2 '5> 5 II ga li a ^SU £l «f 8*1 svglöJal a II .8 s SS Wenken op technisch gebied. DE BAKKER VAN HOLSBERG a jl •Sli 8 "II ïlij ga-al P'iï lil® Het scheermes bij de ouden. O cA O idj w i) E V u 9 «j 5) y •- 3 3 i- to S S 10 "3 .b T3 2 - g öc^ N (0 B MI r -> c s z 2 1 s S V G Lu ■*-> -j ■E 0 3 s ca 0. 7 -> Q 3 -1 tl) C 0) c UI s _i •S o <D qj Si T3 UI i—H fa -ö 4-> ►Ah O O cd d 0^-8 CÖ EO S-i <3 O ft In fl%0 W 0 <l) 0 ffi 0) 4J T3 0) <D O bo u 82 55 S*o a 0 O :k> 8 (S3„ W -*-? to oj g SioE 2-g.s S-g2 H 3 0 0) 5* d -a m 5 g, m "S m m K o3 M :Êf® M to N13 '3 2 S 5 d <s> 5 '"O .V y 02 d o jjQ <0 I h 9 M 3 -ttOQ ag -d <1) P O O cö P dé©--- w Q) rd &Q TH r^-J O J 02 +-> 01 a p <8 CE 44 IU -W fl Q ±i'5S.£^ g 2 2 T3 g d *J :3 o cd O T3 Cfl d u cy fa ■SS Sq^ O "fli S r® 3 3 fo ,d .S p 02 S.Ö-S s-ffS p ±2 1.3 3 SQ p O d m a d d cd ,H w-gfa xi u 80 <y L 0) <D - _fio* a cu d 5 x* S -s -f "3 - ya g s®-* 'a !D ■csa *2 g>ë 9 cö *43 d S.2 O C/3 ti boft <u cu 73 §<2 ad-s rtttugo cd t3 M jj g« g I m d d 5f ti o a 2 13 <u "21 t 41 2 E cd-g> cd O te2 ^^5 T3 "D+J H Z D -IS ZL UI Ul[ c c en dat broertje een dubbeltje tusschen de stoelzitting had zitten peuteren dat we eerst maar niet vinden konden. Enz. Enz. In alle geval moet deze correspondentie van het begin al goed geregeld en geor dend worden. Ten eerste wat de taak zelf betreft, opdat niemand er zich aan ont- trekke. Ten tweede wat de onderwerpen be treft: opdat niet steeds hetzelfde worde geschreven, en ook opdat vroolijke en min der vroolijke dingen gepast afgewisseld er in voorkomen, waarbij liefst het uitvoe rigst bij het mooie en goede, en prettige moet worden stilgestaan. Men bedenke dit: Het is absoluut nood zakelijk dat van thuis steeds en heel uitvoerig aan den man wordt geschreven. Alles is belangrijk. Daarom mag men niet zeggen: ik weet niets te schrijven. Dan schildere men maar de dagen als een soort dagboek. Laat de mannen blijven meele ven met het gezin. En: met te veel jam mer- en klaagbrieven. Eerlijk is natuur lijk plicht. En als niet alles naar wensch gaat: zeker mag en moet men er sober en zakelijk met den man over correspon- deeren, maar: hij moet gevoelen dat thuis, al gaat alles dan wat anders dan anders, een moedige vrouw is, die in groote offer vaardige liefde het bewind goed in handen heeft. Naast al deze zakelijke dingen dient men het geestelijke niet over te slaan. Mis schien dat juist door de afwezigheid ouders (en óók kinderen) er gemakkelijker toe komen ter opbeuring en ondersteuning van elkaar iets van hun geestelijk leven te vermelden. Het hoeft niet veel te zijn. En in eenvoudige welgemeende woorden. Ner gens is het overdrevene en aanstellerige erger dan op het terrein van het geeste lijke. Maar als een kind spontaan en ge woon zijn briefje eindigt: „dag lieve vader, ik bid iedere avond voor je hoor, en moe der ook", dan is zoo'n enkele eerlijke regel van geweldige beteekenis in het leven van den man onder de wapenen. Het getrouw voor elkander bidden, thuis en ginds ver weg aan de grenzen, (en dit weten van elkander, want dit m a g, ja dit moet men weten van elkaar: hier is valsche schaamte zulks te bekennen een ernstige fout), dit bidden is een zéér groote kracht en hulp óók bij de opvoedingsmoeilijkheden thuis. De volgende maal hier P.V. weer verder over. P. W. J. S. GLASFABRICAGE. In ons land dateert de glasfabricage uit het eind van de 18e eeuw, maar zoowel de kennis van het glas smelten, als die der vervaardiging van voorwerpen door blazen, is zeer oud. Meer dan 20.000 jaar voor Christus werd het glasblazen reeds in Egypte beoefend. De Phoenische stad Si- don had daarvoor een groote beroemdheid. Uit Egypte is het bedrijf naar Rome over gegaan en vandaar naar het Bizantijnsche Rijk. Bij den overgang van de glasblaaskunst naar de landen van westelijk en noordelijk Europa, werd de ontwikkeling allereerst een aesthetische, zooals bij het handwerk der gilden vrij algemeen was. Drieërlei vor men van deze ontwikkeling treden daarbij naar voren: 1. Het Venetiaansche glas, fijn en vol maakt van vorm. 2. Boheemsch glas, wat voornamelijk een nabootsing van kristallen was, terwijl het ontstane product kristal werd genoemd. 3. Vensterglas, om de raamoppervlakken te kunnen afsluiten. In het begin wist men alleen zeer kleine ramen te maken en het werd verkregen door uitspreiding van een kleinen glazen bal. Vandaar dat voor groote ramen deze kleine stukjes met be hulp van lood aan elkaar werden gezet en zoo vormde zich het glas in lood raam, waarop door het aanbrengen van kleuren op het glas, de glasbrandkunst kon worden opgebouwd. In Noord-Frankrijk en België had men echter zeer bekwame arbeiders, die het glas met behulp van lange cylinders groo- ter van oppervlak wisten te maken, waar door de spiegelglas-industrie ontstond. Tenslotte hadden in de 20e eeuw groote veranderingen plaats. De nieuwere verhou dingen veroorzaakten vooral de massa- fabricage; eerst voor flesschen en later voor bekerglazen, electrische gloeilamp- balonnetjes, etc. Amerika heeft op dit al les een sterken invloed gehad. Hierdoor is het handwerk bijna verdreven en is alles bijna machinaal geworden. Glas is eigenlijk een zeer typische massa. Het kan niet eeuwig blijven bestaan. Zoo als wij allen wel eens gehoord hebben is het voornaamste bestanddeel ervan zand. Natuurlijk worden nog tal van andere stof fen bij de glasfabricage gebruikt. Zand is echter één van de voornaamste bestand- deelen en nu is het opmerkelijk, dat zand ook de eigenlijke toestand van glas is. Dat zult U waarschijnlijk zeer vreemd vinden. Wij zullen het dan ook eenigszins nader verklaren. Glas verkeert zoogenaamd in een labiele toestand. Men spreekt ook van het verwee- ren van glas. In vaktermen noemt men dit ontglazing, dat is het kristalliseeren en daarbij gedeeltelijk ontmengen der glas massa. Dit verschijnsel is zeer snel waar te nemen bij langdurige verhitting en degene onder ons die de petroleumlamp nog kent zal weten dat het lampeglas af en toe ver nieuwd moest worden, daar het verschijnse len van ondoorzichtigheid ging vertoonen. De bestandeden waaruit het glas ge maakt wordt zijn de volgende: Zand, bo rax, sodakalisalpeter en ook soms wat kalksteen. Hieraan kunnen andere stoffen toegevoegd worden om bepaalde kleuren te verkrijgen. Goud en koper geven tinten van rood; zilver veroorzaakt geel; zwavel bruin. Deze laatste kleur ontstaat ook door mangaan. Blauw ontstaat door kobalt, groen door koperoxyd en violet door ijzer en koperoxyd. Het witte melkglas bevat tinoxyd en fluorverbindingen en het z.g. matglas ontstaat door gewoon glas met een zandstraal te bewerken waardoor een kant mat wordt. Mengsels van bovenstaande stoffen in een bepaalde verhouding worden gesmolten bij zeer hooge temperaturen in speciaal ge bouwde ovens. Hierdoor gaan de vaste mengsels over in een taaie heldere massa. Door deze massa heel voorzichtig af te koelen ontstaat er een heldere, doorzich tige harde massa, welke men glas noemt. Nu moet men niet denken, dat een en an der zoo gemakkelijk uitgevoerd wordt, als wij hier beschrijven. Ten eerste is de sa menstelling van de verschillende grond stoffen, de z.g. smelt, van zeer groot be lang. Dan verhit men niet zonder meer, maar in verschillende etappen, waarbij men nog chemische middelen gebruikt om de massa te roeren. Tenslotte is de afkoe ling ook een aparte techniek. Koelt men namelijk te vlug af, dan zal het glas springen door inwendige spanningen. Bij die afkoeling heeft men dan ook tegelij kertijd voor de vormgeving van het glas te zorgen. De gevolgen van te vlug afgekoelde gla zen, zullen wij wel eens een keer opgemerkt hebben, doordat wij in de kast plotseling een glas ontdekten met afgesprongen rand, zonder dat het glas aangeraakt was. Dit verschijnsel ontstaat doordat op de fabriek de glasmassa te snel was afgekoeld. Een belangrijke hoeveelheid glas dient voor de afsluiting van het lichtoppervlak der gebouwen, hetzij als vensterglas, hetzij als spiegelglas. Een bijzondere vorm der glasfabricage is het z.g. draadglas, een door persen en walsen verkregen netwerk van metaal in het glas. Glazen dakpannen en isolatie steenen worden niet veel gebruikt. Glazen straat- steenen worden geperst, terwijl de licht- doorlatende vloerplaten van zeer zwaar on geslepen spiegelglas worden genomen. Een voornaam onderdeel van de glas fabricage is de flesschenfabricage, welke op het oogenblik geheel automatisch in zeer vernuftige machines gebeurt. Verder wordt het gebruikt voor de fabricage van balonnen voor gloeilampen. Glas heeft ove rigens een zeer groot afzetgebied, in den vorm van glazen, schalen, karaffen, vazen en allerlei huishoudelijke en kunstvoorwer pen. Rest ons tenslotte nog te vermelden, dat 'n aparte techniek, 't z.g. etsen en versieren de laatste hand aan het glas legt. Etsen ge beurt met een chemisch middel, terwijl ook voor versiering veel de zandstraal gebruikt wordt. Van den kunstenaar die deze midde len hanteert zal tenslotte veel van de ver koopbaarheid der artikelen afhangen. In een zeer beknopt overzicht gaven wij de principes van de glasbereiding. Dit over zicht moest uit den aard der zaak kort zijn. Willen lezers er echter meer van weten en hebben zij bepaalde wenschen of vragen op dit gebied, dan willen wij gaarne trach ten hen van antwoord te dienen. Vragen B. M. te G. Wij begrijpen niet, waarom U niet met hars kunt soldeeren. U moet echter de verbindingen goed schoon ma ken, wat bij gebruik van soldeervet niet altijd noodig is. Doet U dit, dan gaat het soldeeren prachtig en is het verre boven het soldeeren met pasta te prefereeren. Goed schoonmaken, goed vertinde bout en even het hars tegen de warm gemaakte sol- deerplaats en het gaat schitterend! 32) —o— Dat is gebedsverhooring, zei Mieke, die heel dicht bij God leefde en er veel ver driet van had, dat vader en moeder op het punt van den godsdienst zoo totaal onver schillig waren en niet de minste behoefte hadden aan een hooger, geestelijk leven. Vader en moeder schenen elkaar gevon den te hebben. Hoe was het mogelijk! Het was hen een raadsel, niet te doorgronden. Als het niet gaat met Aldert bij oom, moet hij maar weer thuiskomen, zei Tine tot Mieke. We willen het nog eens probee- ren. Zij wist niet, wat zij vernam. En op haar verwonderden blik had Tine nog opge merkt -- Je denkt, dat het leven hier dan weer een hel wordt 't Is niet te hopen, maar dat zal dan niet aan vader en mij liggen. Toen had Mieke maar gezwegen, niets, totaal niets begrijpend. Harm en Tine waren het er over eens: wanneer Klaas weer schreef, dat hij Aldert feitelijk niet houden kon, zou de jongen naar huis terugkomen. In de bakkerij of iets anders. Daarover zouden zij nader over leggen, als hij er was. En Tine had plechtig beloofd, dat zij Aldert geen cent meer zou geven, al zeurde hij nog zoo en al uitte hij nog zooveel bedreigingen. En nu, met de brieven in de hand, die de postbode zoo juist op de toonbank gelegd had, aarzelde Mieke: als zij den brief gaf, nu al, op het drukke middaguur, was de kans groot, dat vader en moeder weer aan het ruziën gingen, want de brief van oom Klaas bevatte natuurlijk weer klacht op klacht, misschien wel de mededeeling, dat Aldert daar weg moest. En zij vreesde, on danks de verzekering van moeder van het tegendeel, dat Aldert weer de wig zou gaan vormen tusschen vader en moeder. Toch durfde zij het schrijven niet achterhuoden, want als er nu geen herrie over kwam, dan kwam die toch vanavond. Zij reikte den brief over. Van Klaas, zei Harm. Zijn gezicht betrok. Zijn we klaar met eten? Ja, ze waren klaar. Even was het stil. Want Mieke en Berend baden en dankten ook bij het eten. Zij hadden dat gevraagd en toestemming was gegeven. Beiden konden vooral bij Harm een potje breken. Trouwens, Tine dacht ook milder over Mieke dan vroeger. En Berend stond eveneens goed bij haar in de pas. Dan opende Harm den brief uit Laag- heuvel, angstig aangestaard door Tine. Ook Mieke, die de tafel ruimde Berend was weer naar de bakkerij keek zoo nu en dan schuin naar vader, die opeens 02 O M o o O C—1 U Cl O SP TIT) P O a) bo g 4-> O 0 co co ■4J CÖ pQ ÜI2.2 fl W O S a be 0 sh 02 -y 2 2 10 E? o to .3 ai 3 <D a; (h mts Lil H O UJ a w Oj UI UJ QZ S-g-S"0 O 9 cö I- ÏZ w - #2 3 S? ra ,3 O'S m rrt ,2 D J* S u B o ai 3 toA I fa «1 ui ir ■*-* w 0 h 2 I 2 g.-§ Mo <D -r- rt m S-fc! O- 0 o 3 'S d :<l> W <D CÖ S c :E?-ö <E 2^S<! Qjfö d p 1 g <2 4-> LN -TJ N I 02 O 13 .H rü 02 w> <l> 2 d i-&e fe 0 Cö <D T3 0) a? S _2 u o c 0) ■O c 0 c Q_ E c c ns J* s_ - S 1/ zl si T. rt ft b co S N r "E -.0) c m -0 3 Si.li -ES? O N 5 p 5 M E o. Z <v 3 m bo g 32 O CÖ rü d d to^ m.s e Cl XI 8.&S 73 to d ft <1/ as °f <3 a isS! 'cö 0 "S S 'u T3 to2 u od H ft p> a -j d) w a) S ft T3 ft 4© kreunde Wat is er, Harm? Iets ergs? vroeg Tine, verschrikt. Ja, heel erg. Aldert is niet meer bij Klaas. Niet meer bij Klaas? Waar dan? Waarom schrijft Klaas dan niet, dat hij hem niet langer hebben wil Dat hoeft hij niet mee te deelen. Die Harm werd even weer woedend is uit zichzelf weggegaan. Hij heeft zijn bullen meegenomen en is verdwenen. Waarheen? riep Tine uit. Als hij zich maar niet van kant maakt! Harm lachte een schrillen lach. Die zich van kant maken?! Onkruid vergaat niet. Zulken doen dat niet. Maar waar is hij dan O, niet ver, hoor. Hj is in Laagheuvel gebleven. Zich verslingerd aan een kroeg meid. Hj woont nu in die kroeg. Zoo'n herberg als Klaasman hier. Die vent is ook veekoopman. Hj gaat samen handelen met Aldert. Dat is het einde, menschen. Aldert is voor ons verloren. Dat is misschien het beste maar. Vader! riep Mieke uit. Tine zat als geslagen Harm stond moeizzaam op en liep de ka mer uit. Hii ging niet naar de bakkerij. Met den brief van Klaas in de hand strompelde hij naar boven. En daar zat hij in de slaap kamer. Verloren. Voor goed verloren, mom pelde hij. Waaraan heb ik dat nu verdiend? Heb ik niet mijn best gedaan, wat van hem te maken? Weg, wegvoor goed weg. Dat komt niet meer in orde. Hij bleef lang boven. Tine werd ongerust en kwam kijken. Zij vond Harm, huilend als een kind. Hij had zijn kind verloren. Hij had voorgoed een illusie verloren. Harm, smeekte Tine, ikjij En toen snikte zij het uit. Dat bracht Harm tot bezinning. Ik was weer nijdig op je, zei hij met stokkende stem. Maar dat moet niet. Jij hebt er ook verdriet genoeg van. We zijn Aldert kwijt, moeder. Misschien, aarzelde Tine. Neen, er komt niets meer van hem terecht. Hj is nu in verkeerde handen. Zou je niet eens schrijven? Och, een mensch in nood en angst en ver driet klemt zich aan alles vast, desnoods aan een stroohalm, maar Tine wist, dat wat zij vroeg geen zin had: zou Aldert zich aan een brief storen? Het antwoord van Harm verbaasde haar en gaf weer hoop. Neen, schrijven doe ik niet. Ik ga straks naar Laagheuvel, praten met Klaas en metAldert. Ik zal mij vernederen. Ik zal hem smeeken, terug te komen naar Scheermessen zijn zéér oud! In de ruïnen van het vergane Troje heeft men ze zelfs gevonden. Zij hadden daar den vorm van 'n halve maan. De scherpte zat aan den bui tenkant dier „maan"! Dus niet, zooals bij onze sikkels b.v., van binnen. Ook de oude dichter Homerus heeft 't al over scheer messen. In den tienden zang van zijn „Ilias" schrijft hij: „Want op het scherp van het (scheer mes ligt thans voor het volk óf een ellen- digen dood, óf de kans tot behoud van het leven!" Overigens lieten de oude Grieksche ge leerden zich niet scheren. Men ziet hen al tijd afgebeeld met een vollen baard. De niet-geleerden van Griekenland gin gen zich scheren ten tijde van Alexander den Groote (323 v. Chr.) Hj gaf hun het voorbeeld, méér nog' het gebod géén baard te dragen! Anderhalve eeuw later drong deze mode ook tot de Romeinen door. En dat heeft geduurd tot keizer Hadrianus (117138). Deze vorst had litteekens in zijn gezicht. Om ze te bedekken, liet hij een baard groeien. Zoo zijn er onder ons ook wel heeren, die 'n snor dragen alléén om hun „herpesblaasjes" („koortsblaren") huis. Als het nog niet te laat is. Die meid Hjj kreunde weer van verdriet en spijt, en nijdigheid, ja, waar niet van? Zoo ver was het nu gekomen met zijn zoon, met een J a n s e Maar goed, dat zijn vader het niet meemaakte. Meer dan honderd jaar was de naam Janse op dit dorp geëerd en gezien. En nu zoo'n doeniet, zoo'n Janse? Neen, dat is geen Jansedat is een Van Galen! Bijna woest weer opeens zag hij Tine aan. Harm, smeekte zij, als het ware be grijpend. Och neen, jij kunt het ook niet hel pen, dat die jongen zoo is. Alleen, je hebt hem verkeerd opgevoed. Ik Tine boog schuldbewust: Harm had ge lijk. Zij wist nu zeker, dat ook zij in zeke ren zin schuld had. Ik ga weg. Berend moet de zaken verder maar opknappen vanmiddag, 'k Ga naar Klaas, 't Zal wel niet helpen, maar dan heb ik toch gedaan, wat ik kon. Mijn naam is me ook wat waard. D'r wordt toch al ge noeg over ons gepraat in verband met Al dert. Als een gebroken man stapte Harm naar het station en boemelde naar Laagheuvel, naar Klaas, die zijn voorhamer weglei, toen zijn broer de smidse binnenkwam en met hem naar de huiskamer, naar Janna, ging. En daar werd nog eens verteld, wat in het kort in den brief stond.' Neen, het was wel zeker, dat zij Aldert niet hadden kun nen houden. Er was eenvoudig geen land mee te bezeilen. Avond aan avond kwam hij half of heel onder den invloed thuis. Wer ken deed hij niet meer. Maar ja, hij ging uit zichzelf weg. Den vorigen avond kwam hij beneden met zijn bullen en verklaarde te verdwijnen. Hij ging bij Kroezen inwonen, werd veekoopman. Neen, zij hadden niet geweten, dat hij connecties had met. zwarte Marie. Tot vóór een paar weken. Toen was er iemand ge weest in de smederij, die vertelde, dat Al dert een geregelde bezoeker van die kroeg was niet alleen, maar dat hij scharrelde met die meid, die al wel honderd vrijers had ge had. 't Scheen nu meenens te zijn, want Al dert sprak van trouwen binnenkort. Zoo gauw hij een en twintig was. Nu, dat was over een paar weken. Ja, dat had Harm al overwogen. Door de sterke macht laten terughalen voor het geval Aldert niet vrijwillig meeging, och dat kon, maar dat was slechts voor enkele dagen. Straks was hij zijn eigen baas. Waar is die kroeg? vroeg Harm. Wou je er heen? Onbegonnen werk, man, ik voorspel het je. Ik vrees het ook, maar dan heb ik ge daan, wat ik kon. 't Is mijn zoon, Klaas, 't Is een Janse! voor het oog hunner medeburgers te ver bergen. Sinds keizer Hadrianus zag men de mannen zoowel mèt als zonder baard. De Romeinsche barbier („tonsor"; ton- sura het afscheren) gebruikte bronzen of ijzeren scheermessen. Hij had het erg druk, want niemand schoor zichzelf! Van bewerken met huidzalven, scheerzeep, olie of zoo was nog geen sprake. De huid werd alleen met gewoon water een beetje nat ge maakt, en dan kon de scheerpartij begin nen! Daar dit zeer dikwijls op straat ge beurde, werd de „tonsor" nogal eens afge leid van zijn werk, dat spreekt! De klant moest dit met 'n jaap over z'n huid bekoo- pen! Hieruit kwam niet zelden ongenoegen voort. De wetboeken uit den tijd van Cae sar Augustus behandelen de kwestie der schadevergoeding Een beroemde „tonsor" der Romeinen was Pantagathus. De dichter Martialis ver heerlijkte „haar" in een sierlijk grafschrift. Een beroemdheid was ook de barbier van den krankzinnigen onverlaat Nero, Thala mus genaanid. Ondanks hun bedrevenheid hadden beide heeren véél tijd voor de kunstbewerking noodig. En Nero spotte dan ook wel eens: „Als je aan den éenen kant klaar bent, is de baard aan den ande ren kant al weer zichtbaar!" Een slecht mes is tegenwoordig al on draaglijk, in die dagen was het heelemaal Ja, je kunt het probeeren. Zal ik mee gaan? -Liever niet. Misschien bereiken we dan heelemaal niets. XV. Een brief met en zonder opheldering. Tegen zijn gewoonte wierp de brievenbe steller de brieven niet op de toonbank, maar bleef wachten tot Tine in den winkel verscheen op het bellen. Juffrouw Janse, moet deze brief soms hier zijn Ik weet er niets van, maar op het kantoor dachten ze het. Nieuwsgierig nam Tine het couvert in ontvangst en las het adres: „Aan den jon gen, die twintig jaar geleden in huis kwam bij een bakker te Holsberg en diens naam kreeg. Verzoeke dringend, dit adres nader op te sporen, want afzender weet het niet meer." Een vreemd adres, niet? vroeg de postbode, die nog slechts enkele jaren op het dorp woonde en van de heele historie met Berend niets af wist. Op het kantoor wilden ze den brief aan den afzender terug sturen maar er is geen afzender bekend. En toen zei Van Schelven, die het dorp door en door kent, dat die brief hier wel terecht zou zijn. Is het in orde? Het zal wel in orde zijn, antwoordde Tine, die er overigens niets van begreep. Het kan tenminste uitkomen. Nou, als het niet in orde is, hoor ik er wel nader van, zei de postbode en verdween. Tine stond besluiteloos en nadenkend met den brief in de hand. Langzamerhand ging iets tot haar doordringen. Dat was nog zoo'n gek idee niet. 't Was best mogelijk, dat dit schrijven van den va der was, die eindelijk zich openbaarde. De brief kwam uit Amsterdam, dat klopte dus al vast. Maar dan zou er wel eens veran dering met Berend kunnen komen! Mis schien ging hij wel weg, naar zijn vader. En hij kon haast niet meer gemist worden uit de bakkerij. Harm had hem ook al bestemd tot zijn opvolger, nu er met Aldert niets aan te vangen was. Harm was er geheel mee verzoend nu. Er bleef dan toch een Janse in de bakkerij, al was het niet een echte. En nu zou daarin wel eens veran dering kunnen komen. Wat een gezeur toch altijd. Kwam er dan eindelijk niet eens rust ?Met Aldert die heibel en ze waren er nog niet met hem, al was hij dan nu ge trouwd met die kroegmeid en al had hij zijn zin, omdat hij veekoopman was. En nu deze brief weer, die vast onheil voorspelde. (Wordt vervolgd.) niet om te doen. Er hoorde heldenmoed toe om dagelijks den „tonsor" met een bezoek te vereeren. Keizer Augustus sloeg dit be zoek over, toen hij de zware nederlaag van zijn veldheer Varus tegen de Germanen ver nam. En Julius Caesar bij het vernemen van den moord op zijn officieren. Onnoodig te zeggen, dat ook toen reeds menigeen zuchtte: „Was ik toch maar van dat nare scheren af!" Zéér tot ongenoegen der „tonsores", dat spreekt. Deze opstan dige mannen smeerden allerlei zalven op bun gezicht om den haargroei te belemme ren. EzelsreuzelBloed van vleermuizen! Poeder van gestampte adders! enz. Of het hielp? Den verkooper in elk geval. Ande ren lieten zich de baardharen stuk voor stuk uitrukken! Dat gebeurde dan met een scherp tangetje. Bij een ouden schrijver heeft men deze klacht gelezen: „Van alle wezens lijkt mij de bok het verstandigste. Hij laat tenminste zijn baard gloeien om uit de handen der beulen te blijven!" Niets nieuws onder de zon! Vandaag den dag worden ongeveer dezelfde klachten voor den scheerspiegel geslaakt. Of het „droogscheren" met de tondeuze die klach ten uit de wereld zal helpen? Of moeten we veeleer de komst van een tweeden Ha drianus verbeiden?

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8