.5.
a ■-
Rondgang doot den Catn-dooM.
E
DE BAKKER VAN HOLSBERG
Wenken op technisch gebied.
E I
c
I
I
re I "b
5 *j c
Sre
1
re re
re - re
re 'p re
re
M
re
08
Een Engelsche inval
op Walcheren.
S
u
-3
*5
E
et
JD
IA
T
"V
LU
w
tc
T
Z
s
te
c
c
u
O
X
3
Jd
«3
tc
w
63
u
>-
3
fta
O
'5
CL
v
"vj J
73
o
z
2
G LL
a
73
O
c
ra
ra
c
O
"3
e
Li
trouwe liefhebbende blik. der oogen den
man te helpen. Ik wilde wel dat al onze
vrouwen dit konden. Elen enkel woord, een
enkel gebaar: het vergezelt den man op zijn
weg terug naar 't garnizoen. Moedeloos op
zijn krib liggend ziet hij opeens hun keu
kentje weer voor zich. Hij ziet zijn vrouw,
hij voelt haar hand op zijn schouders. Eln
een glimlach komt om zijn mond. En veel
leed is verzacht, is gelouterd.
Verder moet de moeder, hoe zeer zij ook
als vrouw den man niet kan missen, en hem
noodig heeft, zijn liefde behoeft, voldoende
tijd gunnen voor de kinderen om met vader
te spelen, te praten en te stoeien. De maal
tijden, samen aan tafel: wat zijn ze nu een
heerlijkheid. Eln wat is er een massa
te vertellen. Laat men bedenken, dat óók
de stillere kinderen hun kans moeten krij
gen. Ook zorg dragen dat niet altijd één en
't zelfde kind op schoot wordt genomen.
Eln bovenal: Laat moeder niet overdrijven
met klachten, over: „dit heeft die gezegd,
en dat heeft hij gedaan". Hoogstens kan ze
als er werkelijk moeilijkheden zijn er met
vader onder vier oogen over spreken. En
het kind dat moeilijkheden geeft: laat va
der er ernstig apart mee praten. En wan
neer hij weggaat, terug naar 't garnizoen,
opbeurend zeggen: „Jan, ik reken op je
hè." Zoo'n woord doet, met overtui
ging gezegd, soms wonderen.
Wij hadden het ditmaal over een in alle
opzichten gezond, normaal gezin, zonder
ziekten, zonder finantieele nooden. Ik wil
een volgende maal nog gaarne hier iets
zeggen over die gezinnen waar een en an
der minder van zelf gaat, waar wèl ziekte
of zorg is. P. W. J. S.
DE OMROEP IN NED. INDIË.
In December 1928 werd de Ned.-Indische
Radio-Omroep-Maatschappij opgericht, rrffet
het doel het radio-omroepbedrijf in onze
Oost te organiseeren. De concessie van de
regeering liet echter lang op zich wachten
en eerst in 1934 nam het bedrijf een aan
vang. In de concessie was echter een bepa
ling opgenomen, dat binnen drie jaar na
het aanvaarden van de concessie de omroep
in Ned.-Indië goed hoorbaar moest zijn.
Het eerste jaar bleef de omroep dan ook
tot Java beperkt, maar al heel spoedig wer
den er- meerdere zenders gebouwd, zoodat
er op het oogenblik reeds 27 stations in
bedrijf zijn. U zult dit een zeer
groot aantal vinden. Daarbij dient
men de uitgestrektheid van onze Archi
pel niet uit het oog te verliezen. Men heeft
er ook niet alleen te doen met een Europee-
schen Omroep. De belangen van de Ooster-
sche volken moeten ook behartigd worden.
Zoo heeft de NJ.R.O.M. op het oogenblik
de beschikking over 5 sterke en 14 plaatse
lijke zenders voor Oostersche programma's.
De bedoeling is het aantal zenders voor
Oostersche uitzendingen nog te vergrooten
en het zal ook niet heel lang meer duren,
voordat de NJ.R.O.M. de beschikking heeft
over een totaal van een goede 30 zenders.
De programma's van Westerschen oor
sprong worden geconcentreerd te Bata
via, Soerabaja, Bandoeng en Semarang. Al
deze plaatsen beschikken over studio's, ter
wijl men in de gelegenheid is van een cen
traal punt uit, deze studio's met elkaar te
verbinden of apart in te schakelen, zoodat
men in een zeer kort oogenblik uitzendin
gen van één dezer genoemde plaatsen kan
verzorgen.
De Oostersche omroep is niet in één
groep ondergebracht, maar is in tweeën ge
splitst. Soerabaja kan een gedeelte der zen
ders voeden en los hiervan Batavia en Ban
doeng een ander gedeelte. Het is nog wel
mogelijk beide gedeelten door middel van
een aparte telefoonkabel van 400 KM leng
te met elkaar te verbinden.
Daar beide secties van den Omroep een
grootaantal zenders van een programma
moeten voorzien, zijn alle zenders door mid
del van telefoonlijnen met den centraalpost
verbonden. Hiertoo is alleen voor de Wes-
tersche sectie ruim 1700 K.M. kabel noo-
■o
ra
lm
c
O
JC O
a c
ai
"ra
in
a c
o
OJ (jj
EL
O
co
a>
JE
3 CO
O C
i i
6/3 U~
O
in
a.
U)
3
L_
CM
"O
o
~o
O
CD
O
O
O
co
~a>
■M
.5?
ï5
c
-Q
S3
CU
c
Maini
N
-M
c
CO
CM
IS
S3
"3
c
"o
SI
c
"o
CD
h.
O)
*+-
o
O
O)
-Q
c
CU
c
c
•M
c
V©
"O
t.
CL
-M
I
O
CO
IlJ
3
"E
3
O
L.
O)
5
ren.
- OJ
c
S =5
■g o
ra 5 c
«- o
2 5
2 o o
N CD
C C c
<D J, 0)
S3 UI
O c "O
2 O)
-M O
E
3 c JS
V,
re
c
re re o
cu
C E
o o cu
CO t-
re o
2 c
4)
O
CD
E
01 c
t_ <U 4) V
ut re x ~o -M
c re 4C O)
■r s: re .5 c
3j f TI
2, -re cc
re E1.2
13 U3
cn
3
c. -C
o C <D O ■-
C +J V)
2
O 2
43
3 S
•55 o
2 a
E
a5
©.2
«O
73 4-5 cö
o 13
0 o c
(DO GJ
MW g
m
g a S 2
i
-*-> CD 73
■hT3 C O
S.2QO
cd S3
Ir
ZZ
re 2
-t-> g
S S
cd o
<v
- k c
CQ
1-1
-a
N H bfl
53 re
-o
re -re
re o
4-t O
re u
■i-> re g -u
re
re re
T3 Ti re
o o
o o e
M
a re
i- re S
2 re '2
E
re .2
Ti Ti
i-
re oj
cd
o
cd fl
o o
O t*
0)
O
E-,
o° re
cd
N
re 2 re
43 <?•-
re
CC fi
s re
ös2
h S
re re
Sfiï
<D o
T3 02
re So
re
S o "O
re re
w»-e re
0) rQ
T3 'S
C d
0) U a>
<D <D
O
43 TS
S-i <D
02 JS
O) ,-.
d cd S
cd
N -4-> t>
- re S
re g re
c 2
(D Cd
O
02
02 03
>-S
Q 43
dO
o?
'S N rd
43
re s- -g s-,
o re ,re a>
C Sb n 43
re 03
2 10 e
§*s.§
c
bD^
2
33 re
tl 03
N
O QJ
büO c*
0 .2
S g N
1 -*->
o ''B .2
P r. 5
X d U -4->
O ai ci_j
s 6) 5
i <D F
O
cu
CNJ
j—
y
O)
c
cn
C
cu
_s
TJ
CU
Q.
s:
O
-M
s_
O
C
CL
73
C
73
L_
E
O
TJ
+-»
■M
E
r
S-
_c
O
C
o
O
(O
O
T5
t-
V)
O
3
c
3
+-»
O
c
CC
TJ
73
S-
O
CD
S
c
o
n
+-»
CU
c
ÜJ
4-»
O
cu
73
M-
O
-M
sz
E
cu
TJ
O)
N o
+-»
o o
N H- Ö1
O L.
C 0)
a> "O
g
2 m re
S
re re
re re s
c o ro
.re c ns
N C
m re tl
C iS
re C
'S 3 S
re re «o
O -
>-• -F-H
riSl d
TTW—
o
^.2
d
5
o
m bJO
•H (D
d «73
r d
'3 iS
d
té
re re 2
o -t;
2® re
(D bJO
o t!
-
O r—I
(13 rd cd
O
§•0
O
c re
*3 o
re .4) 02
01 l-s
05 C
-is?
re re re
re-- i.
43 re
ti
10 -iE re
re w
N !3
re -u c
r; re re
re 43 T)
W) re
Si O
re re 43
re re re
re re tuo
'T3
O»
o
c
(U
ft—
a>
co
LU
cc Lü
Ui
a
.2 p, re
1)0 re - hn
re -4>
c a
're -S Al
•Ere-®,
g-®
O 05
re re re
43 C (3
dig- Ook is liet mogelijk liet Oostersciie met
het Westersche onderling te verbinden,
zoodat alle Indische zenders van uit één
centraal punt bediend kunnen worden.
Hiervoor heeft men bijna 2300 K-M. tele
foonkabel noodig.
Om geheel Indië te bestrijken, waren er
veel technische moeilijkheden te overwin
nen. Het gebied is zoo groot als de Ver-
eenigde Staten van Amerika. Het vaste
land alleen heeft een oppervlakte grooter
dan half Europa. Het aantal zenders is dus
voor de oppervlakte niet buitengewoon
groot te noemen als men bedenkt dat de
Ver. Staten alleen over meer dan 400 zen
ders beschikt. Bij de golflengte-verdeeling
in Indië kon men ook maar niet alles ge
bruiken, waarover men in Europa wel ais
uitzendgolf beschikt, daar de luchtstorin-
gen in Indië zeer sterk en veelvuldig zijn.
Zoodoende had men maar de beschikking
over golflengten van beneden 200 M. Hier
door zenden de plaatselijke zenders op een
golflengte van ca. 100 M. De sterke zen
ders hebben een golflengte van beneden
100 M. Het sterkste station is Batavia.
Vanwege zijn golflengte reikt dit station
niet erg ver. Men maakt een groot gebruik
van gerichte zenders, zooals PMN en YDC
naar het Noordwesten (Sumatra en Bor
neo), PLP en YDB naar het Noordoosten
(Borneo en Selebes).
De N.I.R.O.M. heeft verder de beschik
king over een moderne ontvanger, waar
mee men de uitzendingen van de Phohi kan
ontvangen, welke men bij bijzondere gele
genheden over den Archipel relayeert.
De inkomsten van de NJ.R.O.M. worden
betaald door de luisteraars. De bijdragen,
welke men verplicht is te betalen, als men
in het bezit is van een radiotoestel, zijn be
trekkelijk hoog. De bijdrage hangt af van
het aantal luisteraars. In Januari 1939 be
droeg dit bedrag f 1,25 per maand. Het
aantal luisteraars bedraagt ca. 70.000.
De NJ.R.O.M. heeft overeenkomsten met
drie organisaties, de NJ.C.R.O., (de Ned.-
Indische Chr. Radio-Omroep), de V.G.R.O.
(de Vrijzinnig-Godsdienstige Radio-om
roep), en de I.K.R.O.S. (de Indische Ka
tholieke Radio-Omroep Stichting). Deze or
ganisaties zijn alle drie te Batavia geves
tigd en verzorgen uitzendingen op gods
dienstig gebied, lezingen van godsdienstig-
cultureelen aard, ziekenuurtjes e.d.
Eenigen tijd geleden werd de O.C.R.O., de
Oostersche Christelijke Radio-Organisatie
opgericht, die op zendingsgebied veel goed
werk verricht.
Wij moeten hier ook nog de V.O.R.O. ver
melden, een vereeniging welke er naar
streeft een eigen Oostersche Omroep te or
ganiseeren. Vandaar de naam Vereeniging
Oostersche Radio Omroep.
De Indische luisteraar maakt niet alleen
gebruik van zijn eigen zenders, ook een
groot gedeelte van den dag wordt er naar
Europa geluisterd. Allereerst naar de
PHOHI, maar ook de Duitsche, Engelsche
en Fransche uitzendingen vinden een aan
dachtig gehoor.
35) o—
Ga mee, zei Harm haastig.
Hij liep terug naar het eind van den
trein en stapte in een coupé tweede klas.
Wat is er? vroeg Berend, die Aldert
niet gezien had.
Aldert was daar bij dat stel. Hij was
dronken, steunde Harm.
Berend voelde de vaderpijn mee.
Harm haalde verlicht adem, toen de trein
vertrok en hij geen last van Aldert meer
hebben kon.
Langen tijd zei hij geen woord. En Be
rend zweeg ook.
Zeg er thuis maar niets van, merkte
Harm dan in eenen op. Zijn moeder en
Mieke hébben er maar verdriet van en we
kunnen er toch niets aan veranderen.
Neen, zei Berend.
In Laagheuvel stapten enkele kooplui
met veel lawaai uit den trein. Tersluiks
loerde Harm naar buiten. Daar was ook
zijn zoon!
I3ut is wat, jong, zei iiij, met een die
pen zucht, tot Berend. Daar komt mets
van terecht. Mijn jongen woidt een verloo-
pen sujet.
Berend kon er eigenlijk niets op zeggen.
Het kan nog wel veranderen, zei
hij. Maar hij meende er niets van. Hij ken
de het karakter van Aldert even goed, als
Harm op de hoogte was.
Neen, zei Harm. Het is afgeloopen. Ik
mag blij zijn als ik verder geen last meer
van hem krijg. Eln dan te denken
Elven staarde hij zonder spreken voor
zich uit. En dan in eenen, zonder inleiding:
We moeten nog even over dat geld
spreken. Je moet het allemaal nemen. Ik
zal je nu maar zeggen, dat je nog méér geld
hebt. Vermoedelijk ook van je vader. Het
kwam een paar maanden nadat je bij ons
waart. Ik heb het vastgezet tot je een en
twintig waart. Dan had ik het je ook ver
teld. Maar nu is het beter, dat je het weet.
Het is jou geld. Rente op rente een aardig
bedrag. Met deze tienduizend gulden er bij
ben je klaar jong. Let er nu niet op, waar
het geld vandaan komt. Je hebt er recht
op, want je hebt het gekregen. En al keur
ik het gedrag van je onbekenden vader ver
van goed, ik moet het toch in hem prijzen,
dat hij nog aan je gedacht heeft, door geld
te geven. Als hij het niet had gedaan, had
er geen haan naar gekraaid.
Ik wil het geld niet, hield Berend kop
pig vol. Op deze wijze wil ik niet schade
loos gesteld worden. Bah, een fooiin-
plaats van den naam, waarop ik recht heb.
Luister nu eens, jongen. Je wordt vol
gend jaar een en twintig en dan ben je je
eigen baas. Dan ga je ergens een bakkerij
koopen, het volgend jaar of wat later. Je
doet het van je eigen geld. Wat wil je
meer? Je kunt zeggen: daar heeft mijn va
der tenminste voor gezorgd, dat ik onbe
zwaard door het leven kan gaan. Je bent
een goed vakman. Het komt best in orde
met je. Wees nou niet dwaas en zet die ge
dachte van zooeven op zij. Ze is wel goed.
Ik begrijp je wel. Maar bekijk nu ook de
keerzijde eens.
Waarom zal ik een bakkerij koopen?
vroeg Berend. Ik heb het nu best naar mijn
zin. Als ik bedenk, wat u en moeder en Mie
ke voor mij zijn, dan zou het toch on
dankbaar wezen, om te verdwijnen.
Je kunt toch niet altijd knecht blij
ven, lachte Harm. Ik zou je eigenlijk willen
voorstellen, laat mij het nu ook maar zeg
gen, nu we er toch over praten, dat je over
eenige jaren de zaak van mij koopt. Er
moet een Janse in blijven. En nu Aldert...
nou, daar praat ik maar niet over. Nou,
dan kom jij er in. 25e je wel, dat je het geld
noodig hebt? Je wilt de zaak toch zeker
wel koopen?
Graag, zei Berend. Als dan uw bedoe
ling is, danneem ik het geld. Tenmin
ste de helft. De andere helft is voor u. Zoo
wilde die man dat.
Hij sprak niet van „mijn vader".
Ja, dat is voor mij. Recht is recht.
Maar ik heb het volste recht om het weg
te geven. Eln ik geef het jou. Geen tegen
spraak, Berend. Afgeloopen.
Berend maakte Mieke deelgenoote van
het gesprokene.
Welja, waarom zou je de zaak dan
niet koopen? zei ze. Aldert is als opvolger
uitgeschakeld. Ik ben soms bang, dat vader
nog wat met hem te stellen krijgt. Hij
springt zoo raar met geld om. En oom
Klaas zegt, dat zgn vrouw nog minder is.
Mieke rilde als zij aan dit huwelijk dacht.
Eln moeder sprak er niet over. Ook bij haar
lag Aldert er uit, naar Mieke wist. Dit hu
welijk had de deur dichtgegooid. Aldert zou
door moeder niet meer gesteund en ge
stijfd worden. In dat opzicht was er nu vol
slagen verandering in huis. Vader en moe
der waren het goed eens. Er was geen ver
schil van meening meer. Er was bepaald
rust. Maar die jongen liep zijn eeuwig ver
derf tegemoet en dat bezwaarde Mieke bui
tengemeen. Ook de onverschilligheid van
vader en moeder op het punt van den gods
dienst pijnigde haar. Zij had er meer last
van, dan zij wel weten wilde. Haar moeder
kon wel eens smalend spreken over dat
vrome gedoe, dat niets om het lijf had. Je
moet van de middelmaat zijn, betoogde zij
altijd. Niet te goed en niet te slecht. Dan
kwam het vanzelf wel in orde. En Tine ver-
gaf het Harm eigenlijk maar half, dat hij
zijn ontstemming niet te kennen gaf, en
Mieke en Berend hun gang liet gaan. Als zij
er echter eens iets van zeide, dan was
Harm er direct bij
Hoor 'es, je weet, dat het mij niet
schelen kan. Maar slecht worden ze er niet.
Je kunt geen betere kinderen hebben dan
Mieke en Berend. Was Aldert maar voor
de helft zoó.
En dan zweeg Tine maar. Omdat zij niets
te zeggen had. Want dan sloeg Harm spij
kers met koppen. Aldert was ook aan
haar doodkist een nagel. En dat hij zoo'n
meid genomen had, neen, zij vergaf het hem
nooit!
En zoo verviel Tine van het ééne in het
andere uiterste. Harm bleef lijden onder
het gedrag van Aldert, dat hem eiken dag
pijnde, al sprak hij er niet over. Tine kwam
er over heen. Het kon haar zelfs niet sche
len, dat er op het dorp praatjes over Aldert
liepen. Harm vond het vreeselijk, dat de
naam Janse zoo door het slijk werd ge
sleurd. Endat er reden voor was. Maar
Tine vond, dat er toch niets aan te veran
deren was. Op hen was tenminste geen
aanmerking te maken. Dat was al een voor
naam ding. En met Mieke en Berend was
het ook in orde. Behalve dan hun vroom
gedoe, waarvan ze soms onpasselijk werd,
naar ze beweerde. Enfin, dat was ook niet
anders, 't Was maar gelukkig, dat de zaak
er niet onder leed. Geen enkele klant bleef
weg, hoewel het toch wel bekend was, dat
die beiden tot de trouwe bezoekers van het
lokaal behoorden. Anderen op het dorp
hadden er wel last van. Een paar arbeiders
waren zelfs ontslagen. En velen gingen
steelsgewijze naar de samenkomsten, bang
om gezien te worden door de menschen van
het dorp. Maar dat was niets voor Mieke
en Berend. Die gingen frank en vrij. Maar
de zaak leed er niets onder, dat was al heel
wat waard. Anders zou Harm er wel een
stokje voor hebben gestoken, meende Tine.
Nu in dezen spannenden tijd al het moge
lijke in het werk gesteld wordt om de neu
traliteit van ons land te handhaven en
eventueele aanvallers te weren, is het inte
ressant aandacht te schenken aan wat
vroeger op dit gebied voorviel.
Vooral de bewoners van Walcheren, die
nu volop militaire bedrijvigheid aanschou
wen, zal het interesseeren, hoe hun eiland
eenmaal slachtoffer werd van een Engel-
schen inval, waardoor het in één groot mi
litair kamp werd herschapen.
'tWas in de laatste maanden van het
jaar 1809 een onrustige tijd in ons goede
land. Koning Lodewijk Napoleon regeerde
hier bij de gratie van zijn broeder Keizer
Napoleon. Reeds dikwijls had hij het onge
noegen van dezen ondervonden, maar wat
in het najaar van 1809 gebeurde, werd de
onmiddellijke aanleiding tot zijn val en de
inlijving van het Koninkrijk Holland bij het
Fransche Keizerrijk.
Hiermede staat in verband de inval der
Engelschen in Zeeland, een militair avon
tuur, waarover reeds lang te voren was be
raadslaagd, maar dat eerst tot uitvoering
kwam, nadat de Oostenrijksche staatsman
Prins Stahremberg Napoleons groote
tegenstander in Londen was aangeko
men en de Engelsche regeering er toe had
weten over te halen.
't Was voor den Oostenrijkschen Prins
een heele toer geweest om Engeland te be
reiken. Met behulp van valsche passen was
hij tot Calais gekomen, waar hij, door zich
als Joodsch koopman voor te doen, het
Fransche toezicht wist te verschalken en
gelegenheid vond naar Engeland over te
steken.
Oostenrijk, dat toen nog een machtige rol
in Europa speelde, hoopte n.l. dat als de
Engelschen Napoleon in het nauw brach
ten, zij minder vernederende vredesvoor
waarden zouden kunnen bedingen. De En-
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
HOE DAMT MEN IN ENGELAND?
Deze vraag, van een lezer van ons blad,
geeft mij aanleiding tot het publiceeren van
een partij, gespeeld door dhr F. J. Denash
te Sheffield, 't Naspelen daarvan geeft een
antwoord op zijn vraag en zal zeker ieder
interesseeren.
Om de partij te kunnen volgen moeten eeni
ge inlichtingen voorafgaan.Allereerst de no
tatie. Men noteert in Engeland de zetten
onder elkaar. (In ons land naast elkaar.)
B.v. als op ons Hollandsch bord gespeeld
wordt 3228, 1823, 3832, enz., dan zou
men in Engeland deze zettenreeks als volgt
noteeren
32 28
18 23
38 32
enz.
Tusschen slaan en zetten maakt men
geen verschil. Men plaatst tusschen de zet
ten geen teekens.
Danhet bord. Men speelt op het schaak
bord, dus op een bord met 64 velden en
iedere partij "heeft 12 schijven. In tegenstel
ling met ons spel gebruikt men in Enge
land de witte velden op diagrammen. Men
speelt over het algemeen echter op de
zwarte vakken. Het maakt, zooals men
weet, overigens geen verschil. Het is een
kwestie van gewoonte.
De lange lijn, een witte, loopt dus van
links onder naar rechts boven en bovenaan
links is dus een zwart vak en begint de
nummering dus op het daarop volgende
witte vak met 1. Vervolgens nummert men
de eerste rij dus: 2, 3 en 4. Op de tweede
zij komen dan: 5, 6, 7, 8 en zoo gaat men
door totdat men eindigt bij 32.
gelsche regeering liet zich hiertoe over
halen.
Maar, de inval moest tamelijk snel ge
schieden. Want ook Napoleon sliep niet.
Krijgskundig genie als hij was, had hij al
spoedig de beteekenis van Vlissingen door
zien. Hij begreep, dat hij om in Antwer
pen veilig te zijn de sleutel van de Schel
de, Vlissingen, van noode had.
Hij draalde dan ook niet. Toen de Fran-
schen in 1795 in ons land kwamen, werd
daar eerst een sterke bezetting gelegd. Bij
iedere onderhandeling van Frankrijk met
de Bataafsche Republiek was de afstand
van Vlissingen een der punten van strijd.
Bonaparte behandelde reeds als eerste
consul, Vlissingen geheel als veroverd ge
bied. En de Vlissingers schenen zelf aan
dat denkbeeld te wennen. Want toen Na
poleon op 13 Juli 1803 bij een reis naar
België ook een bezoek aan Vlissingen
bracht, bood het Stadsbestuur hem de
sleutels der stad aan.
En eindelijk werd bij verdrag van 11
Nov. 1807, Vlissingen formeel aan Frank
rijk afgestaan. Alleen deze stad, de rest
van het eiland niet.
Napoleon begreep, dat als hij Engeland
onder de knie wilde krijgen, hij een enorme
vloot noodig had. Hieraan schonk hij dan
ook volle aandacht. In 1804 liet hij langs
de Schelde te Antwerpen 1500 huizen afbre
ken en daar werven aanleggen. En hij re
kende vooral op de Nederlanders, als goede
zeelui, om de schepen te bemannen.
Engeland gevoelde wat hier op het spel
stond, waarom een aanval op Antwerpen
werd voorbereid.
De omstandigheden schenen de Engel
schen bijzonder gunstig voor de onderne
ming. De Fransche legers bevonden zich in
Spanje en Oostenrijk en hadden daar zwaar
werk. Ook de Hollandsche strijdmacht be
vond zich daar voor een groot deel. Boven
dien bracht Koning Lodewijk, zonder eenig
gevaar te vermoeden, zijn dagen door bij
zijn moeder in Aken.
Nu in beginsel besloten was tot een lan
ding op het vasteland, deed men op ruime
Terugslaan is n i e 1 geoorloofd.
Met deze wetensehap gewapend, kunnen
we nu de volgende partij naspelen. Men ne
me dus nu het schaakbord en zette daarop
de 12 zwarte en 12 witte schijven in den
aanvangsstand. Is dit klaar? Dan spele men
den eersten zet voorZwart: Zwart
begint n.l.:
1115 en daarna voor wit: 2318; dan
voor zwart 811 en vervolgens voor wit
1814. We krijgen dan deze notatie:
11 15
23 18
8 11
18 14
Is dit begrepen, dan valt het verder spe
len niet moeilijk. We vervolgen dus met:
9 18
24 19
15 24
22 8
4 11
28 19
11 15
27 24
5 9
21 17
9 14
25 21
Zoo doorgaande zou de notatie een heel
lange rij worden, daarom gaat men als een
rij een zekere lengte heeft, er vlak naast
door. We zullen dit dus nu ook doen. Eerst
spele men dus nu verder de linker rij van de
hieronder volgende zettenreeks en daarna
de rechter rij:
14 18
26 22
18 25
29 22
7 11
17 13
3 8
22 17
15 18
17 14
10 17
21 14
18 22
14 10
6 15
19 10
Als we nu 1115 spelen voor zwart krij
gen we dezen stand:
schaal verkenningen in België en Zeeland.
De uitgebrachte rapporten kwamen hierop
neer, dat een aanval op Antwerpen kon
beproefd worden.
Overwogen werd Antwerpen aan te val
len over land, van Ostende uit, maar dat
werd als te bezwaarlijk opgegeven.
De waterweg langs Vlissingen werd ge
kozen. Het was een reusachtige onderne
ming, die Engeland op touw gezet had. Een
leger van 40.000 man, 6000 paarden en een
groote hoeveelheid zwaar belegeringsge
schut enz., moest t e g e 1 ij k overgebracht
van Ramsgate naar Walcheren, wat in één
nacht is geschied.
Bedenkt men hier nog bij, dat de vloot
van transportschepen, die deze legermacht
overbracht, vergezeld was van een oorlogs
vloot, bestaande uit 36 linieschepen, 36 fre
gatten, benevens een groot aantal kleine
mortier- en kanonneerbooten, dan kan men
begrijpen, dat de Vlissingers in angstige
verbazing op den 29sten Juli 's morgens
de zee zóó vol zeilen zagen, dat ze den tel
kwijt raakten. 0
Uit den aard der zaak bleven de Engel
sche plannen niet geheel onbekend. Het bij
eenbrengen van zulk een macht op één punt
van de Engelsche kust kon niet verborgen
blijven, al was het verkeer met Engeland
ook verboden. Men vreesde wel dat het op
Zeeland was gemunt, maar de grootste on
zekerheid heerschte over de vraag, waar
de landing op Walcheren zou plaats hebben.
Men vermoedde volgens J. H. Deibei
een landing bij Zoutelande, en dat is la
ter ook gebleken het oorspronkelijke plan
te zijn geweest. Maar door den hevigen
storm stond er zulk een branding, dat een
landing daar onmogelijk was, zoodat een
groot deel noordelijk voer, naar Domburg
en de Noordpunt van Walcheren.
A. M. W.
(Wordt vervolgd.)
x) De opgaven van J. van Dijkshoorn en
S. van Hoek (beiden ooggetuigen) loopen
sterk uiteen.