J- Voor de jeugd. Voor den Zondag. Pr&B -g B-g 01 S'P 2 I? 8 B Zaterdag 9 December 1939 Generaal-Veldmaarschalk von Mackensen 90 jaar. 54e Jaar gang No. 10 OVERLADING. C a> oo c c >1 L* O Pj P" CD S a- o 'fe£<39&e£.s°£fe££ - CO S s-o-E-B röB 5mtngP-"Oè^^ P ®0CÊP,»fSp8g®P0^ "P2.S SgB P fp-gSP 3 »-»Ö <D *-i G O O P CD (0 ff.orq g ur P4 P 3 Oa 3 CD >r CD P cr CfQ <s: CD N o g 3 »-i CD ,ptcrq S cr> i CD p S.3 C*t" Pa CD CD 2 3 CD CD Hi (4- *0 <L p HicfJ O rV g-ft i& 3 ft- CD CD P p Si - 2- g CD CQ w H p p B p a w O 3 H CD a 5-g S-S CD 5g? g a B S OS 3 to O, CD H <J P CD 3 3 J.CDffqöCLjp-'lQ O p H, "S m H .OOHi^-j s s sr S s? d "p-8 £?r(S-3 S- g o c jJ O CD p*. H .H- H N CD 2. <D 3 (D 3 "J tT'd O £L P P H CD H* 2 s P r+- Pa H O OTQ (D r gffs^g- N sr <D <D (D Q<J2.,-, £T. <11 (B a> fa am (D 3 S3 P i 0*} r+- - P CD CD P P P w 2 CD P »o CD p g K* P a S o i P H o W CD CD !*r P - S"S <~t- CD P cr H O O p CD y 3 O g. g.a> 8; <W I p p hb- ^'S-5 cr s tr CD CD ÊN P P - eg W 8 00 g N O o. P» 00 "wJ (-a. 3 w e. fo 3 3 Ss Ma 3" 2" O B g Ma cr 3 o H 3 CD g- 2 m" s> 2 S1 5" P P i rt- CD CD CD P CD i. O p OTQ O) <J P o p p p erg H O as CD CO t-f b P P p, cr w 3.3: p *r CD cr P p &r cd 3 den en oenige slag wend ingen bekte nd te ma kan aan beginners. Men zette dus alle stui ken op 'het bord en spele 1. 33—28, 18—23; 2. 39—33, 12—18; 3. 44—39, 7—12; 4. 31—27, 20—24; 5. 3429, 23X34; 6. 40X20, 15X24; 7. 4-944, 18—23; 8. 4440, 13—18. Nu moet deze stand op uw bord staan: Stand na dien 8sten zet van Zwart: Zwart: 1 2 3 4 5 Zwart 18 schijven op: 16, 812, 14, 16—19 en 23—24. Wit 18 schijven op: 27, 28, 32, 33, 3ö 43, 45—48 en 50. Ziet u nu dat wit een schijf kan gaan winnen? Als volgt 9. 35—30, 24X44; 10. 28—22, 17X28; 11. 33X 24, 44X33; 12. 38X7, 1X12. Om te onthouden en t.z.t. toe te passen! Beste Meisjes en Jongens! Ziehier de raadsels. Voor de grooteren. Het geheel bestaat uit 41 letters. Een 21. 19. 11. 37. 34. 2. 14. 9. kraait niet. De 6. 3. 14. 7. een rivier in ons land. Een 20. 5. 18. 23. is een deel van een ketel. 16. 29. 35. 28. 32. 25. is een kort slaapje. 26. 31. 39. 36, 41. 19. 15. doen de varkens. Een 34. 27. 17. 38. 22. 1. 8. 15. g. ander woord voor een daad. 12. 40. 10. 19. 25. 32. 15. moet ieder kind leeren. Een 4. 31. 11. 33. 13. 23. 24. 37. wordt vaak gebruikt bij 't vullen. 30. 8 41. is een kleur. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 28 letters. Van een 7. 3. 6. wordt in een sprookje verteld. 20. 23. 5. 2. is een woord van afkeuring. 26. 13. 11. 8. 18. 11. zijn warm in den winter. Een 11.-24. 14. gebruikt de visscher. Vlissingen beeft een 17. 13. 9. 24. 11. 1. 10. 11. 22. een ander woord voor muur. 4. 2. 21. 25. 19. 11. zrjn kralen. 1. 16. is meer dan één persoon. 14. 15, 27. 23. een jongensnaam. Een 12. 6. 28. is een bron. Hartelijk gegroet van TANTE DOLLEE. ELLY's STRIJD. 3) o— Vader gaat in zijn bootje een eind van den kant af. Bob staat strak te turen op zijn dobber, 't Water stroomt zacht rimpe lend voorbij. Bob kijkt er naar. O... wat gebeurt er nou?... Dat water ligt ineens stil en 'tis net of Bob zich voort voelt glijden. „O..., o...", denkt Bob, „wat gek is dat." Hij knijpt gauw zijn oogen dicht. Bom... ineens houdt 'tweer op..., 'twater stroomt weer en Bob schiet van schrik onderuit, z'n rechtervoet schiet in 'twater... van schrik laat hij z'n hengel los. „0, help... help...", schreeuwt Bob, en op handen en voeten kruipt hij tegen den gras kant op en blijft boven-aan verbluft zitten kijken. Waar is de Zeiler? i „Wat is er Bob", roept Vader, heb je beet?" „Nee, Vader, 'k ging vooruit." „Vooruit?" ,,'t Ging allemaal dien kant uit en toch bleef ik staan." Vader snapt 't en begint te lachen. „Wel, Bob, dan moet je ook niet zoo strak op je dobber kijken. Weet je wat, kom ook maar in de boot" Vader roeit naar den kant. „Zoo Bob, geef me maar een hand." Bob stapt op den rand van 't kleine bootje. „Hei, hei Bob, niet doen." Maar 't is al te laat Vader schiet voorover en... pats... met z'n heelen rechterarm in 't water. „Domoor!" gromt Vader. Bob schrikt en trekt z'n voet gauw terug, 't Bootje schommelt en wiegelt hevig. „Bent U nat, Vader?" „Nee, droog, onhandige Tinus. Je moet midden in de boot springen. Vooruit, nog eens geprobeerd." „Waar is nou je hengel?" „Die ligt daar nog." „Wel heb je nou ooit. Wacht, ik zal hem wel even halen." Vader springt aan den kant Bob houdt met twee handen de boot aan weerskanten vast. „Zou-ie niet omslaan? Sjonge, sjonge, wat schommelt die boot. Hij kan niet zwem men en Vader ook niet." Bob is blij als Vader weer bij hem is. Dat kleine riviertje lijkt nu voor Bob wel een zee. „Vader, kan je hier zeeziek worden?" „Zeeziek!... nee, als je ziek wordt, dan wordt je rivierziek natuurlijk." Vader roeit een eind van den kant Vreemd-blij-bang is Bob, hij kan zoo met z'n hand bij dat water komen. Vader zet de boot vast. Een poosje later zit Bob weer op z'n dobber te turen, af en toe knijpt hij z'n oogen dicht, hij moest weer eens vooruit gaan... Daar schiet de dobber weg. „Hei", schrikt Bob ineens. Vader slaat van schrik... pats... met z'n hengel in 't water. „Wat mankeert jou! Ik schrik me een ongeluk." „Ze hebben 'm. 'k Heb beet Kijk 's Vader." „Ja, je hebt beet Nou, haal nou maar op." Bob aan 't hijschen. „Vader, wat trekt ie." „Bob vergeet, dat hij in een bootje zit Hij gaat staan. Daar schiet z'n hengel toe en... Bob rolt achterover... gelukkig in de boot. Vader had hem nog juist te pakken. En, daar ligt Bob nu, de hengel recht naar boven en een paling slingert heen en weer aan 't snoer. Vader probeert de paling te grijpen, mis... pats... vlak in z'n gezicht. Brr... en al dat vieze slijmerige goedje van de paling kleeft aan z'n snor en oogharem „Je bent me een visscher." Von Mackensen in. de uniform der Doodskophuzaren. Het type van den Pruisischen officier. Onder de meest typische vertegenwoor digers van het oude Pruisische ras der of ficieren, die alleen „God en den Keizer" vreesden, behoort August von Mackensen, de gepensioneerde generaal-veldmaar- schalk, dien men menigmaal als bezoeker van den ex-keizer te Doorn kon zien, en die 6 December den zeer hoogen leeftijd van 90 jaar heeft bereikt. Hij is de eenig overgeblevene van het drietal Hindenburg-Ludendorf-Mackensen, ieder met hun eigen karakter, die in den oorlog van 19141918 een zoo groote rol hebben gespeeld in de aanvoering van het Duitsche leger. Had hij gewild, dan zou hij, gezien de vereering, die het Duitsche volk hem steeds heeft toegedragen, zeer stellig in de politiek een leidende positie hebben kun nen bekleeden. Maar van de politiek heeft hij zich steeds verre gehouden; alleen is hij oprichter en sinds Mei 1934 eerelid van den Stahlhelm- bund. qndaIsblad! d- I-wa EEUW Von Mackensen bij zijn bezoek aan Wilhelm von Hoheni- zollern te Doorn ter gelegenheid van diens SOsten jaardag. WANDELEN MET GOD. Henoch wanndelde met God Gen. 5:22. In het geslachtsregister van Adam wordt' bij Henoch, de rustige regelmaat een ocgenblik onderbroken. Bij zijn naam wordt een bijzondere mede- deeling gedaan, en wordt o.m. gezegd, dat Henoch wandelde met God. Van dat wandelen met God, wordt nogal eens een verkeerde voorstelling gegeven. Men stelt Henoch dan voor als een we reldvreemde figuur, die zijn dagen door bracht met mijmeren en mediteeren. Iemand die leefde als met een boekske in een hoekske, die meer verstand had van bid den dan van werken. Deze opvatting komt echter niet over een met de gedachtengang van de Heilige Schrift. Wandelen met God is een uitdrukking die bedoelt weer te geven een levenswan del in geestelijke gemeenschap men den Heere. Wandelen met God is nooit het was het ook niet bij Henoch terecht komen buiten het leven van zijn tijd. Wie wandelt met God lijkt allerminst op den rentenier, die in het rustige park aan den rand van de stad de drukte ontloopt. Zulke levenswandelaars zijn geen wande laars met God, maar met zichzelf. Wandelen met God, beteekent midden in het volle leven te staan en daar -ieder op zijn plaats met volle krachtsinspan ning zijn levenstaak te vervullen. Dat heeft Henoch ook gedaan. Normaal heeft hij zich gegeven aan het huwelijks- en gezinsleven. Maar daaraan niet alleen. Want dat is het groote van Henoch, dat hij dat gedaan heeft in een levenswandel met God en in een tijd als waarin hg leefde. Het was een tijd die door één woord ge typeerd kan worden: goddeloos. De ongerechtigheid vierde hoogtij in He noch's dagen. Zóó erg, dat de Schrift er meer dan eens heen verwijst, om een voor beeld te geven van een tijd waarin de zonde tot een schrikbarende ontwikkeling is gekomen. Het was in die tijd, dat de levenswandel van Henoch kon worden aangeduid als een wandel met God. Henoch wandelde met God, d.i. terwijl hij zich gaf aan het volle leven, liet hij zijn levenshouding, zijn levensrichting geheel bepalen door het: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal." Wandelen met God was zeker ook het stille gebed in de rustige binnenkamer, maar niet minder het optreden op de pu blieke markt van het leven. Het sluit in het strijd voeren tegen de goddeloosheid en de ongerechtigheid der menschen. Zoo zal Henoch hebben gestaan als een eenzame naar den mensch. Maar hij was niet alleen want hij wan delde met God. Zijn leven was gekenmerkt, door wat bij den Heiland volkomen was het doen van den wil van den hemelschen Vader. Dat moet strijd in zijn leven gebracht hebben, zooals het nog altijd strijd mee brengt. Maar het gaf ook de' zekerheid van de overwinning. Want wie op God vertrouwt, op God alleen, ziet zich omringd door Zijn weldadigheen. Wandelen met God. Dat is leven in ge hoorzaamheid aan Gods Woord in de ge meenschap met Jezus Christus. En het is ook als Henoch thuisko men bij God. Verleden week kwam er een dame op mijn spreekuur, die klachten had over haar zoontje van 9 jaar. Het bleek een volkomen normaal kind, maar wel wat druk, on- gezeggelijk, lastig. Het is niet mijn bedoe ling hier publiekelijk de kwesties die aan dit probleem-kind verbonden waren te be handelen maar op één moment uit ons ge sprek wil ik wijzen. Ik vroeg: hoe gaat het op school? Antwoord: o, niet slecht. In de eerste klas sen ging het uitstekend. Hij zit nu in de vierde maar het is wel minder goed dan vroeger. Ik informeerde naar schooltijden enz. Toen bleek mij, dat deze knaap van 9 jaar 4 maal in de week Fransche les kreeg en dan op school zat van 912 en van 1 Va31/* en dan van 3%4%. Dan moest hij nog ongeveer een twintig minu ten loopen en was dus nooit voor onge veer vijf uur thuis. Woensdagmiddags had hij nogal eens wat huiswerk, pl.m. 1y2 uur. Dit wisselde. Fransche thema's iede- ren avond ongeveer een half uur. Het kind, dat ofschoon geheel normaal, een druk kind was, had veel nachtrust noodig. Hier in bleek de moeder nogal verstandig. Om ongeveer kwart over acht lag het steeds onder de wol. Conclusie: het kind had hoegenaamd geen vrijen tijd en dat op 9-ja rigen leeftijd. HET VOLGEN VAN JEZUS. Als nevel en mist onze velen bedekt, de landen verkilt en het uitzicht belet, gaat ieder onzeker, tot eindlijk de zon in een mildheid van stralen zich weer als de bron van het licht en het leven der aarde vertoont. Zóó moest de gemeente van Christus weer staan! Een zon aan den hemel, en lichtende gaan voor massa en volk, opdat ieder het zag, dat het volgen van Jezus ons brengt in den dag. Zóó breke het Rijk van den Heer zich hier baan! Aan een boek over moeilijke kinderen van I. C. van Houte en G. J. Vos ontleen ik nog het volgende treffende voorbeeld: Een moeder beklaagde zich in hooge mate over het gedrag van haar zoontje. Het kind was onwillig, erg brutaal, met het eten ging het altijd even langzaam en vaak was braken het slot. Toch deed zij, volgens haar zeggen, haar uiterste best voor het kind. Ze had er maar een, en daarom kreeg het kind, al wat het maar hebben wou. En toch was het gedrag van haar kind haar bij voortduring een ergernis. Op school gaf het kereltje niet de min ste reden tot klagen. Zijn gedrag was heel goed, zijn vlijt en vorderingen gaven geen reden tot klagen. Wij informeerden naar den onwil van het kind. En hoorden toen, dat er geen dag voorbij ging, dat moeder niet van haar kind eischte, dat het zich thuis oefende in lezen en rekenen. Verschillende boeken en leer middelen had ze daarvoor aangeschaft en ze eischte, dat het kind ook thuis aan het werk ging. Het was al tien jaar en op dien leeftijd moest het beter kunnen lezen en veel beter kunnen rekenen. Ze be reikte echter eiken dag opnieuw geen an der resultaat dan onwil met alle vprdere gevolgenopstandigheid van het kind, drift der moeder, straf, brutaliteit enz. Wij trachtten de moeder te overtuigen, dat op school aan het kind gedaan werd, wat kon. Dat zij meer eischte, dan gegeven kon worden. Of zij dan niet begreep, dat het kind onmogelijk tot hoogér prestaties in staat was en dus thuis ook geen lust ge voelde, alleen met lees- of rekenboek aan het werk te gaan? „Och, meneer, ik zou het toch zoo graag vullen. Als me gevraagd wordt, in welke klas hij zit, zeg ik altijd een hoogere, dan waarin hij werkelijk zit. Ik zal hem er in het vervolg niet meer zoo mee lastig val len", was het antwoord, waarin diepe te leurstelling klonk. Wij vroeger verder, of zij wel eens liefhebberijen van het kind had opgemerkt. „Ja meneer, hij is dol op muziek en wil zoo graag piano leeren spelen. Maar en weer kwam de diepe teleurstelling en

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 7