Voor de jeugd. !|H SC" Zaterdag 7 October 1939 Voor den Zondag. !If S8r°ê3 PSg&P »-ï os sr 3 3 i 54e Jaar gang No. 1 g-o CD Hy a» r B O CD rf^ o cn og7 S* j> S y cc r+ V *s rt-CTO O 04 CD 00 0° ^1 p o to cn ai >0 o' 2-® 2 CD a <D o> SE SS?? O MO s 5*->£ !>3 5*2 w ®^-3g« !fc P 3 - ^5i>Kp f» 5' 2 S Q o 3 g.® h^y Tv pg* g 0q (D B O O 5*0 "3 8 $K cd R. G> Z y-i ff *t £T. CD i>' O - O Cf I CD pTP B er gV O »-s o CD P W «Si O» o* kSL cji r4 S k" 2. N CD to r£ CH K M O! Li P H n ft&gST s >1 P O CD p r- cLo B B er co CD CD (1. S- S: r ai r oo 5? CD 3 tf* g O" CD »1 CD CO CD Q> QJ CD aa CD 3 orq 3 O. O CD P y-< «s: 3 pr CD 0 ë4 I CD "n>öa?°''p.p'ü;ö 3 2?ra-ö'ftct„?!S (5 P li P- P - ftpi PggS^|®w| 5'OiS.3 g, g\p'B3 B: 3 p J» s- d i-j N SSSrsB. i rt- I |I E% 1 CD* g B 3 P 3 •d CD o «51 O CD a to s*r o 3- p- p 2. 0Q ffSÏ ^"3 rro (TO CD P mirt- 3 ®a g 3 S CD N P >1 a- <D i ftp'? e. p cd EÜ g CD P 5 Dj CD £p co a P co ^•O P"? B 3 CD a doen in de damlitteratuur en wijzen op de zienswijze in 1907. De toenmalige sterke Hoofdklasser, C. H. Broekkamp schreef in zijn interessant werk „De Damspeler": „De rechterhoek openingszet 3530, is uit den aard der zaak reeds af te keuren, want zwart bewerkt onmiddellijk een opsluiting met 2025. Wij achten dezen zet zóó on deugdelijk, dat, hierop verder ingaan, niets zou voortbrengen dan een paar bladzijden aanvulling met waardelooze aanteekenin- gen." Met deze aanteekeningen kunnen we het voorloopig doen. Ik wil echter hetgeen deze heeren ge schreven hebben niet gaarne geheel voor mijn rekening nemen. Ik ben met hen van meening, dat beginners beslist met hun handen van schijf 35 af moeten blijven, als zij den eersten zet met Wit moeten doen. Het kruipen in de hoeken, zit beginners meestal in het bloed. Zij denken dan: „zie zoo, die schijf kan men niets doen" en ver geten het wederwoord op die zienswijze: „maar wat doet gij met die schijf in den hoek? Hebt gij die niet buitenspel gezet?" De moeilijkheden waarin vooral beginners, maar ook reeds gevorderden komen, zijn zoo groot, dat in het algemeen ge sproken, ik eveneens aan moet raden „Speel den 3530-openingszet niet!" Dat ik daarmee zou willen beweren dat 3530 onspeelbaar is, zij verre van mij. Ik refereer mij aan hetgeen de geniale dam speler Weiss, (de geniaalste van alle tijden) eens gezegd heeft: „Alles is speelbaar, als het maar logisch wordt voortgezet." Dat kon een Weiss zeggen, daar was hij Weiss voor. Maar dat beteekent tevens, dat niet ieder dat kan nazeggen en na kan trachten te doen. Speelt men het spel om de schoonheid en niet om het resultaat, dan is 3530 een openingszet, die een interessante partij kan doen geboren worden. Men ontwijkt dan de moeilijkheden niet, integendeel men schept de verwikkelingen, omdat niet het resul taat de waarde van de partij bepaalt, maar het genot, dat men van de partij heeft. Schoonheid boven economie. Deze stel regel geldt helaas niet voor het wedstrijd wezen, Vandaar dat men in wedstrijdpar tijen zoo vaak het spectaculaire mist. Schrijver dezer regelen heeft al menige nul geboekt omdat hij steeds zoekt de ro mantiek in de partij. In dit opzicht ben ik een leerling en trouw navolger gebleven van de oude school. Zoo inspireerde het hierboven genoemde artikel van medio Sep tember mij tot het wel openen met 3530. En nog wel in een wedstrijdpartij. Mijn vin gers jeukten toen ik de openingszet moest doen en als intuïtief gingen zij naar schijf 35 enik opende3530. Dat de partij interessant is geworden moge blijken uit hetgeen we hiervan volgende week Za terdag hopen op te nemen. Correspondentie. Uit verschillende'brieven bleek mij, dat het niet inzenden niet is te wijten aan het niet kunnen vinden, maar omdat de bij zondere tijdsomstandigheden aan velen den tijd ontneemt om in te zénden. Waar tevens blijkt, dat men de rubriek wel volgt, ook al zendt men niet in, hopen wij met onze brief schrijvers op spoedige normale tijden. Dat onze rubriek ontspanning geeft in de'span ning stemt ons tot verheugenis. Aan de Nichtjes en Neefjes! Deze keer hebben we weer de prijsraad sels, dus nu allemaal flink aan het werk, want nu komt het op de goede oplossing aan. Hier volgend de prijsraadsels. 1. Voor de grooteren. Het geheel bestaat uit 44 letters. Door de 19. 15. 6. 46. 24. wordt vaak 45. 10. 23. 28. 5. 35. muziek gespeeld. 33. 11. 1. 25. 20. is een prettig spel voor de winteravonden. 4. 1. 12. 22. is doorzichtig. Een j. 12. 14. 30. 41. 3. is geen blanke. Een 40. 37. 38. 8. 26. kun je van je hand maken. 36. 2. 14. 41. 29. 32. 2. is een bekend sigarenmerk. Een 18. 15. 31. 19. 9. is een feestgerecht. Iets wat stuk is heeft een 27. 2. 43. 21. 7. 25. 34. 3. 13. 2. Voor de kleineren. Het geheel bestaat uit 15 letters. In een 3. 8. 15. wordt in- en uitgevlogen. Een 4. 13. 10. 11. is een stok. De 9. 5. 2. 7. 13. 14. is soms hoorbaar. 4. 1. 11. is niet verstandig. Een 15. 6. 12. moet je leeren. Allen hartelijk gegroet van TANTE DOLLIE. ZOEKPRENTJE. Waar is de toeschouwer? AART'S IDEAAL. 4) o— Heel even dacht Aart er over om toch nog maar te gaan. Maar nee, hij deed het niet ook, er was voor hem nu toch niets meer aan. Hij bleef hier op zijn uitkijkpost en daar was voorloopig nog genoeg te zien. Er kwamen nog steeds auto's voorbij; vrachtauto's en luxe wagens en dan nog paarden, het leek wel of alle stallen leeg gehaald waren. En toen werd het tijd voor den trein. Daar gingen jongens uit zijn klas met hun vader. Nou, of ze daar nu zoo trotsch op hoefden te zijn, zulke mooie pakjes had den ze heusch niet aan. Aart ontdekte de meester. En nu had hij toch wel even spijt, dat hij thuis gebleven was. Meester had gister immers gezegd: „Tot morgen" en had er natuurlijk op gerekend dat hij ook aan den trein zou zijn. Misschien miste meester hem niet eens. Er waren zooveel menschen, dan merkte je het heusch niet of er een jongen meer of minder was. Gister, toen ze samen de kast opruim den, had hij nog niets geweten van al dit nare. Het leek Arend net of alles nu ineens heel anders was. Hij keek meester na tot hij om den hoek verdween. Toen ging zijn blik weer terug en daar, ja hij zag het goed, daar kwam Wout, met zijn Vader, en zijn Vader in een soldatenpak. Een dominee soldaat! Aart trok het gordijn verder op zij en vergat bijna dat ze niet hoefden te zien, dat hij hier was. Hij had wel van veldpredikers gehoord. Ja, dat was de dominee natuurlijk. Wat had Wout ook weer gezegd? O ja: mijn vader is majoor. Dat zou wel kunnen, hij had tenminste een heel ander pak aan dan de gewone sol daten. Toen ging Aart's aandacht over op Wout Moest je hem daar zien stappen. Hij liep, of hij zelf naar het leger moest. Die schepte ook niet weinig op. En geen wonder ook bedaent hij toen, want als zijn eigen Vader er vanmorgen bij geweest was, zou hij vast ook wel trotsch op hem geweest zijn. Dien morgen, toen Aart het schoolplein opkwam, aarzelde hij' even of hij wel naar zijn eigen clubje toe zou gaan. Ze waren opzij van het plein. Een paar zaten boven op het hek en de anderen ston den er voor. Er was zooveel te praten. Ze hadden alle maal al wat beleefd dien morgen en merk ten niet eens dat Aart, die er ook bij kwam, niet veel zei. Tot ineens een van de jongens, Jan Broer- se, tegen hem uitvielZeg Aart, waar hing jij uit vanmorgen, ik heb je heelemaal niet gezien; jou Vader moest toch ook weg? Aart werd vuurrood en al de andere jon gens keken opeens naar hem. Daar had je het al, hij had nog gehoopt, dat ze hem niet gemist zouden hebben; die vervelende Jan ook altijd. Hoeft hij niet weg? vroeg Jan weer en voor Aart kon antwoorden zei Wout al voor hem: „Zijn Vader is immers in het ziekenhuis". „Nee, hij is er al weer uit". Nijdig zeide Aart het, en toen: „Maar hij hoeft toch niet weg". Daar, nu wisten ze het, en meer zei hij' vast niet. Welja, hij zou tegen de jongens gaan zeggen, dat zijn vader dat zouden ze gauw genoeg zien. Dirk de Ridder moest ook nog wat zeg gen. „Voor het leger kunnen ze alleen maar sterke mannen gebruiken en als je dat niet bent, nou dan word je afgekeurd". Aart was woedend. Dirk bedoelde na tuurlijk, dat zijn Vader dus niet sterk was en het erge was, dat Dirk gelijk had ook. En als de jongens alles eens wisten. In de klas pas merkten ze, dat er een jongen ontbrak, Nan Roest. Heeft niemand hem gezien? vroeg de hulpmeester, die nu de klas had overgeno men. „Neen meester", klonk het van verschil lende kanten, maar Aart zei niets; hij wist wel waar Nan was, had hem immers zelf vanmorgen op het paard voorbij' zien gaan. Die had er natuurlijk een vrije dag van genomen. Nu, hij zou hem niet verraden, morgen vertelde Nan misschien wel, dat hij kiespijn had gehad. 's Middags was Nan er wel en toen was hij' de held van den dag, want met veel branie vertelde hij, dat hij 's morgens was mee geweest om de paarden te laten keu ren enen nu kwam het belangrijkste: hij ging van school af! Van school af? Maar dat kan toch niet, zoo maar midden in een klas. Dat mocht niet eens. „En je zou volgend jaar toch ook naar de H.B.S. gaan?" zei Aart toen, want daar hadden ze het meer dan eens al over gehad. „Nee, daar kom ik nou fijn van af". M'n Vader wou en zou dat ik door moest leeren. Maar nu is hij' weg en het is druk en ze kunnen me best gebruiken. Nu hoef ik lekker niet meer naar school en ga fijn boer worden. Morgen al. Nan maakte een luchtsprong van plezier en plaagde de anderen, „en jullie mogen zoet in je bankie zitten hoor, denk er om, an ders wordt de meester boos", en Nan stak dreigend zijn vinger omhoog. Aart was er stil van, dat Nan zoo blij was dat hij niet naar de H. B. S. moest. Nee, dat kon hij niet begrijpen. En voor het eerst was hij werkelijk blij, dat zijn Vader niet weg was gegaan. De tweede, die een nieuwtje had, was Dirk, maar door de verhalen van Nan had hij' er niet meer aan gedacht. En nu, onder de les, schoot het hem te binnen. Hij vertelde het aan den jongen die naast hem zat en samen keken ze lachend om naar Aart, die een plaats in de rij naast hen en een bank naar achter had. Aart, druk bezig met zijn sommen voel de ineens dat ze naar hem keken. (Wordt vervolgd.) CL 3 8 CD p 3 rt- 2 S ma: B S ft B 2 H (t (t (5 (D i S° 3 ST o, E 3 rë v— Crq fl> co 2 rt- (d 3 N a cr 2, (B <B H, 2 <5 o* O CD 3 tr s* O m q o 2 n> ai p. t-L CP r 2 3 o S - a fB °S B S 3 2 P 2 (D (D O O y H.W croq M on /-v P Cfl CO (D N 2, o o £T P 2 N (TO £3 S4 9* orq P <D ft) 2-1 "•ffq 2 2. <r> 5^a CD s 8 >-■ y-i co 8- öoq S s-i B- <-*- P O. g a a B 65- C s o js. o r- ft K" O -'B (D «+oq cd S (5 8 S S-CJCD CL g.3 pj CD H.® p* &S 2 HSS a CD - CO (D <X> rt- B (T> t— CD CD 3 CTO 3 p CD t—u W O O O CD 3 BÜ'B 3 3 u A 5. „alt Cl £2. S B'O O S 1 B £.H,2 I I I M I >7* y co b CD B CTO p 09 p p 3 P P "p CD *>0 CQ CD' Huh CD 33— CD CD H tS Ö- CTO CD o c+ 3 g -- -1P» ÖNDAÏUMAD ■""■Hkl1 EEUW EEN SEKTE DIE TEGENSPRAAK VINDT. Want wat deze sekte aangaat, ons is bekend, dat zij overal tegenge sproken wordt. Handel. 28: 22b. Het was voor de Christelijke kerk een zware tijd, toen deze „sekte" overal werd te gengesproken. Want dat „tegenspreken" bestond niet slechts in woorden, maar ook in daden, in bloedige vervolgingen. Toch was het ideëel gezien een heerlijke tijd. De kerk breidde zich uit, er werden voortdurend toegedaan tot het getal derge nen die zalig werden en daarmee ging ge paard een toenemende invloed op de wereld. Nieuwe beginselen keerden de wereld om. Het gelaat des aardrijks werd ver nieuwd. Het barbarisme met de wreedhe den van het heidendom werd door de leer der liefde tot God en tot den naaste ver vangen. Een andere periode in de wereld geschiedenis werd ingeluid. Ongetwijfeld, er waren ook schaduwzij den. De aanvang van de Christelijke leer beteekende niet, dat nu overal het Woord van God tot heerschappij kwam. Ook de jeugd van de Christelijke kerk was niet en kel vol bloesemende praeht. Er groeide onkruid in den wereldakker. Het zaad van het onkruid dat de satan 's nachts in de voetstappen van den hemel- schen Landman over het pas gezaaide goede zaad uitstrooit, is in veler hart ge vallen en vond er een bodem waarin het welig tierde. Maar dit neemt niet weg, dat in de eerste eeuwen de prediking van het Christendom ontzaglijke veranderingen in het wereldle ven heeft bewerkstelligd, dat veler harten werden veranderd, de verhouding tusschen de menschen werd vernieuwd, de Christe lijke broederschap in beginsel de slavernij onmogelijk maakte, de Christelijke barm hartigheid in eere kwam, het gezag van de overheid werd bevestigd, recht en gerech tigheid zegevierden. Wij leven thans vele eeuwen later. En er is veel veranderd in de wereld. Maar nog altijd geldt van de Christelijke kerk, dat zij bekend staat als de sekte die overal tegengesproken wordt. Het Evangelie van Jezus Christus is een evangelie niet naar den mensch. Het Schriftwoord blijft altijd waar, dat de natuurlijke mensch niet verstaat de din gen die des Geestes Gods zijn. De vijandschap jegens God en den Chris tus moge zich dan al in andere vormen openbaren, in beginsel is er toch niets ver anderd. Maar is het nu ook zóó, dat de kerk onder tegenstand en verdrukking groeit? Dat naarmate de tegenstand grooter wordt het geloofsleven sterker tot openbaring STIL IN GOD. Wees toch stil, wanneer de Landman met het snoeimes in de hand dorre ranken mocht ontdekken aan den stam, door Hem geplant. Hij zal niet onnoodig snijden, niet te vroeg en niet te laat; Ranken welke vruchten dragen hebben tranen eerst gezaaid. Wees toch stil, wanneer uw Heiland u den smeltkroes heeft bereid en inplaats van te verlossen u in dieper wegen leidt. Hij zoekt slechts uw hart te reinigen. Daag'lijks kleeft nog zonde u aan. Om het goud geheel te lout'ren moet de vuurproef het doorstaan. Wees toch stil, wanneer uw Heiland, grooter offers van u vraagt, en uw leven meer den stempel van Zijn smaad en lijden draagt. Mee-gekruisigd, mee-verrezen, voert Hij tot Zijn heerlijkheid alle uitverkoren lezen, Die Hem gansch zijn toegewijd! komt en de Christelijke liefde zich in al heerlijker vormen openbaart? Wordt ook nu nog openbaar, dat de ge meente van Jezus Christus het zout der aarde is, en dat in het teeken des kruises schoone overwinningen worden behaald? Velen zijn geneigd hier een vraagteeken te plaatsen, en wat geweest is te verheer lijken boven wat thans gezien wordt. En misschien niet geheel ten onrechte. Hier past voorzichtigheid in het oordeel. Wij mogen niet verkleinen de rijke genade die God ook in onzen tijd schenkt, ook in de bereidheid bij zoo velen om zich gewil lig te onderwerpen aan de heerschappij van Jezus Christus en als zijne getuigen, zijn Evangelie te prediken. Evenwel past hier ook te wijzen op de roeping die wij van Godswege hebben te vervullen om heel het leven voor den Heere op te eischen. Dan zal de „tegenspraak" sterker wor den en de tegenstand feller, maar de Naam des Heeren zal worden geheiligd, de komst van Zijn Koninkrijk bevorderd. EEN CHRISTEN ZONDER BIJBEL. Ds O. G. Heldring zeide eensEen Chris ten zonder Bijbel is le. een kind dat zijn Vader niet kent 2e. een vreemdeling die zijn thuis ver geten heeft; 3e. een schipper die in den storm zijn kompas verloor; 4e. een strijder die zijn zwaard verbrak; 5e. een erfgenaam die het testament waarbij hij zijn erfenis aanvaarden kon verscheurde 6e. een schuldenaar, die den kwijtbrief, waarbij hem zijn schuld werd kwijtgeschol den, vernietigde. TOEGEPASTE ZIELKUNDE. (Vervolg.) Nu we een en ander weten van de bedoe ling van de psycho-techniek, willen we dit maal eens een denkbeeldige excursie onder nemen naar het paedalogisch laboratorium te Den Haag. 't Laboratorium dient o.a. 1. Voor onderzoek naar achterlijkheid. 2. Beroepsgeschiktheidsonderzoek b.v. kan een jongen naar een ambachtsschool enz. Gezichtondezoek. Kinderen worden eerst lichamelijk onderzocht, daar door zijn ze tevens uit de schoolsfeer. Ze voelen dat ze niet bij een onderwijzer maar bij een dokter zijn. Gezichtsscherpte wordt bij kinderen die nog geen hoofdletters kun nen lezen onderzocht met plankjes waarop wijzende handjes staan afgebeeld. Ze moe ten hun handje dan juist zoo houden als het handje op het plankje. Ouderen worden onderzocht met de be kende kaart met letters, die de meeste le zers wel van den oogarts zullen kennen. Voor 't onderzoek naar kleuren blindheid zijn de kaarten van Stil ling, b.v. 'n kaart met groene stippen, waar in een cijfer met roode stippen is aange bracht. Voor eventueel bedrog zijn een paar net zoo uitgevoerde kaarten die echter in kleuren zijn, waarin ook de rood-groen 'of de geel-blauw blinden verschil zien. Beheersching der Spie ren. Dit wordt onderzocht op de volgende wijze. Het kind krijgt een houten staafje waarin aan 't eind een fijne koperen naald zit die er een eindje uitsteekt. Het kind moet nu een voor een de staaf met naald in al de gaatjes steken van een voor hem liggend bord. Maar het mag niet de op pervlakte van het toestel met de koperen naald raken. Het bovenblad is namelijk ook van koper en zoo gauw de naald dit raakt, gloeit op rij een lichtje aan. Oordeel: Men laat den kinderen plaat jes zien en ze moeten hun oordeel hierover ten beste geven. Bij dit onderzoek blijkt dat: De 3-jarige s o m t o p. De 7-jarige geeft beschrgving. De 15-jarige geeft pas eigen oor deel. Bij dit onderzoek blijkt o.a. dat kinderen zeer suggestibel zijn b.v. Er is een plaat waarop: kind op de rails, hondje, trein vlakbij, vader komt eraan rennen. Kinde ren zeggen nu dat de vader het meisje wil redden, maar wijst men dan op het mooie hondje, dan zijn ze plotseling van meening dat hij het hondje wil redden. Vraagt men: waarom wil de vader het hondje redden, dan zeggen ze niet gemakkelijk „uit liefde" of zooiets. Wel als men het persoonlijk maakt b.v. „als dat je zusje Marietje nu was, waarom zou je vader haar dan van de rails halen?" In zoo'n geval is het ant woord: „Omdat hij van Marietje houdt". Een kind aan wie de vraag op de eerste

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 7