BTS^P w-< as o^gg <5io^g P?!»S&FP5f S-f S-S^l l?f£!?f SSIsiee-a ?-§8$sf?i Voor de jeugd. s Zaterdag 14 October 1939 54e Jaar gang No. 2 Voor den Zondag. 'Hg §M «nOg O 1 03 3- .ffloQ (SS"». N f? 00 "S W g.n>h3pg4,oco0g>TJ£L O 5 rtH.ÏU a ft» dg SS (D SI CD sa *-mD-pl;S o 5. s- O o pr g. »mS o <j o. 0- 0> w S O v-r« 00 sT p> m 50 -s 2 S; 2 ff 5 n> o o 3 o o- 35 o 2 o p ®3 o»5o3 3,3 S ï- P H. 3 S ff cdSP 2 <-*- - O (t> dn: CL a> w B i N sS-^ts S S p 3 op es Ï3 t« ft 3 o.® 2 - ffl J S <J r+ r+ (D 2 h iii p Stand na den 33en zet van Zwart: W. Hoeve (Zwart) 1 2 3 4 5 47 48 49 50 Jur. Schroder (Wit) Zwart: 10 schijven op: 2, 4, 8/12, 15, 17, 22 en 28. Wit: 10 schijven op: 21, 26, 31, 33, 35, 36, 38/40, 48 en 49. Zwart's toestand is hier reeds uiterst ge vaarlijk. Het is oppassen. Het nog steeds niet kunnen spelen van 1116 blijft een zwak punt in Zwart's positie. Voor wit is de tijd nog niet gekomen om 2116 te spelen. Ih den diagramstand b.v. had 2116 aan Zwart een onmiddellijke remise gegeven doorKijkt U daar eens naar uit. Ik on derbreek hier het spel en zet deze partij in de eerstvolgende rubriek voort. U kunt dan controleeren of U w voortzetting dezelfde is als de door mij bedoelde. Aan de Nichtjes en Neefjes! Er zijn maar weinig briefjes deze keer dus kom er ik nogal gemakkelijk af. Over 14 dagen zal het wel anders zijn, maar, dat vind ik toch nog prettiger hoor. Jullie hebt wel gezien dat we af en toe een puzzle, een zoekplaatje of iets dergelijks hebben. Hoor ik eens of dat goed bevalt? En nu zal ik maar dadelijk aan de beant woording van de briefjes beginnen. Wemeldinge. „De twee gebroeders". Ik merk wel dat er van vaeantie niet veel gekomen is al was het vaeantie, maar waar schijnlijk zullen jullie nu wel eens zooveel voldoening hebben. Ja, nu met de winter avonden wordt het weer tjjd om mooie din gen te maken. Waar zijn jullie aan bezig? „Schippertje." Nu dat is een heel eind weg en het zal wel vreemd voor je zijn zoo ver van huis. Ging je voor dien tijd altijd mee varen? Ik vermoedde wel dat je hen kende. Hoe hebben jullie dat zoo ontdekt, of had den ze het jou al eerder verteld N i s s e. „Fietsertje." Je had mij het ge heim wel kunnen schrijven, ik had het niet in de krant gezet hoor. Nu zal ik ook nog maar een beetje nieuwsgierig blijven tot de volgende brief, dan hoor ik het wel. Ja, die dingen zijn soms erg lastig, en soms ook vind je ze direct. „Zusje." Met zulke gietbuien kun je er wel eens met een nat pak afkomen, het was nu niet zoo erg, want thuis was de kachel zeker al aan? Dat was een tegenvaller Zondag. Gelukkig maar dat Vader er nog een lastje bij gebruiken kon. Goes. „De Ruyter." Nog hartelijk ge feliciteerd met Vader's verjaardag. Niets gezellig hé, dat hij nu juist weg moest, maar ja, zooiets daar is nu eenmaal niets aan te doen; er kwam gelukkig nog een Woensdag. Jullie begint van het jaar al vroeg met de repetities. Weet je er al cijfers var.? „Visschertje." Ja, de mobilisatie brengt voor heel wat menschen groote moeilijkheden mee, dat merken jullie ook wel. Wat heb jij die kleine zus verwend, juist omdat je het zelf heelemaal gemaakt hebt, is het zoo leuk. Ja, het moest 47 zijn en het laatste woord „nooit". „Zwemmer- tje." Jij hebt het er maar op goed geluk bij gezet en het was goed ook. Je naam is voor- loopig alleen nog maar een herinnering aan den zomer. Waar schieten jullie op? Maar goed je best doen, dan worden de cijfers nu ook wel weer goed. Bergen op Zoom. „Hardlooper". Wat een mooie tocht was dat en het leukste er van dat jullie nu ook eens iets gezien hebt van Betsy en haar omgeving. Zou je wel willen ruilen? Jullie hebt anders wel moed gehad om het in zoo korten tijd te doen. Het wordt maar stil bij jullie nu Cor ook weg is. Heeft hij het er naar zijn zin? Allen hartelijk gegroet van TANTE DOLLIE. AARTS IDEAAL. 5) o— Hij wist niet waarom ze lachten, maar kreeg meteen het onbehaaglijke gevoel dat het om hem was. Het werk wilde niet erg meer vlotten want telkens weer zag hij die twee zoodra de meester even een anderen kant op keek, samen smoezen en pret maken. Aart was juist weer aan een som be zig toen ineens Dirk's hand op zijn bank vlak naast zijn schrift terecht kwam. „Da's jouw vader!" fluisterde Dirk's stem vlak bij zijn gezicht en meteen plofte Dirk weer in zijn eigen bank neer, nog juist voor de meester zich weer omdraaide. Een klein wit papiertje was op Aart zijn bank achtergebleven. Vaag iets vermoedend wat het kon zijn nam hij het op, keek nog met één blik naar de twee jongens, die voorover gebo gen over hun bank ijverig zaten te werken alsof er niets gebeurd was. Toen draaide Aart het papiertje om en zag wat er op stond. Met een paar streepjes was er een pop petje op geteekend, een heel klein poppetje, maar, het had een lang en een kort been. Eén oogenblik staarde Aart er onbe weeglijk op, toen frommelde hij het in el kaar, smeet het weg en vloog toen woest op Dirk af. „Leelijkerd, zeg dat nog eens als je durft". Meteen sloeg hij er op met allebei zijn vuisten in het wilde weg, waar hg Dirk maar raken kon. De klas vlóóg op bij dit onverwachte tu mult. Dirk gilde, houd op, schei uit! Wild kwamen Aart's vuisten op hem neer. „Leelijkerd" schold hij. „Hier, hier, hier, hier!" „Sla d'r op", schreeuwden de jongens, die wel niet wisten waar het om ging, maar dit toch prachtig vonden. En anderen, meteen aan Dirk's zijde, Joh' vooruit, laat je niet kisten, sla terug! Maar Dirk verweerde zich niet. Aart was zoo onverwachts op hem afge vlogen, hij zat nog voorover, zijn handen voor z'n gezicht en kon niets terug doen. „Zeg het nog eens!" schreeuwde Aart die door het gehitst van de jongens steeds wilder werd. „Aart!" streng klonk meester's stem door de klas, boven alles uit, houdt dade lijk op!" „Nee". Aart stampvoette van kwaad heid en zei nog eens „nee" en bleef er op slaan. De meisjes zaten geschrokken en stil in hun bank, hoe durfde Aart. Toen greep de meester Aart beet en sleurde hem weg. Meteen kwam de bovenmeester binnen om te zien wat er aan de hand was. Nu ging alles zoo gauw en een oogenblik later stond Aart heel alleen in de gang. Zijn handen kneep hij in zijn vakken stijf tot vuisten. Zijn handen kneep hij in zijn zakken stijf scherd, die leelijkerd, als hij hem hier had! Maar wacht maar, straks na schooltijd dan zou hij hem weer. Zooiets moest hij nog eens durven zeggen. Er kwam niets van om vier uur, want toen de kinderen naar buiten gingen kon Aart in de klas komen en alles netjes aan den meester opbiechten. Maar daar dacht hij niet aan. Hij zou zeker gaan vertellen wat Dirk op dat briefje geteekend had en er bij gezegd, had! Nooit! Aan niemand. „Hij heeft me geplaagd", zei hij alleen, „en toen heb ik hem geslagen". Meer kreeg de meester er niet uit en het slot was dat Aart voor straf drie middagen een uur moest blijven en taallessen overschrij ven. Dat vond hij het ergste niet en eigenlijk was het wel gemakkelijk, als hij dan uit school kwam zouden de jongens al weg zijn en Dirk, nou die kreeg hij toch nog wel. Het was heel stil in de klas en regel matig kraste Aart's pen over het papier. Het was geen moeilijke les om over te schrijven en onderwijl liet hij zijn gedach ten de vrije loop. Eerst dacht hij over Dirk en toen kraste zijn pen vlug en hard, maar daarna kwam Nan aan de beurt, het schrijven ging steeds langzamer en eindelijk lag de pen stil in zijn hand. Aart schreef niet meer, maar staarde nadenkend naar buiten. Die Nan zoo maar ineens van school af, dat was toch ook wat. Natuurlijk vond hij het fijn, hij had nu eenmaal een hekel aan leeren en dat hij nu niet naar de H.B.S. hoefde, was voor hem een uitkomst. Maar stel je nu eens voor dat hijzelf aan de jongens had moeten vertellen, ik mag niet naar de H.B.S. Vader was wel geen boer, maar 't had toch ook wel gekund; als hij onder de wapenen was geroepen, had hij zijn werk ook niet kunnen doen en dan had hij misschien wel gezegdAart ik verdien niet meer, dus heb ben we geen geld meer om je te laten lee ren, dus dan, ja wat dan, dat wist hij niet, dan had hij misschien loopjongen of zoo iets moeten worden, of bij een timmer man in de leer, of bij een schilder. Denk je in dat hij schilder moest worden, net als Vader, en dan altijd maar in de verf klodderen, en van die dooie huizen een verf je geven. Dat vond Vader nu fijn, maar hij zou er niets aan vinden. Nee, hij wou naar de H. B. S. en leeren, veel leeren, dat was zijn ideaal. „Aart!" klonk waarschuwend meester's stem door de stilte. Hij schrok op en meteen vloog zijn pen weer over het papier, maar zijn gedachten bleven nu bij later, als hij naar de H. B. S. ging. Eerst moest hij toelatingsexamen doen, en dan, als hij geslaagd was en daar re kende hij maar vast een beetje op, iederen dag op de fiets naar de nieuwe school. Je kreeg er een bende huiswerk, wist hij van andere jongens, maar dat gaf niets. Op zijn eigen kamertje zou Vader een paar planken voor hem maken voor al de leerboeken, want je had er daar natuurlijk een heele stapel noodig en zijn tafel tegen den muur, dat kon dan wel een soort schrijfbureau worden. Daar zou hij iederen avond zitten en dan vossen jongens. Als hij dan een boek noo dig had kon hij het zoo van de plank nemen, want hij zou ze allemaal kaften en num meren, dus wist hg precies welke boeken er stonden. Wat zou hij veel aan de weet komen, want ze kregen daar heel wat vakken die ze hier nooit hadden gehad. (Wordt vervolgd.) .-< t? ET sr CD n 2 CD o. w O CD CD CT5 33 cp E-ags* Eb-B QTQ ÖMDAllSBLAD JEZUS, DE GOEDE HERDER. Jezus dan zeide wederom tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg ik u, ik ben de deur der schapen. Joh. 10: 7. De stallen en de schaapskooien die wij in ons land aantreffen zien er heel anders uit, dan de stallen en kooien in het Oos ten, waarvan in den Bijbel sprake is. In Palestina bestaat de schaapskooi in een begrensde, vaak met steenen omheinde ruimte, die van boven open is. De schaaps kooi bevindt zich midden in de weide en heeft slechts één toegang of deur. 's Avonds worden de schapen naar den stal geleid ter beveiliging tegen de gevaren van het wild gedierte, dat gaarne het weerlooze schaap tot een prooi zou maken. Verschillende herders brengen hun scha pen in één en dezelfde kooi of omheining bijeen .Zij geven him schapen ter bewaking aan den deurwachter, die er op let dat deze dieren geen onheil overkomt. 's Morgens keeren de herders terug. Op hun aankloppen aan de deur doet de deur wachter open en dan roept elke herder zijn schapen uit de kooi en geleidt ze, en gaat ze voor, naar de grazige weiden. Ook gebeurt het wel, dat een herder zelf in de nauwe deuropening blijft staan om zoo te waken over zijn kudde. Hij is dan in letterlijken zin: de deur der schapen. Als bij dag de herder in de deuropening de wacht houdt, dan kan het schaap vrij ingaan en uitgaan. Het kan als er gevaren dreigen zich binnen de veilige omheining terug trekken en het kan als het honger heeft uitgaan, om weide te vinden. Dit beeld van de schaapskooi dat sterk sprak tot de verbeelding der Joden, heeft de Heere Jezus gebruikt om de beteekenis van zijn Middelaarswerk in het licht te stellen. Jezus is de goede Herder, die zijn leven stelt voor de schapen. En Hij is de deur der schapen, de eenige deur, waardoor de veilige schaapskooi kan worden bereikt. Om behouden te worden, moeten we door die eene deur ingaan. Jezus Christus is dé weg, dé waarheid, het léven. Alleen door Hem komen de zon daren tot God. Buiten Hem is er geen leven, maar alleen ondergang en verderf. De zondige menschen staan gelijk met WAT IS GODS WIL? Vraag niet wat de menschen zeggen, D' een vindt goed, wat d' ander laakt D' een keurt af met scherpe woorden Waar des andren hart voor blaakt. Vraag niet wat de menschen zeggen! Want hun oordeel, koud en hard, Oppervlakkig, onrechtvaardig Geeft u mooglijk pijn en smart. Of wel, is men u genegen Ja, dan vindt men alles goed, Of 't ook gansch verkeerd moog wezen Wat gij denkt, of spreekt 't is goed. Cl Vraag niet wat de menschen zeggen! Vraag en doe dat telkens weer Bij uw denken, spreken, hand'len, Slechts naar d'eischen van uw Heer! Vraag niet wat de menschen zeggen! Wie hier ooit uw doen bedil, D i t zij 't richtsnoer van uw leven, Dit uw vraagWat is Gods wil? dwalende schapen die geen herder hebben. Zij kunnen voor God niet bestaan. Maar er is een weg tot behoud. Jezus Christus, de goede Herder, die door zijn dood en opstanding den weg tot den hemel heeft ontsloten. Wie door deze deur ingaat, wie op den Heere Jezus Christus zijn vertrouwen stelt en in Zijn Naam tot God gaat, die zal niet worden afgewezen. Want Jezus, de goede Herder, heeft de schuld der zonde gedragen aan het kruis en door Zijn verlossingswerk heeft Hg den toegang tot God mogelijk gemaakt. Hij is de deur der schapen. Hg is de weg des behouds. Een ieder die door Hem ingaat wordt behouden. Hij doet zijn schapen nederliggen in gra zige weiden, Hij voert ze zachtkens aan zeer stille wateren. En al gaan ze ook in een dal der schaduw des doods, zjj hebben geen kwaad te vreezen. Ik hef tot U, die in den hemel troont Mijn oogen Heer, die straft en loont. Een slaaf wacht slagen van zijn heer of vrede, Als hij heeft overtreden; En een slavin durft haar vertoornde vrouwe Slechts weenend te aanschouwen. Zoo wacht ik, schuldig, van mijn God Nog een genadig lot. (Ps. 123:1 bergming W. de Merode.) TOEGEPASTE ZIELKUNDE. (Slot.) In het begin domineerden in de psycho techniek de mechanische proeven: de tgd, die een proefpersoon voor een of andere ar beid noodig had, werd tot in duizendsten van seconden gemeten en men meende op deze wijze inderdaad de persoonlijkheid van den proefpersoon te kunnen benaderen. De teleurstelling van deze hoog gespannen en te hoog opgedreven verwachtingen kon niet achterwege blijven. Nog altijd bewijzen de instrumenten groote diensten, maar er komt toch langzamerhand op dit gebied een andere werkwijze voor in de plaats. Bigot en Kohnstamm geven als voorbeeld dezer nieuwe werkwijze de volgende proef: om te onderzoeken of een persoon in staat is een eenvoudig werkje, waarvoor eenig geduld noodig is, te verrichten, is op het psychotechnisch laboratorium te Amster dam een aardig instrument in gebruik. In een metalen plaat is een spiraalvor mig kanaal. De bodem van dit kanaal be staat uit halve bolvormige dieptetjes. Ver der is noodig een doosje kogeltjes die in die dieptetjes passen en een pincet. De proef persoon krijgt de opdracht met het pincet de kogeltjes in de dieptetjes te plaatsen. Nu kan men den tijd meten, die hiervoor noodig is, men kan ook het aantal kogeltjes tellen, dat mislukt en dgl. Maar om de proefpersoon te leeren kennen is 't van veel meer beteekenis een zorgvuldig, door den proefpersoon niet gemerkt, gadeslaan: hoe hij zich onder dit werk gedraagt, hoe zijn persoon erop reageert. Zoo is ook op dit terrein het onderzoek naar de onderdeelen op den achtergrond geraakt en 't onderzoek naar de totaliteit der menschelijke persoonlijkheid naar vo ren gekomen. Ik beloofde deze laatste maal nog iets te schrijven over de psychologie van de re clame. Als voorbeeld neem ik het veel ge citeerde verhaal uit het boek „psychologie van het bedrijfsleven" door Dr G. Révész. We lezen er: In den zomer van 1925 schreef de Gummi- warenfabriek Phönix A. G. in Harburg a. d. Elbe een wedstrijd uit voor een reclamebil jet voor een nieuw artikel: de gummi sneeuwschoenen. Er waren 77 ontwerpen binnengekomen en daar de jury niet tot een eenstemmig oordeel kon komen werd aan het psychologisch laboratorium van de uni versiteit te Hamburg opgedragen, om langs den weg van experimenteel onder zoek te bepalen, welke der biljetten de beste waren. Eerst werden de factoren vastgesteld, die de beteekenis van een reclamebiljet bepa len. Deze zijn: a. De opmerkzaamheidswaarde di. wordt de plaat gezien? b. De belangstellingswaarde d.L vraagt ze korter of langer onze geheele aandacht? c. De geheugenwaarde d.i. wordt ze kor ter of langer onthouden?

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 7