al bemerkbaar in kleinigheden:
meer dan eenige andere taal is het Neder
landsch doorspekt met vreemde woorden,
zelfs waar wij er zeer pittige eigen Neder
landsche voor bezitten.
Ongetwijfeld is het voortrekken van zul
ke „blinde reizigers" der taal boven woor
den uit eigen taalschat, een nationale fout,
want zij wijst op een gebrek aan zelfach-
ting. Nochtans zal niemand zich hierover
ergeren.
Iets anders is het met de neiging van
vele Nederlanders om in België de voorkeur
te verleenen aan het Fransch boven de moe
dertaal. Het schijnt vaak of de Nederlander
het veel „interessanter" vindt dat in België
door een minderheid Fransch wordt gespro
ken, dan dat de meerderheid er Vlaamsch
spreekt.
Doen de Nederlanders dit om de Vla
mingen te kwetsen?
De waarheid is, dat velen niet volledig op
de hoogte zijn van de ware toestanden èn
dat het vreemde nu eenmaal bijzonder aan
trekkelijk schijnt te zijn.
Zoo is het nu ook met Fransch-Vlaande
ren.
De doorsnee Nederlander weet wel dat
een Fransch oorlogsschip „Dunkerque"
heet. Hij heeft natuurlijk gelezen dat de üa-
venplaats Boulogne onlangs feest heeft ge
vierd, omdat het vijftig jaar geleden was
dat het eerste oceaanschip daar aanlegde,
doch dat Duinkerke tot aan de Fransche
revolutie een stad was zoo Nederlandsch als
Middelburg of Brugge, dat weet hg vast en
zeker niet, zoo min als hij ervan op de
hoogte is dat Boulogne vroeger Boonen
heette en in het verleden tot het Nederland
sche taalgebied behoorde.
En als ge met Uw wagen stopt om naar
den weg te vragen, antwoordt men U in een
zoet zangerig West-Vlaamsch. Eerst klinkt
dat vreemd in uw ooren. Ge verneemt woor
den die ge kent uit Middelnederlandsche
teksten, maar die ge reeds in de spreektaal
uitgestorven waandet. Maar snel went ge
eraan en dan kunt ge lang spreken met
hen, wier voorvaderen Nederlanders waren,
doch die door een gril der geschiedenis tot
„Franschen" zijn geworden.
In omvang zijn de Fransche Nederlanden
niet grooter dan Noord-Brabant en de Be
tuwe, maar het is een gebied van veelzijdi-
gen en harden arbeid.
Aan de kust ligt een lange rij visschers-,
haven-, en badplaatsen: Duinkerke, Greve-
lingen, Lales, Boonen, Stapels, Touquet en
Berck zijn de belangrijkste en bekendste.
Van hier voeren zij weg:
Allen die willen naer Iseland gaen
Om kabeljauw te vangen
En te visschen met verlangen
Naer Iseland, naer Iseland toe;
Tot drie en dertig reyzen zy zyn nog nie
moe.
De duinenstrook is niet zeer breed en
verder, waar de kust stijgt, zoo bij Kaap de
Grijze Neus en bij Kales ontbreekt zij ge
heel of is onopvallend.
Het is een werkzaam, ondernemingsge
zind slag menschen, de FVansch-Vlamingen.
Het lijdt geen twijfel, dat zij mogen worden
"kend tot het beste wat thans binnen
r 'H.ikrijks grenzen leeft en werkt.
n het verleden bouwden zij belforten,
kathedralen, markthallen en gildehuizen, in
het heden bouwtFrankrijk op hen.
Nu Frankrijk zich in crisis bevindt
buitenlandsche moeilijkheden, gepaard aan
een steeds verder achteruit loopend ge
boorte-percentage blijken deze „sales
Flamins" heelemaal niet zoo kwaad te zijn."
DE BAKKER VAN HOLSBERG
41) —o—
Als ik eens naar dien burgemeester
ging? vroeg Harm.
Klaas gaat wel. Die kent hem veel
bc-ter. 'tZal niet veel helpen, denk ik. De
man moet zijn plicht doen. Jammer, dat
Berend zich vergat. Hij had Aldert links
moeten laten liggen.
Ja, je kunt er gemakkelijk over spreken.
Het was gebeurd. Dat werd een rechtzaak.
Berend werd veroordeeld. Maar hij was er
Harm en Tine en Mieke en niemand ook
maar iets minder om. Dit geval kwam ook
te staan op de debetzijde van Aldert, die
reeds zooveel op zijn geweten had.
Zoo dachten allen er over. Maar het ge
val kwam nu eens te staan op Alderts cre
ditzijde.
Want des morgens laat ontwaakte hij uit
zijn bewusteloosheid. En des morgens ver
klaarde de dokter, dat hij zoo goed als geen
letsel had bekomen. De drank had zijn weer
standsvermogen wat geknakt. Een nuchter,
niet aan den alcohol verslaafd man zou niet
gevallen zijn en niet bewusteloos zijn ge
worden.
En als je nu een kerel bent, zei de
dokter, die geheel op de hoogte was, dan
roep je den veldwachter en dan zeg je hem:
geen werk te maken van deze zaak. Want
die jongen uit Holsberg is een oppassend
man, die geen vlieg kwaad doet. Je wou
toch zeker niet zeggen, dat jij onschuldig
bent?
Die heele zaak kan mij niets schelen,
zei Aldert ruw.
Prachtig. Dan zal ik den veldwachter
zenden, antwoordde de dokter. De jongen
kan dan losgelaten worden.
Marie vond Aldert stapelgek, 't Was wel
eens fijn geweest, als haar schoonouders
die schande hadden te dragen gekregen:
hun aangenomen zoon in de gevangenis en
de eigen zoon, dien zij' niet wilden kennen,
een vrij man. Enfin, het was niet anders.
Om tien uur werd Berend, die den gan-
schen nacht geen oog dichtgedaan had en
die innig berouw had over zijn drift, weer
voor den burgemeester geleid.
Berend Janse, je kunt gaan. Je bent
vrij man. Ja, want hij zag het verbaasde
gezicht van Berend, ik zeg: vrij man. Deze
zaak wordt niet vervolgd. Je kunt vertrek
ken.
Hoe ishet met Aldert vroeg Be
rend.
Hij is nuchter, zei de burgemeester
sarcastisch. Als hij tenminste nu nog niet
gedronken heeft. Vetder mankeert hij niets.
Wees nu in het vervolg niet meer zoo drif
tig. Je ziet, waartoe dat leiden kan. Ik
wensch je geluk, dat het zóó goed voor je
afgeloopen is.
Maar hij zal mij aanklagen, zei Berend.
Een aanklacht was niet meer noodig.
Je was reeds gearresteerd. Maar Janse
wil de zaak niet vervolgd hebben. Daarom
ben je vrij.
De wonderlijke gevolgen.
Als in een droom stond Berend in de
dorpsstraat van Laagheuvel. Hij realiseer
de het zich nog niet, dat hij werkelijk een
vrij man was.
Juist, toen hij weg wilde gaan kwam de
veldwachter naar buiten.
Moet je je fiets niet hebben? vroeg
hij. Ik kan er hier niets mee doen, hoor.
O ja, natuurlijk, zei Berend. Ik dacht
er niet aan. Ik moet toch weg.
Zie maar gauw, dat je in Holsberg
komt, raadde de veldwachter aan. Ze zullen
er wel büj zijn, dat het zoo afgeloopen is.
Ik kan daar niet heen, zei Berend op
eens.
En tot verbazing van den veldwachter
fietste hij de andere richting uit, de rich
ting Zaandam.
Neen, dacht Berend, ik kan er niet heen.
Ik heb den zoon van mijn weldoeners mis
handeld. Zij m Aldert dan niet meer
als zoon erker; j blijft het toch. En ik
kan Mieke niet vragen, mijn vrouw te wor
den. Dat kon eigenlijk toch niet, maar nu is
het heelemaal uitgesloten. Onder haar
oogen het» ik A-ldert haast doodgeslagen.
(Jelukkig, dat het zóó is afgeloopen.
Ja, daar dankte hij in zijn hart God voor.
In zijn drift was hij bijna een moordenaar
geworden. En dat Aldert er verder geen
werk van wilde maken, was ook leiding
Gods.
In Zaandam, waar hij goed bekend was,
zocht hij een goedkoop hotel op, waar hij
onmiddellijk schreef naar Holsberg. Hij
vroeg vergeving voor zijn daad in Laagheu
vel; deelde mede, dat Aldert de zaak niet
vervolgd wenschte te zien en tenslotte
schreef hij, dat het hem niet mogelijk was,
na het gebeurde, naar Holsberg terug te
komen. Hij durfde hen niet onder de oogen
komen. Aan zijn tijdelijke verblijfplaats
moest men hem zijn kleeren zenden en een
gedeelte ran zijn geld. Alles wilde hij niet
hebben. En dan bedankte hij hen in ont
roerende woorden voor alles, wat zij voor
hem waren geweest in de afgeloopen jaren.
Die brief kwam in Holsberg. En in
plaats, dat hij er verstoord over was, lachte
Harm hartelijk. Tine begreep er niets van.
En Mieke werd onder het voorlezen beur
telings bleek en rood. Ze zeide echter niets.
Wat een dwaasheid van Berend, zei
Tine. Alsof hij er ons iets minder om ge
worden is! En dan zit jij er nog om te la
chen, verweet zij Harm.
Vanzelf, zei Harm, 'tis toch wel wat
belachelijk. Die .iongen heeft geen zier
kwaad gedaan. Nou ja, het was niet ver
standig, maar als iemand je zoo staat te
treiteren. Ik zou mijn handen ook niet thuis
hebben kunnen houden.
Alles goed en wel, maar Berend komt
niet terug. Dat is duidelijk. Zijn kleeren
zenden en de rest, nu, dan weet je het wel.
Dat is een leelijke strop. Ik hield van dien
jongen. En wat moet jij nu, Harm? Met
lachen kom je er niet.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Vanuit „ergens in Zeeland"!
Onze lezer Jan Kaat, lid van de dam
club Kapelle (Zeeland), zit nu „ergens in
Zeeland". Vandaar uit zendt hij ons een
partijgedeelte, waarin hij op inderdaad
fraaie wijze een nadeelige stelling in winst
wist om te zetten. Wij laten nu eerst onzen
damvriend Kaat aan het woord en komen
daarna met onze bedenkingen.
„Deze stand kwam in een door mij ge
speelde partij voor:
Dikwijls ziet men onder de familieberich
ten in de couranten huwelijksadvertenties
staan met het opschrift: „Getrouwd met
volmacht". In de meeste gevallen betreft
het dan een paar waarvan de man in het
buitenland woont en, doordat de afstand
naar de woonplaats van zijn bruid te groot
is, niet zelf bij het huwelijk tegenwoordig
kan zijn. Door de wet is hierin voorzien en
zoo worden dan huwelijken met volmacht
voltrokken, welke gelijk staan met de ge
wone huwelijken waarbij bruid en bruide
gom beide aanwezig zijn.
Inplaats van „getrouwd met volmacht"
zegt men dan ook dikwijls „getrouwd met
den handschoen".
Deze eigenaardige uitdrukking dateert
nog van vroegere eeuwen, toen de eerste
kolonisten in de nieuw ontdekte koloniën
trouwden met geheel onbekende meisjes in
het vaderland. Ook onze koloniale geschie
denis vermeldt dergelijke gebeurtenissen
zoo is er tijdens het bewind van Jan Pie-
tersz. Coen in Batavia sprake geweest van
een zending Amsterdamsche weesmeisjes
naar het verre Indië. Hierover is toen heel
wat stof opgewaaid, tenslotte heeft geluk
kig het menschelijk gevoel gezegevierd en
de meisjes konden rustig thuis blijven.
De uitdrukking „Met de handschoen ge-
16
26
36
46
Wt W~JÊ üv iy
'MM, VM
i?>
2f>
35
45
47
48
49
50
Zwart 11 schijven op 2, 4, 7/10, 17, 19,
22, 25 en 27.
Wit 10 schijven op: 26, 30, 33/35, 39,
41/43 en 49.
Wit aan den zet.
Ik had Wit en deed den lokzet 4237.
Zwart liep in de val en speelde 2731; wit
nu 37.j2. Dit was weer een 'oi-zet en
zwart liep er wederom in en deed 3136?
Nu maaKce ik er een einde aan door:
3. 32—28 36X47
4. 26—21 47X45
5. 21X5 22X44
6. 5X1 25X34
7. 49X29 45X23
8. 1X29 en wit had gewonnen!"
En nu komen onze notities. Allereerst: is
de spelgang, na 3136, geforceerd? Ja!
Wel kan zwart bij 4 anders slaan: 47X40,
maar dat is ook uit:
447 X 40
5. 21X5 22X44
6. 5X45 25X34
7. 49X29!
Dus dat is in orde! Maaris de lokzet
nr 1, dus 4237, een lokzet? Neen. Zwart's
zet 2731 toch geeft niet a 11 ij d, tijdelijke
winst. Wit behoeft niet met 3732
voort te zetten om nadeel te ontgaan. Wit
kan b.v. gewoon afruilen 4338, en er is
niets aan de hand.
Dan: is lokzet nr 2 (de zet 3732) een
lokzet? Ja, alsKaat zwart nu maar
liet vervolgen met 3137, want die zet
levert zwart wèl (oogenschijnlijk) winst op.
Altijd één schijf! De gespeelde zet 3136
echter brengt zwart geen voordeel. Wit
toch kan 4137 spelen en zwart heeft niets
bereikt. Zóó bezien is 3732 dus slechts
gedeeltelijk een lokzet, want 3137 geeft
wel aardige varianten, maar gewonnen is
het toch zoo maar niet. Laten we dit even
nagaan.
We spelen dus vanuit den diagramstand:
1. 42—37 27—31
2. 37—32 31—37
3. 32—28 37X46
trouwd" is echter niet afkomstig van het
zenden van Nederlandsche vrouwen naar
de Oost-Indische bezittingen, maar dateert
uit den tijd toen Frankrijk den Amerikaan-
schen staat Lousiana in bezit had, om
streeks 1750. De kolonisten in dezen staat
klaagden evenals alle kolonisten over het
feit dat ze geen vrouw konden krijgen. De
Fransche regeering, die er belang bij had
dat de blanke bevolking zich uitbreidde, be
sloot toen, dat er vrouwen uit het moeder
land zouden worden geïmporteerd in Lou
siana.
Deze methode had eerst wel succes, maar
al spoedig bleek het dat er groote nadeelen
aan verbonden waren. Want de knappe en
jonge meisjes werden zoo spoedig mogelijk
door de mannen ingepikt, doch de oudere
en leelijke, die geen onbelangrijk deel van
de zendingen vormden, bleven zitten en
moesten maar zien zonder man in het
vreemde land aan den kost te komen.
Deze bezwaren meende de Fransche re
geering te kunnen oplossen door een soort
lc 1 ij. Iedere kolonist die wilde trouwen
zc d door bemiddeling van de overheid een
vrouwenmuts of een paar handschoenen
naar Frankrijk. Wilde nu een meisje naar
het nieuwe land om daar te trouwen, dan
moest zij een muts of een handschoen uit
zoeken en deze meenemen wanneer er weer
een vrouwenschip naar Lousiana zeilde. Bij
aankomst werden de meisies o" een riiDe
gezet, ieder met haar muts of handschoen
4. 2621 46X45 A
5. 21X5 25XX4
6. 5 X1 B 45 X 50
7. 39X30 50X28
en ik neem remise aan.
446X40
5. 21X5 25X34
6. 5 X1 C 4045
7. 39X30 45—50
8. 33—29 50—28
en is dit te winnen Ik plaats een groot
C.
6. 5X6 4045
7. 39X30 45—23
en hetzelfde vraagteeken als onder variant
A moet ook hier staan: Een ietsje klei
ner misschien!
B.
6. 5X6 34—40
7. 35X44 45—23
en weer komt hier op de vraag: is dit voor
Wit te winnen
Slotsom: In de partij is de winst zeer
goed gezien en heeft Kaat een goede specu
latie gedaan en van de fout van zijn tegen
stander fraai geprofiteerd. Een „lokzet",
d.w.z. wat wij in de problematiek
daaronder verstaan, is het niet.
Leerzaam is Kaat's spelgang en leerzaam
zijn de ondervarianten.
Tot slot: Dank aan Kaat voor zijn daad:
medewerking aan de rubriek vanuit Zee
land. „Geen gepraat heeft gedacht
vriend Kaat maar, ik doe een daadal
ben ik nu soldaat! ik blijf als dammer:
paraat!"
Er zijn vele zich noemende dam-propa-
gandisten, die aan Kaat een voorbeeld kun
nen nemen! Dat ze het doen mogen! Het
damspel kan er alleen bij winnen en zij zelf
ook!
Aan de Nichtjes en Neefjes!
Jullie hebt gezorgd met je briefjes en de
oplossingen op tijd te zijn, dus nu moet ik
het ook zijn met de prijsjes.
Ze worden toegekend aan: Frederik
Hendrik „De kampeerders van Wolfheze",
Jiollandsoh melkmeisje een vulpotlood,
Naere'bout „Pimpeltje", Fietsertje „Janna",
Kare'kiet „De tempelwachter van Plam-
boen", Kwartel „Dirk Hoevers", Boertje
„Een lichtende fakkel", Hardlooper „Naar
de Zuidere rivier", Kleine Bertus ook een
boek.
Zoo, dit zijn de gelukkigen weer. Als
jullie het boek wilt ruilen dan boor ik het
wel spoedig?
Deze week 'hebben we ter afwisseling van
iu de hand; de kolonisten defileerden
er langs en kozen hun gezonden kieedmg-
stuk uit, waarin ze hun naam hadden ge
zet voor ze het hadden verzonden. Ze wa
ren dan verplicht de vrouw in wiens bezit
hun eigendom zich bevond, te trouwen ter
wijl ook het omgekeerde het geval was.
Hoe komisch deze vrouwenwerving ook
kan zijn, toch waren de gevolgen hiervan
soms diep tragisch. Zoo kon het gebeuren,
dat een jong, levenslustig meisje, dat door
familieomstandigheden of iets dergelijks
het land liever verliet om nieuw geluk te
zoeken in het verre Westen, verplicht was
bij aankomst te trouwen met een ouden af-
geleefden schurk van een kerel.
Men moet hierbij echter niet vergeten dat
velen van haar die naar het nieuwe land en
den nieuwen echtgenoot trokken, vrouwen
van minder allooi waren, die reeds het een
en ander op haar kerfstok hadden en niets
meer van het moederland hadden te ver
wachten.
Deze wijze van trouwen der Fransche
bruiden met onbekende bruidegoms die een
handschoen of een muts hadden uitgezon
den om een vrouw te halen, heeft den naam
gekregentrouwen met den handschoen.
Toen deze onmenschelijke methode van
koppelarij verdwtv de naam blijven te-
staan. En nu nog 1.^ 1 zij voort met de be-
teekenis „trouwen per volmacht".
actgsaiejwayjii.i KIT