Rondgang door den Dam-doolhol.
P
«1
Wenken op technisch gebied.
DE BAKKER VAN HOLSBERG
if 3
i5 -ï
s
5 10
s»
.2 c3
fl
fl
s
P
fl
ft
§1
5
2-3
11
I a-ë
S"3
8^ g
TO
fl ipH
13 g
5^ gtig^
V fl fl
fl^
l-a
js
ft
s
fl
<;~öT
Q
UI
ui
u u
O
CS
-!F
c
CS
-J
to
3
x «i
3
a
v «3
b
5 O
CO 0.
-
O
S 2
2
i
O
O
E
!!J
ül
I
O
CC
O
LU
ffl
ffl
X3
3
Q
ffl
M
Li
bc
cd
73
73
D +J
«MS
03 g 73
"g a bo <u
ö5B
>0 0)
O 73 bi)
tn
0 bö
•2
«w
<4-1
O v©
fl
cr
•H
-5T-
O
0)
-*
*D
C
(0
O
"O
c
TO
c
I
■4-»
M
O
O
WJ cd
•g
03
73 DQ
x? g
g
3
0)
fl
bfl
0)
+-> O
0)
Ode
rfl
o cö
OQ
CÖ
O
N
5 x b
73
O e c
o o) o
bX) N
3 di-y
p fl +->
03 3
■g &Q
ti
33 3 T3
tj *j
oj
-3 -t-T
+-> <a
0) IJl? 0)
XI X2 XI
II ÓM
N *rs
S <U
?t> -S
g fl m w
g
Om
ra 5 x o
e K -*
-I c
0)
CL O X
V)
."fl 73
3
w ra
bi)
fl *-fl
73 03
WhÖ
p
.3
l g a
o
S x>
a a> -g
ffl ij -S
cS fl
c
TO
TO
X
U)
O
O
t-
CL
'5
"O
n
-Q
O
U)
X
X
■M
(0
welke
I
O
TO
«M
'5
"TT^1
'flW
-*-§
03 fl
cö cö
73
cö
fl fl
73
O
:fl O
(Si 02
«2 JJ
M o
fl a
"-+J OH
+j +->
cö cö
X 73 73
o
<1) S t! J; a
Sh fl
4->
.s
be a
- - <e
2 „s O
.SP O
fl
0)
w 0) 0) bJD
■O -1
o 2
Xi
o g
02 O
."2
3
5 o)
O 73
"S~
73 fl
^73
N fl
Q) CÖ
O cö
s -*->
O
73
fl
cö
N
in 0)
r- 73
fl
N M
-§1
fl -d
■ri
fl fl
Ifl5
ft
fl
bJO
cö
73
J.2
02 73
5h
2 o*
o
.2
JH N
Jh
o
fl y„fl
^4 bi) 3
3
ft .2
73 4->
cö
Sh
s Jg5
13 g-SS5^
cö
N .fl
"+T-
73
1)
S
w 0) r
<u m m O
CQ ffl (T
c g c c fl O
3
<u a ais a
E-i
IS)
C ffl c
!l
*\E,
1^1
<.ï,m
rz,
+J .ip
O) o
ft|
O
c
c
O)
.E r*
cö 'oïE1
C d,
+j
W 73
X fl
s- 73
TO 73
TO CÖ
C
"5™F=rO™
O
X o 5H
-fl O
S O
ft bJD
-2 S S
tig
O +J
o ffl O
X! +-> -a
manier dus onpersoonlijk gesteld werd, ant
woordde: „Als hij het meisje moet begra
ven heeft hij een kistje noodig en het
hondje kan hij zoo in den grond stoppen."
Reeds een vorige maal beschreef ik de
Bourdon-proef, om de aandachtconcentra
tie te onderzoeken. Kijken we toe op het
laboratorium dan leeren we voor één ding
op ons hoede zijn. Namelijk: een kind dat
gemakkelijk afleidbaar en ongedurig is
zenuwachtig te noemen.
We kunnen de Bourdon-proef niet enkel
met cijfers maar ook met zinlooze woorden
doen. Het gaat dan zoo. De tekst wordt
een bladzijde die er zoo uitziet:
tein ietastrhetaanni nad si deog ezed
nedouhod neeg truekey tiev leu negrijken
enz. enz.
De opdracht is: de letters n en d door-
streepen. Nu gebeurt het, dat een normaal
lezer de kleine „woordjes" overslaat. Dit
beteekent niet altijd: minder concentratie.
De aandachtsconcentratie is goed te noe
men, wanneer er in een niet onzinnige
tekst, zooals boven maar in een normale
tekst in de kleine woordjes letters zijn
overgeslagen. In de zinlooze tekst (zie bo
ven) zal dit euvel zich dan bij denzelfden
proefpersoon niet voordoen.
Zijn in beide proeven fouten dan is de
aandachtsconcentratie niet goed te noemen.
Het gevoel wordt onderzocht met een
typisch instrumentje, een z.g. aesthesio-
meter.
Het is net een passer. Soms zijn de pun
ten van deze „passer" bestaande uit een
haar. Soms zijn het fijne ivoren punten.
Deze worden nu op de huid gezet. De
proefpersoon is geblinddoekt. Nu wordt ge
vraagd: „Hoeveel punten voelt u?"
„Twee", zegt de proefpersoon terecht. De
punten van het instrumentje worden iets
dichter bijeen geschoven. Weer wordt de
vraag herhaald, weer is het antwoord
goedtwee. Nogmaals gaan de punten dich
ter bijeen. Nu voelt de proefpersoon ze als
één. Hij zegt: één punt voel ik. Toch staan
de punten nog iets van elkaar en allebei op
de huid gedrukt.
Zeer gevoelig is de huid in den nek.
Om te onderzoeken of een kind een fijn,
goed of grof tastgevoel heeft, kan men dit
doen: voor het kind worden door elkaar
10 kaartjes, beplankt met schuurpapier
no. 1, tien met schuurpapier no. 2, tien
met schuurpapier no. 3 en 10 met schuur
papier no. 4 gelegd. Het kind moet, ge
blinddoekt, door voelen met zijn wijsvinger
der rechterhand uitmaken, welke kaartjes
net eender aanvoelen als het cartonnetje
met papier no. 2, dat het telkens met zijn
linkervinger bevoelt.
De kaartjes beplakt met schuurpapier
no. 2 worden bij elkaar gelegd; de andere
cartonnetjes komen op een ander hoopje
te liggen. Als fouten worden aangemerkt
standaardkaartjes (no. 2) die niet werden
herkend en de kaartjes, die ten onrechte
als standaardkaartjes worden beschouwd.
Bij de beoordeeling van de fijnheid van den
tastzin houdt men rekening met den tijd,
dien het kind voor zijn sorteeren noodig
heeft.
Hiermee dunkt me heb ik eenig idee ge
geven van psycho-techniek. Ik beloofde
nog iets te schrijven over reclame-psycho-
logie. Hierover D.V. dus de volgende week.
En dan gaan we weer eens een heel an
dere kant uitP. W. J. S.
GASMASKER.
Tenslotte schrijven wij nog iets over de
controle op de gasmaskers Ieder gasmas
ker wat in den handel gebracht wordt,
wordt eerst door de artillerie-inrichtingen
gekeurd. Op den verkoop wordt door den
Keuringsdienst van Waren controle uitge
oefend. Alle verkoopen worden ingeschre
ven. Als bewijs van inschrijving verstrekt
de directeur van den keuringsdienst een
kaart, die in de zaak (meestal drogisten
apothekers enz.) kan worden opgehangen,
waarop in duidelijke letters staatToestem
ming tot verkoop van goedgekeurde gas
maskers.
En waarschuwing dient aan deze be
schrijving te worden toegevoegd: Het
volksgasmasker is gemaakt voor oorlogs
doeleinden, het wordt dus meestal gedra
gen in de vrije lucht, waar nog altijd vol
doende zuurstof aanwezig is. Men g e -
bruike het niet als de
gasleiding lekt, want licht
gas is nu net het eenige
gas, waartegen het mas
ker niet helpt, en ook niet
voor industrieele doeleinden, in fabrieken
bijv. waarin een ontploffing heeft plaats
gehad. Daar hoort het masker, verbonden
met het zuurstofapparaat thuis.
Zooals wij reeds opmerkten moet een
gasmasker goed passen, wil het zin heb
ben. Dit kan beteekenen, dat na verloop
van tijd voor een nog groeiend kind een
nieuw gasmasker zal moeten worden aan
geschaft. Gasmaskers moeten doelmatig
worden bewaard en dit kan in vele gevallen
tot bezwaren aanleiding geven.
Bij gasaanvallen of liever bij vijandelijke
luchtaanvallen behooren de burgers, die
geen taak bij den luchtbeschermingsdienst
te vervullen hebben óf thuis óf in een
schuilplaats. Op straat heeft een gasmas
ker alleen zin, daarom draagt men b.v. in
Engeland het gasmasker voortdurend bij
zich In huis heeft het gebruik van een
masker minder zin, omdat eventueel ge
bruikte gassen gemakkelijk buitenshuis
kunnen worden gehouden door het dicht-
plakken van reten, kieren en schoorstee-
nen met vetvrij papier boterhammenpa-
pier).
Het personeel dat op straat dienst zal
moeten doen en het personeel voor de hulp
verleening aan zieken en gewonden en dat
bij de „ontsmetting" van terreinen en goe
deren tewerk zal worden gesteld, moet zijn
uitgerust met gasmaskers en eventueel
met beschermde kleeding.
De keuze van het gasmasker is onver
schillig, daar ieder gasmasker onder vol
doende controle van de regeering staat.
Wel verdient het aanbeveling een masker
van Nederlandsch fabrikaat te koopen,
daar men in oorlogstijd dnn van de even
tueel benoodigde reserve-onderdeelen ver
zekerd is.
Geven wij tenslotte voor de volledigheid
nog de eischen die aan een goede vullings
bus worden gesteld, daar dit onderdeel één
van de meest essentieele van het gasmas
ker is.
1. Bij een luchtstroom van 900 1 per uur
mag een vullingsbuis geen grooter weer
stand bieden dan dat, wat met een druk
verschil van 4 mm water overeenkomt.
Door deze proef wordt voorkomen, dat
de in- en uitademing te veel weerstand zou
ondervinden. Men moet rustig kunnen ade
men. Al is deze weerstand gering, welke
men in het begin veelal onderschat, dit kan
toch tot bezwaren aanleiding geven voor
personen, die aan het dragen van een gas
masker zijn gewend. Daarom is het noodig
gedurende langeren tijd regelmatig te oefe
nen.
2. In een luchtstroom van 1500 L. per
uur moet een concentratie van 1000 mgr.
phosgeen per M3 gedurende 6 uur geheel
worden tegengehouden.
3. Een nevel in een concentratie van
100 mg. per M3. moet geheel worden te
gengehouden.
Deze twee laatste proeven dienen om
de kwaliteit van de vulling der filtreerbuis
na te gaan. Zooals wij reeds eerder schre
ven, moet de vulling nevels en gassen te
genhouden.
Voldoet de vulling aan de twee laatste
punten, dan is zij onvoorwaardelijk goed te
noemen.
Zijn gasmaskers verontreinigd door gas,
dan moet men ze schoonmaken. In Enge
land worden hiervoor de volgende voor
schriften gegeven:
a. bij verontreiniging alleen door dam
pen worden de gasmaskers te luchten ge
hangen voor tenminste 24 uur, waarbij zij
beschermd moeten worden tegen de inwer
king van eventueele regen.
b. Bij verontreiniging door vloeibaar
mosterdgas moeten de gasmaskers door
nieuwe worden vervangen. De verontreinig
de gasmaskers zullen moeten worden ont
manteld, zoodat de ontsmetting in een der
gelijk geval eigenlijk alleen in speciale
werkplaatsen kan plaats vinden.
Vragen.
J. de K. te V. Op uw vraag, hoeveel per
sonen men in een schuilkelder mag toela
ten, moet u er aan denken, dat per persoon
1 m3 lucht vereischt wordt, als geen venti
latie plaats vindt. Men neemt aan, dat
hoogstens drie uur in een kelder zal moe
ten worden verbleven. In een kelder van
4 X 3 X 2 m mogen dus hoogstens acht
personen worden toegelaten.
Is er een gasfiltertoestel aanwezig, dan
kunnen meerdere personen worden toegela
ten.
De luchtbescherming ressorteert onder
het Departement van Binnenlandsche Za
ken.
28) o—
Onder de dekens stikte Aldert van het
lachenhad ie ze eens even fijn te pakken
Ze meenden natuurlijk, dat het brave jon
getje al heel lang thuis was! Nu, wat niet
weet, niet deert. Intussehen piekerde hij
er over dat vrijwel al zijn geld op was. Hij
had zelfs nog geleend van zijn kameraad.
Die kerels in dat eene kroegje hadden hem
aardig wat laten tracteeren. Enfin, je
mocht toch ook wel eens wat hebben. An
ders kniesde hij zich dood hier. Het een
voudigste was nu, eens een keer naar huis
te gaan en moeder aan te klampen, als hij
er de kans voor zag. Dan kreeg hij wel
weer wat.
Het uitstapje naar Amsterdam had zijn
begeeren weer wakker gemaakt. Met een
stalen gezicht vertelde hij den volgenden
morgen, dat hij om tien uur al thuis was
geweest. Jawel, het was een mooie dag,
hij had heel wat gezien, maar je wordt er
zoo moe van, als een hond. Hij was maar
gauw in bed gekropen, en sliep onmiddel
lijk.
Dat heb ik gemerkt, lachte tante. Ik
heb nog bij je bed gestaan, maar je ver
roerde je niet.
Bij mijn bed geweest tante? Hoe is 't
mogelijk. Niks van gemerkt, zei Aldert....
Twee dagen later fietste hij naar huis en
zag kans, zijn moeder apart te krijgen. In
kleuren en geuren had hij verteld, naar Am
sterdam te zijn geweest. Maar dat doe je
ook niet iederen dag. Artis was zoo duur
voor vreemdelingen. En hij had er gegeten,
wat veel geld kostte. En de kameraad, dien
hij bij zich gehad, was een arme, gesjochte
jongen. Nou, die moet toch ook wat heb
ben, nietwaar? Nou, maar hij had een fij
nen dag gehad. Ziezoo, moeder was al op
de hoogte. Als hij haar nu alleen krijgen
kon... En dat lukte. Dus werd geld ge
vraagd.
Tine weigerde.
Je hebt een goed loon. Het is ook al
opgeslagen, heeft oom Klaas geschreven.
Wat moet je nou met dat geld doen Je zou
toch goed oppassen?
Geef je, of geef je niet? vroeg Aldert
dreigend. Anders weet ik, wat me te doen
staat. Ik weet wel, waar vader zijn geld
bewaart. Wil je dat soms Ik ben geen
kind meer hoor.
Tine bezweek, en gaf hem schoorvoetend
vijf en twintig gulden.
En van dat oogenblik wist zehet is weer
mis met Aldert. Misschien wel voor het
eerst voelde zij toen pijn. Want dan zou het
toch niet aan Harm liggen; dan had zij
ook schuld door haar toegevendheid.
Ik doe het niet weer, hoor, zei ze. Je
moet voor je eigen leeren zorgen. f
Aldert lachte: een dreigement, om je
niets van aan te trekken.
En Tine wist: als hij weer komt, geef ik
hem wéér.
Zij zag een afgrond geopend. Toen Al
dert thuis was, had zij dat niet gezien. Nu
was die klaar en onafwendbaar. Of... zij
moest Harm op de hoogte brengen. Maar
dat durfde ze niet...
Welgemoed keerde Aldert naar Laag-
heuvel terug. Hij had weer geld en aan de
oogen zijner moeder had hij gezien, dat hij
terug kon komen als hij gebrek had. Nog
steeds had hij haar volkomen in zijn macht.
Zij was eigenlijk een reuzenmoeder. Tante
Janna zou zoo gek niet zijn! Enfin, zij was
gelukkig zijn moeder niet. Hij moest nu
toch eens gaan uitkijken, of er niet een an
der baantje los kwam. Smid was toch eigen
lijk geen vak. Je ploeterde van den morgen
tot den avond en je kwam niet verder dan
de smederij. Er was al heel weinig verschil
met de bakkerij van zijn vader. In de sme
derij kwamen alleen meer menschen, hoor
de je nog eens wat. Maar dat was ook alles.
Scherpe opmerker, als Klaas Janse was,
zag hij weldra, dat Aldert zijn werk niet
meer met hetzelfde animo van vroeger
deed. Er kwam meer en meer een norsche
trek op het toch al niet sympathieke ge
laat van den jongen. Hij ging wel eens bru
taal antwoord geven. Hij verscheen 's mor
gens wel eens later dan afgesproken was,
in de werkplaats en slenterde meer over
het dorp dan hij gedaan had.
De smid sprak er met zijn vrouw over.
Ik heb het wel gezegd. Den dag niet
prijzen, vóór de avond gevallen is. De jon
gen deugt niet. We kunnen er nog spul mee
beleven.
-Dat duurt niet lang, zei Klaas vast
beraden. Ik zal hem enkele malen waar
schuwen, maar dan is het ook afgeloopen.
Dan kan hij verdwijnen.
Hij waarschuwde. Aldert hoorde het ge
moedelijk aan. Was zoo gezeggelijk moge
lijk. Ja, 't was mis, gaf hij toe. En dat
mocht niet. 't Zou weer anders worden, oom
DE RAMP VAN ZIERIKZEE.
(6 October 1832.)
Zierikzee behoorde in de laatste helft
der 15de eeuw tot de voornaamste koop
steden, niet alleen van de Nederlanden,
maar zelfs van geheel Westelijk Europa.
Aanzienlijke handelshuizen met den aan
kleve van dien verspreidden algemeens
welvaart. Drukte en gewoel was er op de
straten en de visscherij bloeide.
De klimmende rijkdom toonde zich in het
verrijzen van aanzienlijke gebouwen. Poor
ten en bruggen, kerken en kloosters, uit
ruime beurs gebouwd, gaven aan de stad
een aanzien, dat de trots was van den poor
ter, de jaloezie van den vreemdeling.
Onder al die gebouwen van dien tijd,
muntte de heerlijke St Lieven Monsterkerk
uit in schoonheid. Als men haar binnentrad
kon zich het oog niet verzadigen aan den
luister van haar altaren en kapellen. Zij
was een der schoonste bouwwerken van
het Zeeuwsche Gewest. Slechts één sieraad
miste de Monsterkerk nog, n.l. een toren.
Na veel beraad ontwierp men een fraai
bouwwerk en met den bouw werd ook een
begin gemaakt. Toen echter een vierde deel
der ontworpen hoogte was bereikt, werd
het werk gestaakt. En wat nooit iemand
had kunnen denken, die onafgemaakte
steenklomp zou de kerk nog overleven.
Wanneer de Lieve Monsterkerk gesticht
werd is onbekend. In 1378 vestigde Hertog
Albrecht van Beieren er een kapittel van
24 kanuniken. Zij werd Monsterkerk ge
noemd niet om haar monsterachtige
grootte, maar naar het Grieksche woord
Monastérion, 't welk een verblijf van kloos
terlingen aanduidt.
Zeer veel rampen treffen dit mooie bouw
werk der vaderen. In het jaar 1466 werd
zij door den bliksem getroffen, in vlam ge
zet en deerlijk geteisterd.
Het ongeval werd vereeuwigd in een aar
dig tijdversje, hetwelk later bij den ingang
van het choor werd aangebracht.
Cras Cane terrlblLIs.
Non PossUM CUr?
Cadlt Ignis.
Dit Latijnsche versje waarvan de Ro-
meinsche letters het jaartal 1466 vormen,
eischt eenige toelichting. Het ongeluk viel
vóór een kermisdag. In de Roomsche Kerk
zingt men op den dag der kerkinwijding
ook de woorden van Jacob (Genesis 28
vs. 17)„Hoe vreeselijk is deze plaats".
Het in deze kerk aangebrachte tijdvers
veronderstelt, dat een leek en een priester
met elkaar spreken en men krijgt dan de
volgende dialoog:
kon er op rekenen. Ze waren veel te goed
voor hem. Onderwijl lachte hij om zijn eigen
huichelarij. Maar hij moest oppassen, want
hij kwam op straat te staan, als hij niets
anders had en oom joeg hem weg. Dat zou
gebeuren, als hij niet uit zijn doppen keek.
En thuis kon hij niet komen. Zijn vader
wilde dat vast niet meer. Het kon hem al
lemaal niets schelen, als hij slechts iets
anders te doen had. Hij moest eens in con
tact zien te komen met een paar veekoop
lui. Hij kende er verschillende, doch opper
vlakkig. Zij zagen in hem ook niet een
soortgenoot. Hij was smid, zelfs de neef van
den min of meer gegoeden smid Klaas
Janse.
In eenen rolde Aldert er in.
In een voormiddag, hij trok aan de blaas
balg en maakte een bout gloeiend, zijn oom
was met den anderen knecht op karwei,
kwam met veel lawaai een meisje binnen,
„zwarte Marie" van Kroezen. Aldert ken
de haar wel van gezicht, maar hij had nog
nooit een woord met haar gewisseld. Zij
stond niet heel gunstig bekend op 'tdorp,
Niet, dat dit Aldert kon schelen, maar con
tact met „zwarte Marie'" zou ongenoegen
hebben gegeven met oom en tante.
Het meisje droeg haar bijnaam niet te
vergeefs. Ravenzwart haar omgaf haar niet
onknap, maar ordinair gezicht. Donker
bruine oogen, bij zwart af, sloegen vrijpos
tige blikken her en der. Die oogen konden
fascineeren. Haar armen waren bloot en
haar vuurroode blouse was laag uitgesne
den.
Leek: Cras Cane terribilis (Zing morgen)
Priester: Non Possum (Ik kan niet).
Leek: Cur? (Waarom niet?)
Priester: Cadit Ignis (Het vuur valt op
de kerk).
Helaas het verarmde Zierikzee mocht
zijn kerkgebouw niet behouden. In den
nacht van 6 op 7 October 1832 trof de
grootste ramp en
Kraakt een schorre vlam, waar 't statig
orgel klonk!
Een ongetemde vlam, doorwoelt de tempel
bogen
En spaart geen graf gesteentbespot het
blusschend nat
En dringt ter tinnen uit, verheft zich in
den hoogen;
En rolt verdelgend voort, terwijl zij vonken
Weinig, zeer weinig werd gered; o.a.
eenig tafelzilver en de Bijbel van den kan
sel. Groot was de ontsteltenis en versla
genheid in de stad; maar ook door het ge-
heele land wekte de treurmare groote be
langstelling op. Zooals het meermalen gaat
wanneer men iets verloren heeft, waardeert
men het verlorene des te meer. Zoo ook
hier. Vele platen, gedichten, grootere en
kleinere geschriften verschenen tenvoor-
deele van den wederopbouw. Men hoopte,
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
De opening.
Een lezer vraagt mij of ik de 3530-ope-
ning kan aanbevelen. Een antwoord daar
op lijkt heel eenvoudig. Het is nog slechts
eenige weken geleden, dat de bekende dam-
publicist A. K. W. Damme in „De Tele
graaf" schreef: „Waar is de speler, die
tegenwoordig nog met 3530 durft te ope
nen, sinds het monster der theorie zich van
het spel heeft meester gemaakt?" Dat is
dus een positief antwoord, want daaruit
mag men de conclusie trekken: „die ope
ning is positief fout en veroordeeld". Gaan
wij een aantal jaren terug en slaan wij op,
hetgeen'de theoretici toen over de rechter
hoek-openingszet schreven, dan zien wij,
dat in 1925 de auteur van „Zwart-Wit", in
deze handleiding voor het damspel ver
klaarde „Opsluitingen als waarin Wit komt
door de 3530-opening zijn dikwijls zeer
nadeelig voor den opgesloten speler. In een
enkel geval zijn ze soms voordeelig, doch
de practijk leert hier den weg. Beginners
raden wij aan, zich voorloopig liever niet te
laten opsluiten, daar dit spel nog boven hun
krachten gaat."
Ik wil nog een grooteren sprong terug
dat het oude kerkgebouw hersteld aan de
stad terug geschonken zou worden.
Helaas, degenen die de leiding in handen
hadden toonden weinig kunstmin. Het ge
raamte der kerk werd gesloopt. Buskruit
moest er aan te pas komen, om de hechte,
middeleeuwsche muren vaneen te doen
scheuren. Op deze door niets gewettigde
slooping der zware muren, die gemakkelijk
een nieuw dak hadden kunnen dragen, zijn
van toepassing de woorden van D. J. van
Lennep
Ach, de praal dier gewelven verzonk in den
brand
En de baatzucht vernielde met schenzieke
hand
Het geringe nog overgebleven.
Sprak voor oudheidsbescherming noch
stem, noch gevoel?
Zweeg èn Overheid èn Gemeente?
Zat men stil bij des mokers onstuimig ge
woel
Op der voorzaten heilig gebeente?
Nadat de resten van de schoone Lieve
Monsterkerk opgeruimd waren, werd op
9 Dec. 1835 de eerste steen gelegd voor de
nieuwe kerk, die in 1848 in gebruik werd
genomen. Een niet onaardig gebouw, maar
niet passend in deze omgeving, waar de
romantiek nog zoo duidelijk spreekt.
A. M. WESSELS.