I"
z}.
Se|s-|;srs
I*®'8** I
- S 6 I
<r
Zaterdag 2 December 1939
54e
Jaar
gang
Voor den Zondag.
g
"g B
5"g g f pJ 2.
?*L c+-
§§181?
P
2. P*
tó p vp>» o
pS^S'n'?
Cy»!»!3® 2 O'S-IJ
S *3 m p -P f2*^ 3
b<!É.B s?KË.
- S g, 5" S: O j*
g £-0-^<§ S.^l g
—Jf r, S-'0
srBs.®^ i
u O tj' - rf(2 P S
%i H&lrf g-vs.
p-
B p SE.
ha /R B
OQ f^ö.® Oq p
3 T I. P-
o S 5 5 g
®-§ 4 e:® &ëg"® ^g-^K
<-^0rq
w go
ZO -
tf-e "5 g1
4 elsl® S s e.
b-^ g
CP CD
--, <i \r\ ca
S*E®S:
g-gS§
TP i-«
co OJ
<i &8 ffS ^sL "3 P-6"0 p
0=^2,0 ^3.5's-S.g
e> £.2.® 1 g-1® S g-g
Nieuwdorp; W. Wouters, Aagtekerke (ook
van No. 2); J. N. de Vroom te Koudekerke;
J. Wijck te Middelburg; B. Schreuder te
Goes; Jan Sinke, Veldpost; H. N. te 's-Gra-
venpolder; W. Diemer te Bergen op Zoom;
J. Butselaar, Veldleger; Jan van Dijk te
Breskens.
Het laatste probleem der serie!
Na 5.
Motto: „Uit eigen kring!"
Auteur: Jan Sinke, Kloetinge (Z.)
1 2 3 4 5
6
16
26
36
46
15
25
35
45
47 48 49 50
Het doet ons genoegen uit „eigen" kring
iets te hebben ontvangen, dat het publicee-
ren waard is.
Zwart: 10 schijven op: 6, 10, 13, 21, 22, 25,
27, 28, 35 en 36.
Wit: 10 schijven op: 16, 24, 29, 34, 37, 39,
43, 44, 45 en 47.
Wit speelt en wint!
Het doet ons genoegen uit „eigen" kring
iets te hebben ontvangen, dat het publicee-
ren waard is.
Wij stellen n.l. aan problemen, partij-
standen enz. bijzondere eischen. DAT is de
reden, dat wij zoo weinig uit eigen kring,
d.w.z. uit Zeeuwsche dammerskringen, pu-
bliceeren. Naar wij hebben vernomen, is er
een lichte ontstemming in sommige kringen,
dat wij van de dammers uit Zeeland zoo
weinig publiceeren. Die ontevredenen, wij
nemen aan, dat hun ontevredenheid geen
andere motieven tot grondslag heeft en zij
het niet publiceeren van werk uit Zeeuwsche
dammerskringen niet als voorwendsel ge
bruiken hebben daartoe geen reden. Wij
ontvingen wel is waar werk van onze Zeeuw
sche vrienden, maar hetgeen wij niet pu
bliceerden, was daarvoor ook niet geschikt.
Wij publiceeren nu eenmaal niet alles, rijp
en groen, alleen ter wille van hen, die hun
namen in de rubriek willen zien prijken.
Kwaliteit is voorwaarde. Waar dit aanwezig
was, hebben wij terstond gepubliceerd. Dat
spreekt toch vanzelf. Niets is ons liever dan
de rubriek te vullen met hetgeen in Zeeland
e.o. op damgebied wordt gepresteerd; hoewel
wij toch ook weer niet te provincie-chauvi
nistisch moeten zijn en oog er voor moeten
hebben, dat in Holland (om nu eens de ge
bruikelijke onderscheiding te maken) toch
nog altijd de Kampioenen en Meesters in
ons nobele spel wonen.
Wij verzochten meermalen om werk uit
Zeeland in te zenden. Wij doen dit nu weer.
Laten zij, die ALLEEN het belang van ons
spel op het oog hebben, en NIETS ANDERS
nu eens over hun vooroordeel heen komen,
hun ontevredenheid laten varen en zich niet
uiten in ongegronde reclames, maar hun
werk inzenden. ALS het geschikt is, dan
wordt het geplaatst.
Wij vertrouwen, dat deze openhartige ont
boezeming, ook openhartig en sportief zal
worden ontvangen. Wij wachten af.
AAN DEN SLAG!
Met probleem No. 5 sluit de serie weer
af. Tien dagen na heden moeten de oplos
singen van dit vraagstuk weer in ons bezit
zijn. Een belangrijke serie nieuwe proble
men hebben wij reeds in ons dossier. In die
serie wil ik een plaats inruimen voor twee
problemen van Zeeuwschen bodem.
De twee beste zullen worden geplaatst. En
het beste van die twee die beoordeeling
laat ik aan de oplossers over k r ij g t
een belooning in den vorm van
een damwerk!
Daden!, worden dus nu gevraagd!
Hier volgen de beloofde
PRIJSRAADSELS.
1. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 48 letters.
44 24. 45. 47. 9. is een kleur.
Een 28. 26. 2. 42. 21. 10. 39. 16. 29. 12. 20.
vindt ge in de krant
5. 30. 31. 9. is een jongensnaam.
40. 8. 36. 25. 12. 41. 30. 20. 15. 19. is een
groot kwaad.
38. 33. 7. 1. 34 4 23. 43. 48. 34 een dorp
op Walcheren.
2. 17. 3. 35. 13. 37. een dorp in Utrecht
Met de 6. 7. 22. 29. 17. 14 8. 18. komt men
liever niet in aanraking.
Een 46. 32. 27. 18. 25. is een kruipend dier.
6. 7. 4 17. 36. de naam van een zomer
maand.
Een 33. 11. 9. is een gewicht
2. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat uit 26 letters.
De 22. 12. 21. 26. wordt weer door veel
kinderen verwacht
De 11. 2. 13. 14 is in den mond.
Een 10. 8. 6. 18. is een muziekinstrument
1. 17. 6. 22.19. een ander woord voor koning.
Een 7. 24 9. 23. 19. 5. 25. moet op zijn
post zijn.
Een 4. 16. 20. 26. is een vaartuig.
15. 12. 3. een ander woord voor koud
ELLY*S STRIJD.
2) -o-
Meester heeft werkelijk medelijden met
haar. Ach, ze'is zoo'n heel goed meisje-
maar dom, o zoo dom, vooal in rekenen.
Toch denkt Meester: „Waren alle menschen
maar zoo dom en goed, dan was er meer
liefde tot elkander, en onwillekeurig kijkt
Meester naar „Stekebie", zooals Bobby Stien
noemt.
Meester Bosman begint weer heel lang
zaam en heel duidelijk de sommen uit te
leggen. Elly kijkt en luister goed Ja..., ja,
ze begrijpt het, het gaat goed..,- kijk nou...
weer opeens de heele kluts kwijt
„Die arme Meester", denkt Elly. Ze wordt
er wanhopig van en ze begint o, zoo be
droefd te snikken.
Meester Bosman is even wanhopig als Elly
en denkt: „Arme Elly".
„Weet je wat", zegt Meester, „El, ga jij
maar naar huis. Morgen beginnen we weer
met nieuwen moed."
Elly stopt 't rekenboekje en schrift in d'r
tasctu
„Nee", zegt Meester, „ga jij maar eens lek
ker spelen... buiten, dat is goed voor ja"
„Ik moet van Vader altijd sommen maken,
ik mag nooit spelen."
„Dat is niet verstandig van dien Vader en
Moeder", denkt Meester.
„Meester", vraagt Elly zacht, „zou ik nog
over kunnen gaan?"
„Och, Elly, 't duurt nog wel negen weken.
Wie weet"
ZOEKPRENTJE.
Waar is de boer?
Maar Meester heeft zijn plan al klaar,
hij zal eens met den Vader en Moeder van
Elly gaan praten. Hij zal eens gaan vertellen,
dat Elly niet lui is, maar niet kan. Elly gaat
weg. „Dag Meester."
„Dag Elly."
Hoe hartelijk klinkt de stem van Meester,
dat geeft haar een wonderlijk gevoel van
blijheid bij al haar verdriet
Als de laatste schoolblijver vertrokken is,
sluit Meester de kast, zet alle ramen open
en gaat ook naar huis.
Bob gaat visschen.
„Wat 'n goeie Meester", denkt Bod als
hij de school uitrent Zijn beenen gaan als
machinetjes zoo vlug. O... o... daar tuimelt
Bob tegen iemand aan, maar die M'nheer
heeft 'm nog net bij z'n kraag te pakken.
„Je ziet geen kleine menschen, hè Bob?"
'tls de burgemeester. Wat schrikt Bob.
„O... eh... 'k ga visschen."
„Ga visschen", zegt de Burgemeester boos,
„ga visschen? Wat is dat voor bra..."
„Ja, met Vader."
„O, ga jij visschen, loop je daarom zoo
hard, wildebras. Kalm aan hoor."
„Dag M'nheer de Burgemeester."
„Dag Bob", en de Burgemeester kijkt hem
na, hij lacht om dat dikke korte ventje,
'tis net een groote bal, die over de straat
rolt
Een zwaai... en Bob is den hoek om.
„Een leuke aardige jongen, die Bob", en
de Burgemeester loopt door. Bob holt verder,
hij is de Burgemeester al weer heelemaal
vergeten en kijkt scherp voor zich uit „Zou
Vader al thuis zijn? Vader moet zoo dikwijls
bij een klant terugkomen."
„Ja, ja", jubelt het in Bob. „Vader is thuis,
de schuurdeur staat open, en nog harder
loopt hij, stormt den winkel in en recht door,
naar de keuken.
„Vader, gaan we nog?"
„Ha Bob, ja hoor!"
„Ach", zegt Moeder, „zou je hem wel mee
nemen? Hij is nog nooit op 't water ge
weest."
„Ik ben er toch bij."
„Ja, dat is zoo."
„Vader, ik mag toch mee? U hebt het
beloofd."
„Dan niet in de boot, hoor Bob, aan den
kant blijven."
„Kom, kom, maak je toch niet zoo onge
rust. Ik zal wel goed op hem passen, hoor
Moeder."
'tls feest voor Bob, 'tis ook pas voor den
eersten keer, dat hij mee mag. Gauw heeft
Bob de vischhengels en 't busje met wormen
uit de schuur gehaald. Vader heeft overal
al voor gezorgd.
„Gaan we nou, Vader?"
„Ja, ja Bob", lacht Vader en daar gaan
Vader en zoon.
„Oppassen, hoor Bob", roept Moeder hen
nog na.
„Is het ver Vader?"
„Nou een kwartier loopen."
Dat kwartier lijkt Bob wel een uur. Vader
kan hem bijna niet bijhouden.
„Ho, ho Bob. Ik heb al zooveel geloopen
vandaag en ik word eiken dag een dagje
ouder."
„Ik ook Vader", zegt Bob gevat.
Eindelijk, eindelijk zijn ze bij 'triviertje.
„Vader, helpt U mij eerst?"
„Nou een beetje kalm De visschen zwem
men niet weg. Hier deze hengel is voor jou."
„Doet U den worm aan den haak?"
Vader zoekt lachend een heelen dikken
worm uit.
„Wat zal je hier een groote mee vangen."
Bob kijkt goed, hoe Vader den worm aan
den haak doet
„Hu... wat griezelig. Wat kronkelt die
worm"
„Vader, heeft dat beest nou geen pijn?"
Vader geeft geen antwoord.
„En nu daar aan den kant gaan staan,
achter dat riet, dat is een mooi plaatsje...
Wacht, ik zal hem eens voor je ingooien."
Ziezoo, Bob is klaar.
„Als de dobber heelemaal wegschiet op
halen. Dus goed kijken."
„Ja, Vader."
ÖHDA^fcLAD
No 9
EEUW
VREEST NIET, STAAT VAST!
Vreest niet, staat vast, en ziet
het heil des Heeren.
Ex. 14 13.
Het zag er donker uit voor de kinderen
Israëls.
Op Gods bevel en met Gods hulp, hadden
ze onder leiding van Mozes Egypte verla
ten.
Aan de verdrukking en slavernij was een
einde gekomen.
Het diensthuis warin zooveel zuchten ge
slaakt waren, zooveel tranen waren ge
schreid en waarin zoo menigmaal tot God
om uitkomst was geroepen, had zijn poor
ten ontsloten.
De boeien waren verbroken, de vrijheid
was herkregen. En nu waren ze op weg
naar het beloofde land, naar Kanaan.
Aan de vreugde over de uitredding was
echter al spoedig een einde gekomen.
Farao, die onder den druk van de pla
gen waarmee hij door God geplaagd werd
het volk had laten trekken, veranderde zijn
hart. Hg kwam tot andere gedachten. Hij
had spijt dat hij aan de Joodsche slaven
de vrijheid had hergeven.
En nu begon het kwaad te worden voor
Israël. Want Farao kwam met een gewel
dige overmacht van strijdwagens en paar
den en ruiters.
Als het tot een botsing kwam dan was
de zaak al bij voorbaat beslist. Want wat
zouden de ongewapende en ongeoefende Is
raëlieten beginnen tegen zulk een keur
korps?
De kinderen Israels, die zich tot den on
dergang gedoemd zagen, werden dan ook
bevreesd.
Zij begonnen zeer te klagen en zelfs te
murmureeren tegen Mozes. Waarom, zoo
vroegen ze, hebt ge ons uit Egypte uitge
voerd
Hieruit blijkt wel, dat de kinderen Israëls
niet veel beter waren dan Farao.
De Egyptische koning was een oogenblik
onder den indruk geweest van de kastijdin
gen des Heeren, maar toen het gevaar ge
weken scheen, verstokte hg zijn hart.
De kinderen Israëls waren door een hoo-
ge hand uitgegaan, de Heere had Zijn won
deren aan hen groot gemaakt, maar toen
het gevaar dreigde, dachten ze niet meer
aan Gods groote daden.
Maar toen kwam Mozes, hun trouwe
leidsman, hen bpmoedigen.
Niet door eigen plannen en eigen krachts
ontwikkeling, maar door hen te wijzen op
Gods uitredding.
Mozes weet het wel, dat Farao, indien
het er op aankomt, niet anders is dan een
instrument in Gods hand, dat ook Farao,
hoe een groot koning hij ook mag zijn, bij
den Heere vergeleken minder dan niets is.
De kinderen Israëls moeten niet zien op
hun eigen zwakheid en op de macht van
Farao, maar zij moeten op den Heere hun
vertrouwen stellen. Zij moeten gelooven in
de trouw van God.
Staat vast, zegt Mozes, en ziet op het
heil des Heeren, dat Hij heden aan ulieden
doen zal; want de Egyptenaars, die gij he
den gezien hebt, die zult gij niet weder zien
in der eeuwigheid.
Dat is taal des geloofs.
Farao met zijn leger moge sterk zijn, de
Heere is sterker dan alle Egyptenaren. Hij
is de Almachtige. En Hij is zoo getrouw
als sterk.
Uit dat geloof moeten de Israëlieten le
ven. Zij moeten niet vreezen, maar vertrou
wen. Zij moeten vast staan in het geloof.
De nood mag groot zijn, grooter dan de
fielper is de nood toch niet.
Zoo is het ook in 1939.
Daarom: laten wij niet vreezen, maar
vast staan en zien het heil des Heeren.
OPVOEDINGSMOEILIJKHEDEN,
ONTSTAAN DOOR DE MOBILISATIE.
(Slot.)
Een bezwaar, dat men kan hebben tegen
de behandeling van bovenstaand onder
werp in de voorafgaande stukjes is dit:
de artikelen beschreven een in alle op
zichten gezond en ook financieel min of
meer zorgen-vrij gezin.
Daarom is het goed deze laatste maal
nog eens stil te staan bij die gezinnen,
waar men het moeilijk heeft.
In de eerste plaats denk ik hierbij aan de
kleine winkeliers. Welk een iooden last
rast nu op de schouders der vrouwen, nu
naast de gezinszorgen de geheele winkel-
arbeid voor haar rekening komt.
Een zeer ernstig beroep op de Christe
lijke naastenliefde der klanten doe ik hier.
Ga zelf uw bestellingen afhalen, als het
eenigszin kan; bovenal verander, wanneer
niet alles dadelijk naar wensch gaat in
knorrig egoïsme niet oogenblikkelgk van
leverancier.
Met de vrouwen die voor een dergelijke
moeilgke taak plotseling komen te staan
GENADE EN DANK.
Dit is gena: hoe menigvuldig,
Wij overtraden, en ons schuldig
Rekenen voor Uw aangezicht,
Dat Gij het vonnis hebt gestreken
De halsmisdaden hebt vergeten,
Dood omschept tot nieuw levenslicht.
En dit is dank: dat wij ons leven
Om Uwentwil ten doode geven
En daaglijks sterven, levenslang.
En dit 's bezegeling en teeken
Wie hier om Gods wil is bezweken,
Heeft 't leven in zijn ondergang.
mogen wg wel extra medegevoel hebben.
Laten wij ook in hun winkels niet mee
doen aan angstig makend geklets, aan
verbreiding van verwarrende berichten. Ge
lukkig, waanneer zoo'n met arbeid over
laden moeder een meisje of een jongen van
een jaar of tien, twaalf heeft, die bgv.
in het huishouden een hand uit kan steken.
Goede regeling en organisatie van ieders
taak kan wonderen doen.
Bijzonder moeilijk hebben ook die vrou
wen het, die door lichamelijke zwakte
eigenlijk niet in staat zijn voldoende de
moeilijkheden te trotseeren. Zij moeten ech
ter nooit vergeten, dat er in de geschiede
nis der eeuwen, die achter ons ligt, steeds
mannen en vrouwen geweest zijn met een
broos en lijdend lichaam, doch die des
ondanks wonderen presteerden, gedreven
door een brandende liefde en bekrachtigd
door een sterk en vast geloof.
Wat te zeggen van die stuurlooze, begin-
sellooze vrouwen, die verwend door him
mannen nukkig en ontevreden nu plotse
ling geplaatst worden voor een grootsche
en dienende taak. Zij zullen volkomen over
stuur raken en slechts de toestand verer
geren door haar gebrek aan ruggegraat en
kalmte. Deze domme onbeheerschte en d u s
onverantwoordelijk handelende vrouwen
schreven in den spannenden tijd eenige da
gen geleden aan haar mannen bij de gren
zen de meest dwaze en opzienbarende ge
ruchten. Van een kapitein hoorde ik, dat
vele soldaten, die kalm waren, nerveus
en somber werden door de brieven vol
alarmeerende nonsens-verhalen van thuis.
Men zou bijna wenschen, dat op deze ver
warrende en ondermijnende geschriften
censuur werd toegepast.
Er is ook nog een soort vrouwen, dat
de dingen tè licht, tè gemakkelijk opvat.
Zij hebben veel vóór en zeker is een pret
tige blijmoedigheid van groot belang.
Maar zoowel de kinderen thuis, als de
man aan de grens hebben vooral in deze
gedesorganiseerde verhoudingen behoefte
aan meer dan aan een grap of een solda
tenlied.
Als al hun zorg slechts wordt wegge
lachen, wordt weg geschertst blijft er een
ontzettende eenzaamheid en een gevaar
lijke leegte achter. Gevaarlijk juist daarom,