Rondgang door den Dam-doolhof. S M a m 1 TO TO o 3 g S 15 c s a-s> s»l« a-s i, ^-1 -s ag-ss^ -s -s c •Ssil i|!« Nederland in Frankrijk. xvm. Trouwen met den handschoen. m sn Voor de jeugd. I o O z fc u r, WO -w 3 be co Cu •3 J So fe z O 3 CU. ca C O W - O f 3 j) N 3 IA O 3 -S r** as o CO O) S c b ra -* cl O i_ Si c O) O 5 -O ciS.» N 2 -"g 3) Q. 3 U X <1> 13 IJ O t C s- -*-* c <u <2 <u x; c c O Z 5 w -tJ G) (U :Z7 rn t; O) -M 3 n o c E i\> a> O r* Ni O C T3 ■a üj 2 c o g»-5 ctf cd a) 3 iO JH cd Q) e^! i bJD 1 H bJD l bi) CC o TI 5P <U (P ,Q j> J2 RJ (D S) <D 03 iï *3 73 3 a rS w ,u cd (tf a> cd SflB S2§ s-S^ -"I <D rW _-H TJ a; cö V*x >_i bX) S-( d) fÖ g-ö^ -2 if O O 13 o "5 ScS k "S c .3 "2 'S O rT7 ril *rH S3 d) O T3 O -O O) O a X! a> T-i i-i au n u tr t< n X iQfl> D J2 S 'S u> V E ia r en -° -- N vi 2 n cd 2 ctf ar. rn w cd n P o j: c rt W g is E j= -ë .3-3 flS -S N o -5 o fió S3 2 3 S- X O Sg <V <w ■- -=» 1 O 5= r-i .*-* X? <V V o ui 3 C "8 5 N 0) «S <u U. i- ■*-» "D 0) X 0> S -U -*- -TT d) O) T O r— _n T3 -o C .C g a) m jr P -c co O .2 s g-W" g5 ra O _w c 3 ra 4) •»- O a m <D CO O OT3 d £S3 2 l'H-ö'g H.Ti n cd a) <u Ui >-0^2 0) O) -4-J ö3 CO P. c byo ff "H lT 3 n a ff .5 S cS-Se>fe^-s bOP <v a)o tw N C0 :vc*er f IO rrtini.ritit-ri oik/. A <Ji«: K*-~ en woordjes dit,* liet na-„praat" be- grijpt het nog niet a.ls wóórden, maar slechts als geluiden die het nadoet, dus weer net als een spreeuw of een papegaai. Mét dat na-„praten" gaat een nadoen ge paard. Allerlei spelletjes worden nu gedaan waar het veel plezier in heeft: „Klap eens in je handjes, blij, blij, blij, Op je booze bolletje allebei," enz. enz. Deze nabootsings-phase eindigt met het steeds herhalen van één en twee-lettergre- pige woordjes, waarbij de woordjes pa-pa, en ma-ma, en da-da, of mie-mie enz. de be kende gangbare zijn. Na deze nabootsing s-p h a s e komt het eigenlijke spreken: Het kind gaat achter de woorden nog iets anders dan geluiden zoeken. Eerst komen dan de één-woord-zinnetjes. Daarna twee-woord- zinnetjes als b.v. Keesje stoel: d.w.z. Kees je wil op een stoel zitten. Keesje rijen: d.- w.z. Keesje wil gaan rijden. Geleidelijk volgt dan de heele verdere grammatica met twee- en drieledige zinne tjes, met onderwerpen, lijdende voorwer pen, verbuiging en vervoeging. Voor het dit alles gehéél onder de knie heeft zullen de eerste zeven levensjaren nauwelijks vol doende blijken. Heel wat kinderen komen op de lagere school zonder dat ze in alle opzichten al fatsoenlijk kunnen spreken. De ouders hebben hier mét de andere huisge- nooten de taak, steeds goed en duidelijk tot de kinderen te spreken en ik zei het een vo rige keer reeds, geen fouten der kinderen als „aardigheid" over te nemen. Op enkele echte kinderfouten wil ik ten slotte nog even wijzen. Ten eerste de weg lating van klanken. Het kind zegt a-ou en bedoelt cacao. Nu moet de moeder niet zeg gen: Wil je een kopje a-ou, hé? Maar: Wil je een kopje cacao hé? Anders leert het kind veel langzamer goed spreken. Nog een ▼oorbeeld van weglating: (alle voorbeelden zijn uit het leven gegrepen en de ouders zullen zelf wel veel ervaringen in dezen zelfden trant hebben). Een kind zei: sel, inplaats van caroussel. Een tweede fout is klankverandering: b.v. toffie-tan, inplaats van koffie-kan. 3e Gelijkmaking van letters: kuiker inplaats van suiker. 4e. omzetting: vooiel voor viool. 5e. Het samenvoegen van twee woorden die ongeveer hetzelfde beteekenen: andijvie en spinazie combineerde een kind tot spi- dijvie. Ten slotte is er nog de kinderetymologie. Dit verschijnsel is zóó aardig en interes sant dat ik er D.V. de volgende maal wat uitvoeriger van wil vertellen. P. W. J. S. Dat er in Noord-Frankrijk een gebied is, waar Nederlandsch wordt gesproken, en dat er voorts naar het zuiden erbij aansluitende streken zijn waar onze taal weliswaar niet meer in zwang is, doch waar de bouwkunst, de folklore en het uiterlijk van de men- schen op verwantschap met de Nederlanden duiden, zijn feiten, zegt „Dietsche T ij - d i n g e n", welke tot nu toe maar weinig bekendheid verwierven in het Noorden. Vele Nederlanders weten wel dat Vlaan deren en Artesië deel hebben uitgemaakt van de Zeventien Vereenigde Nederlanden. Tot Vlaanderen behoorde n'et slechts het tegenwoordige Nederlandsche Zeeuwsch- Vlaanderen en Belgisch Vlaanderen, doch ook 't land tusschen Rijssel en Duinkerke, terwijl men siechts fcenoeft te reppen van de Unie van Atrecht om er aan te herin neren dat deze plaats, thans in het Fransch Arras geheeten, de hoofdstad van het Ne derlandsche gewest Artesië was. Er zijn inwoneis van Fransch-Vlaande ren, welke voor Vlaamsch-België en Neder land groote belangstelling hebben. Ze lezen onze letterkundige bladen en komen naar het Noorden om studie te maken van de overeenkomstigheden van hun vaderland met het onze. Een van de eerste dingen, welke deze mcnschen tiij het bezoek hier vragen is „hoe komt het dat de doorsnee Neder lander niet afweet van het bestaan van Fransch Vlaanderen Deze vraag is tamelijk pijnlijk, want vrij wel steeds kan men eruit proeenwaarom verwaarloozen jullie het zuidelijkste deel van het Dietsche cultuurgebied in Europa toch zoo schromelijk? Het is een vraag die den Nederlander in zijn zwakke zij tast. Het is eigenlijk een beetje beschamend, maar wij allen zijn min of meer behept met de kwaal om alles wat ver weg is, erg „interessant" te vinden. Dat wordt al bemerkbaar in kleinigheden: meer dan eenige andere taal is het Neder landsch doorspekt met vreemde woorden, zelfs waar wij er zeer pittige eigen Neder landsche voor bezitten. Ongetwijfeld is het voortrekken van zul ke „blinde reizigers" der taal boven woor den uit eigen taalschat, een nationale fout, want zij wijst op een gebrek aan zelfach- ting. Nochtans zal niemand zich hierover ergeren. Iets anders is het met de neiging van vele Nederlanders om in België de voorkeur te verleenen aan het Fransch boven de moe dertaal. Het schijnt vaak of de Nederlander het veel „interessanter" vindt dat in België door een minderheid Fransch wordt gespro ken, dan dat de meerderheid er Vlaamsch spreekt. Doen de Nederlanders dit om de Vla mingen te kwetsen? De waarheid is, dat velen niet volledig op de hoogte zijn van de ware toestanden èn dat het vreemde nu eenmaal bijzonder aan trekkelijk schijnt te zijn. Zoo is het nu ook met Fransch-Vlaande ren. De doorsnee Nederlander weet wel dat een Fransch oorlogsschip „Dunkerque" heet. Hij heeft natuurlijk gelezen dat de üa- venplaats Boulogne onlangs feest heeft ge vierd, omdat het vijftig jaar geleden was dat het eerste oceaanschip daar aanlegde, doch dat Duinkerke tot aan de Fransche revolutie een stad was zoo Nederlandsch als Middelburg of Brugge, dat weet hg vast en zeker niet, zoo min als hij ervan op de hoogte is dat Boulogne vroeger Boonen heette en in het verleden tot het Nederland sche taalgebied behoorde. En als ge met Uw wagen stopt om naar den weg te vragen, antwoordt men U in een zoet zangerig West-Vlaamsch. Eerst klinkt dat vreemd in uw ooren. Ge verneemt woor den die ge kent uit Middelnederlandsche teksten, maar die ge reeds in de spreektaal uitgestorven waandet. Maar snel went ge eraan en dan kunt ge lang spreken met hen, wier voorvaderen Nederlanders waren, doch die door een gril der geschiedenis tot „Franschen" zijn geworden. In omvang zijn de Fransche Nederlanden niet grooter dan Noord-Brabant en de Be tuwe, maar het is een gebied van veelzijdi- gen en harden arbeid. Aan de kust ligt een lange rij visschers-, haven-, en badplaatsen: Duinkerke, Greve- lingen, Lales, Boonen, Stapels, Touquet en Berck zijn de belangrijkste en bekendste. Van hier voeren zij weg: Allen die willen naer Iseland gaen Om kabeljauw te vangen En te visschen met verlangen Naer Iseland, naer Iseland toe; Tot drie en dertig reyzen zy zyn nog nie moe. De duinenstrook is niet zeer breed en verder, waar de kust stijgt, zoo bij Kaap de Grijze Neus en bij Kales ontbreekt zij ge heel of is onopvallend. Het is een werkzaam, ondernemingsge zind slag menschen, de FVansch-Vlamingen. Het lijdt geen twijfel, dat zij mogen worden "kend tot het beste wat thans binnen r 'H.ikrijks grenzen leeft en werkt. n het verleden bouwden zij belforten, kathedralen, markthallen en gildehuizen, in het heden bouwtFrankrijk op hen. Nu Frankrijk zich in crisis bevindt buitenlandsche moeilijkheden, gepaard aan een steeds verder achteruit loopend ge boorte-percentage blijken deze „sales Flamins" heelemaal niet zoo kwaad te zijn." DE BAKKER VAN HOLSBERG 41) —o— Als ik eens naar dien burgemeester ging? vroeg Harm. Klaas gaat wel. Die kent hem veel bc-ter. 'tZal niet veel helpen, denk ik. De man moet zijn plicht doen. Jammer, dat Berend zich vergat. Hij had Aldert links moeten laten liggen. Ja, je kunt er gemakkelijk over spreken. Het was gebeurd. Dat werd een rechtzaak. Berend werd veroordeeld. Maar hij was er Harm en Tine en Mieke en niemand ook maar iets minder om. Dit geval kwam ook te staan op de debetzijde van Aldert, die reeds zooveel op zijn geweten had. Zoo dachten allen er over. Maar het ge val kwam nu eens te staan op Alderts cre ditzijde. Want des morgens laat ontwaakte hij uit zijn bewusteloosheid. En des morgens ver klaarde de dokter, dat hij zoo goed als geen letsel had bekomen. De drank had zijn weer standsvermogen wat geknakt. Een nuchter, niet aan den alcohol verslaafd man zou niet gevallen zijn en niet bewusteloos zijn ge worden. En als je nu een kerel bent, zei de dokter, die geheel op de hoogte was, dan roep je den veldwachter en dan zeg je hem: geen werk te maken van deze zaak. Want die jongen uit Holsberg is een oppassend man, die geen vlieg kwaad doet. Je wou toch zeker niet zeggen, dat jij onschuldig bent? Die heele zaak kan mij niets schelen, zei Aldert ruw. Prachtig. Dan zal ik den veldwachter zenden, antwoordde de dokter. De jongen kan dan losgelaten worden. Marie vond Aldert stapelgek, 't Was wel eens fijn geweest, als haar schoonouders die schande hadden te dragen gekregen: hun aangenomen zoon in de gevangenis en de eigen zoon, dien zij' niet wilden kennen, een vrij man. Enfin, het was niet anders. Om tien uur werd Berend, die den gan- schen nacht geen oog dichtgedaan had en die innig berouw had over zijn drift, weer voor den burgemeester geleid. Berend Janse, je kunt gaan. Je bent vrij man. Ja, want hij zag het verbaasde gezicht van Berend, ik zeg: vrij man. Deze zaak wordt niet vervolgd. Je kunt vertrek ken. Hoe ishet met Aldert vroeg Be rend. Hij is nuchter, zei de burgemeester sarcastisch. Als hij tenminste nu nog niet gedronken heeft. Vetder mankeert hij niets. Wees nu in het vervolg niet meer zoo drif tig. Je ziet, waartoe dat leiden kan. Ik wensch je geluk, dat het zóó goed voor je afgeloopen is. Maar hij zal mij aanklagen, zei Berend. Een aanklacht was niet meer noodig. Je was reeds gearresteerd. Maar Janse wil de zaak niet vervolgd hebben. Daarom ben je vrij. De wonderlijke gevolgen. Als in een droom stond Berend in de dorpsstraat van Laagheuvel. Hij realiseer de het zich nog niet, dat hij werkelijk een vrij man was. Juist, toen hij weg wilde gaan kwam de veldwachter naar buiten. Moet je je fiets niet hebben? vroeg hij. Ik kan er hier niets mee doen, hoor. O ja, natuurlijk, zei Berend. Ik dacht er niet aan. Ik moet toch weg. Zie maar gauw, dat je in Holsberg komt, raadde de veldwachter aan. Ze zullen er wel büj zijn, dat het zoo afgeloopen is. Ik kan daar niet heen, zei Berend op eens. En tot verbazing van den veldwachter fietste hij de andere richting uit, de rich ting Zaandam. Neen, dacht Berend, ik kan er niet heen. Ik heb den zoon van mijn weldoeners mis handeld. Zij m Aldert dan niet meer als zoon erker; j blijft het toch. En ik kan Mieke niet vragen, mijn vrouw te wor den. Dat kon eigenlijk toch niet, maar nu is het heelemaal uitgesloten. Onder haar oogen het» ik A-ldert haast doodgeslagen. (Jelukkig, dat het zóó is afgeloopen. Ja, daar dankte hij in zijn hart God voor. In zijn drift was hij bijna een moordenaar geworden. En dat Aldert er verder geen werk van wilde maken, was ook leiding Gods. In Zaandam, waar hij goed bekend was, zocht hij een goedkoop hotel op, waar hij onmiddellijk schreef naar Holsberg. Hij vroeg vergeving voor zijn daad in Laagheu vel; deelde mede, dat Aldert de zaak niet vervolgd wenschte te zien en tenslotte schreef hij, dat het hem niet mogelijk was, na het gebeurde, naar Holsberg terug te komen. Hij durfde hen niet onder de oogen komen. Aan zijn tijdelijke verblijfplaats moest men hem zijn kleeren zenden en een gedeelte ran zijn geld. Alles wilde hij niet hebben. En dan bedankte hij hen in ont roerende woorden voor alles, wat zij voor hem waren geweest in de afgeloopen jaren. Die brief kwam in Holsberg. En in plaats, dat hij er verstoord over was, lachte Harm hartelijk. Tine begreep er niets van. En Mieke werd onder het voorlezen beur telings bleek en rood. Ze zeide echter niets. Wat een dwaasheid van Berend, zei Tine. Alsof hij er ons iets minder om ge worden is! En dan zit jij er nog om te la chen, verweet zij Harm. Vanzelf, zei Harm, 'tis toch wel wat belachelijk. Die .iongen heeft geen zier kwaad gedaan. Nou ja, het was niet ver standig, maar als iemand je zoo staat te treiteren. Ik zou mijn handen ook niet thuis hebben kunnen houden. Alles goed en wel, maar Berend komt niet terug. Dat is duidelijk. Zijn kleeren zenden en de rest, nu, dan weet je het wel. Dat is een leelijke strop. Ik hield van dien jongen. En wat moet jij nu, Harm? Met lachen kom je er niet. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Vanuit „ergens in Zeeland"! Onze lezer Jan Kaat, lid van de dam club Kapelle (Zeeland), zit nu „ergens in Zeeland". Vandaar uit zendt hij ons een partijgedeelte, waarin hij op inderdaad fraaie wijze een nadeelige stelling in winst wist om te zetten. Wij laten nu eerst onzen damvriend Kaat aan het woord en komen daarna met onze bedenkingen. „Deze stand kwam in een door mij ge speelde partij voor: Dikwijls ziet men onder de familieberich ten in de couranten huwelijksadvertenties staan met het opschrift: „Getrouwd met volmacht". In de meeste gevallen betreft het dan een paar waarvan de man in het buitenland woont en, doordat de afstand naar de woonplaats van zijn bruid te groot is, niet zelf bij het huwelijk tegenwoordig kan zijn. Door de wet is hierin voorzien en zoo worden dan huwelijken met volmacht voltrokken, welke gelijk staan met de ge wone huwelijken waarbij bruid en bruide gom beide aanwezig zijn. Inplaats van „getrouwd met volmacht" zegt men dan ook dikwijls „getrouwd met den handschoen". Deze eigenaardige uitdrukking dateert nog van vroegere eeuwen, toen de eerste kolonisten in de nieuw ontdekte koloniën trouwden met geheel onbekende meisjes in het vaderland. Ook onze koloniale geschie denis vermeldt dergelijke gebeurtenissen zoo is er tijdens het bewind van Jan Pie- tersz. Coen in Batavia sprake geweest van een zending Amsterdamsche weesmeisjes naar het verre Indië. Hierover is toen heel wat stof opgewaaid, tenslotte heeft geluk kig het menschelijk gevoel gezegevierd en de meisjes konden rustig thuis blijven. De uitdrukking „Met de handschoen ge- 16 26 36 46 Wt W~JÊ üv iy 'MM, VM i?> 2f> 35 45 47 48 49 50 Zwart 11 schijven op 2, 4, 7/10, 17, 19, 22, 25 en 27. Wit 10 schijven op: 26, 30, 33/35, 39, 41/43 en 49. Wit aan den zet. Ik had Wit en deed den lokzet 4237. Zwart liep in de val en speelde 2731; wit nu 37.j2. Dit was weer een 'oi-zet en zwart liep er wederom in en deed 3136? Nu maaKce ik er een einde aan door: 3. 32—28 36X47 4. 26—21 47X45 5. 21X5 22X44 6. 5X1 25X34 7. 49X29 45X23 8. 1X29 en wit had gewonnen!" En nu komen onze notities. Allereerst: is de spelgang, na 3136, geforceerd? Ja! Wel kan zwart bij 4 anders slaan: 47X40, maar dat is ook uit: 447 X 40 5. 21X5 22X44 6. 5X45 25X34 7. 49X29! Dus dat is in orde! Maaris de lokzet nr 1, dus 4237, een lokzet? Neen. Zwart's zet 2731 toch geeft niet a 11 ij d, tijdelijke winst. Wit behoeft niet met 3732 voort te zetten om nadeel te ontgaan. Wit kan b.v. gewoon afruilen 4338, en er is niets aan de hand. Dan: is lokzet nr 2 (de zet 3732) een lokzet? Ja, alsKaat zwart nu maar liet vervolgen met 3137, want die zet levert zwart wèl (oogenschijnlijk) winst op. Altijd één schijf! De gespeelde zet 3136 echter brengt zwart geen voordeel. Wit toch kan 4137 spelen en zwart heeft niets bereikt. Zóó bezien is 3732 dus slechts gedeeltelijk een lokzet, want 3137 geeft wel aardige varianten, maar gewonnen is het toch zoo maar niet. Laten we dit even nagaan. We spelen dus vanuit den diagramstand: 1. 42—37 27—31 2. 37—32 31—37 3. 32—28 37X46 trouwd" is echter niet afkomstig van het zenden van Nederlandsche vrouwen naar de Oost-Indische bezittingen, maar dateert uit den tijd toen Frankrijk den Amerikaan- schen staat Lousiana in bezit had, om streeks 1750. De kolonisten in dezen staat klaagden evenals alle kolonisten over het feit dat ze geen vrouw konden krijgen. De Fransche regeering, die er belang bij had dat de blanke bevolking zich uitbreidde, be sloot toen, dat er vrouwen uit het moeder land zouden worden geïmporteerd in Lou siana. Deze methode had eerst wel succes, maar al spoedig bleek het dat er groote nadeelen aan verbonden waren. Want de knappe en jonge meisjes werden zoo spoedig mogelijk door de mannen ingepikt, doch de oudere en leelijke, die geen onbelangrijk deel van de zendingen vormden, bleven zitten en moesten maar zien zonder man in het vreemde land aan den kost te komen. Deze bezwaren meende de Fransche re geering te kunnen oplossen door een soort lc 1 ij. Iedere kolonist die wilde trouwen zc d door bemiddeling van de overheid een vrouwenmuts of een paar handschoenen naar Frankrijk. Wilde nu een meisje naar het nieuwe land om daar te trouwen, dan moest zij een muts of een handschoen uit zoeken en deze meenemen wanneer er weer een vrouwenschip naar Lousiana zeilde. Bij aankomst werden de meisies o" een riiDe gezet, ieder met haar muts of handschoen 4. 2621 46X45 A 5. 21X5 25XX4 6. 5 X1 B 45 X 50 7. 39X30 50X28 en ik neem remise aan. 446X40 5. 21X5 25X34 6. 5 X1 C 4045 7. 39X30 45—50 8. 33—29 50—28 en is dit te winnen Ik plaats een groot C. 6. 5X6 4045 7. 39X30 45—23 en hetzelfde vraagteeken als onder variant A moet ook hier staan: Een ietsje klei ner misschien! B. 6. 5X6 34—40 7. 35X44 45—23 en weer komt hier op de vraag: is dit voor Wit te winnen Slotsom: In de partij is de winst zeer goed gezien en heeft Kaat een goede specu latie gedaan en van de fout van zijn tegen stander fraai geprofiteerd. Een „lokzet", d.w.z. wat wij in de problematiek daaronder verstaan, is het niet. Leerzaam is Kaat's spelgang en leerzaam zijn de ondervarianten. Tot slot: Dank aan Kaat voor zijn daad: medewerking aan de rubriek vanuit Zee land. „Geen gepraat heeft gedacht vriend Kaat maar, ik doe een daadal ben ik nu soldaat! ik blijf als dammer: paraat!" Er zijn vele zich noemende dam-propa- gandisten, die aan Kaat een voorbeeld kun nen nemen! Dat ze het doen mogen! Het damspel kan er alleen bij winnen en zij zelf ook! Aan de Nichtjes en Neefjes! Jullie hebt gezorgd met je briefjes en de oplossingen op tijd te zijn, dus nu moet ik het ook zijn met de prijsjes. Ze worden toegekend aan: Frederik Hendrik „De kampeerders van Wolfheze", Jiollandsoh melkmeisje een vulpotlood, Naere'bout „Pimpeltje", Fietsertje „Janna", Kare'kiet „De tempelwachter van Plam- boen", Kwartel „Dirk Hoevers", Boertje „Een lichtende fakkel", Hardlooper „Naar de Zuidere rivier", Kleine Bertus ook een boek. Zoo, dit zijn de gelukkigen weer. Als jullie het boek wilt ruilen dan boor ik het wel spoedig? Deze week 'hebben we ter afwisseling van iu de hand; de kolonisten defileerden er langs en kozen hun gezonden kieedmg- stuk uit, waarin ze hun naam hadden ge zet voor ze het hadden verzonden. Ze wa ren dan verplicht de vrouw in wiens bezit hun eigendom zich bevond, te trouwen ter wijl ook het omgekeerde het geval was. Hoe komisch deze vrouwenwerving ook kan zijn, toch waren de gevolgen hiervan soms diep tragisch. Zoo kon het gebeuren, dat een jong, levenslustig meisje, dat door familieomstandigheden of iets dergelijks het land liever verliet om nieuw geluk te zoeken in het verre Westen, verplicht was bij aankomst te trouwen met een ouden af- geleefden schurk van een kerel. Men moet hierbij echter niet vergeten dat velen van haar die naar het nieuwe land en den nieuwen echtgenoot trokken, vrouwen van minder allooi waren, die reeds het een en ander op haar kerfstok hadden en niets meer van het moederland hadden te ver wachten. Deze wijze van trouwen der Fransche bruiden met onbekende bruidegoms die een handschoen of een muts hadden uitgezon den om een vrouw te halen, heeft den naam gekregentrouwen met den handschoen. Toen deze onmenschelijke methode van koppelarij verdwtv de naam blijven te- staan. En nu nog 1.^ 1 zij voort met de be- teekenis „trouwen per volmacht". actgsaiejwayjii.i KIT

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1940 | | pagina 8