RADIO-REDE van Dr. H. COLIJN.
ten verwaarloosd Landgoed
We gaan buitengewoon moeilijke tijden
tegemoet. Toch geen reden om te wan
hopen, indien we ons houden aan Wet
en Woord des Heeren.
Uit de Provincie
Gemengd Nieuws
DE ZEEUW van Dinsdag 2 Januari !940 - 2e Blad.
FEUILLETON
Die landen lijden reeds nu ln sterke
mate. Financieel en economisch ver
zwakt, als een gevolg van den vorigen
grooten oorlog, loopen ze gevaar, bij het
einde van dezen krijg uitgemergeld te
zijn. En als dan ook de strijdende groo
te nabuurmogendheden, bij het sluiten
van den vrede, in gelijke omstandighe
den verkeeren, dan kan de stoutste ver
beelding zich nauwelijks indenken, met
welke moeilijkheden dan allen te kam
pen zullen hebben.
MIDDELBURG.
Indië en Nederland.
WALCHEREN.
Mijnhardtje
De minister van Staat, Dr H. Coiyn,
heeft Maandagavond voor de N.C.R.V.
een korte radiorede gehouden, waarin hy
een krachtig beroep deed op het natio
naal plichtsgevoel.
De heer Colijn gaf eerst een overzicht
van de laatste 30 jaren, die slechts en
kele jaarwisselingen met een klaren ho
rizon te zien gaven.
Eerst was er de Marokko-crisis, daar
na de oorlogen op den Balkan en voorts
de groote volkerenworsteling van 1914
—1918. En nauwelijks was die oorlog
achter den rug of er waren weer andere
moeiten en zorgen, die hart en verstand
gevangen hielden.
Daarnaast was er dan de laatste vijf
jaren een groeiende vrees voor een weer
naderenden oorlog, een vrees, die vier
maanden geleden tot werkelijkheid
werd, zoodat we, staande op den toe
gangsdrempel van het jaar 1940, an
dermaal een oorlogs-Nieuwjaarsfeest
beleven, we andermaal vragen of dit
jaar ons den vrede brengen zal en, in
dien zulks het geval mocht zgn, welk
soort van vrede we dan zullen aanschou
wen.
Zal men er thans in slagen een duur-
zamen vrede in het leven te roepen
of zal ook nu weer, als in 1919, harts
tocht zegevieren over het verstand?
Dat is wel de eerste vraag, die het
meerendeel van de menschheid op dezen
dag bezighoudt.
En de tweede, die er dadelijk op volgt
en er nauw verband mee houdt, is deze:
Zal men, meer dan in 1919, bij de vre
desluiting rekening houden met de fac
toren die in zoo sterke mate de welvaart
der volkeren beïnvloeden?
Deze vragen mogen ons bezighou
den, maar het is niet onverschillig hoe
w\j ze benaderen.
De ervaringen van de laatste jaren
hebben ons kunnen leeren, dat we bui
tengewoon moeilijke tijden tegemoet
gaan.
Vooral dan, als de thans uitgebro
ken oorlog van langen duur mocht zijn
en als hij, wat dan te vreezen is, zou
eindigen in een sfeer van laaienden
hartstocht en haat en met een groote
mate van financieele en economische
uitputting bij de strijdende mogendhe
den.
Immers staat het volkomen vast, dat-
de terugslag daarvan zich o o k zal doen
gevoelen op d i e landen, die het voor
recht hadden buiten den oorlog te blij
ven.
door AMY LE FEUVRE.
30.)
»De Abt hoorde zijn mededeeling
uan. leende den volgenden nacht zijn
tabberd, en ging haar, zoo vermomd, te
gemoet. Wat er gebeurde, weet men niet
precies, maar het slot was, dat de goede
öt overtuigd werd van haar verkeer-
en invloed over haar man en den vloek
over haar uitsprak. Op dit oogenblik
wam een hevige onweersbui opzetten,
n cle dame verdween. Den volgenden
orgen lagen deze graniet blokken,
blok ,versPreid. maar dit middelste
°k, dat ook nu nog eengiszins den
dp1-1?! Tln een vrouw heeft, wordt veron-
»nÜS>> de vr°uw van den monnik te
«•yn.
Zij hadden nu de hoop steenen bereikt,
p-pr, e-r een groepje dennenboomen la-
cro,y„eVn midden was de ineengedoken
gedaante van een vrouw.
steei1 heeft werkelijk wonderlijk
eei van een menschelijk wezen", zei Ef-
dpHM Vrouw! Wat heb ik een me-
en met haar. Zij ligt daar gebukt
Vooral als men dan ook nog rekent
met het feit, dat er één groote mogend
heid ln Europa is, die meent een mis-
sie te hebben, om de wereldrevo
lutie te bevorderen, en die boven
dien thans ook de poli t i e k e idea
len van het oude TzarenriJk tracht te
verwezenlijken.
Geen betere voedingsbodem voor de
bolsjewistische wereldrevolutie dan een
zieltogend Westelijk Europa, dat, naar
adem snakkend, machteloos en ontred
derd ter aarde ligt.
Geen schoonere gelegenheid ook voor
het politieke Rusland om eeuwen
lang gekoesterde wenschen in vervulling
te doen gaan, dan wanneer de andere
Europeesche grootmachten, door onder-
lingen strijd uitgeput, tot machteloos
heid gedoemd zijn.
Als men op dit alles let, is er metter
daad oorzaak, om op dezen Nieuwjaars
dag den toestand met bezorgdheid in te
zien, is het zoo begrijpelijk, dat er zijn,
wien het bang om het hart wordt.
En toch mag dit het laatste woord
op dezen dag niet zijn.
Allereerst mogen we bij deze dingen
niet uitsluitend met onszelf re
kenen, met den tijd waarin w ij z e lf le
ven. Al geef ik toe, dat dit moeilijk is,
omdat we den terugslag van een kwa
den tijd eiken dag als het ware aan den
lijve voelen, voor ons volksbestaan
ligt de zaak toch iets anders, omdat dit
bestaan een veel ruimeren tijd omvat
dan het leven van den enkelen mensch.
Spr. herinnerde voorts aan den tachtig
jarigen strijd tegen Spanje en de daarop
volgende oorlogen en binnenlandsche
verwikkelingen, waardoor de toestand in
ons land soms diep treurig was.
In Amsterdam werd destijds de helft
der bevolking bedeeld. In Den Haag en
Haarlem, die toen zeer veel kleiner wa
ren dan thans, werden resp. 650 en 500
groote huizen en lusthoven gesloopt, wijl
er geen bewoners meer voor te vinden
waren.
En let er dan eens op, hoe Nederland
onder Gods zegen, al de moeilijkheden te
boven kwam en ten slotte Engeland,
waarschijnlijk het rijkste land der aarde,
in welvaart zeer nabijkwam.
Neen, als men de historie laat spreken
dan is er, hoe donker het uitzicht mo
menteel ook is, geen reden om te
wanhopen aan de toekomst van ons volk,
geen oorzaak tot defaitisme. En zoo
moet een volk, dat leeft, steeds den
toestand van het oogenblik bezien.
Maar om dat te kunnen doen, is g e e s-
t e 1 ij k e kracht noodig. We komen
door de moeilijkheden, waarvoor de
thans levende generatie komt te staan,
niet heen, als we niets meer bezit
ten en niets meerte geven hebben dan
een bemoedigend woord nu en dan.
We komen er vooral niet doorheen,
als we den moed missen de nuchtere
werkelijkheid onder de oogen te zien en
onszelf en anderen paaien met verwach-
tlngene die ln de ervaring en in de wer
kelijkheden van 't oogenblik geen steun
vinden.
Daarom is werkelijkheidszin de eerste
eisch dien we onszelf stellen moeten. Die
zin behoedt ons al dadelijk tegen het op
komen van ijdele verwachtingen en ver
mindert de kans op onaangename ver
rassingen.
Het is heel belangrijk, dien werkelijk
heidszin te bezitten, maar het mag daar
bij niet blijven, want hij vormt ten slot
te eleehts den negatieven kant van
onze levenshouding.
Als de werkelijkheidszin ln deze on
heilvolle dagen niet gepaard gaat met
zelfverloochening, met
verantwoordelijkheids-
gevoel, met opofferings-
gezindheid, met berusting
in wat God over ons laat gebeuren, dan
zijn we nog lang niet waar we wezen
moeten. Dan blijven we een ne g a t i e -
ve factor in ons volksleven.
Willen we meer zijn of meer wor
den dan dat, dan zullen we, met het oog
op God gewend, alle vezelen van onze
kracht moeten spannen om te doen
wat onze hand vindt om te doen, om na
te laten wat niet past bij den ernst van
dezen tijd.
Dat alles stelt hooge elschen aan ons
allen, maar dat alles is niettemin moge
lijk, indien we bereid zijn ons te houden
aan Wet en Woord des Heeren. Dat
Woord kan zoo zong Da Costa reeds
ons veel en groote dingen leeren. Het
getuigt zoowel van volksplicht als van
volksrecht en het wijst onze plaats en
onze persoonlijke taak aan, te midden
van het volksgeheel.
Als we dit maar niet alleen belijden,
doch metterdaad ook beleven, dan blij
ven wel de verschrikkingen van dezen
tijd bestaan, maar dan ontwortelen
ze ons niet. Dan moge het soms schij
nen alsof de zon over het aardrijk on
dergaat, alsof de toekomst niets dan
duisternis inhoudt, maar dan kan het
i geloof nog altijd met Luther zingen:
Een vaste burcht is onze God,
Een toevlucht voor de Zijnen,
I Al drukt het leed, al dreigt het lot,
Hij doet Zijn hulp verschijnen.
I Zij dit dan de gedachte, die ons allen
begeleidt gedurende het jaar, dat wij nu
zijn ingetreden. Wanneer we ons hieraan
vastklemmen, dan zullen we ervaren, dat
God die zelve moede noch mat wordt
aan den moeden mensch kracht
schenkt en den machteloozen mensch de
sterkte vermenigvuldigt.
Omdat God zelf onuitputtelijk is van
kracht, zullen zij, die op Hem bouwen,
steeds hun kracht vernieuwd zien, zoo
dat zij, naar het woord van Jesaja, zul
len opvaren als met vleugelen der aren
den.
Dat is de lichtbundel, die ten slotte de
duisternis van den Nieuwjaarsdag 1940
weer opheft.
onder den vloek van den Abt; en ze had
toch niets gedaan, dan haar man op-
eischen. Hij had meer gezondigd dan zij.
Hij had het recht niet, haar te verla
ten."
„O, dat weet ik niet", zei Vivian, die
bepaald ontroerd was geworden door het
verhaal, en op hartstochtelijken toon
vervolgde zij: „Zijn ziel werd door haar
gedood. Het is eenvoudig ontzettend, om
dat te beseffen; omlaag gehaald, ver
stikt en verwoest."
Effie keek haar vol erbarming aan;
en Vivian kreeg een kleur en begon
gauw over iets anders te praten.
„Wat vreemd, dat het nu zoo'n verla
ten plek is", zei ze, „de monniken zullen
den grond toch wel bebouwd hebben, en
nu is het een dorre woestenij. Aan wien
hoort dit hier?"
„Het is van de Hannardts", zei meneer
Trenchard. „Kapitein Hannard was een
groote vriend van mevrouw Carmichael.
Heeft u hem nooit ontmoet?"
„O ja; maar hij is nu naar zijn regi
ment terug."
Onwillekeurig had Vivian's onstuimige
uitbarsting hun gesprek wat gestoord.
Zij waren alle wat stiller op den terug
weg. Mevrouw Austen zat nog tevreden
bij het smeulende vuur te lezen, en zij
gingen, elk op een reisdeken om haar
heen zitten.
De zon begon nu onder te gaan en dus
INBRAAK OPGEHELDERD.
Jeugdige dader aangehouden.
Nadat verleden week de diefstallen
van lood van den molen aan het Seisbol-
werk en van sigaren uit den winkel in de
Nieuwe Poortstraat door de aanhoudin
gen van de resp. daders K. en S. spoedig
waren opgelost, stond de politie nog
voor de taak, ook de diefstal van een
kist met geld enz. uit de woning van den
heer J. B. Geers aan de Rozenstraat in
den nacht van eersten op tweeden Kerst
dag tot klaarheid te brengen. Wij kun
nen thans melden, dat zij ook hierin vol
komen is geslaagd.
Toen de politie Zaterdagavond genoeg
aanwijzingen had, kon zij den vermoede-
lijken dader, den 16-jarigen de B., wo
nende in de omgeving van het perceel
waar de inbraak plaats had, aanhou
den. Na aanvankelijke ontkenning, viel
de jongen door de mand en gaf hij ook
aan waar het gestolene was verborgen.
De politie heeft toen op een der aange
wezen plaatsen de met een scherp voor
werp geopende kist en op verschillende
andere, zeer ver uit elkaar liggende,
plaatsen den inhoud der kist, zoo goed
aanvaardden zij weldra den terugtocht.
Effie bleef een paar stappen achter met i
Vivian.
„Zouden we niet vriendinnen kunnen
zijn?" vroeg zij, „en elkaar bij den voor
naam noemen? Ik weet zeker dat u mij
een heeleboel zou kunnen leeren. U lijkt
me zoo goed."
„Goed?" zei Vivian, vol verbazing.
Hoe kom je daartoe?"
„O, je ziet er zoo lief en treurig uit;
nu en dan lijk je een beetje menschelij
ker, als je oogen lachen, maar anders
geef je den indruk van „goed" te zijn;
en zie eens, wat je doet. Wij noemen je
de sensatie van het graafschap. Je ont
zegt jezelf alle luxe, om de armen te
kunnen helpen en steunen. Daar ver
wacht je toch later een belooning voor
denk ik".
„Je lacht om mij", zei Effie blozend.
„Er is niets goeds in, als je tracht, het
kwaad te herstellen, dat je familie heeft
aangericht. Het is niets meer dan je
plicht. Ik wou, dat ik goed was, zooals
moeder het is."
„Maar je bent goed. Het gaat mg al
leen maar, om plezier te hebben. Jou
leven is niets dan zelfopoffering en
plichtsbetrachting. Dat kan je toch niet
anders noemen dan onvergelijkelijke
goedheid
Maar Vivian bleef haar hoofd schud
den.
ACHTERUITGANG VAN DEN
HANDEL IN 1939.
Het aandeel van het Moederland in
den totalen Nederlandsch-Indischen in
voer bleef ook de eerste drie kwartalen
van het loopende jaar een achteruitgang
toonen en stelde zich naar gewicht en
waarde op resp. 10,8 (v.j. 11,2) en 20,6
(22,4) pet., lezen wij in Econ. Weekblad.
Een soortgelijke gang van zaken valt
te conetateeren ten aanzien van den uit
voer naar Nederland en voor order. Het
aandeel ln gewioht en waarde van den
totalen Nederlandsch-Indischen export
in de eerste drie kwartalen van het loo
pende jaar gedroeg resp. 7 (7,4) en -6,7
(20) pet.
De achteruitgang in waarde is dus
verhoudingsgewijze zelfs vrij groot.
De achteruitgang van den Neder land-
schen import komt in de eerste plaats
voor rekening van de groep textielgoe-
deren. Hy kwam echter gelukkig in het
derde kwartaal van het loopende jaar
nagenoeg geheel tot stilstand.
als geheel gevonden en naar het bureau
overgebracht. Slechts een vrij gering
geldbedrag bleek niet meer aanwezig.
De aangehouden jongen werd in ver
zekering gesteld, terwijl moet nagegaan
in hoeverre vrienden, die by het verstop
pen behulpzaam waren, ook strafbaar
zyn te achten.
VERGADERINGEN VAN DEN
GEMEENTERAAD.
Het overlgden van wijlen den heer J.
Onderdijk, heeft tot gevolg, dat reeds in
de eerste helft van Januari twee verga
deringen van den gemeenteraad zullen
plaats hebben.
Reeds morgen, Woensdag, te kwart
over acht komt de raad bij een tot be
handeling van de geloofsbrieven van het
nieuw benoemd verklaarde lid, den heer
L. A. Bouman.
Als de geloofsbrieven worden goedge
keurd en tot zyn toelating zal zijn beslo
ten, kan in de tweede vergadering, die
op Vrijdag 12 Jan. op hetzelfde uur
wordt gehouden, tot die toelating wor
den overgegaan en kan ook worden
voorzien in de vacature van wethouder.
BEGIN VAN BRAND IN „DE ROODE
TOREN".
Zaterdagavond werd door den heer
Dronkers bg het verlaten van zijn win
kel aan de Vlasmarkt, brand waargeno
men in het magazijn „De Roode Toren"
van de firma Sluijs Co. op den hoek
van de Markt en de Vlasmarkt. De door
den heer Dronkers gewaarschuwde
agent van politie gaf de brandweer ken
nis, terwgl een andere agent zich naar
de woning van den bediende der zaak,
den heer A. Volmer, wonende Penning-
hoek, begaf. Laatstgenoemde wist zich
door over een muurtje te klimmen, een
ruit in te slaan en een deur te forceeren
van achter toegang tot den winkel te
verschaffen en kwam toen tot de ont
dekking, dat een petroleumkacheltje,
dat onder een aquarium brandde, vlam
had gevat, wat een hevige rook ontwik
kelde.
De brandweer was spoedig met de
magirus en de ladderwagen ter plaatse.
Toen de deur geopend was en de
brandweer met een slang op de water
leiding binnen drong, bleek, dat de heer
Volmer, niettegenstaande den hevigen
rook, reeds met emmers water het vuur
bgna had bedwongen, zoodat door even
spuiten van de brandweer erger werd
voorkomen.
Het is zeker te danken aan het flink
optreden van den bediende, dat geen
uitbreiding van het vuur plaats greep en
de brandweer zeer spoedig naar de ka
zerne kon terugkeeren.
Biggekerke. Onder leiding van den
voorz. dhr C. Polderman vergaderde
Vrgdagavond de A.R. kiesvereeniging.
Door den heer A. Schout te Vlissingen
werd gesproken over het onderwerp Po
litieke Rondblik. Verschillende vragen
werden in den breede beantwoord.
„Neen, ik weet maar al te goed dat
God niet voor mij is wat Hij zijn moést.
Moeder heeft er al zoo dikwijls met mij
over gesproken, maar ik ben nog niets
verder gekomen. Moeders hart behoort
Hem geheel toe."
„Ik geloof, dat ik nooit goed zal wor
den in dien zin", zei Effie, op nadenken
den toon. „Ik denk, dat ik onbezonnen
en vroolijk zal blijven tot het eind van
mijn leven."
„Maar wat dan?" vroeg Vivian met
ontstelden blik.
„O, ik zal goed worden, als ik oud en
zwak ben."
Daarop zwegen zij beiden en praatten
niet weer, voor meneer Trenchard om
keek en zich bij hen voegde. Effie ging
toen met mevrouw Austen loopen en
praatte weer vroolijk, en Vivian begon
weldra aan meneer Trenchard al haar
plannen en haar hoop, wat betrof het
dorp, te vertellen.
Hg keek nog al dubieus, wat betrof
haar rooskleurige verwachtingen; maar
het lag niet in zijn aard, om iemand zgn
illusies te ontnemen.
„U verwacht, dat zij hun leven ook
zullen gaan beteren, als zij nieuwe huis
jes hebben, en ik geloof ook, dat het ve
len een kans zal geven om opnieuw te
beginnen."
„Dat zal het zeker", zei Vivian met
vuur. Meneer Hunter vertelde mg giste-
DUITSCH GRENSVERKEER
ERNSTIG BELEMMERD.
Ontslag van Nederlandsche arbeiders in
Duitsche fabrieken.
Van Duitsche zijde is bekend gemaakt,
dat de deviezenregeling, waaronder de
Nederlandsche werkkrachten ln de Duit
sche textielindustrie tot dusverre werken,
met ingang van 1 Januari wordt inge
trokken. Deze tijding heeft in het Twent-
sehe grensgebied groote beroering ge
wekt, want daardoor worden weder ette
lijke honderden arbeiders, die over de
grens werken, met ontslag bedreigd, Zelfs
worden door het vervallen der deviezen-
regeling groepen arbeiders getroffen, die
verderop in Duitschland werken en die
eens per week naar huis gaan.
Eenige dagen onderhandelt de ver
tegenwoordiger der Westfaalsche textiel-
fabrikantenvereeniging reeds te Berlijn
om nog tot een oplossing te geraken,
maar het wijst op den ernst van den
toestand, dat de Deviezen-Stellen in Mun
ster, Dortmund en Oberhausen, die bij
vorige gelegenheden in staat bleken te
zijn zelfstandige beslissingen te nemen,
nu geheel uitgeschakeld zijn bij de onder
handelingen en deze geheel over Berlijn
loopen.
In het Twentsche grensgebied gelooft
men, dat de Duitsche regeering nog een
andere reden heeft gehad om de tegen
woordige loonregeling op te heffen dan
alleen het deviezengebrek. Men meent, dat
Duitschland van plan is zijn grenzen ge
heel dicht te maken voor buitenlanders.
Reeds nu zijn allerlei maatregelen geno
men, die het grensverkeer tot een mini
mum beperken. Om 7.20 uur Nederland-
schen tijd gaat de grens dicht. Dan mag
niemand meer over den landweg Duitsch-
1 land in of uit. Alleen de treinenloop
is nog nlat beperkt. Hierdoor is bereikt,
dat de jongelui uit de Nederlandsche
grensplaatsen, die gewoon waren zich in
Duitschland te vermaken, nu thuis blij
ven. Dat is niet zoo erg, maar het vroege
sluitingsuur brengt veel hinder voor
meer serieuse passanten. Wie wat erg
laat van zijn werk komt, is verplicht in
Duitschland te overnachten. Het is voor
gekomen, dat een Glanerbrugsche expe
diteur, die honderd meter van de grens
woont, om half acht met zijn wagen aan
den grenspaal arriveerde, maar dat die
paal niet meer voor hem werd open
gedaan voor den volgenden morgen. Vlak
bij huis moest hij in een hotel overnach
ten. Toch is het voorgekomen, dat op
een moment, dat de Duitsche ambtenaren
wat minder goed opletten, een paar laat
komers onder den grenspaal zijn door
geglipt, maar dat is sinds Vrijdagavond
ook niet meer mogelijk. Op het sluitings
uur wordt thans de geheele wegbreedte
door z.g. Spaansche ruiters met prikkel
draad afgesloten.
Nederlandsche arbeiders, die buiten de
grensstreken in Duitschland werken, mo
gen van daar naar ons land reizende, niet
in het Duitsche grensgebied uitstappen.
Dat is een ernstige beperking voor hen,
omdat ze dan niet in staat zijn het Duit
sche geld, dat ze verdiend hebben en dat
meer is dan ze mogen uitvoeren, in een
Duitsche grensplaats achter te laten. Het
is dus niet mogelijk, dat familieleden, in
het bezit van een „grenspasje", voor dat
geld in Duitsche grensplaatsen inkoopen
kunnen doen.
Men wil de Nederlandsche arbeids
krachten wel, maar wil ook, dat ze zich
in Duitschland vestigen. Daarvoor wordt
openlijk propaganda gemaakt en daarop
wordt door allerlei maatregelen als
bovenstaande en andere gewerkt. De Ne
derlanders echter, die in Duitschland
wonen, krijgen geen verlof om in Neder
land bezoeken af te leggen, dan alleen
in heel dringende gevallen. De Duitschers
in de grensstreken woonachtig, krijgen
zulk verlof echter wel.
Dat staat in verband met de schier on-
vlucht direct
Da echte zijn niet rond, maar hartvormig.
ren, dat er ontzettend gedronken wordt
in het dorp, maar het kan je niet ver
bazen, als ze zulke ellendige woningen
hebben. De vrouwen zijn slordig en vuil,
maar dat zou ik ook zijn, geloof ik, als
ik in zoo'n armzalig hutje moest wo
nen. Ik heb alle hoop, dat zij heel anders
zullen worden, als zg fatsoenlijk gehuis
vest zijn. O, ik verlang zoo, om er ten
minste vast het begin van te zien!"
Haar oogen schitterden van enthou
siasme.
Meneer Trenchard nam zijn pet af en
zwaaide er mee door de lucht, terwijl hij
vroolijk uitriep:
„Hiep, hiep, hoera! voor het model
dorp!"
Toen Vivian eindelijk thuis kwam, om
helsde zij juffrouw Fanshawe met groote
opgewondenheid.
„O, ik heb zoo'n heerlijken dag ge
had", zei ze, „en Effie Rockmorton is
een schat. Wij zijn al bezig, om groote
vriendinnen te worden, en ik heb zulke
heerlijke visioenen gehad van mijn mo
deldorp. Ik hoop, dat meneer Hunter nu
maar gauw met bouwen begint. Ik heb
het gevoel, alsof mgn leven weer heer-
lgk zal worden!"
(Wordt vervolgd.)