Rondgang door den Dam-doolhol. P «1 Wenken op technisch gebied. DE BAKKER VAN HOLSBERG if 3 i5 -ï s 5 10 s» .2 c3 fl fl s P fl ft §1 5 2-3 11 I a-ë S"3 8^ g TO fl ipH 13 g 5^ gtig^ V fl fl fl^ l-a js ft s fl <;~öT Q UI ui u u O CS -!F c CS -J to 3 x «i 3 a v «3 b 5 O CO 0. - O S 2 2 i O O E !!J ül I O CC O LU ffl ffl X3 3 Q ffl M Li bc cd 73 73 D +J «MS 03 g 73 "g a bo <u ö5B >0 0) O 73 bi) tn 0 bö •2 «w <4-1 O v© fl cr •H -5T- O 0) -* *D C (0 O "O c TO c I ■4-» M O O WJ cd •g 03 73 DQ x? g g 3 0) fl bfl 0) +-> O 0) Ode rfl o cö OQ CÖ O N 5 x b 73 O e c o o) o bX) N 3 di-y p fl +-> 03 3 ■g &Q ti 33 3 T3 tj *j oj -3 -t-T +-> <a 0) IJl? 0) XI X2 XI II ÓM N *rs S <U ?t> -S g fl m w g Om ra 5 x o e K -* -I c 0) CL O X V) ."fl 73 3 w ra bi) fl *-fl 73 03 WhÖ p .3 l g a o S x> a a> -g ffl ij -S cS fl c TO TO X U) O O t- CL '5 "O n -Q O U) X X ■M (0 welke I O TO «M '5 "TT^1 'flW -*-§ 03 fl cö cö 73 cö fl fl 73 O :fl O (Si 02 «2 JJ M o fl a "-+J OH +j +-> cö cö X 73 73 o <1) S t! J; a Sh fl 4-> .s be a - - <e 2 „s O .SP O fl 0) w 0) 0) bJD ■O -1 o 2 Xi o g 02 O ."2 3 5 o) O 73 "S~ 73 fl ^73 N fl Q) CÖ O cö s -*-> O 73 fl cö N in 0) r- 73 fl N M -§1 fl -d ■ri fl fl Ifl5 ft fl bJO cö 73 J.2 02 73 5h 2 o* o .2 JH N Jh o fl y„fl ^4 bi) 3 3 ft .2 73 4-> cö Sh s Jg5 13 g-SS5^ cö N .fl "+T- 73 1) S w 0) r <u m m O CQ ffl (T c g c c fl O 3 <u a ais a E-i IS) C ffl c !l *\E, 1^1 <.ï,m rz, +J .ip O) o ft| O c c O) .E r* cö 'oïE1 C d, +j W 73 X fl s- 73 TO 73 TO CÖ C "5™F=rO™ O X o 5H -fl O S O ft bJD -2 S S tig O +J o ffl O X! +-> -a manier dus onpersoonlijk gesteld werd, ant woordde: „Als hij het meisje moet begra ven heeft hij een kistje noodig en het hondje kan hij zoo in den grond stoppen." Reeds een vorige maal beschreef ik de Bourdon-proef, om de aandachtconcentra tie te onderzoeken. Kijken we toe op het laboratorium dan leeren we voor één ding op ons hoede zijn. Namelijk: een kind dat gemakkelijk afleidbaar en ongedurig is zenuwachtig te noemen. We kunnen de Bourdon-proef niet enkel met cijfers maar ook met zinlooze woorden doen. Het gaat dan zoo. De tekst wordt een bladzijde die er zoo uitziet: tein ietastrhetaanni nad si deog ezed nedouhod neeg truekey tiev leu negrijken enz. enz. De opdracht is: de letters n en d door- streepen. Nu gebeurt het, dat een normaal lezer de kleine „woordjes" overslaat. Dit beteekent niet altijd: minder concentratie. De aandachtsconcentratie is goed te noe men, wanneer er in een niet onzinnige tekst, zooals boven maar in een normale tekst in de kleine woordjes letters zijn overgeslagen. In de zinlooze tekst (zie bo ven) zal dit euvel zich dan bij denzelfden proefpersoon niet voordoen. Zijn in beide proeven fouten dan is de aandachtsconcentratie niet goed te noemen. Het gevoel wordt onderzocht met een typisch instrumentje, een z.g. aesthesio- meter. Het is net een passer. Soms zijn de pun ten van deze „passer" bestaande uit een haar. Soms zijn het fijne ivoren punten. Deze worden nu op de huid gezet. De proefpersoon is geblinddoekt. Nu wordt ge vraagd: „Hoeveel punten voelt u?" „Twee", zegt de proefpersoon terecht. De punten van het instrumentje worden iets dichter bijeen geschoven. Weer wordt de vraag herhaald, weer is het antwoord goedtwee. Nogmaals gaan de punten dich ter bijeen. Nu voelt de proefpersoon ze als één. Hij zegt: één punt voel ik. Toch staan de punten nog iets van elkaar en allebei op de huid gedrukt. Zeer gevoelig is de huid in den nek. Om te onderzoeken of een kind een fijn, goed of grof tastgevoel heeft, kan men dit doen: voor het kind worden door elkaar 10 kaartjes, beplankt met schuurpapier no. 1, tien met schuurpapier no. 2, tien met schuurpapier no. 3 en 10 met schuur papier no. 4 gelegd. Het kind moet, ge blinddoekt, door voelen met zijn wijsvinger der rechterhand uitmaken, welke kaartjes net eender aanvoelen als het cartonnetje met papier no. 2, dat het telkens met zijn linkervinger bevoelt. De kaartjes beplakt met schuurpapier no. 2 worden bij elkaar gelegd; de andere cartonnetjes komen op een ander hoopje te liggen. Als fouten worden aangemerkt standaardkaartjes (no. 2) die niet werden herkend en de kaartjes, die ten onrechte als standaardkaartjes worden beschouwd. Bij de beoordeeling van de fijnheid van den tastzin houdt men rekening met den tijd, dien het kind voor zijn sorteeren noodig heeft. Hiermee dunkt me heb ik eenig idee ge geven van psycho-techniek. Ik beloofde nog iets te schrijven over reclame-psycho- logie. Hierover D.V. dus de volgende week. En dan gaan we weer eens een heel an dere kant uitP. W. J. S. GASMASKER. Tenslotte schrijven wij nog iets over de controle op de gasmaskers Ieder gasmas ker wat in den handel gebracht wordt, wordt eerst door de artillerie-inrichtingen gekeurd. Op den verkoop wordt door den Keuringsdienst van Waren controle uitge oefend. Alle verkoopen worden ingeschre ven. Als bewijs van inschrijving verstrekt de directeur van den keuringsdienst een kaart, die in de zaak (meestal drogisten apothekers enz.) kan worden opgehangen, waarop in duidelijke letters staatToestem ming tot verkoop van goedgekeurde gas maskers. En waarschuwing dient aan deze be schrijving te worden toegevoegd: Het volksgasmasker is gemaakt voor oorlogs doeleinden, het wordt dus meestal gedra gen in de vrije lucht, waar nog altijd vol doende zuurstof aanwezig is. Men g e - bruike het niet als de gasleiding lekt, want licht gas is nu net het eenige gas, waartegen het mas ker niet helpt, en ook niet voor industrieele doeleinden, in fabrieken bijv. waarin een ontploffing heeft plaats gehad. Daar hoort het masker, verbonden met het zuurstofapparaat thuis. Zooals wij reeds opmerkten moet een gasmasker goed passen, wil het zin heb ben. Dit kan beteekenen, dat na verloop van tijd voor een nog groeiend kind een nieuw gasmasker zal moeten worden aan geschaft. Gasmaskers moeten doelmatig worden bewaard en dit kan in vele gevallen tot bezwaren aanleiding geven. Bij gasaanvallen of liever bij vijandelijke luchtaanvallen behooren de burgers, die geen taak bij den luchtbeschermingsdienst te vervullen hebben óf thuis óf in een schuilplaats. Op straat heeft een gasmas ker alleen zin, daarom draagt men b.v. in Engeland het gasmasker voortdurend bij zich In huis heeft het gebruik van een masker minder zin, omdat eventueel ge bruikte gassen gemakkelijk buitenshuis kunnen worden gehouden door het dicht- plakken van reten, kieren en schoorstee- nen met vetvrij papier boterhammenpa- pier). Het personeel dat op straat dienst zal moeten doen en het personeel voor de hulp verleening aan zieken en gewonden en dat bij de „ontsmetting" van terreinen en goe deren tewerk zal worden gesteld, moet zijn uitgerust met gasmaskers en eventueel met beschermde kleeding. De keuze van het gasmasker is onver schillig, daar ieder gasmasker onder vol doende controle van de regeering staat. Wel verdient het aanbeveling een masker van Nederlandsch fabrikaat te koopen, daar men in oorlogstijd dnn van de even tueel benoodigde reserve-onderdeelen ver zekerd is. Geven wij tenslotte voor de volledigheid nog de eischen die aan een goede vullings bus worden gesteld, daar dit onderdeel één van de meest essentieele van het gasmas ker is. 1. Bij een luchtstroom van 900 1 per uur mag een vullingsbuis geen grooter weer stand bieden dan dat, wat met een druk verschil van 4 mm water overeenkomt. Door deze proef wordt voorkomen, dat de in- en uitademing te veel weerstand zou ondervinden. Men moet rustig kunnen ade men. Al is deze weerstand gering, welke men in het begin veelal onderschat, dit kan toch tot bezwaren aanleiding geven voor personen, die aan het dragen van een gas masker zijn gewend. Daarom is het noodig gedurende langeren tijd regelmatig te oefe nen. 2. In een luchtstroom van 1500 L. per uur moet een concentratie van 1000 mgr. phosgeen per M3 gedurende 6 uur geheel worden tegengehouden. 3. Een nevel in een concentratie van 100 mg. per M3. moet geheel worden te gengehouden. Deze twee laatste proeven dienen om de kwaliteit van de vulling der filtreerbuis na te gaan. Zooals wij reeds eerder schre ven, moet de vulling nevels en gassen te genhouden. Voldoet de vulling aan de twee laatste punten, dan is zij onvoorwaardelijk goed te noemen. Zijn gasmaskers verontreinigd door gas, dan moet men ze schoonmaken. In Enge land worden hiervoor de volgende voor schriften gegeven: a. bij verontreiniging alleen door dam pen worden de gasmaskers te luchten ge hangen voor tenminste 24 uur, waarbij zij beschermd moeten worden tegen de inwer king van eventueele regen. b. Bij verontreiniging door vloeibaar mosterdgas moeten de gasmaskers door nieuwe worden vervangen. De verontreinig de gasmaskers zullen moeten worden ont manteld, zoodat de ontsmetting in een der gelijk geval eigenlijk alleen in speciale werkplaatsen kan plaats vinden. Vragen. J. de K. te V. Op uw vraag, hoeveel per sonen men in een schuilkelder mag toela ten, moet u er aan denken, dat per persoon 1 m3 lucht vereischt wordt, als geen venti latie plaats vindt. Men neemt aan, dat hoogstens drie uur in een kelder zal moe ten worden verbleven. In een kelder van 4 X 3 X 2 m mogen dus hoogstens acht personen worden toegelaten. Is er een gasfiltertoestel aanwezig, dan kunnen meerdere personen worden toegela ten. De luchtbescherming ressorteert onder het Departement van Binnenlandsche Za ken. 28) o— Onder de dekens stikte Aldert van het lachenhad ie ze eens even fijn te pakken Ze meenden natuurlijk, dat het brave jon getje al heel lang thuis was! Nu, wat niet weet, niet deert. Intussehen piekerde hij er over dat vrijwel al zijn geld op was. Hij had zelfs nog geleend van zijn kameraad. Die kerels in dat eene kroegje hadden hem aardig wat laten tracteeren. Enfin, je mocht toch ook wel eens wat hebben. An ders kniesde hij zich dood hier. Het een voudigste was nu, eens een keer naar huis te gaan en moeder aan te klampen, als hij er de kans voor zag. Dan kreeg hij wel weer wat. Het uitstapje naar Amsterdam had zijn begeeren weer wakker gemaakt. Met een stalen gezicht vertelde hij den volgenden morgen, dat hij om tien uur al thuis was geweest. Jawel, het was een mooie dag, hij had heel wat gezien, maar je wordt er zoo moe van, als een hond. Hij was maar gauw in bed gekropen, en sliep onmiddel lijk. Dat heb ik gemerkt, lachte tante. Ik heb nog bij je bed gestaan, maar je ver roerde je niet. Bij mijn bed geweest tante? Hoe is 't mogelijk. Niks van gemerkt, zei Aldert.... Twee dagen later fietste hij naar huis en zag kans, zijn moeder apart te krijgen. In kleuren en geuren had hij verteld, naar Am sterdam te zijn geweest. Maar dat doe je ook niet iederen dag. Artis was zoo duur voor vreemdelingen. En hij had er gegeten, wat veel geld kostte. En de kameraad, dien hij bij zich gehad, was een arme, gesjochte jongen. Nou, die moet toch ook wat heb ben, nietwaar? Nou, maar hij had een fij nen dag gehad. Ziezoo, moeder was al op de hoogte. Als hij haar nu alleen krijgen kon... En dat lukte. Dus werd geld ge vraagd. Tine weigerde. Je hebt een goed loon. Het is ook al opgeslagen, heeft oom Klaas geschreven. Wat moet je nou met dat geld doen Je zou toch goed oppassen? Geef je, of geef je niet? vroeg Aldert dreigend. Anders weet ik, wat me te doen staat. Ik weet wel, waar vader zijn geld bewaart. Wil je dat soms Ik ben geen kind meer hoor. Tine bezweek, en gaf hem schoorvoetend vijf en twintig gulden. En van dat oogenblik wist zehet is weer mis met Aldert. Misschien wel voor het eerst voelde zij toen pijn. Want dan zou het toch niet aan Harm liggen; dan had zij ook schuld door haar toegevendheid. Ik doe het niet weer, hoor, zei ze. Je moet voor je eigen leeren zorgen. f Aldert lachte: een dreigement, om je niets van aan te trekken. En Tine wist: als hij weer komt, geef ik hem wéér. Zij zag een afgrond geopend. Toen Al dert thuis was, had zij dat niet gezien. Nu was die klaar en onafwendbaar. Of... zij moest Harm op de hoogte brengen. Maar dat durfde ze niet... Welgemoed keerde Aldert naar Laag- heuvel terug. Hij had weer geld en aan de oogen zijner moeder had hij gezien, dat hij terug kon komen als hij gebrek had. Nog steeds had hij haar volkomen in zijn macht. Zij was eigenlijk een reuzenmoeder. Tante Janna zou zoo gek niet zijn! Enfin, zij was gelukkig zijn moeder niet. Hij moest nu toch eens gaan uitkijken, of er niet een an der baantje los kwam. Smid was toch eigen lijk geen vak. Je ploeterde van den morgen tot den avond en je kwam niet verder dan de smederij. Er was al heel weinig verschil met de bakkerij van zijn vader. In de sme derij kwamen alleen meer menschen, hoor de je nog eens wat. Maar dat was ook alles. Scherpe opmerker, als Klaas Janse was, zag hij weldra, dat Aldert zijn werk niet meer met hetzelfde animo van vroeger deed. Er kwam meer en meer een norsche trek op het toch al niet sympathieke ge laat van den jongen. Hij ging wel eens bru taal antwoord geven. Hij verscheen 's mor gens wel eens later dan afgesproken was, in de werkplaats en slenterde meer over het dorp dan hij gedaan had. De smid sprak er met zijn vrouw over. Ik heb het wel gezegd. Den dag niet prijzen, vóór de avond gevallen is. De jon gen deugt niet. We kunnen er nog spul mee beleven. -Dat duurt niet lang, zei Klaas vast beraden. Ik zal hem enkele malen waar schuwen, maar dan is het ook afgeloopen. Dan kan hij verdwijnen. Hij waarschuwde. Aldert hoorde het ge moedelijk aan. Was zoo gezeggelijk moge lijk. Ja, 't was mis, gaf hij toe. En dat mocht niet. 't Zou weer anders worden, oom DE RAMP VAN ZIERIKZEE. (6 October 1832.) Zierikzee behoorde in de laatste helft der 15de eeuw tot de voornaamste koop steden, niet alleen van de Nederlanden, maar zelfs van geheel Westelijk Europa. Aanzienlijke handelshuizen met den aan kleve van dien verspreidden algemeens welvaart. Drukte en gewoel was er op de straten en de visscherij bloeide. De klimmende rijkdom toonde zich in het verrijzen van aanzienlijke gebouwen. Poor ten en bruggen, kerken en kloosters, uit ruime beurs gebouwd, gaven aan de stad een aanzien, dat de trots was van den poor ter, de jaloezie van den vreemdeling. Onder al die gebouwen van dien tijd, muntte de heerlijke St Lieven Monsterkerk uit in schoonheid. Als men haar binnentrad kon zich het oog niet verzadigen aan den luister van haar altaren en kapellen. Zij was een der schoonste bouwwerken van het Zeeuwsche Gewest. Slechts één sieraad miste de Monsterkerk nog, n.l. een toren. Na veel beraad ontwierp men een fraai bouwwerk en met den bouw werd ook een begin gemaakt. Toen echter een vierde deel der ontworpen hoogte was bereikt, werd het werk gestaakt. En wat nooit iemand had kunnen denken, die onafgemaakte steenklomp zou de kerk nog overleven. Wanneer de Lieve Monsterkerk gesticht werd is onbekend. In 1378 vestigde Hertog Albrecht van Beieren er een kapittel van 24 kanuniken. Zij werd Monsterkerk ge noemd niet om haar monsterachtige grootte, maar naar het Grieksche woord Monastérion, 't welk een verblijf van kloos terlingen aanduidt. Zeer veel rampen treffen dit mooie bouw werk der vaderen. In het jaar 1466 werd zij door den bliksem getroffen, in vlam ge zet en deerlijk geteisterd. Het ongeval werd vereeuwigd in een aar dig tijdversje, hetwelk later bij den ingang van het choor werd aangebracht. Cras Cane terrlblLIs. Non PossUM CUr? Cadlt Ignis. Dit Latijnsche versje waarvan de Ro- meinsche letters het jaartal 1466 vormen, eischt eenige toelichting. Het ongeluk viel vóór een kermisdag. In de Roomsche Kerk zingt men op den dag der kerkinwijding ook de woorden van Jacob (Genesis 28 vs. 17)„Hoe vreeselijk is deze plaats". Het in deze kerk aangebrachte tijdvers veronderstelt, dat een leek en een priester met elkaar spreken en men krijgt dan de volgende dialoog: kon er op rekenen. Ze waren veel te goed voor hem. Onderwijl lachte hij om zijn eigen huichelarij. Maar hij moest oppassen, want hij kwam op straat te staan, als hij niets anders had en oom joeg hem weg. Dat zou gebeuren, als hij niet uit zijn doppen keek. En thuis kon hij niet komen. Zijn vader wilde dat vast niet meer. Het kon hem al lemaal niets schelen, als hij slechts iets anders te doen had. Hij moest eens in con tact zien te komen met een paar veekoop lui. Hij kende er verschillende, doch opper vlakkig. Zij zagen in hem ook niet een soortgenoot. Hij was smid, zelfs de neef van den min of meer gegoeden smid Klaas Janse. In eenen rolde Aldert er in. In een voormiddag, hij trok aan de blaas balg en maakte een bout gloeiend, zijn oom was met den anderen knecht op karwei, kwam met veel lawaai een meisje binnen, „zwarte Marie" van Kroezen. Aldert ken de haar wel van gezicht, maar hij had nog nooit een woord met haar gewisseld. Zij stond niet heel gunstig bekend op 'tdorp, Niet, dat dit Aldert kon schelen, maar con tact met „zwarte Marie'" zou ongenoegen hebben gegeven met oom en tante. Het meisje droeg haar bijnaam niet te vergeefs. Ravenzwart haar omgaf haar niet onknap, maar ordinair gezicht. Donker bruine oogen, bij zwart af, sloegen vrijpos tige blikken her en der. Die oogen konden fascineeren. Haar armen waren bloot en haar vuurroode blouse was laag uitgesne den. Leek: Cras Cane terribilis (Zing morgen) Priester: Non Possum (Ik kan niet). Leek: Cur? (Waarom niet?) Priester: Cadit Ignis (Het vuur valt op de kerk). Helaas het verarmde Zierikzee mocht zijn kerkgebouw niet behouden. In den nacht van 6 op 7 October 1832 trof de grootste ramp en Kraakt een schorre vlam, waar 't statig orgel klonk! Een ongetemde vlam, doorwoelt de tempel bogen En spaart geen graf gesteentbespot het blusschend nat En dringt ter tinnen uit, verheft zich in den hoogen; En rolt verdelgend voort, terwijl zij vonken Weinig, zeer weinig werd gered; o.a. eenig tafelzilver en de Bijbel van den kan sel. Groot was de ontsteltenis en versla genheid in de stad; maar ook door het ge- heele land wekte de treurmare groote be langstelling op. Zooals het meermalen gaat wanneer men iets verloren heeft, waardeert men het verlorene des te meer. Zoo ook hier. Vele platen, gedichten, grootere en kleinere geschriften verschenen tenvoor- deele van den wederopbouw. Men hoopte, Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. De opening. Een lezer vraagt mij of ik de 3530-ope- ning kan aanbevelen. Een antwoord daar op lijkt heel eenvoudig. Het is nog slechts eenige weken geleden, dat de bekende dam- publicist A. K. W. Damme in „De Tele graaf" schreef: „Waar is de speler, die tegenwoordig nog met 3530 durft te ope nen, sinds het monster der theorie zich van het spel heeft meester gemaakt?" Dat is dus een positief antwoord, want daaruit mag men de conclusie trekken: „die ope ning is positief fout en veroordeeld". Gaan wij een aantal jaren terug en slaan wij op, hetgeen'de theoretici toen over de rechter hoek-openingszet schreven, dan zien wij, dat in 1925 de auteur van „Zwart-Wit", in deze handleiding voor het damspel ver klaarde „Opsluitingen als waarin Wit komt door de 3530-opening zijn dikwijls zeer nadeelig voor den opgesloten speler. In een enkel geval zijn ze soms voordeelig, doch de practijk leert hier den weg. Beginners raden wij aan, zich voorloopig liever niet te laten opsluiten, daar dit spel nog boven hun krachten gaat." Ik wil nog een grooteren sprong terug dat het oude kerkgebouw hersteld aan de stad terug geschonken zou worden. Helaas, degenen die de leiding in handen hadden toonden weinig kunstmin. Het ge raamte der kerk werd gesloopt. Buskruit moest er aan te pas komen, om de hechte, middeleeuwsche muren vaneen te doen scheuren. Op deze door niets gewettigde slooping der zware muren, die gemakkelijk een nieuw dak hadden kunnen dragen, zijn van toepassing de woorden van D. J. van Lennep Ach, de praal dier gewelven verzonk in den brand En de baatzucht vernielde met schenzieke hand Het geringe nog overgebleven. Sprak voor oudheidsbescherming noch stem, noch gevoel? Zweeg èn Overheid èn Gemeente? Zat men stil bij des mokers onstuimig ge woel Op der voorzaten heilig gebeente? Nadat de resten van de schoone Lieve Monsterkerk opgeruimd waren, werd op 9 Dec. 1835 de eerste steen gelegd voor de nieuwe kerk, die in 1848 in gebruik werd genomen. Een niet onaardig gebouw, maar niet passend in deze omgeving, waar de romantiek nog zoo duidelijk spreekt. A. M. WESSELS.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8