Rondgang door den Dam-doolhol.
s§ sis
Voor de jeugd.
Zaterdag 4 November 1939
Voor den Zondag.
!fl r+
co cfl st
ui j cd
nctj p a
S3^ p
p 3 <3
3gs 2.5.
3* s ci> 3 ö-
55. 8 s
yhu-i
g s<3: s» a>
TuifSB
<b
gpw®'!,£!;„.b®
a 3 a a
t! ffc?1 *-« b
cd cd o o p
o, fsr sr <j 03
c3 [3 3 r
2. 3
Tr 3
?v n
hj cd
cd a n
o B a
2 3
j—»o p
"g td <b
"w-3t
3 <b
3 3" (tc| 3? ?3 s
3 rf3
gi?T22.®^2
l^tb „.A
a" 55 3
o cd
cd 5
cd
h-. cd co cd
co cd
3 q. 3
3
c g;® oq p
ttw
go ft cj"
ö-crq cf cd
03 p o
sppk*
^•crq 5' 3
CO o
CO i ctq i
cd cd cd cf i1 p ft-
cd m m o
?gpgpc
3-p
3.8
cd *-"•
3 p-
i cd
Kunnen regenwormen
zien
1. 32—27
2. 37—31
3. 28x37
4. 29x7
5. 23x5!!
47 48 49 50
j. s. te ki. Dank voor uw waardeerend
schrijven. Wij weten dat de rubriek gevolgd
wordt, ook al zendt men om een of andere
reden niet in. Om het volgen van de ru
briek, daar gaat het om. Het inzenden is
voor den redacteur wel prettig, maar
hoofdzaak is dit niet. Als den lezer ont
spanning wordt geschonken, is het doel be
reikt. Propaganda voor het damspel maakt
de rubriek beslist en daar is het den waren
damliefhebber om te doen.
b. s. te g. Ik stel veel prijs op uw oor
deel. Schrijft u mij eens daarover?
a. b. te n. Uw trouw oplossen ver
heugt mij.
w. d. te b. o. z.In orde.
j. v. d. te b. Van tijd tot tijd merkt
men dit wel.
(Eerste publicatie.)
8)
„Hitier heeft niet geantwoord, dus, ja nu
is het heelemaal oorlog."
„Oh!" Aart bleef stokstijf zitten en keek
naar de lucht, of hjj daar al bommenwer
pers verwkachtte. En vanmorgen het bid
den, dacht hij, dat heeft dus niets geholpen.
„Oorlog," zei Aart half luid voor zich
heen en toen vloog hij op en holde naar
binnen.
„Heeft u het al gehoord, het is oorlog,
Hitier heeft niet geantwoord!"
„Verschrikkelijk. Verschrikkelijk!" zucht
te Moeder, „die arme menschen, wat zal dat
een bloed kosten."
„Wat gaan ze nu doen, Vader?" Aart
keek toch weer even naar de lucht, alsof hij
daar iets verwachtte.
„Komen de Engelschen nu met de heele
luchtvloot om met de Duitschers te vech
ten? En de Franschen, die gaan nu zeker
meteen de Siegfriedlinie nemen. En onze
soldaten," ja, nu kwam het toch weer dich
terbij, „moeten die nu ook vechten?
„Jongen, wat praat je toch," zei Moeder,
die stil in haar stoeltje zat. „Het lijkt wel
of je het prachtig vindt en als je eens half
besefte hoe verschrikkelijk het is. Al die
jonge menschen die daar weer opgeofferd
worden, het is ontzettend. En wat ons nog
boven het hoofd zal hangen."
„Een vliegmachine!" gilde hij en vloog
meteen naar buiten.
(Wordt vervolgd.)
54e
Jaar
gang
No. 5
-3
o\
CO
c
c
►1
OQ
-W
a" 2
<b 3-
i—CD
3 CKI ft
£w
-a
-rrp o
■sl<§&srg.eS§L§
c+ p P CB t P rt-
a> o
3
o. "2. a.
O
£L o
5!o g
^§s
:§V(8
s® 2.
3 3 H.
p<
O
•S m
S^"
tB
3 O,
i—
a" S* cb
3 S- 3
"£FT
n d
a
o'i
O 3
3- t>r
3* i— 3 3 1 5? .iï 8Ï
p e g. 3 w 5
tB g d u
.3 org
tr g
S3 3
a s a) w
i v—rt i tfl
o
M C
s
3
O
5
U o 3
i"
ffl
(Q
3 ft p 'P ft 3 a, h
e.oq m 3- g
o'S «ai!®»
gr&s iaSs
g"&< 3^
CD O* P CD P
I c*- -i PT W i CO
03 3
r-1 CO C2
H. c+ r+
C-h «-»•
*1^ lg g
S 3" t= 2
8 B gf 8
®.0Q Qrq
Niemand twijfelt er aan, dat wij met de
OGgen zien.
Iemand, die zijn beide oogen moet mis
sen, is blind. Daar valt niet over te dis
cussieeren.
Derhalve kunnen we zeggen, dat wezens
zonder oogen blind zijn. Die gevolgtrekking
lijkt logisch, maar we moeten er toch voor
zichtig mee zijn.
Heeft iemand wel eens een regenworm
in de oogen gezien?
Aan het lange, ronde lichaam van een
regenworm zijn nergens oogen te ontdek
ken, al gebruiken wij bij onze waarneming
ook de sterkste loupe
Dusen de conclusie lijkt volkomen
logisch dus een regenworm is volkomen
blind.
Proeven hebben echter uitgewezen, dat
de juistheid van die gevolgtrekking niet
zoo zeker is. Als we een regenworm met
fel licht beschijnen, blijkt het, dat het beest
zich onplezierig begint te voelen. Hij tracht
zich aan die beschijning zoo spoedig mo
gelijk te onttrekken, wat hij niet beter kan
doen dan door zoo haastig mogelijk weg te
kruipen. Hetgeen hij dan ook met zijn
grootste snelheid onderneemt. Hij komt
niet eerder weer tot zijn normale wor-
menrust, voor hij op een donker plekje is
gekomen. Daar begint hij zich na korten
tijd weer kiplekker te voelen.
Het schijnt dus wel zeker te zijn, dat re
genwormen wèl licht kunnen waarnemen
op de eene of andere manier, ondanks hun
gemis aan oogen.
Hoe is dat mogelijk?
De microscoop heeft het raadsel opge
lost.
Bij microscopisch onderzoek heeft men
ontdekt, dat de regenworm in de huid zins
orgaantjes heeft, welke voor het licht ge
voelig zijn Het zijn cellen, welke andere
wormen, die wel oogen hebben, in die
oogen bezitten. Regenwormen hebben dus
weliswaar geen oogen in de gewone betee-
kenis van het woord, maar zij hebben toch
orgaantjes, in de huid, die dienstbaar zijn
voor den gezichtszin.
Het zijn de eenvoudigste gezichtsorga
nen die we kennen.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
ONZE PROBLEMEN.
Oplossing van probleem nr 2.
Auteur: .j. n. Puyman, Amsterdam.
De stand van dijt probleem geven wij in
diagram, omdat de ontleding de moeite
waard is om na te spelen:
Probleem nr 2.
Auteur: j. n. Puyman, Amsterdam.
1 2 8 4 5
De oplossing is:
Wit:
Zwart:
21x32
26x46
46x24
1x21
Zwart 9 schijven op: 1, 8, 10, 1214, 19,
21 en 26.
Wit 10 schijven op: 17, 23, 28, 29, 30, 32,
33, 37, 40 en 41.
Wit speelt en wint.
De auteur is langen tijd niet voor het
voetlicht getreden. Oude liefde roest niet en
zoo mochten wij een aantal composities van
hem ontvangen. Wij speelden er een aantal
na en hielden halt bij probleem nr 2. Dit
trof ons door de bijzondere en aardige slag
wendingen. Het meerslag gaat voor, is in
genieus verwerkt en vooral de laatste slag
is verborgen tot het einde.
Uit brieven van inzenders bleek ons, dat
men allerwege oog had voor het schoone
in dit vraagstuk en dat men genoten heeft
van het zoeken naar de ontknooping van
dit vraagstuk. De hulde van onze oplossers
is het beste compliment voor den samen
steller:
Goede oplossingen ontvangen van: a.
Beukema, Nieuwdorp; j. van Wijk, Middel
burg; j. n. de Vroom, Koudekerke; b.
Schreuder, Goes; n.n., Sluis; w. Diemer,
Bergen op Zoom; j. Butselaar, Veldpost; j.
van Dijk, Breskens; Herm. de Wilde te Rit-
them; j. Sinke Dzn. te Kloetinge en h. n.
te 's Gravenpolder.
Correspondentie.
Probleem nr 4.
Auteur: b. Koort te Amsterdam.
47 48 49 50
Stand Zwart: 10 schijven op: 7/10, 13,
17/19, 23 en 36.
Stand Wit 10 schijven op: 25, 29, 32, 34,
39, 41, 42, 48, 49 en 50.
Wit speelt en wint. Het afspel gelieve
men eveneens in te zenden.
Oplossingen van dit vraagstuk kunnen
tot en met 20 dezer aan mijn adres worden
ingezonden. Van nr 3 is de laatste dag
6 November. Denkt u daar om?
AART'S IDEAAL.
Wat nu? Aart kon er zoo gauw niet bij
met zijn gedachten en even flitste het door
hem heen: wist buurman het dan van
Vader?
Meteen gaf buurman zelf al een nadere
verklaring.
Maar Aart dacht niet aan al die arme
menschen en aan bloed.
Het was oorlog in Europa. Dat was iets
geweldigs. Daar leefde hij nu midden in.
Oorlog, dat woord kende je immers alleen
maar uit verhalen en vertellingen en je las
in de kranten van oorlog in China en Span
je, maar dit was toch heel iets anders. Oor
log tusschen Duitschland met Frankrijk en
Engeland, en dat was nu zoo, op dit oogen-
blik en toch was alles zoo gewoon, de tuin,
de druilige regen, de kamer, Vader en Moe
der, er was niets dat anders was en toch...
het was er toch.... het was oorlog in Eu
ropa.
Toen kwamen de vragen.
Al dat andere, dat nare, dat heele erge
wat Aart zooeven gehoord had was hij ver
geten hij dacht nu alleen nog maar aan dit
eene: Oorlog in Europa.
En als de Duitschers hier nu eens een in
val doen om aan onze kust te komen, of
als de Engelschen hier willen landen, dan
vechten ze toch zeker wel?"
Nu, Aart vond het niet prachtig, en hij
wou ook niet, dat al die jonge menschen
gedood werden, maar, hij had al zoo lang
over oorlog hooren praten, en nu, nu was
het oorlog, zoo maar ineens en er gebeurde
toch niets.
Als er maar
Van buiten drong een zacht geronk de
kamer binnen. Eerst nog van heel ver weg,
maar het geluid werd steeds duidelijker en
het kwam steeds dichterbij.
Alle drie keken ze elkaar aan, luisterend
wat voor geluid het was en waar het van
daan kon komen.
Aart was de eerste die de stilte verbrak.
Het gebeurde bijna nooit dat er hier een
vliegmachine over kwam en dat dit nu ge
beurde, juist nu het pas oorlog was, dan
moest dat toch ook wel iets van den oorlog
zijn.
Terwijl Aart als de wind op het schuurtje
klom, omdat hij daar een beter uitzicht had,
had hij het gevoel of de oorlog toch wat
dichter bij kwam, of hij er zelf iets van be
leefde.
Daar had je de vliegmachine al. Hij vloog
hoog; gelukkig was het een legertoestel, al
was het dan maar een heel gewoon, voor
Aart zijn gevoel was het toch iets heel bij
zonders. Wie v/eet wie er in zat. Misschien
wel een 'boodschapper van de regeering of
van het hoofd van het leger en wie weet
wat voor gewichtige boodschap die over
moest brengen.
Aart stond het vliegtuig na te staren tot
het heel ver weg wkas, tot het niet meer
dan een stip was en toen hij eindelijk niets
meer kon zien,liet hij zich met een zucht
weer van het dak afglijden. Het was net of
iets van den oorlog nu toch diehterbij ge
komen was, of hij er iets van gezien, er iets
van beleefd had.
ÖNDA<I i BLAD
TOEVLUCHT VAN GESLACHT TOT
GESLACHT.
Heere, Gij zijt ons geweest een
toevlucht van geslacht tot ge
slacht. Ps. 901,
Het leven van den mensch is kort.
Aangaande de dagen onzer jaren, daarin
zijn zeventig jaar, of, zoo wij zeer sterk
zijn, tachtig jaar.
Hoe snel is dat alles voorbij. Het schijnt
als een droom, als een gedachte.
In den morgen des levens kan de bloem
zoo liefelijk bloeien en geuren, maar de dag
verdwijnt, het lentegroen wordt zomerkleur
en de herfst teekent met eigen tinten het
verwelkende leven. En dan komt de avond
en wordt het dor en doodsch. Zoo is de le
vensgang van den mensch. Maar hoevelen
zijn er dan nog, die worden weggeraapt
eer de levenszon de middaghoogte heeft
bereikt
Inderdaad, het leven van den mensch is
kort.
En was het dan nog maar zonder zonde.
Dan zou de levensheerlijkheid wel kort-
stondig zijn, maar toch gaaf en zonder ge-
biek. Maar daar zit nu juist de kwaal.
Waren er geen zonden, dan waren er
geen wonden.
Was er geen zonde, dan was er geen
toorn Gods.
Maar het is de toorn Gods, de grimmig
heid des Heeren, de verbolgenheid van den
Almachtige, waardoor het leven verwelkt
als een bloem des velds, waardoor moeite
en verdriet zulk een groote plaats innemen
in de dagen van de jaren des levens van
den mensch.
En zoo is dat na de korte heerlijk
heid van den morgenstond der schepping,
toen alles zéér goed was de inhoud van
de historie van 't menschelijke geslacht.
Jaar in jaar uit, van eeuw tot eeuw, van
geslacht tot geslacht, één groote vloed van
korte, zondige menschenlevens.
Mozes de man Gods wist het en heeft er
van gezongen in ontroerende klanken.
Maar en dat mag niet uit het oog
worden verloren voor hij begint aan
dit lied van weedom en smart, zingt hij van
de goedertierenheid des Heeren, van den
barmhartigen en genadigen Verbondsgod,
als een toevlucht van geslacht tot geslacht.
Alleen in dit licht is het leed in zijn
diepte te peilen, maar ook als overwin-
SKULD-VERGEWING.
Hy sal nie altoos twis teen ons ontrou nie
of ewiglik die toorn teen ons behou nie
want wie kan dra Gods eeuwge
gramskap? Wie?
Hy sal met ons nie na ons sonden handel
ons nie vergeld die boosheid van ons
wandel,
Hij straf ons, maar na al ons sondes nie.
Soos hoog bo ons verrys die hemelboë,
so sal sy guns, uit eeuwge mededoë
geweldig hoog bo al zy kinders staan.
En soos die oosterkim se helder glanse
ver weg is van die kwynende avondtranse,
so ver het Hy ons sondes weggedaan.
Berijming: Totius. Ps. 103: 5 en 6.
baar en overwonnen te bezingen.
Hoe groot de ellende ook mag zijn, zóó
groot dat de zondaar er in verzinkt of er in
omkomt als hij zelf ontkoming zoekt of
door schepselenmacht behoudenis wil ver
krijgen, er is toch een uitweg.
De Heere zelf is voor zijn volk een toe
vlucht; een rots waarop de golven van den.
jammer breken, een hoog vertrek, hetwelk
beschutting en verlossing biedt.
Een toevlucht, van geslacht tot ge
slacht
Mozes wist van Adam, van Henoch, van
Noach, van Abraham, Izak en Jacob.
En wij mogen spreken van Mozes, David,
Jesaja, Daniëlen de groote wolk der
getuigen in Oud- en Nieuw Verbond.
Want de Heere heeft zich aan de vaderen
geopenbaard en Hij heeft zijne beloften in
de volheid des tijds verwerkelijkt.
God heeft zijn Zoon gezonden. De Heere
Jezus heeft de zondeschuld verzoend en
dood en graf overwonnen.
En zoo is van geslachte tot geslacht
steeds klaarder geopenbaard wat Mozes
zong: Heere, Gij zijt ons geweest een toe
vlucht van geslacht tot geslacht.
Dit geeft vrijmoedigheid om te midden
van alle ellende te bidden om verlossing
van smart, om vertroosting in druk en be
nauwdheid, om vreugde en vrede, in de ge
meenschap met God, verzoend in en door
Jezus Christus.
Goedhartigheid is geen uiting van inner
lijke zwakte, evenmin als scherpheid en
hardheid, kenmerken zijn van een sterken
geest.
OPVOEDINGSMOEILIJKHEDEN ALS
GEVOLG DER MOBILISATIE.
De vraag waar we ons ditmaal mee bezig
gaan houden is: welke moeilijkheden heeft
de, de vorige maal beschreven, huisvader,
terwijl hij ver van huis is, in verband met
de opvoeding zijner kinderen. Het ant
woord kan zóó zijn:
Deze ernstige man zal véél aan
thuis denken. Het meest wel aaD die kin
deren die eenige overeenkomst met zijn
eigen karakter vertoonen. In de eerste
plaats komt voor hem de vraag: hoe zal
het meisje van zeven jaar, dat wat in zich
zelf gekeerder dan de anderen is reagee-
ren op 't gemis van haar vader. Ten twee
de: zal de toch al wat wilde en lastige
jongen van 8 zijn moeder het niet extra
moeilijk maken. Ten derde: ofschoon nog
maar 5 jaar, zal het jongetje van vijf
zijn vader niet missen.
Het beste wat deze vader zelf kan doen
is: Regelmatig naar huis schrijven.
En wel over tweeërlei onderwerpover
wat hijzelf zooal beleeft. Hierbij vermelde
hij in bijzonderheden allerlei schijnbaar on
belangrijks, vooral ook leuke dingen, grap
pige incidentjes enz. De kinderen zullen
dan met hem meeleven in hun fantasie:
hij is daardoor dichter bij hen. Vooral
voor het intelligente droomstertje van 7
jaar, is een dergelijke opgewekte en
uitvoerige beschrijving zéér noodig.
Ook voor de actieve moeder, die zich juist
met allerlei kleine bezorgdheden interes
seert voor het wel en wee van den man.
Voor de vader heeft dit uitvoerig beschrij
ven van zijn soldatenleven het groote voor
deel dat hij zich verplicht er min of meer
als buitenstaander tegenover te gaan
staan. En zoowel schaduw- als lichtzijden
te bezien.
Is de vader geen „schrijver" van natuur
dan moet hij er zich nu toe zetten Laten
alle militairen toch veel en uitvoerig naar
huis schrijven. En vooral: laten alle
huisgenooten veel en regelmatig terug
schrijven. De moeder uit ons gefingeerde
gezin diene alle kinderen die schrijven kun
nen te verplichten aan vader iedere
week minstens een briefje te schrijven, en
vrij te laten indien ze méér willen pennen.
Dat zal voor den oudsten zoon op den
duur niet zoo eenvoudig blijken. Maar dan
kan door gesprek den jongen gewezen wor
den op verschillende onderwerpen die hij
kan vertellen. Of men kan samen zoo'n
brief in elkaar zetten, waarbij de kinderen
om de tafel zitten en moeder vraagt: wat
zullen we schrijven? Zij teekent dan eerst
de verschillende punten op die genoemd
worden, waarbij de puk van vijf jaar óók
kan meedoen. Nu kan men de ééne keer
moeder alles laten schrijven. Een andere
keer kan het zóó gaan: Jan jij schrijft dat
over de goudvisschen. Kees vertelt vader
dat we Woensdagmiddag een wezeltje ge
zien hebben dat de weg overstak. Marietje
jij schrijft over de melk die overkookte