Rondgang door den Bam-doolhof.
s
a rao,|i s 1
ll«ia
-al
Wenken op technisch gebied.
DE BAKKER VAN HOLSBERG
77
t
r
-S s 1 E I
8 5 .-s .-* S> c
.a
-- o a
cr°t% e
-0 S
m
stS' M
1 S -0 a
Arbeid en op
zuik een tijd.
O
D
O
H-n
ir>
- u
O
Cf -2
9
4) w «a
e 9 T
E
LU -M
Z *-
03
bC
S
"e
s a
c e
o
CL
TT-
■9 _J
"9
O
a-
-* -5
S3
■9
O
0 *t -a -c c
O .2 hg.
2 -g Ego.
■- 5 -2 en
a f .5 o .E c
N ,S«e«
t» S
1 g c Q E g
w <D OJ O .2
.2 C -C O
03 O
I
O
T3
d
a> aaj
-Tj
ft -3 bo m
T3 ffl J-
<d o a 8
bo® m (S O
gW ja £,H
Q u
rt d oAÏ
o o ■a tj to
«ofl o 5
Q3 g*
2
d
ra <d
a3 o -g
ca d
CL
t; gS
O .d
o -o o 2 '-3
-g a U
Sm^ M-g
<u ft g fe
<U m
.3,2 *H
■§•■3 g 5 -ö
4J m P 5* <n
cS Ort O 3
■OU O NUJ
d. De aesthetische waarde dn. is de plaat
mooi?
e. De overredingswaarde da. wekt ze
den lust op, om te gaan koopen?
Om de onder a., b. en c. genoemde waar
den te onderzoeken, werden de 77 platen
opgehangen aan de wand van een college
zaal een honderdtal personen werden in
groepen van 5 tot 10 in 't lokaal gebracht
en gedurende een half uur bezig gehouden
met een geheel ander onderwerp waarbij ze
recht tegenover den muur met de reclame
biljetten zaten. Na afloop werden de proef
personen in een andere zaal geleid en werd
him medegedeeld, dat ze, zonder het te we
ten, hadden meegedaan aan een reclame-
proef. Schriftelijk moesten ze nu vragen
beantwoorden van deze soort: Beschrijf de
plaat, die ge U 't beste herinnert. Zoo
nauwkeurig mogelijk. Daarna: die welke
u iets minder goed herinnert enz. Voor d.
werd aan alle 100 proefpersonen de vraag
gesteld, de biljetten naar de schoonheid te
nummeren en voor e. dit te doen, wat betreft
de overredingswaarde. Als proefpersonen
waren gekozenkooplieden, ingenieurs,
leeraren, studenten, ambtenaren, beoefe
naars van verschillende wetenschappen;
mannen en vrouwen. De bewerking van de
uit dit onderzoek ontstane tabellen, leidde
tot de volgende uitspraken:
De inhoud van een goed reclamebiljet
moet een gebeuren weergeven waarbij een
of twee personen actief betrokken rijn; dit
gebeuren moet aanknoopingspunten geven
voor den intellectueelen beschouwer.
Zulk een reclamebiljet heeft de grootste
kans te worden opgemerkt en bekeken.
Rustende objecten moeten in het alge
meen vermeden worden; ook afbeeldingen
van niet-bewegende mensehen of lichaams-
deelen hebben weinig resultaat.
Afbeeldingen van kleine voorwerpen
(hier: schoenen), kleiner dan de halve
hoogte van de plaat, rijn absoluut ondoel
matig.
Bij platen, die een gebeuren weergeven,
moeten de waren (hier: schoenen) in een
zoodanige omgeving rijn geteekend, dat het
nut van die waar helder wordt aangetoond.
Tenslotte moet de plaat voldoen aan de
aesthetische smaak van de consumenten
en dus moet over de schoonheid niet be
slist worden door een kleine groep kunst
zinnige vakmenschen.
In 't algemeen kan men volgens Bigot en
Kohnstamm de conclusies der verschillende
experimenten aldus samenvatten:
1. Een goede kans hebben die reclames
welke een beroep doen op het gevoelsleven;
een goed voorbeeld zijn de platen, waarin
het kind de belangstelling oproept.
Emotionaliteit opwekken blijkt een be
langrijke zaak te zijn in de reclame. Een
mooi voorbeeld is de bekende plaat: Hï«
masters Voice met de luisterende hond.
2. De goede reclame moet de blik op
vangen en leiden naar de hoofdzaak: de
naam van het artikel.
3. De humor is in de reclame van groote
beteekenis.
4. Ook de tekst vraagt nauwlettende zorg.
Hij moet sober rijn/Kort. Een mooi voor
beeld is: C. en A. is toch voordeeliger.
5. Er moet rhijthme in de korte zin zijn.
6. De herhaling is van groote betee
kenis.
7. De vereenvoudigde, schematische tee-
kening doet het beter dan de tot in details
afgewerkte plaat. P. W. J. S.
BETERE WEERGAVE.
Wij wezen er dikwijls op in voorgaande
artikelen, dat wij een tegenstander zijn van
toestel en luidspreker in dezelfde kast.
Tot de voornaamste tekortkomingen van
de ingebouwde electro-dynamische luid
spreker zijn te rekenen:
1. Resonantie van kast en toestelonder-
deelen, waardoor valsche geluidseffecten
ontstaan.
2. Ontoereikende afscherming van voor-
en achterwaartsche luchttrillingen, resul-
teerend in een meer of minder ernstige
acoustische kortsluiting.
3. Ongunstige conusbelasting, waardoor
het karakter van percussie-geluiden ver
stoord wordt en dubbel-modulatie optreedt.
4. Gering nuttig effect.
Aangezien de verschillen in vorm, kwali
teit en grootte van de gebezigde kasten le
gio zijn, zullen de genoemde feiten uiter
aard in tal van gradatie's worden aange
troffen. Hoe beter en deugdelijker de ver
zorging van de kast, des te minder de han
dicap, doch geheel en al valt deze niet uit
te schakelen. Een kast, die niet resoneert,
acoustische kortsluiting tegengaat en aan
een groot model luidspreker plaats biedt,
zal massief, ruim van afmeting en dus duur
zijn. Daarbij blijft het probleem van mee-
trillende toesteldeelen en om dit voor hon
derd procent op te lossen zullen nog heel
wat inconsequenties denk b.v. maar eens
aan de losse glasbuisjes in de lamphulzen
dienen te worden geschrapt.
Thans is de situatie nog zoo, dat als
regel het volume sterk gedusseld moet
worden om het gemiddelde toestel kwalita
tief binnen de perken te houdendat er op
zoo'n manier niet veel terecht kan komen
van kortegolf ontvangst en het „realisme"
van de weergave toch wel weinig natuur
lijk moet aanvoelen, valt licht te begrijpen.
In dezen toestand schuilt echter nog een
ander gevaar. Gezien het bescheiden vo
lume en de daarmee in overeenstemming
zijnde kabinet-afmetingen, blijft als inge
bouwde luidspreker een type favoriet de
5 en 6 inch modellen dat uit hoofde van
voldoende ervaring als verouderd bestem
peld mag worden. Dit rit zoo: het conus
oppervlak van een luidspreker is, tot op
zekere hoogte, een maatstaf voor het weer
gave vermogen en dit niet alleen wat de
capaciteit betreft, doch ook t.a.v. de kwali
teitprestatie van het instrument.
Stelt men prijs op een behoorlijke sterke
weergave, dan moet de conus vrij groot zijn
om zonder geforceerde uitslagen voldoende
kracht uit te oefenen op de haar dragende
luchtmassa, waardoor onder geforceerde
uitslag dient te worden beschouwd iedere
conusbeweging die de spreekspoel buiten 't
centrum brengt van het magnetische veld
in de luchtspleet.
De elasticiteit van een conus heeft im
mers grenzen. De conus laat zich dus
slechts zoo ver naar achteren trekken als
de rek toelaat en om en nabij deze grens
is er stellig gevaar te duchten van de snel
toenemende bewegingsafremmingin het
andere geval als dus de conus naar vo
ren wordt gedrukt ontstaat een detor-
queerende kracht, die de kegel dreigt sa
men te persen en ook inderdaad doet ver
buigen.
Kortom, we ontmoeten dan allerlei nare
verschijnselen als slechte bas-weergave,
vervorming van hooge tonen, zoomede de
gevreesde dubbel-modulatie, die frequen
ties in het klankbeeld voegt, welke in geen
partituur voorkomen.
Om al deze redenen bevelen wij aan de
luidspreker los van het toestel te gebrui
ken. Gebruik bij voorkeur een luidspreker
met zoo groot mogelijken conus en dan op
een klankbord van zoo groot mogelijke af
metingen. Dit is echter zeer onnaesthetisch
en onpractisch.
Daarom is er een oplossing: vouw het
klankbord op, zoodat het in een klein be
stek ondergebracht kan worden en ge hebt
een aanvaardbare oplossing.
Dit doet men echter niet zoo maar zon
der meer. Door er voor te zorgen, dat de
lengte van de gevormde geluidsweg in een
bepaalde verhouding komt te staan (K of
golflengte) tot de eigenfrequentie van
de conus, zal tevens nog eigenressonnantie
krachtig worden onderdrukt.
Op deze manier kan men dus de weer
gave zeer veel verbeteren. Alle groote mo
derne toestellen, hebben kasten welke op
bovenstaande berekend zijn.
Ook worden (vooral in Amerika) nog
klankschermen toegepast, welke men zelf
kan regelen. Eten soort jalouriesluiting aan
de toestelkast. Dit maakt echter, volgens
onze ervaring, niet veel uit.
De luidspreker op een apart klankbord,
op ca. 2 M. hoogte in de kamer voldoet
ons echter nog altijd 't beste.
Vragen.
J. K. te D. Het is heel moeilijk de pre
cieze zenduren aan te geven. Vooral de sta
tions op de korte golf zijn op 't oogenblik
oncontroleerbaar. De storing van Moskou
is nog steeds blijven bestaan. Wij lazen dat
dit waarschijnlijk van Italiaansche zijde
gebeurt.
Amerikanen komen na pl.m. 8 uur
's avonds goed door.
29) —o—
Wat een meid! dacht Aldert. Eén,
om een avondje mee uit te gaan...
Hallo smid, kim je niet oogenblikke-
lijk komen? We kunnen een kast niet open
krijgen en er is haast bij'.
Mijn oom is er niet, zei Aldert.
Nou, j ij bent er toch
Het meisje lachte hem vroolijk toe. Een
rij parelwitte tanden kwam te voorschijn.
Haar oogen lonkten. Aldert verloor zijn
zekerheid.
Ja, ik ben er; wat zou dat? vroeg hij.
Loop dan even met me mee. Voor jou,
smid, is het een kleinigheid, maar wij be
derven het slot.
Ik ben geen smid, zei Aldert. Niks
voor mij.
De gulle lach van het meisje kirde door
de smederij.
Ben jij geen smid? Wat dan?
Duvelstoejager, morde Aldert.
Nou, da's ook een vak. Vooruit, mal
loot, pak een beitel en hamer, en wat je
meer moet hebben en ga met me mee. Er is
haast bij.
Aldert gehoorzaamde gewillig en liep
met „zwarte Marie", die geen moment haar
mond hield, over het dorp naar den Ach
terweg.
Daar stond een kroegje. Zooals dat van
Klaasman in Holsberg. Alleen nog wat or
dinairder, zoo het kon. Er lagen op den weg
heel wat voetstappen van de veldwachters
en de marechaussee, want een kloppartij
was in die kroeg geen zeldzaamheid.
De kroeghouder was tevens veekoopman.
Zijn vrouw en dochter hielden de herberg
als bijverdienste. De man heette Kroezen.
Het meisje stootte de deur van de gelag
kamer, een laag vertrek, dat vol rookdamp
hing en vervuld was van weeë alcohollucht,
open.
Met een vloek werd rij verwelkomd.
Kom je nog? riep Kroezen haar toe.
Zijn stem sloeg over. Hij had een vuur
rood gezicht. Misschien was de inhoud van
de tapkast, waarbij hij stond, daaraan niet
vreemd.
Kalm wat, zei „zwarte Marie". Lang
zaam aan, dan breekt het lijntje niet. 'k Heb
den jongen smid meegebracht. Dien sla jij
niet aan den haak. Moet je Marie voor
heeten. Den menschen op het dorp denken
minstens, dat het „met ons an" is, jo, grap
te zij tegen Aldert.
Ben je dwaas? zei Aldert, die de
„sfeer" van Klaasman te pakken kreeg.
Hoef je toch zeker niet stom voor te
weze? Ben ik het soms niet waard? En ik
ben vrij hoor, je kunt me krijgen.
Bied je niet te koop an, brulde haar
vader. Vooruit, smid, die deur moet open.
Aldert volgde Kroezen in een kamer ach
ter de gelagkamer. Marie gaf hem nog een
vriendschappelijk duwtje en sjokte ook mee
naar binnen.
Waar is de patiënt? vroeg Aldert. Hij
hield zich groot, maar vreesde, het kar
weitje niet te kunnen opknappen, want hij
had nog nooit zooiets aan de hand gehad.
Een vreemd slot, constateerde hij, hoe
wel het een doodgewoon was. Als ik het
soms kapot maak, is de reparatie voor mijn
rekening.
Nogal logisch, zei Kroezen.
Niks logisch, vond Marie, met een
knipoogje naar haar moeder, die eveneens
kwam aanloopen.
Aldert verrichtte het werk en slaagde
tot zijn eigen groote verwondering. Binnen
enkele minuten sprong de kastdeur open.
Alsjeblieft, zei hij.
Kranig werk, prees Marie. Daar heb
-ij '3 N
O
rd "tri
bO c4 4> R
r-i teJ ni 03
A3 O ra l
-*-> 7} :o>
2 p,-0
Ph *3
m m P-
<B U
.'H rrj
-a a a
o M
s .-2 ri S -ri
ÖM0P
tld A p
te o
m
rrt O S1
CO
co
bJO'p
d cd
o
5 S d) a>
<B Et -
o w
c§ ri <3 a>
öriCgS
- S-2-°
ts S*
CO rfi
>>.2 c/2
9a Ti
TJ *0 UI N
■3*3
CO <0 g
H
ro
ra rH
H 'H TJ
tp O <D
CO -b>
je wel wat voor verdiend. Kom mee, jo!
De smid kan een nota sturen, zei
Kroezen, die een geldkistje uit de kast
haalde.
Dat gebeurt bovendien, zei Marie.
Goeden morgen, zei Aldert. Hij wilde
vertrekken.
Ho even, pak er een, maat. Marie
hipte al behendig achter de tapkast en
schonk een borrel in voor Aldert, die het
vocht als een volleerd drinker in één wip
naar binnen joeg.
Ha, die valt er in, als koek, hé, lachte
het meisje, altijd verleidelijk hem aanziend.
Nóg een?
Sla ik niet af, meid, zei Aldert. De al
cohol deed zijn bloed sneller gaanhij werd
opgewekt en vond die Marie een verbazend
leuke meid.
Ik doe ook mee, zei ze. En ze schonk
een groot glas vol, het met teugjes naar
binnen wippend.
Zij leunde nonchalant over de tapkast en
keek Aldert vrij in de oogen.
Ik zie je niet vaak op het dorp, zei ze.
Bevalt het je hier?
Best, antwoordde Aldert. Beter dan
in Holsberg.
Zij schonk een derde glas in en leunde
verder over de toonbank, raakte zijn arm.
't Is hier ook gezelliger. Maar ik zie je
toch niet vaak. Mag je niet van je oom en
tante
Plagend-sarcastisch kwamen die woorden
er uit. Zij bedoelden te irriteeren. En dat
gelukte.
Met een vloek zei Aldert, dat zijn oom en
tante hem niets konden schelen. Hij was
zijn eigen baas, afgeloopen.
Maak je niet dik, jo, dun is de mode.
Ik bedoelde het niet kwaad. Je bent een
veel te aardige jongen om je te plagen.
Dat zeggen alle meisjes niet, grapte
Aldert. Kan me ook niet schelen. Als een
aardige meid het maar zegt. En dat bèn jij.
Maar ik moet weg, hoor. 'tls hier verba
zend gezellig, daar niet van. Hoeveel krijg
je van me?
Dat was een tractatie van mij. Kom maar
eens terug. Ja? Doe je het? Dan kunnen
we eens gezellig praten.
Haar oogen schoten vonken...
Aldert keek achterom naar het stelletje
mannen, dat zat te kaarten en te drinken
en te rooken. Veel bijzonders was het niet
met elkaar.
Zwarte Marie zag en begreep dien blik.
Die zijn er vanavond niet, zei ze. Van
avond is er zoo goed als niks, misschien
iiks. Ze bennen naar de markt in Amster
dam. Kom maar gerust. Ik wil ook wel eens
een ander zien, dan die lui met hun vuile
pruimenmonden en misselijke praatjes. Doe
je het?
'k Zal eens zien, zei Aldert. Hij schrok
er toch van terug. Die meid was begeerlijk,
maar zij leek hem een duivelin toe.
Tot vanavond, zei Marie, kortweg. Zij
wist: die had zij aan den haak geslagen.
Waar ben je geweest? vroeg oom
Velerlei arbeid ligt lamgeslagen.
Motoren rusten glimmend in verlaten fa
briek, schrijfmachines staan onder de kap,
de telefoon is sprakeloos, de Noordzee is
een doode zee geworden.
Stagnatie dreigt ook voor allerlei arbeid
in het koninkrijk Gods. Vergaderingen
worden verschoven, plannen opgeschort.
Actieve voorzitters en punctioneele scri
ba's loopen nu in het soldatenbuis rond,
wie zal hen vervangen? Ik zie vele handen
lusteloos in den schoot, wat geeft het?
Laat ons den Bijbel opslaan, broeders.
1 Kron. 21 voert ons terug in oordeelsda
gen van voorheen. Een verderfelijke pesti
lentie vaagde de inwoners van Jeruzalem
weg. In den gloed van deze ziekte brandde
de Toorn Gods, openbaar geworden in de
verschijning van den Verderf-engel, die
met uitgetrokken zwaard in de wolken ver
scheen. In dit hoofdstuk wordt ons dan
medegedeeld wat er plaatsgreep op een
boerenerf in de nabijheid van Jeruzalem.
Klaas, toen Aldert met het gereedschap te
rug kwam in de smederij.
Aldert vertelde.
Dat had je niet moeten doen, zei Klaas
Janse. Een zoodje daar, Vooral die meid
moet je in de gaten houden. Een allemans
vriend. Ik vertrouw ze voor geen cent.
Maar als ze nou komen vragen, het
slot te maken, wierp Aldert tegen.
Dan had ik gezegd: maak het stuk en
breng het dan hier.
Aldert haalde de schouders op. Wat een
onzin. Een klant is toch een klant.
De nota kan gezonden worden, zeide
hij nog.
Die krijgen ze niet, merkte oom op.
Aldert verdween even en stopte zijn
mond vol sterke pepermunten. Aan tafel
moesten ze de alcohollucht niet ruiken...
Wat niet weet, wat niet deert."
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres
Wedstrijdpartij gespeeld op 19 Sept. 1939
in de Chr. Dam vereen. Amsterdam (C.D.A.)
tusschen de heeren J. Schroder met Wit en
W. Hoeve met Zwart.
Wit:
1. 35—30
Zwart:
20—25
Zwart speelt, onbewust van Wit's drang
naar verwikkelingen, de meest voor de hand
liggende voortzetting en daarmede in de
kaart van Wit.
2. 40—35
15—20
Een afwijking. Meestal verloopt deze ope
ning: 35—30, 20—25; 40—35, 14r—20;
45—40, 20—24; 50-^5, 10—14; 33—28,
18—23; 39—33, 12—18; 44—39, 15—20;
4944 en wit's geheele korte vleugel is
vastgezet.
3. 44^-40
4. 50—44
5. 32—28
6. 38—32
10—15
5—10
18—23
op 3732 laat zwart volgen 2329, 17
22, de groenzet.
6
7. 42—38
8. 47—42
9. 28X17
10. 31—26
12—18
7—12
17—22
11X22
Hier kon Wit de opsluiting verbreken.
Door 3228, 23 X 3237 X17, 12 X 2130—
24, 20X29; 34X12, 8X17; 31—26. Wit wil
dit niet.
Het beschrijft ons drieërlei houding onder
het oordeel. De zonen van den landbouwer
Ornan werpen zich bij de verschijning van
den engel der wÉake ter aarde en verstop
pen zich. De koning David en rijn oudsten
zinken op de knieën en bidden om genade.
Maar dan volgt een eigenaardig zinnetje:
„En Ornan dorschte tarwe".
Hoe schoon! Gevonden te worden in het
werk, dat de Heere ons opdroeg. Ornan
ziet den Engel wel, maar dan grijpt hij zijn
dorschvlegel en het trilt in zijn ziel: Dat
IK Uw Wil zoo getrouw moge volbrengen
als Uw Engelen doen! Het is geen blinde
hebzucht die hem zoo doet voortarbeiden,
verre van daar! Zoo straks zal hij zeggen:
Zie daar de dorschvloer, de sleden, de os
sen, de tarweik geef het al! Maar nu
hanteert hij nog den dorschvlegel, hij rede
neert niet: als allen sterven, wie zal dan
mrjn tarwe koopen, als ik val, wat baat
mijn werken mij dan? Hij heeft slechts één
begeerte; een getrouw dienstknecht des
Heeren te zijn in zijn goddelijk beroep.
Hoe wekt dit voorbeeld ons op tot con
structieven arbeid, ook in oorlogsdagen. De
boer blijve zaaien, de fabrikant producee-
10
11. 32—27
12. 36X27
12—17
22X31
8—12
Op 17 zou volgen 3328, 3024, 34
XI!
13. 37—32 23—29
Jammer dat Zwart los gaat maken. In
teressant zou de partij geworden zijn, als
zwart de stelling niet verbroken had. Zooals
uit het spelverloop zal blijken, komen er in
het vervolg echter toch nog vele spannen
de momenten.
14. 34X23
15. 41X32
16. 40X29
17. 29—24
19X37
25X34
1—7
Wit gaat weer op avontuur uit en bezet
de gevaarlijke vooruitgeschoven post 24.
1720X29
18. 33X24 7—11
Zwart wil Wit's lange vleugel aanvallen
en verzwakken. De tekstzet belet 4641,
inderdaad. Door de dreiging 1319. Wit is
echter op tijd om de dreigingen van zwart
te voorkomen. Daarom ware het beter ge
weest om door 1323 de vooruitgeschoven
post 24 te omsingelen.
19. 42—37
20. 27—21
17—22
verplicht; 3731 kan n.l. niet door 22
—28.
2016X27
21. 32X21 22—28
Zwart wil daarmede het opkomen van de
centrumschijven 32 en 33 voorkomen. Toch
is deze zet te vroeg gedaan en daarom m.i.
niet verantwoord. Het vervolg zal dit uitwij
zen.
22. 44—40 11—17
23. 40—34 18—22
verhindert nog steeds 3832 (1318 zou
dan volgen)
24. 37—31
6—11
Door het spelen van 3731 heeft wit de
zen zet als het ware uitgelokt. Waarom?
Dat toont het verdere verloop duidelijk aan.
25. 38—33
3—8
1116 kan niet. Dat geeft sehijfveriies
door 3127.
26. 43—38 13—18
27. 45—40 9—13
28. 34—29 13—19
ontneemt wit zijn voorpost.
29. 24X13 18X9
30. 29—24
neemt onmiddellijk weer bezit van het stra
tegische veld 24.
309—13
31. 46—41 13—18
32. 41—36 1419
33. 24X13 18X9
ren, de reeder varen. Wie een taak ontving
in het publieke leven, blijve die rustig ver
vullen.
O, zoo gevonden te worden als Ornan,
wanneer de Heere verschijnt!
De moeder in de verzorging van haar
kleinen om bij het geluid der bazuin op te
staan met den jubel: zie daar ik en de kin
deren, welke mij de Heere gegeven heeft.
De arbeider in rijn handwerk, om het van
des Meesters lippen te hoorenwie getrouw
is in het minste, is ook in het groote ge
trouw. De evangelist met zijn pakje trac-
taten, de onderwijzer voor de klas, de ver
pleegster aan het ziekbed, de organist ach
ter rijn harmonium om het te vernemen:
over weinig waart gij getrouw, over veel
zal Ik u zetten!
Daar is geloof voor noodig, geloof dat
niet zelf „Voorzienigheidje" speelt, maar
dat God GÓD laat. Geloof dat niet rede
neert, maar gehoorzaamt.
Al staat de gansche kreatuur
In barensnood, in vlam en vuur,
En baart veel jammer en veel smarte,
Wij liggen stil op Jezus' harte.
(„De Reformatie".) N. B.