DE ZEEUW
met zilveren randen.
TWEEDE BLAD
Nauwe economische
samenwerking met België
Wat er deze week voorviel.
Gemengd Nieuws.
Rechtszaken
Oe Jaarbeurs was stil dit jaar.
Samenwerking Indië-Nederland.
VAN
ZATERDAG 23 SEPT. 1939, Nr 302,
De heer Vonck, directeur-generaal
van de Brusselsche Jaarbeurs, die een
bezoek heeft gebracht aan de Utrecht-
sche Jaarbeurs heeft in een vraagge
sprek met de „Indépendance Beige" de
indrukken weergegeven, die hij op zijn
reis in Nederland heeft opgedaan.
„De Nederlandsche fabrikant en za
kenman, begaafd met een scherp com
mercieel vernuft, denkt minder aan de
transacties, die als gevolg van den oor
log verloren zouden kunnen gaan, dan
wel aan de nieuwe mogelijkheden, welke
de gewijzigde omstandigheden openen",
zeide de heer Vonck. „Daarop is de ge-
heele aandacht van de Nederlandsche
zakenwereld gespitst. De economische
koelbloedigheid dezer zakenlieden be
rust voor een gedeelte op wat zij zelf
hun „ervaringen met de neutraliteit"
noemen. Deze bijzondere toestand die
Nederland reeds tijdens den vorigen oor
log heeft leeren kennen, heeft hun veel
geleerd en zij hebben de lessen onthou
den."
Niet alleen in het economische, maar
in het geheele nationale leven van Ne
derland heerscht op het oogenblik
slechts een minimum van opwinding en
aarzeling. Tal van Nederlanders vragen
zich af, of het oogenblik niet is geko
men om tusschen onze beide landen een
economische samenwerking tot stand te
brengen, die veel verder zou gaan dan
wat men tot dusver in officieele krin
gen heeft overwogen."
„De zakenwereld spreekt zich onom
wonden uit voor een grootere voortva
rendheid op dit gebied. Men is van
oordeel, dat de onderlinge betrekkingen
tusschen Nederland en België geheel
herzien dienen te worden, teneinde na
te gaan welke mogelijkheden er bestaan
om elkanders economisch leven aan te
vullen en het onderlinge ruilverkeer op
breedere basis te organiseeren.
Men gaat zelfs zoo ver, te verklaren,
dat het wenschelijk zou zijn, naast de
besprekingen met de Oslo-staten tegelij
kertijd onderlinge besprekingen tusschen
België en Nederland te voeren over een
nauwe economische samenwerking.
MIDDELBURGSCHE BRIEVEN.
Amice,
Voor ik de pen ter hand nam om je dezen
regel en de daarop volgenden te doen
toekomen, ben ik zoo hier en daar op be
zoek geweest. En wilde ik je mijn erva
ringen dienaangaande meedeelen.
Eerlijkheidshalve moet ik er bij zeg
gen, er geen stap voor verzet te hebben.
Maar dat is toch niet noodig? Je kunt
best ergens heen gaan, zonder je li
chaam te verplaatsen? Óf niet?
Mijn eerste bezoek gold een groot ge
zin van half volwassen, bijna volwassen
en geheel volwassen personen.
Er heerschte een rustelooze deining
in dat gezin. Rusteloosheid is trouwens
een gewone eigenschap van deining.
Eén der gezinsleden zat permanent
voor het radiotoestel. Had alleen maar
belangstelling voor de nieuwsberichten
van diverse stations, voor de gesproken
kronieken van den dag, oorlogsbeschou
wingen en alles wat met het geweldig
gebeuren van dezen tijd in verband staat.
Een ander lid uit hetzelfde gezin ge
noot meer van het gedrukte oorlogs
nieuws. Genoot van niets anders dan
dit.
Tientallen kolommen werden dagelijks
met het grootste gemak verwerkt. Was
daarvan geheel vervuld en ik moet er
aan toevoegen, van niets anders dan dat.
De vrouwelijke leden uit dat gezin
hadden meer belangstelling voor de
voorraadvorming. Van de meest uiteen-
FEUILLETO N
Naar het Engelsch van
EMMA JANE WORBOISE.
107) _0_
„Maar hoe wist u, dat wij waarlijk ge-
engageerd waren, mevrouw Trafford?"
„Het zesde zintuig, dat iedere moeder
bezit, zei mij dit, mijn lieve. Doch ik had
meer dan loutere veronderstellingen om
juist te oordeelen. Toen ik bemerkte, dat
mijn jongen u zoo onwaardig behandelde,
sprak ik tot hem over deze zaak, en hij
bekende mij, dat je beloften met elkander
had gewisseld; maar hij voegde er bij', dat
je wenschte, het engagement geheim te
houden, to na je terugkomst op Elm-
wood."
„O, mevrouw Trafford, heeft hij. dat
durven zeggen?"
„Ja, was dit dan geen waarheid?"
„Waarheid? Neen! honderd en dui
zendmaal neen!" En u deele ik mevrouw
Trafford alles mede. Ik was verschrikt en
geëergerd tegelijk; want hoe weinig ach
ting ik ook voor Louis gevoelde, toch had
ik hem nooit voor een leugenaar gehou-
~~..een zeer verachtelijk leugenaar,
want zijn leugens waren in mijn nadeel
loopende artikelen. Koffie en thee stond
bovenaan. Verder diverse zeepsoorten,
fietsbanden, schoenwerk enz. enz.
De meer technisch aangelegde gezins
leden hadden weer een anderen tak van
oorlogsafweer onderhanden. Zij hadden
reeds alle voorzorgen getroffen op de
bovenverdieping van het huis, als zand-
kisten, een brandslang, gereedschappen
e.d. Tijdens mijn bezoek waren ze in het
allerbenedenste van het huis bezig, met
het installeeren van den schuilkelder.
Die mocht er ook zijn. Zelfs de zitbanken
ontbraken niet. Thans stonden ze druk
te discussieeren over de vraag of er ook
een nood-W.C. moest aangebracht wor
den en zoo ja, hoe en waar.
Ge begrijpt, dat ik toen ben weggegaan.
Mijn volgend bezoek bracht me de
grootst mogelijke tegenstelling. Hier
heerschte een doodsche rust. De radio
was volledig het zwijgen opgelegd. De
heer des huizes had n.l. het snoer van
den luidspreker vernield, opzettelijk of
onopzettelijk, dat was nog niet uitge
maakt. De courantenbezorger had op
dracht gekregen de eerstvolgende week
geen krant in de bus te steken. Voor de
op hol geslagen zenuwen had iemand het
recept gegeven: lees humor. En dat re
cept werd trouw opgevolgd.
De meeste huisgenooten lagen in ge
makkelijke stoelen te genieten van een
boek. Dat genieten was zichtbaar. Toen
ik behoedzaam naar de titelpagina's in
formeerde, kreeg ik te zien: „Laterveer
wil rechter wezen", en de trilogie van
„Tjalling", de drie bekende boeken over
die leuke „Tjalling". Er lagen nog meer
boeken, maar de titels daarvan ben ik
vergeten. In ieder geval werd me nu dui
delijk, waaraan die glimlachende gezich
ten waren toe te schrijven.
Maar toch, ook daar ben ik eenigszins
onvoldaan vertrokken.
In het daarop volgend gezin trof ik
meer de normale sfeer. Gewone belang
stelling voor het wereldnieuws, maar ook
voor de andere dingen, die krant en het
weekblad in huis brachten. Gewone be
langstelling ook voor het beroep en de
zaak, voor de kerk en de school, voor de
vereeniging en de ontspanning, voor de
kennissen en vrienden, kortom voor het
gewone leven van eiken dag.
Ik heb, zoo zei de heer des huizes, de
(ge)zinspreuk voor deze tijden, een eere
plaats in mijn huis gegeven, n.l. deze:
„Ga gewoon verder". De sfeer van zand
zakken en gasmaskers moet ik zoolang
mogelijk uit mijn omgeving zien te we
ren. Ik houd niet van debatten over de
grensbepalingen van voorraadvormingen
en hamsteren. Wij praten er natuurlijk
wel over. Wij hebben wel belangstelling
voor al die ongewone dingen, maar wij
zorgen er niet onder bedolven te worden
Wij blijven daar boven staan.
Dat laatste bezoek bracht me volledig
in evenwicht. Gewoon doorgaan, rustig
blijven werken, dat kan vóór ons en dat
moet voor ons zoolang dit kan, het pa
rool blijven.
Ik ga mij daar ten minste aan houden.
Hier naast mij liggen tenminste eenige
verslagen van Middelburgsche inrichtin
gen of instellingen, eenige krantenknip
sels, eenige aanteekeningen over doodge
wone dingen en ik ben voornemens daar
volgende week eenige letteren aan te
wijden, want voor ditmaal is mijn ruimte
weer verbruikt.
Tot volgende week dan D. V.
Je STENTOR.
MEN HOUDT HET OP DE TOEKOMST.
De verwachte opleving in het bezoek
aan de Jaarbeurs, waarvoor begin dezer
week nog aanleiding bestond, is uitge
bleven.
Het is erg stil geweest, maar de stand
houders hebben er hun humeur niet bij
verloren. Als het publiek straks wat
meer gewoon zal zijn aan de omstandig
heden en handel en nijverheid aangepast
geraken, komt de bedrijvigheid snel ge
noeg weer in normaler banen, waardoor
productie en afzetmogelijkheden vanzelf
ook al weer een constanter beeld zullen
kunnen bieden.
De deelnemers die Donderdag begon
nen in te pakken, deden het allerminst
met een gevoel van neerslachtigheid,
geweest. Een hoofdtrek van Louis' ka
rakter was behoefte aan goedkeuring, en
al bekommerde hij zich weinig over zijn
voortreffelijke moeder, toch gevoelde hij
ontzag voor de uitdrukking van haar
misnoegen; daarom yerhaalde hij haar
liever zijn leugenachtig verzinsel, dat ik
geheimhouding had bedongen, om zoo
doende te verhoeden wat hem hoogst on
aangenaam was, namelijk zich zelf te
hooren veroordeelen door iemand, voor
wien hij, op zijn wijze altijd, achting en
eerbied gevoelde.
„Chrystie", zeide mevrouw Trafford
eindelijk, zal jij niet verstoord op mij
wezen als ik je zeg, dat het mij groote-
lijks verheugt, dat Louis en jij gescheiden
zijt?"
„Het verblijdt mij zelf zoozeer, dat ik
dit gevoel in je niet kan afkeuren. Een
groote schok was noodig om mijn oogen
te openen, doch eens geopend kon ik niet
langer verblind blijven. O, mevrouw
Trafford, ik heb Louis zoo volkomen, zoo
ganschelijk vertrouwd! Mijn liefde voor
hem was met mij opgegroeid, zonder dat
ik het zelve wist; hij was zoo vroolijk,
zoo knap en als hij wilde kon hij zoo
zacht en goed zijn. Van het eerste oogen
blik onzer kennismaking af scheen ik
hem toe te behooren. Het was een harde
les voor mij om te leeren, dat ik nimmer
de zijne mocht of kon worden, maar veel
maar met de wetenschap, dat de huik
naar den wind moest worden gehangen
en in het besef, dat het eenige middel
om staande te blijven is: niet bij de pak
ken neer gaan zitten.
Een volgenden keer beter, was het
parool.
VORMING VAN EEN STICHTING
In verband met de verdere ontwikke
ling der economische samenwerking met
Ned.-Indië acht de regeering het nood
zakelijk over te gaan tot oprichting van
een instituut voor Nederlandsche econo
mische belangen in Ned.-Indië. Dit insti
tuut zal zich eenerzijds bezighouden met
de stelselmatige bevordering van den
Nederlandschen uitvoer naar genoemd
gebiedsdeel, anderzijds met het bestu-
deeren en waar mogelijk bevorderen van
Nederlandsche beleggingen in Ned.-In-
dische industrieën.
De meest geschikte vorm hiervoor
wordt geacht een stichting, in het be
stuur waarvan het bij deze belangen be
trokken Indische bedrijfsleven en verder
de ministeries van Economische Zaken
en van Koloniën vertegenwoordigd zul
len zijn. Verwacht wordt, dat dit be
drijfsleven mede in de kosten dezer in
stelling, die een vertegenwoordiging in
Ned.-Indië zal vestigen, zal bijdragen.
Voor 1940 worden de overheidskasten
ten deze echter geraamd op f 75.000,
welk bedrag thans op de begroóting an
Economische Zaken wordt aangevraagd.
BURGEMEESTER VAN WESTWOUD
GESCHORST.
De burgemeester der gemeente West
woud is in verband met het onderzoek
in zake de gemeentefinanciën voor drie
maanden geschorst.
Tot plaatsvervanger is voor dien tijd
benoemd de heer J. Schrynder, burge
meester van Grootebroek.
DE BEHANDELING DER POOLSCHE
KRIJGSGEVANGENEN IN
DUITSCHLAND.
Duitschland, aldus het Vad., behan
delt de krijgsgevangenen geheel volgens
de regels van de internationale overeen
komst, gesloten in Den Haag op 27 Juli
1929.
De Poolsche krijgsgevangenen worden
zoo snel als het mogelijk is van het front
weggevoerd; zij komen dan in het eigen
lijke gevangenkamp. Principieel ge
schiedt zulks eerst, nadat zij ontluisd
zijn.
Groote moeilijkheden brengt nog de
kleeding van de krijgsgevangenen mede.
90 pet. hebben geen jassen, 20 pet. zijn
slechts in dril gekleed, 10 pet. hebben
geen schoenen en kousen. Er is een groo
te hoeveelheid civiele gevangenen, wel
ke, zoodra dit mogelijk is, naar hun land
zullen worden teruggezonden. De oor
zaak van het verschijnsel, dat er zooveel
burgers onder de gevangenen zijn, wordt
toegeschreven aan de omstandigheid, dat
de Polen bij hun terugtocht op vele
plaatsen een groot aantal gebouwen in
de lucht lieten springen of in brand sta
ken, ten einde de opmarsch der Duit-
sehers te vertragen. Daaronder waren
gevangenissen en allerlei soort gestich
ten, ook krankzinnigengestichten, waar
van men de bewoners vrij moest laten,
opdat zij niet levend zouden verbranden.
Deze lieden werden later door de Duit-
sche troepen opgepikt. Men zal ze weer
afschuiven.
Het totaal aantal krijgsgevangenen in
Polen wordt op ongeveer 500.000 ge
schat.
De Poolsche krijgsgevangenen die hier
blijven, zullen, voor zoover zij geen graad
boven die van onderofficier hebben, aan
't werk worden gezet, allereerst bij den
landbouw. Welk werk in den winter voor
hen zal worden gevonden is een kwestie
van later zorg. Hun loon zal 6080 pet.
bedragen van het loon dat een Duitsche
arbeider in dezelfde omstandigheden
verdient. Het voedsel zal zoo zijn als dat
van de Duitsche tweede reserve („er-
satzreserve", d.w.z. het zal gelijk zijn
met de rantsoenen die de burgerbevol
king kan betrekken).
De officieren zullen niet behoeven te
harder was de ervaring, dat die Louis,
dien ik lief gehad en in wien ik geloofd
had, nooit had bestaan, of wel verdwenen
was. Die Louis, die mij zoo dierbaar is
geweest, schijnt voor mij gestorven te
zijn en ik heb een zeker teeder gevoel
voor zijn nagedachtenis. Maar de Louis,
die mij verlaten heeft, die slechts de erf
gename van Elmwood zocht, dien betreur
ik niet. Beter, dat mij de oogen geopend
zijn, voor het te laat was!"
„O, oneindig veel beter! God heeft je
veel goedertierenheid betoond, Chrystie.
Ik geloof, dat dikwijls het lot van ons
vrouwen is, om afgoden op te richten,
die wij later bevinden slechts leem te
zijn ons zeiven een schoon ideaal te
scheppen, dat bij de eerste aanraking ver
brijzelt; maar indien ons leven dan on
herroepelijk verbond enis met het ge
waande ideaal en wij leeren inzien, dat
we gedwaald hebben en misleid zijn, o,
dat is een onuitsprekelijke ellende! Beter
twintig vergissingen vóór het huwelijk,
dan ook maar één daarna!
HOOFDSTUK XXXIX.
Een klein fortuintje.
Een paar dagen na mijn bezoek bij me
vrouw Trafford had ik het geheel onver
wachte genoegen zelve een bezoekster te
De vraag, welke plannen Rusland had
met zijn gemobiliseerde legerscharen is
Zondagmorgen vroeg beantwoord. Toen
het daarvoor geschikte oogenblik was
aangebroken, marcheerden de Bolsjewie
ken de Poolsche grens over, om de
Nazi's, die aan den anderen kant hun
slag geslagen hadden, maar die hoog
noodig hun troepen naar het Westelijk
front moesten verplaatsen, een handje te
helpen, óf om te zorgen, dat ook Sovjet-
Rusland een deel van den Poolschen buit
in handen kreeg.
De Fransche premier Daladier vertel
de Donderdag in zijn rede, dat reeds op
23 Aug. de verdeeling van Polen op pa
pier tusschen Rusland en Duitschland
plaats had, terwijl Hitier toen en ook la
ter nog verklaarde te willen onderhan
delen over Danzig en de Corridor!
Met diepe walging heeft zeker menig
een kennis genomen van dezen koe-han
del tusschen twee personen, die vroeger
verklaarden eikaars dood-vtjanden te
zijn en van den dolkstoot aan het dap
pere Polen toegebracht. Het heeft zich
heldhaftig verdedigd, het doet het zelfs
op sommige punten nog, o.a. in de
hoofdstad, maar het front als geheel
moest natuurlijk tegen twee dergelijke
grootmachten ineen storten. De Poolsche
regeering en met haar de geheele we
reld kan er over nadenken, welke
waarde een niet-aanvalspact met Rus
land heeft. Dit liep n.l. nog tot 1945!
Geen wonder, dat niet alleen in Enge
land en Frankrijk, maar ook in vele neu
trale landen een kreet van afkeuring is
opgegaan over een dergelijk gedoe. Een
ezelstrap wekt bij elk weldenkend mensch
afschuw.
Intusschen, Polen is voorloopig ver
deeld. Het resultaat van den oorlog zal
natuurlijk uitwijzen, wat zijn defini
tief lot zal zyn. De Duitschers hebben
een flinke brok gekregen, maar ook Rus
land haastte zich om te zorgen, dat de
Nazi-„broeders" niet alles namen.
Heeft Stalin nog verdere plannen? Zal
hij ook de hand uitstrekken naar Bessa-
rabië (Roemenië) en (of) de Baltische
Staten. Men is er in deze landen niet be
paald gerust op.
Al spoedig na het Russisch optreden
in Polen werd in de Italiaansche pers
gevraagd of, nu Polen toch uit den weg
geruimd was, er nog wel reden was om
den oorlog voort te zetten. Heel naïef
verklaarde men in Duitsche en Italiaan
sche kringen niet te weten, waarom En
geland en Frankrijk nog verder moesten
vechten.
Maar in duidelijke taal is zoowel
door Chamberlain als Daladier ver
klaard, dat in de Britsche en Fransche
vastberadenheid niet de geringste ver
andering is gekomen. De oorlog eindi
gen met den ondergang van het Hitle-
risme, en daarmede alleen.
Beiden verklaarden, dat niet langer
te leven is onder den druk van een re
gime, dat niet anders doet (Daladier gaf
er weer een opeensomming van) dan
woordbreuk plegen en geweld boven
recht plaatsen.
Toch valt het*voor een leek op, dat
de Duitsche oorlogvoering tegen het
Westen tot dusverre zeer gereserveerd
is gebleven. Hetzelfde geldt van Enge
land en Frankrijk tegenover Duitsch
land. Het is alsof men liever maar niet
in ernst wil beginnen.
Misschien, dat Duitschland, dat nu
versterking van het Oostfront heeft ge
kregen, zal trachten terug te winnen,
wat de Franschen hebben veroverd in
de vorige week.
Ook in het Engelsche Lagerhuis drong
de oppositie aan op een krachtiger op
treden. Chamberlain was echter voor
zichtig in zijn antwoord. De strategie
heeft het hier voor het zeggen.
Er is geen offer, voor hetwelk w\j zul
len terugschrikken, geen operatie, welke
w\j niet zullen ondernemen"; maar deze
vastberadenheid mag geen gevaarlijke
roekeloosheid worden. In één woord:
„wij storten ons niet in avonturen".
Op zee en daar ligt misschien voor
Engeland het zwaartepunt woedt de
handelsoorlog in volle kracht. De Duit
schers boekten het niet geringe succes,
dat ze een Engelsch vliegtuig-moeder
schip konden torpedeeren.
In de groote spanning, die er aller
wegen is, kwam opeens het bericht, dat
de Roemeensche premier is vermoord.
Calinescu was de man, die als vertrouwe
ling van Koning Carol de opdracht kreeg
om de IJzeren Garde uit te roeien. Die
Garde was zoo iets als de Roemeensche
Nazi-partij, die door Duitschland steeds
met sympathie was gevolgd en vol
gens de tegenstanders met geld en
wapens was gesteund.
Het blykt uit dezen moord ook weer,
dat de neutraliteit van Roemenië in het
brandpunt van de belangstelling staat.
Temidden van al de onrust die er in
de wereld is, mocht H. M. de Koningin
deze week bij de opening van het nieuwe
zittingsjaar der Staten-Generaal de troon
rede uitspreken. Ons volk heeft van deze
gelegenheid gebruik gemaakt om het
H. M. te laten gevoelen, hoezeer het haar
liefheeft.
Eenige uren later volgde de aanbieding
der miljoenennota door den minister-pre
sident. Bij 't bestudeeren van dit staats
stuk, dat wijst op den ernstigen toestand
van 's lands financiën, vraagt men zich
met eenige verwondering af, waarom het
kabinet-Colijn moest verdwijnen en waar
om dit nieuwe Kabinet van zekere zijde
met gejuich is begroet. Maar daarover
hooren we wel meer bij' de begrootings-
debatten.
werken en zij krijgen aan het eind van
hun gevangenschap hun gage uitbetaald.
Hoofdambtenaar van de gemeente
De Bilt gearresteerd.
Reeds geruimen tijd deden geruchten
de ronde, dat de hoofdambtenaar der ge
meente De Bilt, de heer M., zich aan
fraude met gelden, welke hij voor school
besturen en andere instellingen beheerde
zou hebben schuldig gemaakt.
Het schijnt, dat eenige ingezetenen het
tekort hebben aangezuiverd, doch door
andere inwoners werd aangedrongen op
schorsing van genoemden hoofdambte
naar, tevens waarnemend gemeente-se
cretaris. De justitie heeft zich thans met
de zaak bemoeid en heeft M. gearres
teerd.
Het verduisterde bedrag zou ongeveer
f 10.000 bedragen.
Moord in een café te
Rotterdam. Gisternacht is in het
café „Marconi" aan het Marconiplein te
Rotterdam een Amerikaansche zeeman
doodgestoken. De dader, een Phillippijn,
en opvarende van hetzelfde schip, is in
arrest gesteld. Hij heeft een volledige
bekentenis afgelegd.
mogen ontvangen. Ik was druk bezig met
schilderen en mijn oom was al lezende
over zijn boek in slaap gevallen, want wij
hadden ons middagmaal vroegtijdig ge
bruikt toen plotseling een zeer fraai
rijtuig met twee paarden bespannen de
straat inreed en met veel gedruisch voor
onze deur ophield. Het was 'n allermerk
waardigst verschijnsel, in Eldonstraat
een mooi rijtuig met trappelende paarden
te zien, want huurkoetsjes, karren en
somtijds een wagen uit een bierbrouwerij
waren alles wat men daar ooit aan
schouwde en ik geloof dat men mij wel
zal vergeven als ik beken, dat ik uit lou
ter verbazing en nieuwsgierigheid myn
penseel met geelgroene verf plotseling
op mijn rooden zonsondergang liet val
len.
Want het was niet alleen mijn verwon
dering over de verschijning van zulk een
aristocratische equipage, maar ik ver
schrikte bijna door het stilhouden voor
nr 35. De paarden knabbelden op hun ge
bit en steigerden op de meest gedistin
geerde wijze, terwijl eén lange palfrenier
met vreeselyk geweld aan onze nederige
huisbel trok. En ik hoorde juffrouw
Betts van uit haar keuken de trap ophol
len, waarschijnlijk in de veronderstelling,
dat deze aankondiging spoedig moest be
antwoord worden.
„Wie kan dit zijn riep myn oom, zijn
Wie iets wil verkoopen adverteert.
Dat is logisch.
Wie adverteeren wil gebruikt daarvoor
„DE ZEEUW".
Dat is verstandig.
Rechtbank te Middelburg.
Zitting van 22 Sept. 1939.
MEINEED.
E. M. N., echtgen. A. de M., 41 jaar,
zonder beroep, wonende te Vogelwaarde,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in
het Huis van Bewaring te 's-Gravenhage,
had zich te verantwoorden terzake dat zij
op 15 Nocember 1938 te Terneuzen voor
het Kantongerecht aldiaar in de strafzaak
van het Openbaar Ministerie tegen zeke
ren F. C. Woifelaar, als getuige geboord
zijnde, alstoen aldaar mondeling persoon
lijk onder eede heeft afgelegd de valsche
verklaring, dat de door de naaister
Emma Mei bewoonde woning, die op 29
September 1938 des namiddags omstreeks
half een uur door een zekere P. A. van
den Bergen bestuurde vrachtauto werd
beschadigd, haar verdachtes, eigendom
was.
oogen uitwrijvende. Ik ken deze livrei
niet.
„Ik evenmin. Het zal geen bezoek voor
ons wezen, maar voor de lieden die de
benedenkamers bewonen.
Tegelijkertijd werd de huisdeur ge
opend en ik hoorde den knecht vragen, of
miss Tynode hier woonde. Alvorens ik
mijn gewone bedaardheid kon herwinnen,
stormde juffrouw Betts de kamer in, te
opgewonden om op haar gewone manier
binnen te komen, terwijl zij mij toeriep:
„Daar zijn groote lui met rijtuig, die
naar u vragen, miss. Ik dacht, dat gij
gaarne zoudt weten, dat het bezoek u
gold. Hoe jammer, dat gij niet gekleed
zijt in uw beste japon!"
Ondertusschen was een dame uit het
rijtuig gestapt en voordat ik nog een blik
op mijn kleeding had kunnen werpen,
opende juffrouw Betts haar met veel
onderdanigheid de deur van onze zit
kamer. Zij was slank en had een bijzon
der bevallige houding; haar kleeding was
kostbaar doch eenvoudig, en ik kon mij
niet herinneren haar ooit vroeger te heb
ben gezien. Ik besloot dus bij mij zelve,
dat mijn geschreven advertentiën einde
lijk vrucht droegen, en dat deze dame
waarschijnlijk mij kwam spreken over
een betrekking als onderwijzeres.
(Wordt vervolgd.)