DE ZEEUW
KLOOSTERBALSEM
Wolken met zilveren randen.
TWEEDE BLAD
WAT GDED IS BLIJFT
Bezwaren tegen de voor
gestelde opcenten-hfffing.
Wat er deze week voorviel.
AKKER'S
Snoekbaars in het IJsselmeer.
Rechtszaken
De onregelmatigheden bij de school
der Geref. Gemeente te
Krabbendijke.
VAN
ZATERDAG 14 OCT. 1939, Nr 12.
In de „Standaard'! worden zeer
gegronde bezwaren ingebracht tegen het
door Minister de Geer ingediende wets
ontwerp, houdende „tijdelijke voorzienin
gen tot versterking van do middelen tot
dekking van do uitgaven des Rijks" (Op
centen Gemeentefondsbelasting).
Het is, zegt de „Standaard" o.m.,
een eenigszins eigenaardige figuur, dat
men ter versterking van de middelen
des R ij k s opcenten legt op een belas
ting, welker opbrengst voor de gemeen
ten is bestemd.
Een tweede argument, dat pleit tegen
de keuze, welke de Regeering heeft ge
daan, is dit, dat deze leidt tot een on
gelijke belasting van de rijks-
contribuabelen, die overigens, wat
hun inkomen betreft, in een gelijke po
sitie verkeeren.
Voor de gemeentefondsbelasting zijn
de gemeenten ingedeeld in drie klassen.
Bij gemeenteverordening wordt bepaald
in welke van die drie klassen de ge
meente wordt gerangschikt. De rang
schikking hangt af van den financiëelen
toestand der gemeenten, en van de voor
waarden, welke het Rijk stelt voor het
doen van extra-uitkeeringen aan de ge
meenten.
Met betrekking tot deze belasting be
paalt de wet, dat tot grondslag van de
heffing strekt het zuiver inkomen, vast
gesteld volgens de regelen, welke gelden
voor de heffing van de rijksinkomsten
belasting. Dit zuiver inkomen wordt, al
vorens het in de wet opgenomen tarief
daarop wordt toegepast, verminderd met
den kinderaftrek van artikel 38 der wet
op de Inkomstenbelasting, en daarna ver
hoogd met een bedrag, afhankelijk van
de klassen, waarin de gemeente is ge
rangschikt
Deze uerhooging bedraagt: voor ge
huwden in de - gemeenten der tweede
klasse f 100,en in die der derde klasse
f200,voor ongehuwden in de gemeen
ten der eerste klasse f100,in de dei-
tweede klasse f 200,— en in die der derde
kjlass^ f 300.—.
Daaruit volgt, dat de hoofd
som der gemeentefondsbelas-
ting niet in alle gemeenten
gel ij k is, bij een overigens ge-
1 ij k e positie. Zij is het laagst in een
gemeente der eerste klasse, en het hoogst
in een gemeente der derde klasse. Deze
ongelijkheid ontmoet geen overwegend
bezwaar, omdat zij voortvloeit uit den
ongelijken financiëelen toestand der ge
meenten.
Anders wordt het echter, als het Rijk,
ter versterking van zijn inkomsten, zon
der meer opcenten gaat heffen op deze
belasting. Dan worden de rijkscontribua-
belen, die hetzelfde inkomen genieten,
ongelijk belast. Hun bijdrage voor
de dekking van de rijksuitga-
ven wordt dan afhankelijk van
de rangschikking der gemeen
te waar in zij wonen, voor de
gemeentefondsbelasting. Dit
schijnt niet verdedigbaar. Het is dit te
minder, omdat het met zich brengt, dat
de reeds zwaarst belasten extra moeten
betalen voor de delging van het tekort
op de rijksbegrooting.
Aan dit bezwaar dient o.i. tegemoet
gekomen te worden. Dit kan geschieden
door voor de heffing van deze opcenten
voor alle belastingbetalers als basis te
nemen de hoofdsom der gemeentefonds
belasting in een gemeente der eerste klas
se, dan wel in een gemeente der derde
klasse. Aangezien dit consequenties heeft
voor de opbrengst, zal, ingeval men aan
rond f30 milloen per jaar wil vasthou
den, het aantal opcenten in het eerste
geval moeten worden verhoogd, in het
tweede geval kunnen worden verlaagd.
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
EMMA JANE WORBOISE
f Waarschijnlijk zal uit practische over
weging de in de tweede plaats genoem
de oplossing de meest aannemelijke zijn.
Wij spreken de verwachting uit, dat
de Regeering met de boven genoemde
bezwaren rekening zal houden.
122.)
„Gij hadt Sibylle moeten heeten, niet
Eleonore. Welnu, ik hoop dan, dat ik
eenige waarlijk goede schilderijen zal
vervaardigen en die voordeelig mag ver-
koopen.
„Lach maar zooveel gij wilt, toch zal
er iets gebeuren. Let slechts op mijn
voorspelling.
Naar aanleiding van dit gesprek
dacht ik, toen mijn oom in zulke gun
stige schikkingen met Mr Silver trad, of
dit wellicht reeds een der gebeurtenis
sen was, die Eleonore mij voorzegd had.
Eveneens vroeg ik mij zelve af of ons
tochtje naar den zeekant ook misschien
een der gebeurtenissen was, die plaats
zouden grijpen tusschen den eersten Ja
nuari en den eenendertigsten December.
Doch in Maart gebeurde er werkelijk
iets wat mij meer verwonderde dan alles,
wat mij was overkomen. Ik ontdekte een
mijner bloedverwanten
Op zekeren ochtend ontving ik een
wonderlijk gekrabbeld briefje van Man-
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Deze brief schrijf ik je in het eerste
suikerlooze tijdperk wat ik in mijn leven
meemaak. En ik kom alweer tot de ont
dekking, dat de deugd niet altijd direct
beloond wordt. Van anti-hamsteraar ben
ik nu pro-voorraadvormer geworden.
Want nu zullen velen met mij de twee
feestelijkste dagen der week, de laatste
en de eerste van iedere kalenderweek,
het zonder suiker in de koffie en thee
moeten doen. Terwijl tientallen suiker
fabrieken een lawine van dat heerlijke
witte goedje produceeren, zitten wij in
een leegen suikerpot te turen en roeren
we in koffie en thee zonder doel, maar
uit pure gewoonte.
Dit zijn de dagen waarop de hamste
raars hun triumfen vieren. En de men-
schen, die gewoon bleven handelen thans
hun eerste teleurstellingen incasreeren.
Het zal hun ten opzichte van andere
artikelen een baken in zee zijn.
V
Ik zou nog even op ons toekomstig
Slachthuis terugkomen.
Mijn verwachtingen zijn de volgende:
Feestelijke opening in de maand Novem
ber 1940. Feestgangers, alle Raden der.
Kringgemeenten, Arnemuiden inbegrepen,
alle slagers dier gemeenten, vertegen
woordigers van „alle bevoegde autoritei
ten" (nieuwste schlagers) en voorts een
groote menigte als vertegenwoordigers
der consumenten. Bezichtiging van het
bedrijf in werking. Enz. enz.
Talrijke toasten: op de vrijwillige
samenwerking van alle betrokken ge
meenten. Dat had zoo anders kunnen
zijn.
Op den voorspoedigen bouw. Nimmer
gebrek aan materialen-aanvoer.
Op het allervoortreffelijkste Werkfonds.
Waar kan men nu nog geld leenen voor
2%1
Op de pracht-crisis-uitvinding werk
verschaffing. Hoe kom je aan zulke goed-
koope arbeidskrachten?
Op den Rijksdienst voor werkverrui
ming. Het symbool van de overgang van
het crisistijdperk naar het normale eco
nomische leven.
Op den vooruitgang en de welvaart van
Middelburg. Geen enkele bedreiging van
hygiëne en volksgezondheid meer aan
wezig.
V
Het was J.l. Zaterdag niet zoo druk
in St-Joris als de pur sang Patrimonium-
menschen wel verwacht, of in ieder geval,
gewenscht hadden.
Daar is een tijd geweest, dat de vraag
stukken van het sociale leven in het cen
trum der belangstelling stonden. In de
na-oorlogsjaren van den wereldoorlog
19141918 was dat het vraagstuk. Ver
schenen brochure's en verhandelingen
over: Het sociale vraagstuk. Hoeveel
onderdeelen van het vraagstuk van toen,
zijn thans tot rijpe verwerkelijking ge
komen. En hoe is daarmee de belang
stelling voor het vraagstuk in zijn ge
heel gedaald tot beneden een peil, wat
velen bedenkelijk vinden.
Er zijn in Zeeland nog circa 300 Pa
trimonium-mannen. En onder dat veel
te geringe aantal zijn er nog vele zonder
eenig enthousiasme voor dit instituut.
Dit verschijnsel beteekent een verzwak
king, wellicht wel een doorgaande ver
zwakking van het christelijk-sociaal
leven.
V
Het is een feit, dat onze belangstelling
in dezen tijd door geweldige andere din
gen in beslag genomen wordt. Het straat
beeld met de vele militaire uniformen
en de plotseling opgeworpen molshoopen,
die schuilloopgraven heeten, gaan wij
gewoon vinden. Zooals de menschen in
Warschau aan de bominslagen en talrijke
branden gewoon raakten. Wat hebben
wij toch een geweldig aanpassingsver
mogen.
Wat die schuilloopgraven betreft, heb
ik mij meermalen afgevraagd of dit nu
tie. Zij schreef mij; dat een vreemd heer
haar bezocht had. Hij was in haar win
keltje te Hoxton gekomen, en had ge
zegd geen moeite te hebben gespaard om
haar verblijfplaats te ontdekken, want
hij was kolonel Clarendon, een eigen neef
van mijn moeder, en hij' wenschte mij te
zien. Ik kon evenwel niet uit het briefje
opmaken, of zij mijn adres had gegeven
aan mijn neef, of dat hij mijn bezoek
verwachtte. Mantie's schrift was niet
zoo goed meer als vroeger en haar stijl,
om de zachtste uitdrukking te gebrui
ken, was vrij duister en verward.
Het was mij onmogelijk dien dag lan
ger te blijven schilderen, ik gebruikte
dus vroegtijdig het middagmaal, vertrok
naar Hoxton en vond Mantie als op
gloeiende kolen van ongeduld.
„Hij is de eigen neef van uw zalige
mama", zeide Mantie met veel nadruk.
„Bedenk dat eens; maar hij gelijkt haar
volstrekt niet".
„Hoe is zijn uiterlijk?"
„Hij is vreeselijk geel en gerimpeld, en
hij' gebruikte een zijden zakdoek, die pre
cies de kleur van zijn gelaat had. Zijn
haar is aschgrauw en ik denk dat hij
vrij driftig van natuur is. Gij begrijpt
wel, hij heeft ik weet niet meer hoe
veel jaren in Indië gewoond en dat is
een heet land. Men leeft daar gewoonlijk
van peper, rijst met kerry, brandewijn,
alles zonder vooroefeningen af -kan loo-
pen. Zal er voorloopig niet iederen Za
terdagmiddag geoefend moeten worden
op de volgende manier: eenige malen
tusschen 2 en 5 uur onverwacht sirene-
geloei en het op straat bevindend publiek
in een minimum van tijd in de schuil
loopgraven (voorzoover ruimte beschik
baar).
Dat zou toch ook goed zijn om deze
dingen op practische bruikbaarheid te
toetsen. Want daar schijnen vele toeschou
wers van heden nog niet gerust op te
zijn.
Als altijd
je STENTOR.
Reeds ln oude tijden gebruikte men als
balsem voor wonden en kwetsuren de aro
matische stoffen, welke deel uitmaken van
Kloosterbalsem. Wie eenmaal de verras
sende werking van Akker's Kloosterbalsem
heeft ondervonden, blijft deze gebruiken.
In deze gezinnen blijft men steeds zeggen:
„Doe er Kloosterbalsem opl"
Onovertroffen bij oude en nieuwe wonden,
beenwonden, brandwonden, blaren, zweren,
builen, ontvellingen, schrammen, open huid.
Probeert het, want dan wordt voor U het be
kende spreekwoord: „balsem op de wonde"
voortaan: ..Kloosterbalsem op de wonde"
Onovertroffen tegen wintervoeten, winter
handen, open winterteenen, schrale huid,
gesprongen handen, kloven, roode huid.
Onovertroffen als wrüfmlddel bij Spit,
Rheumatlek, Spierverrekkingen, Stram
heid, Kneuzingen, Ischias, pijnlijke spieren.
Per pot van 25 Gram f 0.621/a, pot van 50 Gram 1.04
DE GROOTE VANGSTEN KOMEN
VOORAL NU GOED VAN PAS.
Uit Enkhuizen werd gemeld, dat da
gelijks ruim 10.000 pond van den nieu
wen IJsselmeer-bewoner, de snoekbaars,
aan den afslag wordt gebracht. En men
rekent er op, dat met het kouder wor
den de vangsten nog grooter zullen zijn.
Reeds boekte de eerste week in Octo
ber 58.600 pond tegenover 40.000 pond
van de vorige week; de daarvorige week
was het 27.650 pond. Het ziet er dus
naar uit of de taak, die de toen nog open
Zuiderzee tijdens den wereldoorlog als
's lands visch-bron vervulde, thans door
het huidige IJsselmeer overgenomen
wordt.
De snoekbaars, de eigenlijke naam
is zander bewoont als wilde baar
zensoort de groote Midden- en Oost-Eu-
ropeesche rivieren, vooral den Donau,
waar hp een lengte van 100 tot 130 cm
haalt bij een gewicht van 12 tot in de 20
kg. De bij ons gevangen exemplaren me
ten als tweezomersche snoekbaarsjes 40
tot 45 cm. en wegen ten hoogste drie-en-
een-half pond.
Tien jaar geleden werd deze visch bij
wijze van proef voor het eerst in ons
land geteeld met medewerking van de
Ned. Heidemaatschappij te Arnhem. Het
was echter nog de vraag of deze soort
het in ons wisselvallig klimaat en de
temperatuursschommelingen in ons wa
ter wel doen zouImmers, een vrij
willige neiging om zich hier blijvend te
vestigen was nooit waargenomen. Nadat
op 28 Mei 1932 de Afsluitdijk gesloten
was, vertoonden zich in het brak gewor
den IJsselmeer in 1933 reeds de eerste
jonge snoekbaarsjes; jongbroed, waar
schijnlijk uit de binnenwateren. Deze ge
neratie hield zich voornamelijk op langs
de uiteraard minst-zoute kuststrooken.
In 1937 volgde op de beruchte mug
genplaag een ongemeene toevloed. Pas in
1938 kon men echter spreken van een
nieuwe bron van inkomsten. Hier volgen
specerijen en verder alles wat prikkelt;
natuurlijk wordt iemands karakter daar
door ook prikkelbaar. Hij heeft mij heel
wat schrik aangejaagd, want hij' werd
boos, toen ik hem niet rondweg op alles
antwoordde".
„Hebt gij hem mijn adres gegeven?"
„Wel neen, zeker niet! Ik ben te oud
geworden om mij te laten beetnemen
door een kanariegelen nabob, al had hij
ook al de schatten van Indië en Peru in
zijn zak. Daarom dacht ik ik moet
eerst meer van je weten, mijn brave
heer, voordat ik je mijn vertrouwen geef.
Hoe kan ik nu weten, dat hij geen be
drieger is, misschien wel geen Claren
don zelfs? Hij gelijkt volstrekt niet op
mijn lieve, overleden meesteres, die mooi
en teer, en zoo bloeiend als een roosje
was, van den eersten dag af toen zij in
Bloomsbury kwam, tot haar stervensuur
toe; zp was het liefste, zachtste schep-
steltje, dat men immer aanschouwd heeft
en zelfs toen zij in haar kist lag, geleek
zij nog een wassen beeld. Daarom zeide
ik: „Hoe kan ik dan weten, dat gij' me
vrouw Tyndale's eigen neef zijt?"
„Ik heb mijn geloofsbrieven, en ik kan
mijn recht bewijzen", was zijn antwoord.
„Wees nu niet dwaas, oude heks" ja,
ja, dat waren zijn eigen woorden, „heks",
schrikkelijk beleefd niet waar! „sta
het geluk van de jonge dame niet in den
Al schijnt het, naar wij vernemen, de
bedoeling te zijn het groote politieke
debat in de Tweede Kamer wat korter te
doen duren dan gewoonlijk en zich alleen
te bepalen tot enkele hoofdpunten
wat te begrijpen is in de tegenwoordige
omstandigheden, waarin zooveel op losse
schroeven staat toch zal het voldoe
ning geven, dat althans getracht zal wor
den wat meer van de kabinetscrisis te
weten te komen dan het zeer weinige dat
daarvan nu bekend is. Ons volk heeft
daar o.i. wel recht op. Alles is nu even
mysterieus.
Dat aan de distributie, met alle be
zwaren, die daaraan kleven, niet te ont
komen zou z(jn, is voor ieder wel duide
lijk. De suiker zal het eerste artikel zijn
dat alleen „op de bon" verkrijgbaar zal
z(jn. Straks volgt petroleum, spoedig wel
licht de benzine.
Al zal er zeker wel eens een onbillijk
heid begaan worden, toch is de kans mèt
distributie grooter, dat de verdeeling
rechtvaardig geschiedt dan zónder het
bonnenstelsel.
Dat de mobilisatie en alles wat daar
mede samenhangt ontzaglijke uitgaven
met zich brengt, dat we ons dus kunnen
instellen op nóg zwaardere belasting
druk, zal ieder duidelijk zijn. Bij het op
leggen van deze zwaardere lasten dient
echter de billijkheid niet uit het oog te
worden verloren. Het is daarom toe te
juichen, dat in de Tweede Kamer en in
de pers er op gewezen is, dat de voorge
stelde verhooging van opcenten op de
gemeentefondsbelasting op sommige
punten onbillijk moet worden genoemd
en dat het beter zou z(jn die op de in
komstenbelasting te vermeerderen.
Buiten onze grenzen heeft het weer
niet aan redevoeringen ontbroken. Men
schijnt daarin vooral buitengewoon sterk
te zjjn. Hitler, Daladier en Chamberlain
voerden weer het woord. Men is er ech
ter niet veel verder mee gekomen.
Hitier stelden den eisch, dat 't eenmaal
door oorlogsgeweld veroverde onvoor
waardelijk gesanctionneerd zal worden,
terwijl Parijs de kwestie van vertrouwen
als grondslag der internationale betrek
kingen naar voren schoof.
Ook Chamberlain verklaarde in de
woorden van de tegenwoordige Duitsche
regeering, die keer op keer woordbreuk
pleegde, en telkens geweld boven onder
handeling stelde, geen vertrouwen meer
te kunnen stellen. Onder dit systeem is
het niet langer uit te houden.
Het is te vreezen, dat nu de oorlog in
al zijn felheid zal losbarsten, met de
groote gevaren, daaraan ook voor ons
land verbonden.
Intusschen dringt Moskou voort.
De prijs, welken Londen aan Sovjet-
Rusland in het anti-agressiefront te krij
gen, nooit heeft willen betalen, heeft
Berlijn neergeteld: het heeft de Duitsch
gezinde Baltische landen in handen van
het Bolsjewisme gespeeld; en daarmede
niet alleen zijn eigen invloedsfeer in de
Baltische staten vernietigd, maar boven
dien de Sovjet-Russische hegemonie in
de Oostzee stevig gegrondvest. En dat
alleen om in staat te zjjn Polen te over
weldigen. Onbegrijpelijk.
Wat moet Hitier zich toch in het
nauw gedrongen gevoeld hebben!
En waar en wanneer zal de Bolsjewiek
halt houden? Hjj zal er zeker naar stre
ven om ook op den Balkan in te dringen
tot „vreugde" van Italië. Wellicht zal
Moskou in het Zuiden niet zoo gemakke
lijk slagen als ln het Noordenmaar het
heeft in elk geval reeds nu Duitschland
den weg naar den Balkan onherroepelijk
versperd. En wat nog in Centraal-Euro-
pa zal gebeuren is een geheim voor de
toekomst.
In de Baltische staten treft Duitsch
land intusschen maatregelen om de eigen
ras- en landgenooten uit den greep van
SovjetRusland te bevrijden. Er wordt
daar een volksverhuizing op groote
schaal georganiseerd. Dat daarbij nog
andere doeleinden voorzitten, behoeft
nauwelijks betwijfeld te worden. Van
Duitsche zijde liet men reeds doorsche
meren dat men West-Polen volkomen
Duitsch wil maken.
Toen Moskou eenmaal in Noord-Weste-
Ijke richting den arm uitstrekte, moest
ook Finland aan de beurt komen. Maar
deze natie is niet bereid zich zonder
meer aan de Bolsjewistische hegemonie
te onderwerpen.
Welke de Russische eischen zjjn, is'nog
niet bekend, vermoedelijk zal gevraagd
worden, dat een drietal eilanden in de
Finsche Golf door Rusland als vlootba-
sis zal mogen worden gebruikt; waar
schijnlijk, bijna zeker is, dat de bespre
kingen ook over de Aalandseilandeu zul
len loopen.
Ondertusschen kan men waarnemen,
uit de militaire maatregelen, dat Fin-
land zich niet zonder strijd gewonnen zal
geven.
Als over dit bolschewistische optre
den diepe ongerustheid in Finland
heerscht, niet minder is dit het geval in
de Scandinavische landen Zweden en
Noorwegen en in Denemarken. Zou Ber
lijn het moeten gedoogen, dat het ge-
heele Noorden als een zwaard van Da
mocles boven Duitschland hangt? Maar
sovjet-Rusland staat op het oogenblik
sterk, Dieper, steeds dieper dringt Mos
kou in Europa door en omklemt het
Duitschland, in een ijzeren greep.
de jaarcijfers van de snoekbaarsvis-
scherij
kg
aangevoerd in 1933 nihil nihil
in 1934 230 87
in 1935 1.552 533
in 1936 8.373 2.709
in 1937 71.147 23.043
Rechtbank te Middelburg.
Zitting van Vrijdag 13 October 1939.
C. v. H., 43 jaar, hoofdonderwijzer te
Krabbendijke, had zich te verantwoorden
wegens „valschheid in geschrift".
Verdachte was verschenen en werd
rechtskundig bijgestaan door Mr C. M.
Kegge, advocaat te Goes.
De getuige de Jonge, boekhandelaar te
's-Gravenpolder, ziet in de hem ter te
rechtzitting getoonde nota, enkele pos
ten, die niet zijn geleverd. Voor de hand-
teekening kan getuige niet instaan, d. w.
z. dat hij' niet met zekerheid kan zeggen
of die al of niet van hem is.
Verdachte ondervraagd, zegt twee no
ta's te hebben geschreven. De handtee-
keningen daaronder zijn van De Jonge.
Verdachte zelf heeft een andere nota ge
heel klaar gemaakt.
weg. Als zij mij ziet zal zij' iets in haar
voordeel vernemen, zooals de couranten
zeggen. Ik ben rijk en sedert mijn eigen
arme jongen gestorven is, heb ik kind
noch kraai op de wereld, behalve dit
dochtertje van mijn nicht Isabelle".
„Hoe hebt gij' iets van haar gehoord
vroeg ik, want, zooals ge weet, ligt Indië
aan den anderen kant van de wereld. En
hij zeide: „Zeven of acht jaren geleden
schreef de professor mij; hij had mijn
adres gevonden tusschen de papieren van
zijn vrouw. Hij schreef mij, dat hij wel
niet lang meer zou leven en verzocht mg
voor zijn kind te willen zorgen, dat toch
ook Bella's kind was".
„Wel", zeide ik daarop, „waarom hebt ge
dit dan niet gedaan? Als eenige vreem
den zich niet ontfermd hadden over haar
dan was miss Tyndale naar het werkhuis
gebracht, of onder de vagebonden opge
groeid. Hij antwoordde: „De brief was
twee jaar oud toen ik hem kreeg, want
ik had mijn vroeger verblijf verlaten en
was naar de bergen gegaan; en toen ik
hem eindelijk ontving, vond ik het niet
noodig om mij met vreemde kinderen te
bemoeien, want ik had zelf een zoon ge
kregen, en misschien zouden mij later
nog meer kinderen geboren worden.
Daarom lette ik er eerst weinig op, en
naderhand vergat ik den ganschen brief
van den professor. Maar mijn vrouw
De get. Vader, gemeentesecretaris te
Krabbendijke zegt dat een volledige con
trole niet mogelijk was bij gebrek aan
voldoende bewijsstukken. Verd. heeft o.
m. een verzoek om subsidie bij de ge
meente ingediend, dat hij' valschelijk on-
derteekende met den naam van een pre
dikant, die voorzitter was van 't School
bestuur en van den secretaris.
Verd. verder ondervraagd zegt, dat hij
wel geen bestuurslid was, doch toch alle
vergaderingen meemaakte. Financieele
moeilijkheden zijn er de laatste jaren al
tijd geweest. Verdachte zegt zich niet
bewust te zijn geweest dat hij zoo knoei
de. Zich zeiven financieel bevoordeeld
heeft hij niet. De President merkt aan
verdachte op, dat het onder geen enkele
omstandigheid geoorloofd is om een val-
sche handteekening te zetten. De Presi
dent merkt verder nog op, dat het hem
heel onaangenaam heeft getroffen dat
hij, verdachte, nog zijn medeverdachte de
K. heeft willen bewegen om over hem,
v. H., gunstige verklaringen af te leggen.
De Officier van Justitie, requisitoir
nemende, zegt dat uit alle gevallen vier
vervalschingen in geschrifte zijn ten las
te gelegd.
De Officier ziet in dezen verdachte de
hoofdschuldige, en is van meening, dat
deze verdachte ook persoonlijk voordeel
bij de knoeierijen heeft gehad.
De Officier eischt 9 maanden gevan
genisstraf.
De verdediger van verdachte, vangt
zijn pleidooi aan met te zeggen, dat hij
den indruk heeft gekregen, dat de
stierf en liet mij dien eenigen zoon na;
zij liet mij een jaar lak ropijen (Indische
munt) en zooveel juweelen na, dat men
er een koninklijk jaargeld mee kon beta
len; maar slechts dat eenige kind. Dat
was ook genoeg, indien hij maar was
blijven levenmaar hij stierf ook al spoe
dig". Toen hij dit zei, werd zijn stem ge
heel onverstaanbaar, ik geloof dat hij
snikte. Die jongen scheen hem bijzonder
na aan het hart te hebben gelegen, trou
wens wij hebben ieder ons gevoel, en
zelfs zulk een oude gele nabob. Toen ver
volgde hij: „Ik had gedacht tot mgn
dood toe daar ginds te zullen blijven,
maar ik begon plotseling te verlangen
naar Oud-Engeland en omdat ik toch
gansch alleen op de wereld ben, begreep
ik, dat ik mij' voortaan Bella's dochter
wel kon aantrekken". Wel, kolonel, ant
woordde ik, ik zal dit alles aan miss Tyn
dale mededeelen; want zij is een aller
liefste, wel opgevoede jonge dame; geef
me daarom uw adres, dan zal ik haar
zien en met haar spreken".
„Waar bevindt zich nu mgn nieuwe
neef?"
„Hij logeert in Morley's hotel. Hier
hebt ge zijn kaartje. Wat zult gij' doen,
miss Chrystie?"
„Natuurlijk zal ik heb bezoeken, en
hooren wat hg mg te zeggen heeft".
(Wordt vervolgd.)