DE ZEEUW KLOOSTERBALSEM Wolken met zilveren randen. TWEEDE BLAD WAT GDED IS BLIJFT Bezwaren tegen de voor gestelde opcenten-hfffing. Wat er deze week voorviel. AKKER'S Snoekbaars in het IJsselmeer. Rechtszaken De onregelmatigheden bij de school der Geref. Gemeente te Krabbendijke. VAN ZATERDAG 14 OCT. 1939, Nr 12. In de „Standaard'! worden zeer gegronde bezwaren ingebracht tegen het door Minister de Geer ingediende wets ontwerp, houdende „tijdelijke voorzienin gen tot versterking van do middelen tot dekking van do uitgaven des Rijks" (Op centen Gemeentefondsbelasting). Het is, zegt de „Standaard" o.m., een eenigszins eigenaardige figuur, dat men ter versterking van de middelen des R ij k s opcenten legt op een belas ting, welker opbrengst voor de gemeen ten is bestemd. Een tweede argument, dat pleit tegen de keuze, welke de Regeering heeft ge daan, is dit, dat deze leidt tot een on gelijke belasting van de rijks- contribuabelen, die overigens, wat hun inkomen betreft, in een gelijke po sitie verkeeren. Voor de gemeentefondsbelasting zijn de gemeenten ingedeeld in drie klassen. Bij gemeenteverordening wordt bepaald in welke van die drie klassen de ge meente wordt gerangschikt. De rang schikking hangt af van den financiëelen toestand der gemeenten, en van de voor waarden, welke het Rijk stelt voor het doen van extra-uitkeeringen aan de ge meenten. Met betrekking tot deze belasting be paalt de wet, dat tot grondslag van de heffing strekt het zuiver inkomen, vast gesteld volgens de regelen, welke gelden voor de heffing van de rijksinkomsten belasting. Dit zuiver inkomen wordt, al vorens het in de wet opgenomen tarief daarop wordt toegepast, verminderd met den kinderaftrek van artikel 38 der wet op de Inkomstenbelasting, en daarna ver hoogd met een bedrag, afhankelijk van de klassen, waarin de gemeente is ge rangschikt Deze uerhooging bedraagt: voor ge huwden in de - gemeenten der tweede klasse f 100,en in die der derde klasse f200,voor ongehuwden in de gemeen ten der eerste klasse f100,in de dei- tweede klasse f 200,— en in die der derde kjlass^ f 300.—. Daaruit volgt, dat de hoofd som der gemeentefondsbelas- ting niet in alle gemeenten gel ij k is, bij een overigens ge- 1 ij k e positie. Zij is het laagst in een gemeente der eerste klasse, en het hoogst in een gemeente der derde klasse. Deze ongelijkheid ontmoet geen overwegend bezwaar, omdat zij voortvloeit uit den ongelijken financiëelen toestand der ge meenten. Anders wordt het echter, als het Rijk, ter versterking van zijn inkomsten, zon der meer opcenten gaat heffen op deze belasting. Dan worden de rijkscontribua- belen, die hetzelfde inkomen genieten, ongelijk belast. Hun bijdrage voor de dekking van de rijksuitga- ven wordt dan afhankelijk van de rangschikking der gemeen te waar in zij wonen, voor de gemeentefondsbelasting. Dit schijnt niet verdedigbaar. Het is dit te minder, omdat het met zich brengt, dat de reeds zwaarst belasten extra moeten betalen voor de delging van het tekort op de rijksbegrooting. Aan dit bezwaar dient o.i. tegemoet gekomen te worden. Dit kan geschieden door voor de heffing van deze opcenten voor alle belastingbetalers als basis te nemen de hoofdsom der gemeentefonds belasting in een gemeente der eerste klas se, dan wel in een gemeente der derde klasse. Aangezien dit consequenties heeft voor de opbrengst, zal, ingeval men aan rond f30 milloen per jaar wil vasthou den, het aantal opcenten in het eerste geval moeten worden verhoogd, in het tweede geval kunnen worden verlaagd. FEUILLETON Naar het Engelsch van EMMA JANE WORBOISE f Waarschijnlijk zal uit practische over weging de in de tweede plaats genoem de oplossing de meest aannemelijke zijn. Wij spreken de verwachting uit, dat de Regeering met de boven genoemde bezwaren rekening zal houden. 122.) „Gij hadt Sibylle moeten heeten, niet Eleonore. Welnu, ik hoop dan, dat ik eenige waarlijk goede schilderijen zal vervaardigen en die voordeelig mag ver- koopen. „Lach maar zooveel gij wilt, toch zal er iets gebeuren. Let slechts op mijn voorspelling. Naar aanleiding van dit gesprek dacht ik, toen mijn oom in zulke gun stige schikkingen met Mr Silver trad, of dit wellicht reeds een der gebeurtenis sen was, die Eleonore mij voorzegd had. Eveneens vroeg ik mij zelve af of ons tochtje naar den zeekant ook misschien een der gebeurtenissen was, die plaats zouden grijpen tusschen den eersten Ja nuari en den eenendertigsten December. Doch in Maart gebeurde er werkelijk iets wat mij meer verwonderde dan alles, wat mij was overkomen. Ik ontdekte een mijner bloedverwanten Op zekeren ochtend ontving ik een wonderlijk gekrabbeld briefje van Man- MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Deze brief schrijf ik je in het eerste suikerlooze tijdperk wat ik in mijn leven meemaak. En ik kom alweer tot de ont dekking, dat de deugd niet altijd direct beloond wordt. Van anti-hamsteraar ben ik nu pro-voorraadvormer geworden. Want nu zullen velen met mij de twee feestelijkste dagen der week, de laatste en de eerste van iedere kalenderweek, het zonder suiker in de koffie en thee moeten doen. Terwijl tientallen suiker fabrieken een lawine van dat heerlijke witte goedje produceeren, zitten wij in een leegen suikerpot te turen en roeren we in koffie en thee zonder doel, maar uit pure gewoonte. Dit zijn de dagen waarop de hamste raars hun triumfen vieren. En de men- schen, die gewoon bleven handelen thans hun eerste teleurstellingen incasreeren. Het zal hun ten opzichte van andere artikelen een baken in zee zijn. V Ik zou nog even op ons toekomstig Slachthuis terugkomen. Mijn verwachtingen zijn de volgende: Feestelijke opening in de maand Novem ber 1940. Feestgangers, alle Raden der. Kringgemeenten, Arnemuiden inbegrepen, alle slagers dier gemeenten, vertegen woordigers van „alle bevoegde autoritei ten" (nieuwste schlagers) en voorts een groote menigte als vertegenwoordigers der consumenten. Bezichtiging van het bedrijf in werking. Enz. enz. Talrijke toasten: op de vrijwillige samenwerking van alle betrokken ge meenten. Dat had zoo anders kunnen zijn. Op den voorspoedigen bouw. Nimmer gebrek aan materialen-aanvoer. Op het allervoortreffelijkste Werkfonds. Waar kan men nu nog geld leenen voor 2%1 Op de pracht-crisis-uitvinding werk verschaffing. Hoe kom je aan zulke goed- koope arbeidskrachten? Op den Rijksdienst voor werkverrui ming. Het symbool van de overgang van het crisistijdperk naar het normale eco nomische leven. Op den vooruitgang en de welvaart van Middelburg. Geen enkele bedreiging van hygiëne en volksgezondheid meer aan wezig. V Het was J.l. Zaterdag niet zoo druk in St-Joris als de pur sang Patrimonium- menschen wel verwacht, of in ieder geval, gewenscht hadden. Daar is een tijd geweest, dat de vraag stukken van het sociale leven in het cen trum der belangstelling stonden. In de na-oorlogsjaren van den wereldoorlog 19141918 was dat het vraagstuk. Ver schenen brochure's en verhandelingen over: Het sociale vraagstuk. Hoeveel onderdeelen van het vraagstuk van toen, zijn thans tot rijpe verwerkelijking ge komen. En hoe is daarmee de belang stelling voor het vraagstuk in zijn ge heel gedaald tot beneden een peil, wat velen bedenkelijk vinden. Er zijn in Zeeland nog circa 300 Pa trimonium-mannen. En onder dat veel te geringe aantal zijn er nog vele zonder eenig enthousiasme voor dit instituut. Dit verschijnsel beteekent een verzwak king, wellicht wel een doorgaande ver zwakking van het christelijk-sociaal leven. V Het is een feit, dat onze belangstelling in dezen tijd door geweldige andere din gen in beslag genomen wordt. Het straat beeld met de vele militaire uniformen en de plotseling opgeworpen molshoopen, die schuilloopgraven heeten, gaan wij gewoon vinden. Zooals de menschen in Warschau aan de bominslagen en talrijke branden gewoon raakten. Wat hebben wij toch een geweldig aanpassingsver mogen. Wat die schuilloopgraven betreft, heb ik mij meermalen afgevraagd of dit nu tie. Zij schreef mij; dat een vreemd heer haar bezocht had. Hij was in haar win keltje te Hoxton gekomen, en had ge zegd geen moeite te hebben gespaard om haar verblijfplaats te ontdekken, want hij was kolonel Clarendon, een eigen neef van mijn moeder, en hij' wenschte mij te zien. Ik kon evenwel niet uit het briefje opmaken, of zij mijn adres had gegeven aan mijn neef, of dat hij mijn bezoek verwachtte. Mantie's schrift was niet zoo goed meer als vroeger en haar stijl, om de zachtste uitdrukking te gebrui ken, was vrij duister en verward. Het was mij onmogelijk dien dag lan ger te blijven schilderen, ik gebruikte dus vroegtijdig het middagmaal, vertrok naar Hoxton en vond Mantie als op gloeiende kolen van ongeduld. „Hij is de eigen neef van uw zalige mama", zeide Mantie met veel nadruk. „Bedenk dat eens; maar hij gelijkt haar volstrekt niet". „Hoe is zijn uiterlijk?" „Hij is vreeselijk geel en gerimpeld, en hij' gebruikte een zijden zakdoek, die pre cies de kleur van zijn gelaat had. Zijn haar is aschgrauw en ik denk dat hij vrij driftig van natuur is. Gij begrijpt wel, hij heeft ik weet niet meer hoe veel jaren in Indië gewoond en dat is een heet land. Men leeft daar gewoonlijk van peper, rijst met kerry, brandewijn, alles zonder vooroefeningen af -kan loo- pen. Zal er voorloopig niet iederen Za terdagmiddag geoefend moeten worden op de volgende manier: eenige malen tusschen 2 en 5 uur onverwacht sirene- geloei en het op straat bevindend publiek in een minimum van tijd in de schuil loopgraven (voorzoover ruimte beschik baar). Dat zou toch ook goed zijn om deze dingen op practische bruikbaarheid te toetsen. Want daar schijnen vele toeschou wers van heden nog niet gerust op te zijn. Als altijd je STENTOR. Reeds ln oude tijden gebruikte men als balsem voor wonden en kwetsuren de aro matische stoffen, welke deel uitmaken van Kloosterbalsem. Wie eenmaal de verras sende werking van Akker's Kloosterbalsem heeft ondervonden, blijft deze gebruiken. In deze gezinnen blijft men steeds zeggen: „Doe er Kloosterbalsem opl" Onovertroffen bij oude en nieuwe wonden, beenwonden, brandwonden, blaren, zweren, builen, ontvellingen, schrammen, open huid. Probeert het, want dan wordt voor U het be kende spreekwoord: „balsem op de wonde" voortaan: ..Kloosterbalsem op de wonde" Onovertroffen tegen wintervoeten, winter handen, open winterteenen, schrale huid, gesprongen handen, kloven, roode huid. Onovertroffen als wrüfmlddel bij Spit, Rheumatlek, Spierverrekkingen, Stram heid, Kneuzingen, Ischias, pijnlijke spieren. Per pot van 25 Gram f 0.621/a, pot van 50 Gram 1.04 DE GROOTE VANGSTEN KOMEN VOORAL NU GOED VAN PAS. Uit Enkhuizen werd gemeld, dat da gelijks ruim 10.000 pond van den nieu wen IJsselmeer-bewoner, de snoekbaars, aan den afslag wordt gebracht. En men rekent er op, dat met het kouder wor den de vangsten nog grooter zullen zijn. Reeds boekte de eerste week in Octo ber 58.600 pond tegenover 40.000 pond van de vorige week; de daarvorige week was het 27.650 pond. Het ziet er dus naar uit of de taak, die de toen nog open Zuiderzee tijdens den wereldoorlog als 's lands visch-bron vervulde, thans door het huidige IJsselmeer overgenomen wordt. De snoekbaars, de eigenlijke naam is zander bewoont als wilde baar zensoort de groote Midden- en Oost-Eu- ropeesche rivieren, vooral den Donau, waar hp een lengte van 100 tot 130 cm haalt bij een gewicht van 12 tot in de 20 kg. De bij ons gevangen exemplaren me ten als tweezomersche snoekbaarsjes 40 tot 45 cm. en wegen ten hoogste drie-en- een-half pond. Tien jaar geleden werd deze visch bij wijze van proef voor het eerst in ons land geteeld met medewerking van de Ned. Heidemaatschappij te Arnhem. Het was echter nog de vraag of deze soort het in ons wisselvallig klimaat en de temperatuursschommelingen in ons wa ter wel doen zouImmers, een vrij willige neiging om zich hier blijvend te vestigen was nooit waargenomen. Nadat op 28 Mei 1932 de Afsluitdijk gesloten was, vertoonden zich in het brak gewor den IJsselmeer in 1933 reeds de eerste jonge snoekbaarsjes; jongbroed, waar schijnlijk uit de binnenwateren. Deze ge neratie hield zich voornamelijk op langs de uiteraard minst-zoute kuststrooken. In 1937 volgde op de beruchte mug genplaag een ongemeene toevloed. Pas in 1938 kon men echter spreken van een nieuwe bron van inkomsten. Hier volgen specerijen en verder alles wat prikkelt; natuurlijk wordt iemands karakter daar door ook prikkelbaar. Hij heeft mij heel wat schrik aangejaagd, want hij' werd boos, toen ik hem niet rondweg op alles antwoordde". „Hebt gij hem mijn adres gegeven?" „Wel neen, zeker niet! Ik ben te oud geworden om mij te laten beetnemen door een kanariegelen nabob, al had hij ook al de schatten van Indië en Peru in zijn zak. Daarom dacht ik ik moet eerst meer van je weten, mijn brave heer, voordat ik je mijn vertrouwen geef. Hoe kan ik nu weten, dat hij geen be drieger is, misschien wel geen Claren don zelfs? Hij gelijkt volstrekt niet op mijn lieve, overleden meesteres, die mooi en teer, en zoo bloeiend als een roosje was, van den eersten dag af toen zij in Bloomsbury kwam, tot haar stervensuur toe; zp was het liefste, zachtste schep- steltje, dat men immer aanschouwd heeft en zelfs toen zij in haar kist lag, geleek zij nog een wassen beeld. Daarom zeide ik: „Hoe kan ik dan weten, dat gij' me vrouw Tyndale's eigen neef zijt?" „Ik heb mijn geloofsbrieven, en ik kan mijn recht bewijzen", was zijn antwoord. „Wees nu niet dwaas, oude heks" ja, ja, dat waren zijn eigen woorden, „heks", schrikkelijk beleefd niet waar! „sta het geluk van de jonge dame niet in den Al schijnt het, naar wij vernemen, de bedoeling te zijn het groote politieke debat in de Tweede Kamer wat korter te doen duren dan gewoonlijk en zich alleen te bepalen tot enkele hoofdpunten wat te begrijpen is in de tegenwoordige omstandigheden, waarin zooveel op losse schroeven staat toch zal het voldoe ning geven, dat althans getracht zal wor den wat meer van de kabinetscrisis te weten te komen dan het zeer weinige dat daarvan nu bekend is. Ons volk heeft daar o.i. wel recht op. Alles is nu even mysterieus. Dat aan de distributie, met alle be zwaren, die daaraan kleven, niet te ont komen zou z(jn, is voor ieder wel duide lijk. De suiker zal het eerste artikel zijn dat alleen „op de bon" verkrijgbaar zal z(jn. Straks volgt petroleum, spoedig wel licht de benzine. Al zal er zeker wel eens een onbillijk heid begaan worden, toch is de kans mèt distributie grooter, dat de verdeeling rechtvaardig geschiedt dan zónder het bonnenstelsel. Dat de mobilisatie en alles wat daar mede samenhangt ontzaglijke uitgaven met zich brengt, dat we ons dus kunnen instellen op nóg zwaardere belasting druk, zal ieder duidelijk zijn. Bij het op leggen van deze zwaardere lasten dient echter de billijkheid niet uit het oog te worden verloren. Het is daarom toe te juichen, dat in de Tweede Kamer en in de pers er op gewezen is, dat de voorge stelde verhooging van opcenten op de gemeentefondsbelasting op sommige punten onbillijk moet worden genoemd en dat het beter zou z(jn die op de in komstenbelasting te vermeerderen. Buiten onze grenzen heeft het weer niet aan redevoeringen ontbroken. Men schijnt daarin vooral buitengewoon sterk te zjjn. Hitler, Daladier en Chamberlain voerden weer het woord. Men is er ech ter niet veel verder mee gekomen. Hitier stelden den eisch, dat 't eenmaal door oorlogsgeweld veroverde onvoor waardelijk gesanctionneerd zal worden, terwijl Parijs de kwestie van vertrouwen als grondslag der internationale betrek kingen naar voren schoof. Ook Chamberlain verklaarde in de woorden van de tegenwoordige Duitsche regeering, die keer op keer woordbreuk pleegde, en telkens geweld boven onder handeling stelde, geen vertrouwen meer te kunnen stellen. Onder dit systeem is het niet langer uit te houden. Het is te vreezen, dat nu de oorlog in al zijn felheid zal losbarsten, met de groote gevaren, daaraan ook voor ons land verbonden. Intusschen dringt Moskou voort. De prijs, welken Londen aan Sovjet- Rusland in het anti-agressiefront te krij gen, nooit heeft willen betalen, heeft Berlijn neergeteld: het heeft de Duitsch gezinde Baltische landen in handen van het Bolsjewisme gespeeld; en daarmede niet alleen zijn eigen invloedsfeer in de Baltische staten vernietigd, maar boven dien de Sovjet-Russische hegemonie in de Oostzee stevig gegrondvest. En dat alleen om in staat te zjjn Polen te over weldigen. Onbegrijpelijk. Wat moet Hitier zich toch in het nauw gedrongen gevoeld hebben! En waar en wanneer zal de Bolsjewiek halt houden? Hjj zal er zeker naar stre ven om ook op den Balkan in te dringen tot „vreugde" van Italië. Wellicht zal Moskou in het Zuiden niet zoo gemakke lijk slagen als ln het Noordenmaar het heeft in elk geval reeds nu Duitschland den weg naar den Balkan onherroepelijk versperd. En wat nog in Centraal-Euro- pa zal gebeuren is een geheim voor de toekomst. In de Baltische staten treft Duitsch land intusschen maatregelen om de eigen ras- en landgenooten uit den greep van SovjetRusland te bevrijden. Er wordt daar een volksverhuizing op groote schaal georganiseerd. Dat daarbij nog andere doeleinden voorzitten, behoeft nauwelijks betwijfeld te worden. Van Duitsche zijde liet men reeds doorsche meren dat men West-Polen volkomen Duitsch wil maken. Toen Moskou eenmaal in Noord-Weste- Ijke richting den arm uitstrekte, moest ook Finland aan de beurt komen. Maar deze natie is niet bereid zich zonder meer aan de Bolsjewistische hegemonie te onderwerpen. Welke de Russische eischen zjjn, is'nog niet bekend, vermoedelijk zal gevraagd worden, dat een drietal eilanden in de Finsche Golf door Rusland als vlootba- sis zal mogen worden gebruikt; waar schijnlijk, bijna zeker is, dat de bespre kingen ook over de Aalandseilandeu zul len loopen. Ondertusschen kan men waarnemen, uit de militaire maatregelen, dat Fin- land zich niet zonder strijd gewonnen zal geven. Als over dit bolschewistische optre den diepe ongerustheid in Finland heerscht, niet minder is dit het geval in de Scandinavische landen Zweden en Noorwegen en in Denemarken. Zou Ber lijn het moeten gedoogen, dat het ge- heele Noorden als een zwaard van Da mocles boven Duitschland hangt? Maar sovjet-Rusland staat op het oogenblik sterk, Dieper, steeds dieper dringt Mos kou in Europa door en omklemt het Duitschland, in een ijzeren greep. de jaarcijfers van de snoekbaarsvis- scherij kg aangevoerd in 1933 nihil nihil in 1934 230 87 in 1935 1.552 533 in 1936 8.373 2.709 in 1937 71.147 23.043 Rechtbank te Middelburg. Zitting van Vrijdag 13 October 1939. C. v. H., 43 jaar, hoofdonderwijzer te Krabbendijke, had zich te verantwoorden wegens „valschheid in geschrift". Verdachte was verschenen en werd rechtskundig bijgestaan door Mr C. M. Kegge, advocaat te Goes. De getuige de Jonge, boekhandelaar te 's-Gravenpolder, ziet in de hem ter te rechtzitting getoonde nota, enkele pos ten, die niet zijn geleverd. Voor de hand- teekening kan getuige niet instaan, d. w. z. dat hij' niet met zekerheid kan zeggen of die al of niet van hem is. Verdachte ondervraagd, zegt twee no ta's te hebben geschreven. De handtee- keningen daaronder zijn van De Jonge. Verdachte zelf heeft een andere nota ge heel klaar gemaakt. weg. Als zij mij ziet zal zij' iets in haar voordeel vernemen, zooals de couranten zeggen. Ik ben rijk en sedert mijn eigen arme jongen gestorven is, heb ik kind noch kraai op de wereld, behalve dit dochtertje van mijn nicht Isabelle". „Hoe hebt gij' iets van haar gehoord vroeg ik, want, zooals ge weet, ligt Indië aan den anderen kant van de wereld. En hij zeide: „Zeven of acht jaren geleden schreef de professor mij; hij had mijn adres gevonden tusschen de papieren van zijn vrouw. Hij schreef mij, dat hij wel niet lang meer zou leven en verzocht mg voor zijn kind te willen zorgen, dat toch ook Bella's kind was". „Wel", zeide ik daarop, „waarom hebt ge dit dan niet gedaan? Als eenige vreem den zich niet ontfermd hadden over haar dan was miss Tyndale naar het werkhuis gebracht, of onder de vagebonden opge groeid. Hij antwoordde: „De brief was twee jaar oud toen ik hem kreeg, want ik had mijn vroeger verblijf verlaten en was naar de bergen gegaan; en toen ik hem eindelijk ontving, vond ik het niet noodig om mij met vreemde kinderen te bemoeien, want ik had zelf een zoon ge kregen, en misschien zouden mij later nog meer kinderen geboren worden. Daarom lette ik er eerst weinig op, en naderhand vergat ik den ganschen brief van den professor. Maar mijn vrouw De get. Vader, gemeentesecretaris te Krabbendijke zegt dat een volledige con trole niet mogelijk was bij gebrek aan voldoende bewijsstukken. Verd. heeft o. m. een verzoek om subsidie bij de ge meente ingediend, dat hij' valschelijk on- derteekende met den naam van een pre dikant, die voorzitter was van 't School bestuur en van den secretaris. Verd. verder ondervraagd zegt, dat hij wel geen bestuurslid was, doch toch alle vergaderingen meemaakte. Financieele moeilijkheden zijn er de laatste jaren al tijd geweest. Verdachte zegt zich niet bewust te zijn geweest dat hij zoo knoei de. Zich zeiven financieel bevoordeeld heeft hij niet. De President merkt aan verdachte op, dat het onder geen enkele omstandigheid geoorloofd is om een val- sche handteekening te zetten. De Presi dent merkt verder nog op, dat het hem heel onaangenaam heeft getroffen dat hij, verdachte, nog zijn medeverdachte de K. heeft willen bewegen om over hem, v. H., gunstige verklaringen af te leggen. De Officier van Justitie, requisitoir nemende, zegt dat uit alle gevallen vier vervalschingen in geschrifte zijn ten las te gelegd. De Officier ziet in dezen verdachte de hoofdschuldige, en is van meening, dat deze verdachte ook persoonlijk voordeel bij de knoeierijen heeft gehad. De Officier eischt 9 maanden gevan genisstraf. De verdediger van verdachte, vangt zijn pleidooi aan met te zeggen, dat hij den indruk heeft gekregen, dat de stierf en liet mij dien eenigen zoon na; zij liet mij een jaar lak ropijen (Indische munt) en zooveel juweelen na, dat men er een koninklijk jaargeld mee kon beta len; maar slechts dat eenige kind. Dat was ook genoeg, indien hij maar was blijven levenmaar hij stierf ook al spoe dig". Toen hij dit zei, werd zijn stem ge heel onverstaanbaar, ik geloof dat hij snikte. Die jongen scheen hem bijzonder na aan het hart te hebben gelegen, trou wens wij hebben ieder ons gevoel, en zelfs zulk een oude gele nabob. Toen ver volgde hij: „Ik had gedacht tot mgn dood toe daar ginds te zullen blijven, maar ik begon plotseling te verlangen naar Oud-Engeland en omdat ik toch gansch alleen op de wereld ben, begreep ik, dat ik mij' voortaan Bella's dochter wel kon aantrekken". Wel, kolonel, ant woordde ik, ik zal dit alles aan miss Tyn dale mededeelen; want zij is een aller liefste, wel opgevoede jonge dame; geef me daarom uw adres, dan zal ik haar zien en met haar spreken". „Waar bevindt zich nu mgn nieuwe neef?" „Hij logeert in Morley's hotel. Hier hebt ge zijn kaartje. Wat zult gij' doen, miss Chrystie?" „Natuurlijk zal ik heb bezoeken, en hooren wat hg mg te zeggen heeft". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 5