v DE ZEEUW EED EEUW RAILVERKEER IN NEDERLAND met zilveren randen. TWEEDE BLAD De nieuwe Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. De vrouwen, die achterbleven. RAAYMAKERS Binnenland. Wat er deze week voorviel. 72 te Rotterdam den ïmlssaris. F E U I L L E T O N Van Karos en Diligence tot Diesel. Het pad der spoorwegen ging niet over rozen. Merkwaardige vooroordeelen. N OP ZOOM at 42a - Tel, 728 s van 10—4 uur. kleine gebitjes f2.— n). 2 jaat gatantle, sur en pedicure. Meer ierd komen niet terug ERGEN OP ZOOM en teler mede-onder- orzlening. cing tot het kracht- s de veehouder thans gebonden. Deze nor kennis gebracht van len door uitreiking laire ter gelegenheid arisatie. d hiervan kan iedere berekenen, hoeveel gedurende de maand 19 aan zijn veestapel •en. Men zorge er in ng voor, dat deze nor en overschreden. Het- nouder in September dan volgens de nor- i is, zal op zijn toewij- er voor de volgende ndering worden ge- n veehouder kracht- lopen, dan zijn daar- ïen en geleide-biljet- ar bij de plaatselijke waarvan de namen eeds in de dagbladen 3rd. Mochten genoem- biljetten aldaar nog aar zijn, dan wende den Plaatselijken Bu- Jistrictssecretaris). ïeid bestelde kracht- ;etrokken van hetgeen gedurende de maand gens de normen mag laten vermalen van 3 producten tot vee gen veestapel is, met ran tarwe, voorloopig maand September nog lits in normale hoe- et vervoer hiervan de loonmalerij (mole- chter gedekt zijn door svijs. Voor het vervoer lenaar geldt vervoer- Xl en voor het vervoer molenaar naar het :n teler vervoerbewijs rbewijzen worden uit plaatselij ke secretaris verkrijgbaar wende Plaatselijke Bureau- rictssecretarissen >uwde tarwe, welke (zinsbehoefte in loon ;n, mag eveneens op ijzen X en IJ naar en iaar worden vervoerd, "liervan geschiedt in en dan, wanneer de op zijn inventarisa- ïeeft verklaard geen len maken van distri- Bovendien mag het betrekking hebben len tarwe voor nor inlichtingen wende en Districtssecretaris. I (Éi) »r L- sleets VAN ZATERDAG 2 SEPT. 1939, Nr 284. De man, op wien in deze dagen een ontzaglijke verantwoordelijkheid drukt, die in laatste instantie over alle zaken, de defensie betreffende heeft te beslis sen, is de onlangs benoemde Oppelbevel- hebber van Land- en Zeemacht, Zijne Excellentie Generaal I. H. Reynders. Het is van het allergrootste belang, dat ons gemobiliseerde leger, en ook ons volk weet, aan wien zijn hoogste belan gen in deze moeilijke dagen naast de regeering zijn toevertrouwd. Wij waren zoo gelukkig, een zijner persoonlijke vrienden, sinds generaal Reynders in 1896 als cadet aan de K. M. A. kwam, bereid te vinden, ons iets over den per soon van den generaal te vertellen. Aan dit gesprek ontleenen wij de volgende gegevens. Generaal Reynders, die de functie be kleedt, welke in Nederland alleen bestaat wanneer het leger op voet van oorlog staat, en die tijdens den wereldoorlog van 19141918 door Generaal Snijders werd bekleed, heeft een enorme verdien ste ten opzichte van onze verdediging. Vooral toen hij in 1934 optrad als Chef van den Generalen Staf, begon voor hem een tijdperk van groote activiteit. Dr Colijn was toen Minister van De fensie ad interim. De Chef van den Ge neralen Staf is niet iemand, die voor het voetlicht treedt, al komen bij hem alle draden samen in vredestijd. Toen Generaal Reynders tot deze hoo- ge functie werd geroepen, is hij onmid dellijk begonnen met het organiseeren van een permanente grensbewaking. Op dat moment hadden wij in September practisch geen man onder de wapenen. In October kwam de nieuwe lichting op, die pas tegen Januari kon worden geoe fend. Generaal Snijders, die ook vroeger nimmer een blad voor den mond had ge nomen, en tegenover iedereen, ook bijv. tegen de militaire attache's van vreem de mogendheden voor zijn meening uit kwam en die ongezouten wist te zeggen, zag in, dat deze toestand op zeker mo ment rampzalige gevolgen voor onze on afhankelijkheid zou kunnen hebben, en, gesteund door Minister Colijn en even eens door Minister Van Dijk, kreeg hij zijn zin. Zoo'n man hadden wij noodig, toen de internationale toestand veroorzaakte, dat overal om ons heen de bewapening werd opgevoerd; zoo'n man hebben wij gelukkig nu op de hoogste plaats van de legerleiding, nu onze onafhankelijkheid met alle macht moet worden verdedigd. Zijn Excellentie Reynders heeft een zeer helderen blik op ingewikkelde kwesties; hij houdt er niet van lang over een op lossing te doen, hij hakt knoopen door, en naderhand blijkt dan altijd, dat zijn beslissing de juiste was. Hij heeft nimmer naar de gunst van wie ook gestreefd. Er is een zekere over eenkomst in dit opzicht met wijlen Ge neraal Snijders, maar toch is er ook een groot onderscheid tusschen deze twee mannen van karakterGeneraal Snijders was stroef, bij het stugge af, een man van staal en ijzer. Bekijk zijn portretten, ze zijn vrijwel alle precies eender, op zijn gelaatstrekken leest ge nimmer zijn ge moedstoestand. Generaal Reynders daar entegen is in de eerste plaats de vlotte militair, wiens stemming gemakkelijker te peilen is, hij is bewegelijker, minder gesloten, maar niettemin als Snijders een man van een sterk karakter en een on buigzame wilskracht. Zooals gezegd, vond hij een krachtigen steun in Dr Colijn bij de uitvoering van zijn plannen. Zij kunnen buitenge woon goed met elkaar overweg, deze twee. Al heeft dan de huidige opper bevelhebber meermalen moeten bedan ken voor de zware sigaren van Dr Co lijn, want in het rooken is hij zeer matig. Gedachten over onze defensie zijn er tus schen beiden meer uitgewisseld dan si garen. Naar het Engelsch van EMMA JANE WOBBOISE, 93.) iQ Hagar had deze kamers voor ons ge huurd en er de meubelen geplaatst, die wij van Elmwood daarheen hadden gezonden. Ik maakte eenige veranderingen, die ik mij verbeeldde dat verbeteringen waren, en mijn oom 'hing en verhing de schilde rijen, totdat wij eindelijk besloten, dat onze kleine bezittingen zich nu zoo voor- deelig mogelijk vertoonden. Ik wenschte alleen maar, dat ik eenig geld mocht be steden voor nieuwe verf en een goedkoop, frisch behangsel; want in de slaapkamers was het papier zwartachtig donkerbruin gekleurd en het behangsel der zitkamer was afschuwelijk om aan te zien. Doch wij hadden onze eigen tapijten en gordijnen en zoodoende zagen onze kamers er waar lijk tamelijk vroolijk en gezellig uit. Zoodra wij „werkelijk op orde" waren, Niet velen zullen hebben opgemerkt, dat er een verschil is geweest in de be noeming van den Opperbevelhebber nu en in 1914. Werd generaal Snijders be noemd op voordracht van de Ministers van Oorlog en Marine, thans werd de Opperbevelhebber voorgedragen door den Raad van Ministers, hetgeen onge twijfeld aan zyn gezag ten goede komt, nu de geheele regeering achter deze be noeming staat. Zoo'n benoeming is trouwens een zaak van groot vertrouwen. De taak van den opperbevelheb ber van Land- en Zeemacht, hem door de regeering op de schouders gelegd, is te waken tegen schending van onze onzij digheid. Mocht op een bepaalde plaats aan onze grenzen een dergelijke schen ding plaats vinden of te vreezen zijn, dan zal, indien de Opperbevelhebber het noodzakeiyk acht, aan die grens het ge heele Veldleger samen te trekken, de Minister daarin wel geraadpleegd wor den, maar het is ondenkbaar, dat deze zich tegen een dergeljjken maatregel zou verzetten, en dus zou ingrijpen in de ver antwoordelijkheid van den man, die deze dragen moet. Zoo staat het dan wel vast, dat het Opperbevel is toevertrouwd aan den beste onzer officieren, die het volle ver trouwen heeft van het leger en van de regeering, en die dat bij nadere kennis making ongetwijfeld ook in breede krin gen van ons volk zal winnen. Iemand met een schitterenden staat van dienst, die op 55-jarigen leeftijd reeds den hoogsten militairen post bekleedde, die in vredes tijd te bereiken is, die van Chef van den Generalen Staf, thans Opperbevelhebber van 't mee door hem opgebouwde leger. Niet alleen Zijne Excellentie zelf, ook ons volk kan gelukgewenscht worden met deze benoeming. (Nadruk verboden.) Twee woordjes: Algeheele mobili satie en ons land was in rep en roer. We waren er al zoo lang op voorbe reid. En nu kwam het bericht, kort en dui delijk. Verkeerde uitleg was onmogelijk en toch, we konden het haast niet geloo- ven. Onze mannen weg, onze verloofden, onze zoons, onze broers, allen weg! Duizenden zijn er gegaan, eerst bij de voormobilisatie en nu bij de algeheele mobilisatie. Ieder met zijn eigen per soonlijke moeiten en zorgen, en ieder laat de zijnen achter met hun kom mer en angst. Te midden van al deze onrust kwam heel stil en vredig de avond. In zware roerloosheid stonden buiten de boomen in hun late zomerpracht. De radio werd aangezet, en meteen was er dat sterke blijde gevoel, we dra gen dit niet alleen, niet als eenling, maar als volk, het Nederlandsche volk. Rust mijn ziel, uw God is Koning. Dat gaf zekerheid en vol vertrouwen luisterden we een oogenblik later naar de bemoedigende boodschap van de Ko ningin. Hoe begreep zij ons. Hoe leeefde Zij zich in, in de moeiten en zorgen van hen, die zouden gaan en van hen, die achter moesten blijven. Als een Moeder sprak zij tot ons allen, ouden en jongen, mannen en vrouwen, en wij wéten: als een Moeder zal zij al den nood van haar kinderen en haar volk in gebed neerleggen voor Gods troon. Het werd een vreemde avond. De stem ming was gedrukt en hier en daar ge wild luidruchtig, maar voor hen, die ge- looven, bleef de blijde zekerheid: „Uw God is Koning, h e e 1 de wereld Zijn ge bied". Wat kwam er weinig van slapen dien nacht. In de nachtelijke stilte en donkerheid komen zoo honderden gedachten op ons afstormen, overal zien we gevaren en de gedachten dwarrelen door ons hoofd zon der dat de slaap rust kan brengen. En dien nacht bleef wel heel sterk de zorg om hen die moesten gaan, den slaap ver drijven Hierin zijn we allen één, of we rijk zijn of arm, in een aanzienlijk of een nederig huis wonen, we moeten hen afstaan die ons het liefst zijn, aan wie we ons met zulke innige en teere banden verbonden 'weten, die we denken niet te kunnen mis sen. En voor hoe lang zal het zijn? En waarvoor? Zal het dreigend oorlogsgevaar los barsten? Zal het ook over onze grenzen komen We weten het niet. God alleen weet het. Hij is Koning, heel de wereld Zijn ge bied. We slapen toch in en als de wekker ons dringend ratelend wekt moeten we ons even realiseeren wat er is en een oogenblik overwinnen het onverbidde lijke: Mobilisatie! De warmte hangt nog in huis en toch lijkt het huiverig. Er wordt weinig gesproken. Voor het laatst deelen we samen het brood. Voor het laatst doen we ons gemeen schappelijk gebed. We bidden om Gods zegen voor hen die gaan, voor hen die achterblijven en voor heel ons volk. besloot ik met ijver te gaan werken. Hoe meer ik nadacht, des te meer werd ik er van overtuigd, dat mijn teekeningen wel eenig geld zouden opbrengen. Schilderen was mijn lievelingsvak; ik kon mij uren lang bezighouden met schetsen of teeke nen, en „iedereen" beweerde, dat mijn bloemen, zoowel als mijn koppen met krijt heteekend, uitstekend waren, doch dat mijn landschappen in waterverf „meester lijk" waren vervaardigd. Helaas! „ieder een's" lof is dikwijls even valsch en onge grond als „iedereen's" blaam onbarmhar tig is. Mijn oom moedigde dit denkbeeld zeer aan en wij kozen samen uit mijn verzame ling een paar Italiaansche landschappen, met waterverf geteekend, die ik buitens lands had vervaardigd, onder de leiding van een uitstekenden meester, en die altijd verklaard werden zonder eenige fout te wezen, zoowel wa.t de teekening als de kleuren betrof. Toen ik ze opnieuw be zichtigde, gevoelde ik zeer veel spijt bij het denkbeeld ze te moeten missen, het geen wellicht niemand zal kunnen begrij pen, die niet zelf een eerstbeginnende is. Vroeger was mijn plan geweest om ze in Buiten trekken de nevelen op. Een zacht morgenrood glanst in het Oosten. Ongewoon klinken de vele voetstappen in het vroege morgenuur. Een korte groet wordt gewisseld. Bij het station is het levendiger. Er is geroep en gepraat, een enkele lach klinkt op. Maar wat verbergt zich veell achter dien lach, diep in het hart? De gezichten zijn strak en ernstig, als angstvallig verborgen houdend wat daar achter leeft. Het afscheid komt. Wat is dat zwaar! Ouders brengen hun zonen weg, kun kinderen, waarvan sommigen nog nooit het soldatenleven hebben meegemaakt. En nu? De werkelijkheid. Jonge vrou wen hun echtgenoot, die zij niet kunnen missen en tusschen hen blijft de vraag: „Voor hoe lang? Waarvoor?" Zij moe ten allemaal afstaan, offeren. Rust mijn ziel, uw God is Koning! By dit afscheid zijn we allen weer één. De armen en de rijken, allen komen met eenzelfde doel. En wij vrouwen, armen en rijken, blij ven achter met éénzelfde leed. Maar, met een gemeenschappelijk leed! Door een mist van tranen zien we den trein vertrekken, met overal voor de ra men de groene en de blauwe uniformen. Ouders brengen hun zonen weg, hun Armen zwaaien en wij wuiven terug, of onbekenden, die klaar staan de vrij heid van ons land en volk te verdedigen. Wat was de terugkomst in huis moei lijk. In de huiskamer wachtte de rommelig geworden ontbijttafel. In de slaapkamer burgerkleeren en andere dingen die we op kunnen gaan ruimen. Voor hoe lang? Onze handen staan dien morgen ver keerd om het gewone huiswerk te doen dat wacht. Bij sommigen zijn er thuis nog meer die zorg en liefde noodig hebben, maar er zijn ook vrouwen, die in een leeg huis terugkeeren, waar niemand hen wacht. Er zijn er ook die thuiskomen en dan aanvaarden moeten de taak in de zaak, die voor sommigen haast te zwaar is. Er gaan weer treinen voorbij. Er gaan weer mannen naar de grens weggerukt uit hun werk. Zij rijden door het warme, zonnige zo merland. Door de boomgaarden, waar de boo men rijke vruchten dragen. Door de ak kers, waar de schoven aan hoopen staan. Er rijden weer treinen voorbij. Treinen vol mannen, die allen iets liefs achter moeten laten. En onze gebeden en teere gedachten vergezellen hen, die trekken te velde, niet om andere volken te bestrijden maar om zich te stellen onder de strijdbanier, en als het moet te verdedigen land en vrouw en kind. DE THUISREIS VAN DE „JOHAN DE WITT". De N.V. Stoomvaart-Mij. „Nederland" deelt mede, dat het s.s. „Johan de Witt", dat 3 Sept. a.s. te Port Said wordt ver wacht, Genua, Ville France, Algiers en Southampton niet zal aandoen, en van Port Said rechtstreeks naar Amsterdam zal komen. Londen in een fraaie lijst te laten zetten, en in het salon te Elmwood op te hangen. Nu was ik genoodzaakt ze te verkoopen, aan wie er eenig geld voor bood. „Wat dunkt u, oom, dat ik daarvoor kan vragen?" zeide ik, toen wij, samen be^ raadslaagden, op den ochtend van mijn tocht naar het West-End. „Zouden vijf guintjes te veel zijn?" „Vijf guintjes sleöhts, mijn Chrystie? Wel, zij zijn bepaald vijf en twintig waard. Welke Meuren! welke toon! welk perspec tief! welke fraaie lijnen! Het is waarlijk jammer, dat gij ze wilt verkoopen". „Niemand zal mij1 vijf en twintig guin- jes geven, daarvan ben ik overtuigd; een kunstenares zonder naam moet geen hoo- g© prijzen willen bedingen. Ik moet met de onderste sport der ladder beginnen, oom; en wanneer ik slechts een paar pond in handen krijg, om in onze dagelijksohe behoeften te voorzien, dan zal ik zeer te vreden zijn. Indien ik maar eens een be gin heb gemaakt, dan 'twijfel ik niet, of ik zal wel vooruit komen. Doch ik moet spoe dig eenig geld ontvangen, onze fondsen verminderen steeds, en het zou vreeselijk zijn onze laatste guinje te moeten uitge- Beangstigend zijn de gebeurtenissen, die elkaar de laatste dagen in een snel tempo opvolgen. De hoop, die er in het midden van de week was, dat het geluk ken zou tot onderhandelingen te komen en op die wjjze den vrede te bewaren, is helaas niet in vervulling gegaan. Het is te vreezen, dat nu weer een zee van ellen de over de wereld zal gaan, dat de cata strofe is ontketend en dat cultuur en be schaving van vele eeuwen aan vernieti ging worden blootgesteld. Het is om van te duizelen, als men poogt zich dit alles te realiseeren. De berichten komen in zóó'n overweldigend aantal op ons aan stormen, dat we ze niet alle kunnen ver werken. Duitschland, of juister gezegd, het groepje nationaal-socialistische macht hebbers, acht zijn jongste voorstellen als verworpen en slaat er nu op in. Vlieg tuigen hebben reeds Poolsche stedep aangevallen en de bommen sloegen ook_ reeds burgers aan stukken. Dit is ge schied zonder een ultimatum of oorlogs verklaring. Het Japansche voorbeeld te genover China vindt blijkbaar navolging. Het opperbevel van de Duitsche weer macht heeft zelf officieel medegedeeld, dat „de troepen van het Duitsche leger gistermorgen over alle Duitsch-Poolsche grenzen tot den tegenaanval zijn overge gaan". Daarmee is de oorlogsdaad gesteld. Verder is het alles mobilisatie wat de klok slaat. Engeland, Frankrijk, België, Zwitserland, Nederland e.a. riepen de dienstplichtigen op. Men doet weinig an ders dan militaire maatregelen nemen, om op alle gebeurlijkheden voorbereid te zijn. Zelfs is men hier en daar (te Pa rijs en Londen b.v.) begonnen met het transporteeren van kinderen naar veili ger plaatsen. Eenige dagen lang hebben Engeland en Duitschland den inhoud van de vele over en weer gewisselde nota's geheim gehouden, maar gistermorgen vroeg is Hitier er toe overgegaan zijn eischen te publiceeren, eischen, die Polen blijkbaar voor kennisgeving aannam, omdat ze waarschijnlijk onaanvaardbaar waren. Nadat we dagenlang geschommeld heb ben tusschen optimisme en pessimisme, weten we dan nu, helaas, dat de strijd is ontbrand en dat Europa is gekomen in een impasse, die vrijwel hopeloos moet worden geacht. Hitier heeft het aangedurft het op een oorlog te laten aankomen, al weet hij, dat tegenover het „succes" te Moscou behaald, staat de woede van Japan, de afwending van Spanje van Duitschland, de afwijzing door Hongarije en de bittere teleurstelling van Italië en van een deel van de Duitsche bevolking zelf. Het is wel heel moeilijk iets over den vermoedelijken uitslag te voorspellen. De Polen mogen al niet tegen het Derde Rijk opgewassen zijn, ze verkeeren toch in heel wat gunstiger situatie dan het vorig jaar de Tsjecho-Slowaken, die slechts aarzelende bondgenooten achter zich wisten. Het is Duitschland duidelijk, dat een opmarsch in Polen Europeesche oorlog beteekent. Mocht daaromtrent nog een minieme twijfel bestaan hebben, dan is deze na de redevoeringen van Chamber lain en Halifax wel volkomen wegge vaagd. Gisteren werden nog geen berichten ontvangen, dat de Poolsche legers zich te weer stellenmaar elk moment kan de mededeeling komen, dat Polen zich met alle tot zijn beschikking staande midde len tegen het Duitsche binnenrukken op zijn grondgebied verzet. En dan richt zich het ook naar Lon den. Het schijnt, dat de Poolsche gezant te Londen reeds gistermiddag bij een be zoek aan lord Halifax een beroep op het Britsch-Poolsche verdrag heeft gedaan. In een rede van Hitier kwam een zeer merkwaardige passage voor over Italië. Zal Rome in het huidige gewapende con flict neutraal blijven? Zal dat echter ook het geval zijn, als de Europeesche oorlog eenmaal begonnen is? Helaas heeft het aanbod van goede diensten van H. M. Koningin Wilhel- mina en Z. M. Koning Leopold, dat zulk een goede ontvangst had, geen resultaat gehad. Zeer waarschijnlijk staan ons bange tijden te wachten, gebeurtenissen, die we reeds lang vreesden en zagen aankomen. Ook ons land, dat zijn strikte onzijdig heid wil bewaren, moet groote offers brengen. Vele duizenden zjjn Dinsdag on der de wapenen geroepen en groote uit gaven moeten worden gedaan. Als het daarbij blijven mag hoe zwaar dit al les voor velen ook is mogen we nog buitengewoon dankbaar zijn. God beware in Zijn rijke genade ons land er voor in de oorlogslawine meegesleept te wor den. Eensgezind schaart ons volk zich rond om den troon van onze beminde Vorstin, die deze week haar 59-sten jaardag on der dreigende omstandigheden vierde en Koningin en onderdanen vereenigen zich in gebed tot onzen God, dat Hij ons ge nadig zij. Omstreeks 1830 zwoer men bij dili gence en trekschuit. Dat was ook eigen lijk niets bijzonders; het lag zelfs zeer voor de hand. Nederland, met zijn grond ontwoekerd aan de baren, zooals een dichter het eens uitdrukte, had de be schikking over zooveel natuurlijke en kunstmatige waterwegen, dat de Hol landers, die een eeuw geleden niet zoo veel haast hadden als wij tempo-twintig- ste-eeuwers, zeer tevreden waren met hun trekschuit. Wanneer men reisde van Terneuzen naar Delfzijl moest men daar toch een dag of twee, drie voor rekenen. Behalve de trekschuit met haar genoeg lijke roef was er de diligence, hèt „snel le vervoermiddel" uit die dagen. Men stelle zich van een reis per diligence, honderd jaar geleden, vooral niet al te veel voor. Het was een heele onderne ven. Wlat dunkt u oom, indien ik tien pond vroeg?" „Wel, mijn kind, 'het is misschien ver standiger om geen hoogen prijs te vragen; doch ze te verkoopen voor tien pond lijkt mij; niet veel beter toe dan ze weg te wer pen. M'aar in onze omstandigheden zijn tien pond waarlijk niet te versmaden; en wie weet, hij; die deze 'koopt, zal misschien geneigd zijn om de andere ook te koopen. Gij hebt immers nog verscheidene andere in uw bezit?" „O1 ja, verschillende; maar geen meer zoo goed, of van zooveel kunstwaarde als deze". „Wil ik met u meegaan?" „Ik geloof, dat ik liever alleen ga, oom; wellicht heb ik onaangename ontmoetin gen, en het is heter, dat ik die alleen het hoofd bied". „Bes te meer reden- voor mij, om u te vergezellen. Veronderstel dat men u met onheusohheid behandelde?" „Ik stel me niet anders voor, dan dat men mij met een zekere lompheid zal be jegenen. Men zal mij ongetwijfeld zeggen, dat mijn teekeningen prullen zijn, dat het perspectief geheel verkeerd en het teeke nen volstrekt mijn vak niet is. Ik zal mij dat geenszins aantrekken, indien ik ein delijk maar een kooper vind". „Die soort van lompheid vrees ik niet voor u. Maar een mooi jong meisje be hoort niet alleen door Londen te gaan, tante Judit zou zooiets nooit hebben toe gestaan". „Maar oom, ik zie zooveel jonge meis jes, even jong als ik ben, en zeker beval- liger, die gansch alleen wandelen". „Zeer waar, maar gij zijt een jonge dame. Behoeftige meisjes zijn natuurlijk Wel genoodzaakt om alleen te gaan, zelfs in Londen; maar gij zijt een andere le venswijze gewond. En stel u eens voor verbeeld u eens, dat gij' iemand ontmoet, dien wij vroeger gekend hadden, wat zon men dan wel denken?" „Ik zou er mij al zeer weinig over be kommeren. Oom, laten wij ons toch niet belachelijk aanstellen. Mijn positie is niet langer die van miss Tyndale van Elm wood; ik ben nu, wat ik geweest zou zijn indien gij' mij niet had aangenomen; want mijn eigen vader liet mij niets na". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 5