.5. a ■- Rondgang doot den Catn-dooM. E DE BAKKER VAN HOLSBERG Wenken op technisch gebied. E I c I I re I "b 5 *j c Sre 1 re re re - re re 'p re re M re 08 Een Engelsche inval op Walcheren. S u -3 *5 E et JD IA T "V LU w tc T Z s te c c u O X 3 Jd «3 tc w 63 u >- 3 fta O '5 CL v "vj J 73 o z 2 G LL a 73 O c ra ra c O "3 e Li trouwe liefhebbende blik. der oogen den man te helpen. Ik wilde wel dat al onze vrouwen dit konden. Elen enkel woord, een enkel gebaar: het vergezelt den man op zijn weg terug naar 't garnizoen. Moedeloos op zijn krib liggend ziet hij opeens hun keu kentje weer voor zich. Hij ziet zijn vrouw, hij voelt haar hand op zijn schouders. Eln een glimlach komt om zijn mond. En veel leed is verzacht, is gelouterd. Verder moet de moeder, hoe zeer zij ook als vrouw den man niet kan missen, en hem noodig heeft, zijn liefde behoeft, voldoende tijd gunnen voor de kinderen om met vader te spelen, te praten en te stoeien. De maal tijden, samen aan tafel: wat zijn ze nu een heerlijkheid. Eln wat is er een massa te vertellen. Laat men bedenken, dat óók de stillere kinderen hun kans moeten krij gen. Ook zorg dragen dat niet altijd één en 't zelfde kind op schoot wordt genomen. Eln bovenal: Laat moeder niet overdrijven met klachten, over: „dit heeft die gezegd, en dat heeft hij gedaan". Hoogstens kan ze als er werkelijk moeilijkheden zijn er met vader onder vier oogen over spreken. En het kind dat moeilijkheden geeft: laat va der er ernstig apart mee praten. En wan neer hij weggaat, terug naar 't garnizoen, opbeurend zeggen: „Jan, ik reken op je hè." Zoo'n woord doet, met overtui ging gezegd, soms wonderen. Wij hadden het ditmaal over een in alle opzichten gezond, normaal gezin, zonder ziekten, zonder finantieele nooden. Ik wil een volgende maal nog gaarne hier iets zeggen over die gezinnen waar een en an der minder van zelf gaat, waar wèl ziekte of zorg is. P. W. J. S. DE OMROEP IN NED. INDIË. In December 1928 werd de Ned.-Indische Radio-Omroep-Maatschappij opgericht, rrffet het doel het radio-omroepbedrijf in onze Oost te organiseeren. De concessie van de regeering liet echter lang op zich wachten en eerst in 1934 nam het bedrijf een aan vang. In de concessie was echter een bepa ling opgenomen, dat binnen drie jaar na het aanvaarden van de concessie de omroep in Ned.-Indië goed hoorbaar moest zijn. Het eerste jaar bleef de omroep dan ook tot Java beperkt, maar al heel spoedig wer den er- meerdere zenders gebouwd, zoodat er op het oogenblik reeds 27 stations in bedrijf zijn. U zult dit een zeer groot aantal vinden. Daarbij dient men de uitgestrektheid van onze Archi pel niet uit het oog te verliezen. Men heeft er ook niet alleen te doen met een Europee- schen Omroep. De belangen van de Ooster- sche volken moeten ook behartigd worden. Zoo heeft de NJ.R.O.M. op het oogenblik de beschikking over 5 sterke en 14 plaatse lijke zenders voor Oostersche programma's. De bedoeling is het aantal zenders voor Oostersche uitzendingen nog te vergrooten en het zal ook niet heel lang meer duren, voordat de NJ.R.O.M. de beschikking heeft over een totaal van een goede 30 zenders. De programma's van Westerschen oor sprong worden geconcentreerd te Bata via, Soerabaja, Bandoeng en Semarang. Al deze plaatsen beschikken over studio's, ter wijl men in de gelegenheid is van een cen traal punt uit, deze studio's met elkaar te verbinden of apart in te schakelen, zoodat men in een zeer kort oogenblik uitzendin gen van één dezer genoemde plaatsen kan verzorgen. De Oostersche omroep is niet in één groep ondergebracht, maar is in tweeën ge splitst. Soerabaja kan een gedeelte der zen ders voeden en los hiervan Batavia en Ban doeng een ander gedeelte. Het is nog wel mogelijk beide gedeelten door middel van een aparte telefoonkabel van 400 KM leng te met elkaar te verbinden. Daar beide secties van den Omroep een grootaantal zenders van een programma moeten voorzien, zijn alle zenders door mid del van telefoonlijnen met den centraalpost verbonden. Hiertoo is alleen voor de Wes- tersche sectie ruim 1700 K.M. kabel noo- ■o ra lm c O JC O a c ai "ra in a c o OJ (jj EL O co a> JE 3 CO O C i i 6/3 U~ O in a. U) 3 L_ CM "O o ~o O CD O O O co ~a> ■M .5? ï5 c -Q S3 CU c Maini N -M c CO CM IS S3 "3 c "o SI c "o CD h. O) *+- o O O) -Q c CU c c •M c V© "O t. CL -M I O CO IlJ 3 "E 3 O L. O) 5 ren. - OJ c S =5 ■g o ra 5 c «- o 2 5 2 o o N CD C C c <D J, 0) S3 UI O c "O 2 O) -M O E 3 c JS V, re c re re o cu C E o o cu CO t- re o 2 c 4) O CD E 01 c t_ <U 4) V ut re x ~o -M c re 4C O) ■r s: re .5 c 3j f TI 2, -re cc re E1.2 13 U3 cn 3 c. -C o C <D O ■- C +J V) 2 O 2 43 3 S •55 o 2 a E a5 ©.2 «O 73 4-5 cö o 13 0 o c (DO GJ MW g m g a S 2 i -*-> CD 73 ■hT3 C O S.2QO cd S3 Ir ZZ re 2 -t-> g S S cd o <v - k c CQ 1-1 -a N H bfl 53 re -o re -re re o 4-t O re u ■i-> re g -u re re re T3 Ti re o o o o e M a re i- re S 2 re '2 E re .2 Ti Ti i- re oj cd o cd fl o o O t* 0) O E-, o° re cd N re 2 re 43 <?•- re CC fi s re ös2 h S re re Sfiï <D o T3 02 re So re S o "O re re w»-e re 0) rQ T3 'S C d 0) U a> <D <D O 43 TS S-i <D 02 JS O) ,-. d cd S cd N -4-> t> - re S re g re c 2 (D Cd O 02 02 03 >-S Q 43 dO o? 'S N rd 43 re s- -g s-, o re ,re a> C Sb n 43 re 03 2 10 e §*s.§ c bD^ 2 33 re tl 03 N O QJ büO c* 0 .2 S g N 1 -*-> o ''B .2 P r. 5 X d U -4-> O ai ci_j s 6) 5 i <D F O cu CNJ j— y O) c cn C cu _s TJ CU Q. s: O -M s_ O C CL 73 C 73 L_ E O TJ +-» ■M E r S- _c O C o O (O O T5 t- V) O 3 c 3 +-» O c CC TJ 73 S- O CD S c o n +-» CU c ÜJ 4-» O cu 73 M- O -M sz E cu TJ O) N o +-» o o N H- Ö1 O L. C 0) a> "O g 2 m re S re re re re s c o ro .re c ns N C m re tl C iS re C 'S 3 S re re «o O - >-• -F-H riSl d TTW— o ^.2 d 5 o m bJO •H (D d «73 r d '3 iS d té re re 2 o -t; 2® re (D bJO o t! - O r—I (13 rd cd O §•0 O c re *3 o re .4) 02 01 l-s 05 C -is? re re re re-- i. 43 re ti 10 -iE re re w N !3 re -u c r; re re re 43 T) W) re Si O re re 43 re re re re re tuo 'T3 O» o c (U ft— a> co LU cc Lü Ui a .2 p, re 1)0 re - hn re -4> c a 're -S Al •Ere-®, g-® O 05 re re re 43 C (3 dig- Ook is liet mogelijk liet Oostersciie met het Westersche onderling te verbinden, zoodat alle Indische zenders van uit één centraal punt bediend kunnen worden. Hiervoor heeft men bijna 2300 K-M. tele foonkabel noodig. Om geheel Indië te bestrijken, waren er veel technische moeilijkheden te overwin nen. Het gebied is zoo groot als de Ver- eenigde Staten van Amerika. Het vaste land alleen heeft een oppervlakte grooter dan half Europa. Het aantal zenders is dus voor de oppervlakte niet buitengewoon groot te noemen als men bedenkt dat de Ver. Staten alleen over meer dan 400 zen ders beschikt. Bij de golflengte-verdeeling in Indië kon men ook maar niet alles ge bruiken, waarover men in Europa wel ais uitzendgolf beschikt, daar de luchtstorin- gen in Indië zeer sterk en veelvuldig zijn. Zoodoende had men maar de beschikking over golflengten van beneden 200 M. Hier door zenden de plaatselijke zenders op een golflengte van ca. 100 M. De sterke zen ders hebben een golflengte van beneden 100 M. Het sterkste station is Batavia. Vanwege zijn golflengte reikt dit station niet erg ver. Men maakt een groot gebruik van gerichte zenders, zooals PMN en YDC naar het Noordwesten (Sumatra en Bor neo), PLP en YDB naar het Noordoosten (Borneo en Selebes). De N.I.R.O.M. heeft verder de beschik king over een moderne ontvanger, waar mee men de uitzendingen van de Phohi kan ontvangen, welke men bij bijzondere gele genheden over den Archipel relayeert. De inkomsten van de NJ.R.O.M. worden betaald door de luisteraars. De bijdragen, welke men verplicht is te betalen, als men in het bezit is van een radiotoestel, zijn be trekkelijk hoog. De bijdrage hangt af van het aantal luisteraars. In Januari 1939 be droeg dit bedrag f 1,25 per maand. Het aantal luisteraars bedraagt ca. 70.000. De NJ.R.O.M. heeft overeenkomsten met drie organisaties, de NJ.C.R.O., (de Ned.- Indische Chr. Radio-Omroep), de V.G.R.O. (de Vrijzinnig-Godsdienstige Radio-om roep), en de I.K.R.O.S. (de Indische Ka tholieke Radio-Omroep Stichting). Deze or ganisaties zijn alle drie te Batavia geves tigd en verzorgen uitzendingen op gods dienstig gebied, lezingen van godsdienstig- cultureelen aard, ziekenuurtjes e.d. Eenigen tijd geleden werd de O.C.R.O., de Oostersche Christelijke Radio-Organisatie opgericht, die op zendingsgebied veel goed werk verricht. Wij moeten hier ook nog de V.O.R.O. ver melden, een vereeniging welke er naar streeft een eigen Oostersche Omroep te or ganiseeren. Vandaar de naam Vereeniging Oostersche Radio Omroep. De Indische luisteraar maakt niet alleen gebruik van zijn eigen zenders, ook een groot gedeelte van den dag wordt er naar Europa geluisterd. Allereerst naar de PHOHI, maar ook de Duitsche, Engelsche en Fransche uitzendingen vinden een aan dachtig gehoor. 35) o— Ga mee, zei Harm haastig. Hij liep terug naar het eind van den trein en stapte in een coupé tweede klas. Wat is er? vroeg Berend, die Aldert niet gezien had. Aldert was daar bij dat stel. Hij was dronken, steunde Harm. Berend voelde de vaderpijn mee. Harm haalde verlicht adem, toen de trein vertrok en hij geen last van Aldert meer hebben kon. Langen tijd zei hij geen woord. En Be rend zweeg ook. Zeg er thuis maar niets van, merkte Harm dan in eenen op. Zijn moeder en Mieke hébben er maar verdriet van en we kunnen er toch niets aan veranderen. Neen, zei Berend. In Laagheuvel stapten enkele kooplui met veel lawaai uit den trein. Tersluiks loerde Harm naar buiten. Daar was ook zijn zoon! I3ut is wat, jong, zei iiij, met een die pen zucht, tot Berend. Daar komt mets van terecht. Mijn jongen woidt een verloo- pen sujet. Berend kon er eigenlijk niets op zeggen. Het kan nog wel veranderen, zei hij. Maar hij meende er niets van. Hij ken de het karakter van Aldert even goed, als Harm op de hoogte was. Neen, zei Harm. Het is afgeloopen. Ik mag blij zijn als ik verder geen last meer van hem krijg. Eln dan te denken Elven staarde hij zonder spreken voor zich uit. En dan in eenen, zonder inleiding: We moeten nog even over dat geld spreken. Je moet het allemaal nemen. Ik zal je nu maar zeggen, dat je nog méér geld hebt. Vermoedelijk ook van je vader. Het kwam een paar maanden nadat je bij ons waart. Ik heb het vastgezet tot je een en twintig waart. Dan had ik het je ook ver teld. Maar nu is het beter, dat je het weet. Het is jou geld. Rente op rente een aardig bedrag. Met deze tienduizend gulden er bij ben je klaar jong. Let er nu niet op, waar het geld vandaan komt. Je hebt er recht op, want je hebt het gekregen. En al keur ik het gedrag van je onbekenden vader ver van goed, ik moet het toch in hem prijzen, dat hij nog aan je gedacht heeft, door geld te geven. Als hij het niet had gedaan, had er geen haan naar gekraaid. Ik wil het geld niet, hield Berend kop pig vol. Op deze wijze wil ik niet schade loos gesteld worden. Bah, een fooiin- plaats van den naam, waarop ik recht heb. Luister nu eens, jongen. Je wordt vol gend jaar een en twintig en dan ben je je eigen baas. Dan ga je ergens een bakkerij koopen, het volgend jaar of wat later. Je doet het van je eigen geld. Wat wil je meer? Je kunt zeggen: daar heeft mijn va der tenminste voor gezorgd, dat ik onbe zwaard door het leven kan gaan. Je bent een goed vakman. Het komt best in orde met je. Wees nou niet dwaas en zet die ge dachte van zooeven op zij. Ze is wel goed. Ik begrijp je wel. Maar bekijk nu ook de keerzijde eens. Waarom zal ik een bakkerij koopen? vroeg Berend. Ik heb het nu best naar mijn zin. Als ik bedenk, wat u en moeder en Mie ke voor mij zijn, dan zou het toch on dankbaar wezen, om te verdwijnen. Je kunt toch niet altijd knecht blij ven, lachte Harm. Ik zou je eigenlijk willen voorstellen, laat mij het nu ook maar zeg gen, nu we er toch over praten, dat je over eenige jaren de zaak van mij koopt. Er moet een Janse in blijven. En nu Aldert... nou, daar praat ik maar niet over. Nou, dan kom jij er in. 25e je wel, dat je het geld noodig hebt? Je wilt de zaak toch zeker wel koopen? Graag, zei Berend. Als dan uw bedoe ling is, danneem ik het geld. Tenmin ste de helft. De andere helft is voor u. Zoo wilde die man dat. Hij sprak niet van „mijn vader". Ja, dat is voor mij. Recht is recht. Maar ik heb het volste recht om het weg te geven. Eln ik geef het jou. Geen tegen spraak, Berend. Afgeloopen. Berend maakte Mieke deelgenoote van het gesprokene. Welja, waarom zou je de zaak dan niet koopen? zei ze. Aldert is als opvolger uitgeschakeld. Ik ben soms bang, dat vader nog wat met hem te stellen krijgt. Hij springt zoo raar met geld om. En oom Klaas zegt, dat zgn vrouw nog minder is. Mieke rilde als zij aan dit huwelijk dacht. Eln moeder sprak er niet over. Ook bij haar lag Aldert er uit, naar Mieke wist. Dit hu welijk had de deur dichtgegooid. Aldert zou door moeder niet meer gesteund en ge stijfd worden. In dat opzicht was er nu vol slagen verandering in huis. Vader en moe der waren het goed eens. Er was geen ver schil van meening meer. Er was bepaald rust. Maar die jongen liep zijn eeuwig ver derf tegemoet en dat bezwaarde Mieke bui tengemeen. Ook de onverschilligheid van vader en moeder op het punt van den gods dienst pijnigde haar. Zij had er meer last van, dan zij wel weten wilde. Haar moeder kon wel eens smalend spreken over dat vrome gedoe, dat niets om het lijf had. Je moet van de middelmaat zijn, betoogde zij altijd. Niet te goed en niet te slecht. Dan kwam het vanzelf wel in orde. En Tine ver- gaf het Harm eigenlijk maar half, dat hij zijn ontstemming niet te kennen gaf, en Mieke en Berend hun gang liet gaan. Als zij er echter eens iets van zeide, dan was Harm er direct bij Hoor 'es, je weet, dat het mij niet schelen kan. Maar slecht worden ze er niet. Je kunt geen betere kinderen hebben dan Mieke en Berend. Was Aldert maar voor de helft zoó. En dan zweeg Tine maar. Omdat zij niets te zeggen had. Want dan sloeg Harm spij kers met koppen. Aldert was ook aan haar doodkist een nagel. En dat hij zoo'n meid genomen had, neen, zij vergaf het hem nooit! En zoo verviel Tine van het ééne in het andere uiterste. Harm bleef lijden onder het gedrag van Aldert, dat hem eiken dag pijnde, al sprak hij er niet over. Tine kwam er over heen. Het kon haar zelfs niet sche len, dat er op het dorp praatjes over Aldert liepen. Harm vond het vreeselijk, dat de naam Janse zoo door het slijk werd ge sleurd. Endat er reden voor was. Maar Tine vond, dat er toch niets aan te veran deren was. Op hen was tenminste geen aanmerking te maken. Dat was al een voor naam ding. En met Mieke en Berend was het ook in orde. Behalve dan hun vroom gedoe, waarvan ze soms onpasselijk werd, naar ze beweerde. Enfin, dat was ook niet anders, 't Was maar gelukkig, dat de zaak er niet onder leed. Geen enkele klant bleef weg, hoewel het toch wel bekend was, dat die beiden tot de trouwe bezoekers van het lokaal behoorden. Anderen op het dorp hadden er wel last van. Een paar arbeiders waren zelfs ontslagen. En velen gingen steelsgewijze naar de samenkomsten, bang om gezien te worden door de menschen van het dorp. Maar dat was niets voor Mieke en Berend. Die gingen frank en vrij. Maar de zaak leed er niets onder, dat was al heel wat waard. Anders zou Harm er wel een stokje voor hebben gestoken, meende Tine. Nu in dezen spannenden tijd al het moge lijke in het werk gesteld wordt om de neu traliteit van ons land te handhaven en eventueele aanvallers te weren, is het inte ressant aandacht te schenken aan wat vroeger op dit gebied voorviel. Vooral de bewoners van Walcheren, die nu volop militaire bedrijvigheid aanschou wen, zal het interesseeren, hoe hun eiland eenmaal slachtoffer werd van een Engel- schen inval, waardoor het in één groot mi litair kamp werd herschapen. 'tWas in de laatste maanden van het jaar 1809 een onrustige tijd in ons goede land. Koning Lodewijk Napoleon regeerde hier bij de gratie van zijn broeder Keizer Napoleon. Reeds dikwijls had hij het onge noegen van dezen ondervonden, maar wat in het najaar van 1809 gebeurde, werd de onmiddellijke aanleiding tot zijn val en de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Fransche Keizerrijk. Hiermede staat in verband de inval der Engelschen in Zeeland, een militair avon tuur, waarover reeds lang te voren was be raadslaagd, maar dat eerst tot uitvoering kwam, nadat de Oostenrijksche staatsman Prins Stahremberg Napoleons groote tegenstander in Londen was aangeko men en de Engelsche regeering er toe had weten over te halen. 't Was voor den Oostenrijkschen Prins een heele toer geweest om Engeland te be reiken. Met behulp van valsche passen was hij tot Calais gekomen, waar hij, door zich als Joodsch koopman voor te doen, het Fransche toezicht wist te verschalken en gelegenheid vond naar Engeland over te steken. Oostenrijk, dat toen nog een machtige rol in Europa speelde, hoopte n.l. dat als de Engelschen Napoleon in het nauw brach ten, zij minder vernederende vredesvoor waarden zouden kunnen bedingen. De En- Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. HOE DAMT MEN IN ENGELAND? Deze vraag, van een lezer van ons blad, geeft mij aanleiding tot het publiceeren van een partij, gespeeld door dhr F. J. Denash te Sheffield, 't Naspelen daarvan geeft een antwoord op zijn vraag en zal zeker ieder interesseeren. Om de partij te kunnen volgen moeten eeni ge inlichtingen voorafgaan.Allereerst de no tatie. Men noteert in Engeland de zetten onder elkaar. (In ons land naast elkaar.) B.v. als op ons Hollandsch bord gespeeld wordt 3228, 1823, 3832, enz., dan zou men in Engeland deze zettenreeks als volgt noteeren 32 28 18 23 38 32 enz. Tusschen slaan en zetten maakt men geen verschil. Men plaatst tusschen de zet ten geen teekens. Danhet bord. Men speelt op het schaak bord, dus op een bord met 64 velden en iedere partij "heeft 12 schijven. In tegenstel ling met ons spel gebruikt men in Enge land de witte velden op diagrammen. Men speelt over het algemeen echter op de zwarte vakken. Het maakt, zooals men weet, overigens geen verschil. Het is een kwestie van gewoonte. De lange lijn, een witte, loopt dus van links onder naar rechts boven en bovenaan links is dus een zwart vak en begint de nummering dus op het daarop volgende witte vak met 1. Vervolgens nummert men de eerste rij dus: 2, 3 en 4. Op de tweede zij komen dan: 5, 6, 7, 8 en zoo gaat men door totdat men eindigt bij 32. gelsche regeering liet zich hiertoe over halen. Maar, de inval moest tamelijk snel ge schieden. Want ook Napoleon sliep niet. Krijgskundig genie als hij was, had hij al spoedig de beteekenis van Vlissingen door zien. Hij begreep, dat hij om in Antwer pen veilig te zijn de sleutel van de Schel de, Vlissingen, van noode had. Hij draalde dan ook niet. Toen de Fran- schen in 1795 in ons land kwamen, werd daar eerst een sterke bezetting gelegd. Bij iedere onderhandeling van Frankrijk met de Bataafsche Republiek was de afstand van Vlissingen een der punten van strijd. Bonaparte behandelde reeds als eerste consul, Vlissingen geheel als veroverd ge bied. En de Vlissingers schenen zelf aan dat denkbeeld te wennen. Want toen Na poleon op 13 Juli 1803 bij een reis naar België ook een bezoek aan Vlissingen bracht, bood het Stadsbestuur hem de sleutels der stad aan. En eindelijk werd bij verdrag van 11 Nov. 1807, Vlissingen formeel aan Frank rijk afgestaan. Alleen deze stad, de rest van het eiland niet. Napoleon begreep, dat als hij Engeland onder de knie wilde krijgen, hij een enorme vloot noodig had. Hieraan schonk hij dan ook volle aandacht. In 1804 liet hij langs de Schelde te Antwerpen 1500 huizen afbre ken en daar werven aanleggen. En hij re kende vooral op de Nederlanders, als goede zeelui, om de schepen te bemannen. Engeland gevoelde wat hier op het spel stond, waarom een aanval op Antwerpen werd voorbereid. De omstandigheden schenen de Engel schen bijzonder gunstig voor de onderne ming. De Fransche legers bevonden zich in Spanje en Oostenrijk en hadden daar zwaar werk. Ook de Hollandsche strijdmacht be vond zich daar voor een groot deel. Boven dien bracht Koning Lodewijk, zonder eenig gevaar te vermoeden, zijn dagen door bij zijn moeder in Aken. Nu in beginsel besloten was tot een lan ding op het vasteland, deed men op ruime Terugslaan is n i e 1 geoorloofd. Met deze wetensehap gewapend, kunnen we nu de volgende partij naspelen. Men ne me dus nu het schaakbord en zette daarop de 12 zwarte en 12 witte schijven in den aanvangsstand. Is dit klaar? Dan spele men den eersten zet voorZwart: Zwart begint n.l.: 1115 en daarna voor wit: 2318; dan voor zwart 811 en vervolgens voor wit 1814. We krijgen dan deze notatie: 11 15 23 18 8 11 18 14 Is dit begrepen, dan valt het verder spe len niet moeilijk. We vervolgen dus met: 9 18 24 19 15 24 22 8 4 11 28 19 11 15 27 24 5 9 21 17 9 14 25 21 Zoo doorgaande zou de notatie een heel lange rij worden, daarom gaat men als een rij een zekere lengte heeft, er vlak naast door. We zullen dit dus nu ook doen. Eerst spele men dus nu verder de linker rij van de hieronder volgende zettenreeks en daarna de rechter rij: 14 18 26 22 18 25 29 22 7 11 17 13 3 8 22 17 15 18 17 14 10 17 21 14 18 22 14 10 6 15 19 10 Als we nu 1115 spelen voor zwart krij gen we dezen stand: schaal verkenningen in België en Zeeland. De uitgebrachte rapporten kwamen hierop neer, dat een aanval op Antwerpen kon beproefd worden. Overwogen werd Antwerpen aan te val len over land, van Ostende uit, maar dat werd als te bezwaarlijk opgegeven. De waterweg langs Vlissingen werd ge kozen. Het was een reusachtige onderne ming, die Engeland op touw gezet had. Een leger van 40.000 man, 6000 paarden en een groote hoeveelheid zwaar belegeringsge schut enz., moest t e g e 1 ij k overgebracht van Ramsgate naar Walcheren, wat in één nacht is geschied. Bedenkt men hier nog bij, dat de vloot van transportschepen, die deze legermacht overbracht, vergezeld was van een oorlogs vloot, bestaande uit 36 linieschepen, 36 fre gatten, benevens een groot aantal kleine mortier- en kanonneerbooten, dan kan men begrijpen, dat de Vlissingers in angstige verbazing op den 29sten Juli 's morgens de zee zóó vol zeilen zagen, dat ze den tel kwijt raakten. 0 Uit den aard der zaak bleven de Engel sche plannen niet geheel onbekend. Het bij eenbrengen van zulk een macht op één punt van de Engelsche kust kon niet verborgen blijven, al was het verkeer met Engeland ook verboden. Men vreesde wel dat het op Zeeland was gemunt, maar de grootste on zekerheid heerschte over de vraag, waar de landing op Walcheren zou plaats hebben. Men vermoedde volgens J. H. Deibei een landing bij Zoutelande, en dat is la ter ook gebleken het oorspronkelijke plan te zijn geweest. Maar door den hevigen storm stond er zulk een branding, dat een landing daar onmogelijk was, zoodat een groot deel noordelijk voer, naar Domburg en de Noordpunt van Walcheren. A. M. W. (Wordt vervolgd.) x) De opgaven van J. van Dijkshoorn en S. van Hoek (beiden ooggetuigen) loopen sterk uiteen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8