DE ZEEUW met zilveren randen. TWEEDE BLAD Nauwe economische samenwerking met België Wat er deze week voorviel. Gemengd Nieuws. Rechtszaken Oe Jaarbeurs was stil dit jaar. Samenwerking Indië-Nederland. VAN ZATERDAG 23 SEPT. 1939, Nr 302, De heer Vonck, directeur-generaal van de Brusselsche Jaarbeurs, die een bezoek heeft gebracht aan de Utrecht- sche Jaarbeurs heeft in een vraagge sprek met de „Indépendance Beige" de indrukken weergegeven, die hij op zijn reis in Nederland heeft opgedaan. „De Nederlandsche fabrikant en za kenman, begaafd met een scherp com mercieel vernuft, denkt minder aan de transacties, die als gevolg van den oor log verloren zouden kunnen gaan, dan wel aan de nieuwe mogelijkheden, welke de gewijzigde omstandigheden openen", zeide de heer Vonck. „Daarop is de ge- heele aandacht van de Nederlandsche zakenwereld gespitst. De economische koelbloedigheid dezer zakenlieden be rust voor een gedeelte op wat zij zelf hun „ervaringen met de neutraliteit" noemen. Deze bijzondere toestand die Nederland reeds tijdens den vorigen oor log heeft leeren kennen, heeft hun veel geleerd en zij hebben de lessen onthou den." Niet alleen in het economische, maar in het geheele nationale leven van Ne derland heerscht op het oogenblik slechts een minimum van opwinding en aarzeling. Tal van Nederlanders vragen zich af, of het oogenblik niet is geko men om tusschen onze beide landen een economische samenwerking tot stand te brengen, die veel verder zou gaan dan wat men tot dusver in officieele krin gen heeft overwogen." „De zakenwereld spreekt zich onom wonden uit voor een grootere voortva rendheid op dit gebied. Men is van oordeel, dat de onderlinge betrekkingen tusschen Nederland en België geheel herzien dienen te worden, teneinde na te gaan welke mogelijkheden er bestaan om elkanders economisch leven aan te vullen en het onderlinge ruilverkeer op breedere basis te organiseeren. Men gaat zelfs zoo ver, te verklaren, dat het wenschelijk zou zijn, naast de besprekingen met de Oslo-staten tegelij kertijd onderlinge besprekingen tusschen België en Nederland te voeren over een nauwe economische samenwerking. MIDDELBURGSCHE BRIEVEN. Amice, Voor ik de pen ter hand nam om je dezen regel en de daarop volgenden te doen toekomen, ben ik zoo hier en daar op be zoek geweest. En wilde ik je mijn erva ringen dienaangaande meedeelen. Eerlijkheidshalve moet ik er bij zeg gen, er geen stap voor verzet te hebben. Maar dat is toch niet noodig? Je kunt best ergens heen gaan, zonder je li chaam te verplaatsen? Óf niet? Mijn eerste bezoek gold een groot ge zin van half volwassen, bijna volwassen en geheel volwassen personen. Er heerschte een rustelooze deining in dat gezin. Rusteloosheid is trouwens een gewone eigenschap van deining. Eén der gezinsleden zat permanent voor het radiotoestel. Had alleen maar belangstelling voor de nieuwsberichten van diverse stations, voor de gesproken kronieken van den dag, oorlogsbeschou wingen en alles wat met het geweldig gebeuren van dezen tijd in verband staat. Een ander lid uit hetzelfde gezin ge noot meer van het gedrukte oorlogs nieuws. Genoot van niets anders dan dit. Tientallen kolommen werden dagelijks met het grootste gemak verwerkt. Was daarvan geheel vervuld en ik moet er aan toevoegen, van niets anders dan dat. De vrouwelijke leden uit dat gezin hadden meer belangstelling voor de voorraadvorming. Van de meest uiteen- FEUILLETO N Naar het Engelsch van EMMA JANE WORBOISE. 107) _0_ „Maar hoe wist u, dat wij waarlijk ge- engageerd waren, mevrouw Trafford?" „Het zesde zintuig, dat iedere moeder bezit, zei mij dit, mijn lieve. Doch ik had meer dan loutere veronderstellingen om juist te oordeelen. Toen ik bemerkte, dat mijn jongen u zoo onwaardig behandelde, sprak ik tot hem over deze zaak, en hij bekende mij, dat je beloften met elkander had gewisseld; maar hij voegde er bij', dat je wenschte, het engagement geheim te houden, to na je terugkomst op Elm- wood." „O, mevrouw Trafford, heeft hij. dat durven zeggen?" „Ja, was dit dan geen waarheid?" „Waarheid? Neen! honderd en dui zendmaal neen!" En u deele ik mevrouw Trafford alles mede. Ik was verschrikt en geëergerd tegelijk; want hoe weinig ach ting ik ook voor Louis gevoelde, toch had ik hem nooit voor een leugenaar gehou- ~~..een zeer verachtelijk leugenaar, want zijn leugens waren in mijn nadeel loopende artikelen. Koffie en thee stond bovenaan. Verder diverse zeepsoorten, fietsbanden, schoenwerk enz. enz. De meer technisch aangelegde gezins leden hadden weer een anderen tak van oorlogsafweer onderhanden. Zij hadden reeds alle voorzorgen getroffen op de bovenverdieping van het huis, als zand- kisten, een brandslang, gereedschappen e.d. Tijdens mijn bezoek waren ze in het allerbenedenste van het huis bezig, met het installeeren van den schuilkelder. Die mocht er ook zijn. Zelfs de zitbanken ontbraken niet. Thans stonden ze druk te discussieeren over de vraag of er ook een nood-W.C. moest aangebracht wor den en zoo ja, hoe en waar. Ge begrijpt, dat ik toen ben weggegaan. Mijn volgend bezoek bracht me de grootst mogelijke tegenstelling. Hier heerschte een doodsche rust. De radio was volledig het zwijgen opgelegd. De heer des huizes had n.l. het snoer van den luidspreker vernield, opzettelijk of onopzettelijk, dat was nog niet uitge maakt. De courantenbezorger had op dracht gekregen de eerstvolgende week geen krant in de bus te steken. Voor de op hol geslagen zenuwen had iemand het recept gegeven: lees humor. En dat re cept werd trouw opgevolgd. De meeste huisgenooten lagen in ge makkelijke stoelen te genieten van een boek. Dat genieten was zichtbaar. Toen ik behoedzaam naar de titelpagina's in formeerde, kreeg ik te zien: „Laterveer wil rechter wezen", en de trilogie van „Tjalling", de drie bekende boeken over die leuke „Tjalling". Er lagen nog meer boeken, maar de titels daarvan ben ik vergeten. In ieder geval werd me nu dui delijk, waaraan die glimlachende gezich ten waren toe te schrijven. Maar toch, ook daar ben ik eenigszins onvoldaan vertrokken. In het daarop volgend gezin trof ik meer de normale sfeer. Gewone belang stelling voor het wereldnieuws, maar ook voor de andere dingen, die krant en het weekblad in huis brachten. Gewone be langstelling ook voor het beroep en de zaak, voor de kerk en de school, voor de vereeniging en de ontspanning, voor de kennissen en vrienden, kortom voor het gewone leven van eiken dag. Ik heb, zoo zei de heer des huizes, de (ge)zinspreuk voor deze tijden, een eere plaats in mijn huis gegeven, n.l. deze: „Ga gewoon verder". De sfeer van zand zakken en gasmaskers moet ik zoolang mogelijk uit mijn omgeving zien te we ren. Ik houd niet van debatten over de grensbepalingen van voorraadvormingen en hamsteren. Wij praten er natuurlijk wel over. Wij hebben wel belangstelling voor al die ongewone dingen, maar wij zorgen er niet onder bedolven te worden Wij blijven daar boven staan. Dat laatste bezoek bracht me volledig in evenwicht. Gewoon doorgaan, rustig blijven werken, dat kan vóór ons en dat moet voor ons zoolang dit kan, het pa rool blijven. Ik ga mij daar ten minste aan houden. Hier naast mij liggen tenminste eenige verslagen van Middelburgsche inrichtin gen of instellingen, eenige krantenknip sels, eenige aanteekeningen over doodge wone dingen en ik ben voornemens daar volgende week eenige letteren aan te wijden, want voor ditmaal is mijn ruimte weer verbruikt. Tot volgende week dan D. V. Je STENTOR. MEN HOUDT HET OP DE TOEKOMST. De verwachte opleving in het bezoek aan de Jaarbeurs, waarvoor begin dezer week nog aanleiding bestond, is uitge bleven. Het is erg stil geweest, maar de stand houders hebben er hun humeur niet bij verloren. Als het publiek straks wat meer gewoon zal zijn aan de omstandig heden en handel en nijverheid aangepast geraken, komt de bedrijvigheid snel ge noeg weer in normaler banen, waardoor productie en afzetmogelijkheden vanzelf ook al weer een constanter beeld zullen kunnen bieden. De deelnemers die Donderdag begon nen in te pakken, deden het allerminst met een gevoel van neerslachtigheid, geweest. Een hoofdtrek van Louis' ka rakter was behoefte aan goedkeuring, en al bekommerde hij zich weinig over zijn voortreffelijke moeder, toch gevoelde hij ontzag voor de uitdrukking van haar misnoegen; daarom yerhaalde hij haar liever zijn leugenachtig verzinsel, dat ik geheimhouding had bedongen, om zoo doende te verhoeden wat hem hoogst on aangenaam was, namelijk zich zelf te hooren veroordeelen door iemand, voor wien hij, op zijn wijze altijd, achting en eerbied gevoelde. „Chrystie", zeide mevrouw Trafford eindelijk, zal jij niet verstoord op mij wezen als ik je zeg, dat het mij groote- lijks verheugt, dat Louis en jij gescheiden zijt?" „Het verblijdt mij zelf zoozeer, dat ik dit gevoel in je niet kan afkeuren. Een groote schok was noodig om mijn oogen te openen, doch eens geopend kon ik niet langer verblind blijven. O, mevrouw Trafford, ik heb Louis zoo volkomen, zoo ganschelijk vertrouwd! Mijn liefde voor hem was met mij opgegroeid, zonder dat ik het zelve wist; hij was zoo vroolijk, zoo knap en als hij wilde kon hij zoo zacht en goed zijn. Van het eerste oogen blik onzer kennismaking af scheen ik hem toe te behooren. Het was een harde les voor mij om te leeren, dat ik nimmer de zijne mocht of kon worden, maar veel maar met de wetenschap, dat de huik naar den wind moest worden gehangen en in het besef, dat het eenige middel om staande te blijven is: niet bij de pak ken neer gaan zitten. Een volgenden keer beter, was het parool. VORMING VAN EEN STICHTING In verband met de verdere ontwikke ling der economische samenwerking met Ned.-Indië acht de regeering het nood zakelijk over te gaan tot oprichting van een instituut voor Nederlandsche econo mische belangen in Ned.-Indië. Dit insti tuut zal zich eenerzijds bezighouden met de stelselmatige bevordering van den Nederlandschen uitvoer naar genoemd gebiedsdeel, anderzijds met het bestu- deeren en waar mogelijk bevorderen van Nederlandsche beleggingen in Ned.-In- dische industrieën. De meest geschikte vorm hiervoor wordt geacht een stichting, in het be stuur waarvan het bij deze belangen be trokken Indische bedrijfsleven en verder de ministeries van Economische Zaken en van Koloniën vertegenwoordigd zul len zijn. Verwacht wordt, dat dit be drijfsleven mede in de kosten dezer in stelling, die een vertegenwoordiging in Ned.-Indië zal vestigen, zal bijdragen. Voor 1940 worden de overheidskasten ten deze echter geraamd op f 75.000, welk bedrag thans op de begroóting an Economische Zaken wordt aangevraagd. BURGEMEESTER VAN WESTWOUD GESCHORST. De burgemeester der gemeente West woud is in verband met het onderzoek in zake de gemeentefinanciën voor drie maanden geschorst. Tot plaatsvervanger is voor dien tijd benoemd de heer J. Schrynder, burge meester van Grootebroek. DE BEHANDELING DER POOLSCHE KRIJGSGEVANGENEN IN DUITSCHLAND. Duitschland, aldus het Vad., behan delt de krijgsgevangenen geheel volgens de regels van de internationale overeen komst, gesloten in Den Haag op 27 Juli 1929. De Poolsche krijgsgevangenen worden zoo snel als het mogelijk is van het front weggevoerd; zij komen dan in het eigen lijke gevangenkamp. Principieel ge schiedt zulks eerst, nadat zij ontluisd zijn. Groote moeilijkheden brengt nog de kleeding van de krijgsgevangenen mede. 90 pet. hebben geen jassen, 20 pet. zijn slechts in dril gekleed, 10 pet. hebben geen schoenen en kousen. Er is een groo te hoeveelheid civiele gevangenen, wel ke, zoodra dit mogelijk is, naar hun land zullen worden teruggezonden. De oor zaak van het verschijnsel, dat er zooveel burgers onder de gevangenen zijn, wordt toegeschreven aan de omstandigheid, dat de Polen bij hun terugtocht op vele plaatsen een groot aantal gebouwen in de lucht lieten springen of in brand sta ken, ten einde de opmarsch der Duit- sehers te vertragen. Daaronder waren gevangenissen en allerlei soort gestich ten, ook krankzinnigengestichten, waar van men de bewoners vrij moest laten, opdat zij niet levend zouden verbranden. Deze lieden werden later door de Duit- sche troepen opgepikt. Men zal ze weer afschuiven. Het totaal aantal krijgsgevangenen in Polen wordt op ongeveer 500.000 ge schat. De Poolsche krijgsgevangenen die hier blijven, zullen, voor zoover zij geen graad boven die van onderofficier hebben, aan 't werk worden gezet, allereerst bij den landbouw. Welk werk in den winter voor hen zal worden gevonden is een kwestie van later zorg. Hun loon zal 6080 pet. bedragen van het loon dat een Duitsche arbeider in dezelfde omstandigheden verdient. Het voedsel zal zoo zijn als dat van de Duitsche tweede reserve („er- satzreserve", d.w.z. het zal gelijk zijn met de rantsoenen die de burgerbevol king kan betrekken). De officieren zullen niet behoeven te harder was de ervaring, dat die Louis, dien ik lief gehad en in wien ik geloofd had, nooit had bestaan, of wel verdwenen was. Die Louis, die mij zoo dierbaar is geweest, schijnt voor mij gestorven te zijn en ik heb een zeker teeder gevoel voor zijn nagedachtenis. Maar de Louis, die mij verlaten heeft, die slechts de erf gename van Elmwood zocht, dien betreur ik niet. Beter, dat mij de oogen geopend zijn, voor het te laat was!" „O, oneindig veel beter! God heeft je veel goedertierenheid betoond, Chrystie. Ik geloof, dat dikwijls het lot van ons vrouwen is, om afgoden op te richten, die wij later bevinden slechts leem te zijn ons zeiven een schoon ideaal te scheppen, dat bij de eerste aanraking ver brijzelt; maar indien ons leven dan on herroepelijk verbond enis met het ge waande ideaal en wij leeren inzien, dat we gedwaald hebben en misleid zijn, o, dat is een onuitsprekelijke ellende! Beter twintig vergissingen vóór het huwelijk, dan ook maar één daarna! HOOFDSTUK XXXIX. Een klein fortuintje. Een paar dagen na mijn bezoek bij me vrouw Trafford had ik het geheel onver wachte genoegen zelve een bezoekster te De vraag, welke plannen Rusland had met zijn gemobiliseerde legerscharen is Zondagmorgen vroeg beantwoord. Toen het daarvoor geschikte oogenblik was aangebroken, marcheerden de Bolsjewie ken de Poolsche grens over, om de Nazi's, die aan den anderen kant hun slag geslagen hadden, maar die hoog noodig hun troepen naar het Westelijk front moesten verplaatsen, een handje te helpen, óf om te zorgen, dat ook Sovjet- Rusland een deel van den Poolschen buit in handen kreeg. De Fransche premier Daladier vertel de Donderdag in zijn rede, dat reeds op 23 Aug. de verdeeling van Polen op pa pier tusschen Rusland en Duitschland plaats had, terwijl Hitier toen en ook la ter nog verklaarde te willen onderhan delen over Danzig en de Corridor! Met diepe walging heeft zeker menig een kennis genomen van dezen koe-han del tusschen twee personen, die vroeger verklaarden eikaars dood-vtjanden te zijn en van den dolkstoot aan het dap pere Polen toegebracht. Het heeft zich heldhaftig verdedigd, het doet het zelfs op sommige punten nog, o.a. in de hoofdstad, maar het front als geheel moest natuurlijk tegen twee dergelijke grootmachten ineen storten. De Poolsche regeering en met haar de geheele we reld kan er over nadenken, welke waarde een niet-aanvalspact met Rus land heeft. Dit liep n.l. nog tot 1945! Geen wonder, dat niet alleen in Enge land en Frankrijk, maar ook in vele neu trale landen een kreet van afkeuring is opgegaan over een dergelijk gedoe. Een ezelstrap wekt bij elk weldenkend mensch afschuw. Intusschen, Polen is voorloopig ver deeld. Het resultaat van den oorlog zal natuurlijk uitwijzen, wat zijn defini tief lot zal zyn. De Duitschers hebben een flinke brok gekregen, maar ook Rus land haastte zich om te zorgen, dat de Nazi-„broeders" niet alles namen. Heeft Stalin nog verdere plannen? Zal hij ook de hand uitstrekken naar Bessa- rabië (Roemenië) en (of) de Baltische Staten. Men is er in deze landen niet be paald gerust op. Al spoedig na het Russisch optreden in Polen werd in de Italiaansche pers gevraagd of, nu Polen toch uit den weg geruimd was, er nog wel reden was om den oorlog voort te zetten. Heel naïef verklaarde men in Duitsche en Italiaan sche kringen niet te weten, waarom En geland en Frankrijk nog verder moesten vechten. Maar in duidelijke taal is zoowel door Chamberlain als Daladier ver klaard, dat in de Britsche en Fransche vastberadenheid niet de geringste ver andering is gekomen. De oorlog eindi gen met den ondergang van het Hitle- risme, en daarmede alleen. Beiden verklaarden, dat niet langer te leven is onder den druk van een re gime, dat niet anders doet (Daladier gaf er weer een opeensomming van) dan woordbreuk plegen en geweld boven recht plaatsen. Toch valt het*voor een leek op, dat de Duitsche oorlogvoering tegen het Westen tot dusverre zeer gereserveerd is gebleven. Hetzelfde geldt van Enge land en Frankrijk tegenover Duitsch land. Het is alsof men liever maar niet in ernst wil beginnen. Misschien, dat Duitschland, dat nu versterking van het Oostfront heeft ge kregen, zal trachten terug te winnen, wat de Franschen hebben veroverd in de vorige week. Ook in het Engelsche Lagerhuis drong de oppositie aan op een krachtiger op treden. Chamberlain was echter voor zichtig in zijn antwoord. De strategie heeft het hier voor het zeggen. Er is geen offer, voor hetwelk w\j zul len terugschrikken, geen operatie, welke w\j niet zullen ondernemen"; maar deze vastberadenheid mag geen gevaarlijke roekeloosheid worden. In één woord: „wij storten ons niet in avonturen". Op zee en daar ligt misschien voor Engeland het zwaartepunt woedt de handelsoorlog in volle kracht. De Duit schers boekten het niet geringe succes, dat ze een Engelsch vliegtuig-moeder schip konden torpedeeren. In de groote spanning, die er aller wegen is, kwam opeens het bericht, dat de Roemeensche premier is vermoord. Calinescu was de man, die als vertrouwe ling van Koning Carol de opdracht kreeg om de IJzeren Garde uit te roeien. Die Garde was zoo iets als de Roemeensche Nazi-partij, die door Duitschland steeds met sympathie was gevolgd en vol gens de tegenstanders met geld en wapens was gesteund. Het blykt uit dezen moord ook weer, dat de neutraliteit van Roemenië in het brandpunt van de belangstelling staat. Temidden van al de onrust die er in de wereld is, mocht H. M. de Koningin deze week bij de opening van het nieuwe zittingsjaar der Staten-Generaal de troon rede uitspreken. Ons volk heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt om het H. M. te laten gevoelen, hoezeer het haar liefheeft. Eenige uren later volgde de aanbieding der miljoenennota door den minister-pre sident. Bij 't bestudeeren van dit staats stuk, dat wijst op den ernstigen toestand van 's lands financiën, vraagt men zich met eenige verwondering af, waarom het kabinet-Colijn moest verdwijnen en waar om dit nieuwe Kabinet van zekere zijde met gejuich is begroet. Maar daarover hooren we wel meer bij' de begrootings- debatten. werken en zij krijgen aan het eind van hun gevangenschap hun gage uitbetaald. Hoofdambtenaar van de gemeente De Bilt gearresteerd. Reeds geruimen tijd deden geruchten de ronde, dat de hoofdambtenaar der ge meente De Bilt, de heer M., zich aan fraude met gelden, welke hij voor school besturen en andere instellingen beheerde zou hebben schuldig gemaakt. Het schijnt, dat eenige ingezetenen het tekort hebben aangezuiverd, doch door andere inwoners werd aangedrongen op schorsing van genoemden hoofdambte naar, tevens waarnemend gemeente-se cretaris. De justitie heeft zich thans met de zaak bemoeid en heeft M. gearres teerd. Het verduisterde bedrag zou ongeveer f 10.000 bedragen. Moord in een café te Rotterdam. Gisternacht is in het café „Marconi" aan het Marconiplein te Rotterdam een Amerikaansche zeeman doodgestoken. De dader, een Phillippijn, en opvarende van hetzelfde schip, is in arrest gesteld. Hij heeft een volledige bekentenis afgelegd. mogen ontvangen. Ik was druk bezig met schilderen en mijn oom was al lezende over zijn boek in slaap gevallen, want wij hadden ons middagmaal vroegtijdig ge bruikt toen plotseling een zeer fraai rijtuig met twee paarden bespannen de straat inreed en met veel gedruisch voor onze deur ophield. Het was 'n allermerk waardigst verschijnsel, in Eldonstraat een mooi rijtuig met trappelende paarden te zien, want huurkoetsjes, karren en somtijds een wagen uit een bierbrouwerij waren alles wat men daar ooit aan schouwde en ik geloof dat men mij wel zal vergeven als ik beken, dat ik uit lou ter verbazing en nieuwsgierigheid myn penseel met geelgroene verf plotseling op mijn rooden zonsondergang liet val len. Want het was niet alleen mijn verwon dering over de verschijning van zulk een aristocratische equipage, maar ik ver schrikte bijna door het stilhouden voor nr 35. De paarden knabbelden op hun ge bit en steigerden op de meest gedistin geerde wijze, terwijl eén lange palfrenier met vreeselyk geweld aan onze nederige huisbel trok. En ik hoorde juffrouw Betts van uit haar keuken de trap ophol len, waarschijnlijk in de veronderstelling, dat deze aankondiging spoedig moest be antwoord worden. „Wie kan dit zijn riep myn oom, zijn Wie iets wil verkoopen adverteert. Dat is logisch. Wie adverteeren wil gebruikt daarvoor „DE ZEEUW". Dat is verstandig. Rechtbank te Middelburg. Zitting van 22 Sept. 1939. MEINEED. E. M. N., echtgen. A. de M., 41 jaar, zonder beroep, wonende te Vogelwaarde, thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring te 's-Gravenhage, had zich te verantwoorden terzake dat zij op 15 Nocember 1938 te Terneuzen voor het Kantongerecht aldiaar in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen zeke ren F. C. Woifelaar, als getuige geboord zijnde, alstoen aldaar mondeling persoon lijk onder eede heeft afgelegd de valsche verklaring, dat de door de naaister Emma Mei bewoonde woning, die op 29 September 1938 des namiddags omstreeks half een uur door een zekere P. A. van den Bergen bestuurde vrachtauto werd beschadigd, haar verdachtes, eigendom was. oogen uitwrijvende. Ik ken deze livrei niet. „Ik evenmin. Het zal geen bezoek voor ons wezen, maar voor de lieden die de benedenkamers bewonen. Tegelijkertijd werd de huisdeur ge opend en ik hoorde den knecht vragen, of miss Tynode hier woonde. Alvorens ik mijn gewone bedaardheid kon herwinnen, stormde juffrouw Betts de kamer in, te opgewonden om op haar gewone manier binnen te komen, terwijl zij mij toeriep: „Daar zijn groote lui met rijtuig, die naar u vragen, miss. Ik dacht, dat gij gaarne zoudt weten, dat het bezoek u gold. Hoe jammer, dat gij niet gekleed zijt in uw beste japon!" Ondertusschen was een dame uit het rijtuig gestapt en voordat ik nog een blik op mijn kleeding had kunnen werpen, opende juffrouw Betts haar met veel onderdanigheid de deur van onze zit kamer. Zij was slank en had een bijzon der bevallige houding; haar kleeding was kostbaar doch eenvoudig, en ik kon mij niet herinneren haar ooit vroeger te heb ben gezien. Ik besloot dus bij mij zelve, dat mijn geschreven advertentiën einde lijk vrucht droegen, en dat deze dame waarschijnlijk mij kwam spreken over een betrekking als onderwijzeres. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 5