Rondgang door den Dam-doolhof. Wenken op technisch gebied. DE BAKKER VAN H0LSBERG 1SSS3 Is Voor de jeugd. 1 "W c t> Mean iK'jmnIfl w< toi.s nicri pre cj o** do vraag kan beaatwoorden: „lino lang moet een zeker werk duren", zaJ voorgoed een einde gemaakt zijn aan het systematisch en natuurlijke luieren. De arbeid zal dan tevens op de meest economische wijze, <LL met het meeste effect en de minste moeite, verricht worden, vol gens de beginselen van den kortsten weg en den kleinsten tijd, de uiterste spaarzaam heid. Laten wé nu Taylor zelf woordelijk enkele ervaringen uit zijn praktijk mededeelen (uit zijn boek „Shop Management", New-York 1911), die tot bewijs worden aangevoerd van zijn bezwaren tegen den huidigen gang van zaken. „Een energiek man, waarvan ik den tijd opnam, liep bij het gaan van en naar het werk met een snelheid van 3 4 mijl per uur en niet zelden draafde hij na een gan- schen werkdag naar huis. Na aankomst op het werk verminderde hij onmiddellijk zijn snelheid tot één mijl per uur. Reed hij met een geladen kruiwagen, dan liep hij flink, zelfs als het tegen een heuvel opging, met het doel zoo kort mogelijk belast te zijn. Bij den teruggang verminderde hij zijn tempo tot één mijl per uur, nam elke ge legenheid tot vertraging waar en ging zelfs zoo nu en dan eens zitten. Om zeker te zijn, dat hij niet meer deed dan zijn luie buur man, dwong hij zichzelf langzaam te zijn." Hij' verhaalt ons ook nog ik neem slechts een enkel van de talloos vele voor beelden dat hij, toen hij als draaier werk te, door werklieden, die met hem samen werkten en die het werk op him slofjes af maakten, gelast werd op halve kracht te werken onder bedreiging van anders over den muur gesmeten te worden. Van anderen aard zijn de voorbeelden waarmede hij aantoont hoe door gebrek aan systeem zekere handelingen oneconomisch kunnen verricht worden, waardoor veel tijd verloren gaat. Gnopihoudelijk zag Taylor een werkman zijn bank stilzetten en naar den werkmeester zoeken om inlichtingen te vragen, wélk werk hij nü onderhanden moest nemen, waarna een jacht door de werk plaats begon om een of ander speciaal ge reedschap of model, wat soms dan nog ge maakt moest worden. Taylor heeft zware grieven van allerlei aard tegen het karakter van den huidigen menschelijken arbeid, die gemerkt is door energie en tijdverlies, waardoor zijn resul taten zoo gering zijn. „Zijn de waarnemingen van Taylor juist geweest? Hebben we liever niet met illu sies te doen?" vraagt Mr Colijn in zijn boek zich af. Taylor heeft ons door middel van vele proefnemingen willen bewijzen, dat zijn denkbeelden geen utopieën en dat zijn be weringen met feiten te staven zijn. Beroemd heeft hij zich gemaakt door zijn uitvinding van het sneldraaistaal (Taylor- white proces) tijdens zijn werkzaamheid bij de Bethlemen Steel Works. De techniek van het metaaldraaien werd door deze uitvinding geheel veranderd en verbeterd. Maar dit is het niet, waarin we het meeste belang stellen. Taylor's doel gaat verder dan onderzoek van gereedschappen alleen; ons interesseert meer zijn bestudeering van de arbeidsmethode. Zijn doel is hierbij verhoo ging van de arbeidspraestatie door een doelmatiger en sneller wijze van werken te vinden. Hierover een volgende maal D.V. verder. P. W. J. S. IETS OVER ELECTRÜLYTISCHE CONDENSATOREN. In nagenoeg alle ontvangtoestellen en kleine versterkers worden tegenwoordig in het afvlakfiler electrolytische condensatoren toegepast. Op enkele uitzonderingen na liggen de maximale bedrijfsspanningen van deze elec- trolyten tusschen 450 en 550 V.; onder geen beding mag de aangelegde spanning deze op de condensatoren aangegeven waarde over- a<-tir-ij<l€*n, op atriirrtt vitri c«»li omnicide 11 ijkon of in elk geval snel optredentien doorslag, die de condensator onbruikbaar maakt. De vraag is nu, wat de grootst toelaatbare, door den voedingstransforrnator te leveren span ning is, die na gelijkrichting door een bepaalden electrolytischen condensator vei lig kan worden verdragen. Een vaste ver houding tuschen deze beide spanningen max. werkspanning en transformatorspan ning valt echter niet aan te geven, omdat er verschillende factoren zijn, die hierop invloed uitoefenen. Zoo speelt o.a. de lampenkeuze een be langrijke roL Wanneer n.L, zooals vaak voor komt, alle ontvanglampen indirekt verhit zijn en de gelijkrichter is direct verhit (1823, AZ 1, 80), dan zal telkens bij het inschake len van het apparaat de spanning op de condensatoren aanmerkelijk boven de nor male waarde oploopen, om pas weer te dalen, wanneer de kathodes van de lampen op temperatuur komen en er dus stroom ge leverd gaat worden. In verschillende appa- raten is de gelijkrichter reeds onmiddellijk eenigszins belast door de aanwezigheid van een of meer z.g. spanningsdeelers, doch vaak ontbreken deze ook en dan zal de spanning oploopen tot de piekwaarde van de trans formatorspanning, d.L 1.42 maal de normale (effectieve) waarde. Daar de eindlamp gewoonlijk het leeu wendeel van den door den gelijkrichter ge- leverden stroom consumeert, moeten de elec- trolyten (en ook verscheidene andere con densatoren) een behoorlijken stoot kunnen verdragen. Geheel veilig zou men gaan, in dien de transformatorspanning niet hooger genomen werd dan 0.7 maal de piek-werk- spanning van de electrolyten. Deze regel geldt echter alleen voor transformatoren van erkend goed fabrikaat, waarvan de span ning ook aangegeven wordt, geldend in be lasten toestand. Onbelast is de spanning al tijd hooger, doch bij kwaliteitstransforma- toren, waarin draad van voldoende door snede toegepast wordt, is dit verschil gering en zal voor de hoogspanningswikkeling hoogstens een 20 Volt bedragen. Dit verschil moet dus nog afgetrokken worden van de verkregen maximale transformatorspanning voor een bepaalde condensatorwerkspanning. In hoeverre is het leven van electrolyten nu veilig bij de z.g. goedkoope transforma toren? Veelal zijn deze er op „berekend" om voldoende spanning te leveren voor het medebekrachtigen van een el. dyn. luid spreker, waarvoor een secundaire van ongev. 2 X 350 V. vereischt is. Om den kostprijs te drukken wordt te dunne draad verwerkt; dit neemt weinig ruimte in en voert dus tot een klein model blik. Dunne draad heeft meer weerstand en het spanningsverlies moet weer worden goed gemaakt met extra windingen, met het ge volg, dat de onbelaste spanning abnormaal hoog wordt. 400 a 420 Volt vormt geen uit zondering en de condensatoren in ontvanger of versterker zal geen lang leven beschoren zijn! Vragea J. de M. te K. De golflengte van de beelduitzending (televisie) van Londen is 6.66 M., van de geluidsuitzending behoo- rende bij de beelduitzending, 7.22 M. In Holland zult u deze uitzendingen niet kunnen beluisteren of kunnen zien. K. de G. te W. U kunt hiervoor in de plaats zetten een E 447. Als eindlamp be velen wij u de AL 4 aan. 21) _o~ Er was geld noodig. Het beteekende voor de gemeente niets, een flinke som bijeen te brengen als grondslag voor den bouw. Ver der kon er wat geleend. De kerk zorgde voor rente en aflossing. Maar een flinke som moest gegeven worden. Dominé Zelle- ven wist de harten te bewegen. Het geld kwam er. E!n vóór de winter inviel, stond er in Holsberg een heel eenvoudig steenen gebouwtje, als middelpunt van het Evan gelisatiewerk. En dat gebouwtje passeerde Berend nu. Hij kende het van binnen en van buiten. Want met Mieke was hij er een trouwe be zoeker van. Zij hadden bijna steeds de sa- /nenkomsten in de openlucht bijgewoond. IJat kon heel gemakkelijk, want niemand had er last van. En in de zaak en de bak kerij werd het niet gemerkt. Ook niet, toen Berend, na de school te hebben doorloopen, er werken ging, want des Zaterdagsmid dags was hij vrij. En Mieke kon ook altijd wel weg. Zij begrepen vrijwel alles van wat op de samenkomsten gezegd werd, want de predikanten spraken opzettelijk zoo een voudig mogelijk. Dominé Zelleven begrepen zij nog het best. In de schuur van Jeronimus waren zij nooit geweest. Daar werd des avonds ver gaderd en dan niet eens op Zaterdag. Maar niet zoodra was er het steenen gebouwtje en hoorden die twee er van, dat er aparte samenkomsten werden gehouden voor kna pen en meisjes, of ze staken de hoofden bij elkaar en Mieke werd afgevaardigd, om eens met vader te praten. Bij vader kon ze een potje breken. Nog meer dan bij moe der. Aanvankelijk had Harm er niets van wil len hooren. Voornamelijk was het de vrees, dat er op het dorp over gesproken zou wor den en hij er schade van zou lijden in de zaak. Het was hem wel bekend, dat velen van de vaste bezoekers van het lokaal dat verstolen deden. Om tegenkanting en spot en schade te ontgaan. Kinderen denken daaraan niet. Tine moest van het heele gedoe niets hebben. Zij beweerde „van de middelmaat" te zijn. Geen slecht leven leiden, ieder het zijne geven, er moet niets op je aan te mer ken zijn, maar aan den anderen kant; geen vroomheid, het beteekende niets, je werd maar bang gemaakt voor den dood en ge dreigd met de hel en zoo, allemaal larie, als er niets op je aan te merken viel, zou de lieve Heer het wel goed met je maken, je moest elk het zijne geven, noch naar de eene, noch naar de andere zijde overdrijven. Dus kreeg Mieke zoowel van vader als moeder aanvankelijk nul op het request, wat haar en Berend zeer verdriette. Maar zij ge hoorzaamde strikt. Zij hadden trouwens niet weg gekund, want de bijeenkomsten der knapen en meisjes waren in den vooravond. Na herhaald verzoek had Harm ten slotte toegegeven. Dat een meisje van Stevens er ook heenging i Stevens vond het onzin, maar zijn viouw had doorgezet en hij had er zich bij neergelegd, ze leerden er in elk geval geen kwaad i had de deur dichtgedaan en Harm doen overhellen. Mieke mocht. En Berend ook. Tine alleen had de schouders opgehaald, maar zij had niets gezegd,om Harm te ontstemmen. Over Aldert hadden zij al verschil van meening genoeg en zij moest toegeven, dat je beter naar het lokaal kon gaan dan op straat slenteren, wat Al- derts gewoonte was. Zoo waren die beiden, als steeds onaf scheidelijk verbonden, naar het lokaal ge togen, waar gezongen en gespeeld werd, aan huisvlijt werd gedaan, terwijl de leider en de leidster tegelijkertijd op de meest eenvou dige wijze het Evangelie brachten aan kin deren, die daarvan nog nooit gehoord had den. Na eenige jaren werden Mieke en Berend te oud voor die bijeenkomsten en moesten zij de club wel verlaten. Maar hun gaan naar het lokaal was nu zoo een gewoonte gewor den i en op het dorp was er niets van ge zegd, althans Harm bemerkte het niet, dat zij, zonder veel woorden, voortaan de wekelijksche samenkomsten voor de volwas senen gingen bezoeken. Et werd gezaaid, onverdroten. Er viel zaad bij den weg. De vogelen des hemels pikten het op. Die bezoekers verdwenen. Er viel ook zaad in den akker, maar het had geen diepte van aarde, dus verstikte het. En deze bezoekers hielden het langer vol, maar op den duur trok het dorpsleven met al zijn begeerlijkheid. Er viel ook zaad, dat wel diepte van aarde had en vruchten deed zien, zij het schuchter. Tot die vruchten behoor den Mieke en Berend. De pleegzoon! Lang was de ware verhou ding voor Berend verborgen gebleven. Op het dorp werd er niet van gesproken. De kinderen van zijn leeftijd wisten niet beter, of hij was een broertje van Mieke en Aldert. En Harm en Tine repten er met geen woord van. 't Was tijd genoeg, als het zoover was. co O T) 3 t rA rn Cd f) SSPÏÜ-Ö 3 - - MS m-v 0 cd - -*-> cd o "p O a <u •0i (1) <D d g SW-s <D Cd 3 .r-i <D ca O H +J CS O 02 zo B "«.ï.öS'ö'ö'g ;oop^4->gbeöai,öË rH I W)'-Ö <P rQ - Pi «I g g g s ai o cd W *£j cj *5 v o TJCflcd -2 Q CM <D O u.c 9 y <u e ht, n u So 43 .5 -0 cj u fl 02 H> -o '3 0>. Q ""BO .3 *-• a7 M <D s fl) <3 So P -2 r? a oS-Sg O S OJ N 60.2 '2 c 2 ai cd rO ra §-£ c* N u* Jh O S* "W U 0 a> txC O M O 0) T* *-• a> Jr xn O) cd GO O 'a> TJ ij tuo <u C 33 13 P,"3 o c O «3 Oj 22 fes O H-ëBa fc fe -O 'U tri - 02 V <D m wi-y °J ca 03 «u J-ra •c' c o, 2 2"® ,3 o B S5 43 o <u w> 2 Cd •*-> O G> (D H H O <1) .2 N bO ■o a p cd V-/ "E tri a> fip S süo 02 I T> (3 a> <P S "O ca CS co cc h- CO CC 3 -o ai 13 2 o o 3 Cd n m "TT 'P bc 3 cd bo"ü 0 0 cd 0 S 0 BZ Natuurlijk had. Aldert, die op do hoogte kwam, door de dienstbode, alle plannen ver ijdeld. Dat geheim was een kolfje naar zijn hand. En toen ihij eens ruzie maakte- met Berend en deze van zich afbeet, verweet Al dert hem zijn afkomst. Als van den donder getroffen, hoorde Berend dit aan, niet be grijpend en niet geloovend. Aldert hield vol. En Berend was ten slotte naar zijn vader gegaan, om de juiste toedracht te vernemen. Toen had Harm rondweg verteld. De teleur stelling was aanvankelijk pijnlijk geweest, maar Berend had ingezien, dat er niets aan te veranderen viel en hij was tenslotte „va der" en „moeder" nog meer gaan hoogach ten en liefhebben. Zij hadden zich over hem ontfermd en nooit laten merken, dat hij een vreemde voor hen was. Met nog meer in spanning deed hij in de bakkerij zijn uiter ste best, op die wijze zijn dankbaarheid too- nend. Er veranderde verder niets. Achter zijn broodkar piekerde Berend over Mieke: moest die nu sterven? Welk een ver driet voor vader en moeder, het meest nog voor vaderl Ja, 't was waar: Mieke zou naar den hemel gaan, Berend was er van over tuigd, zoo jong als hij was. Zij boog de knieën en hij deed het ook. Hij bad nu ook herhaaldelijk voor haar. Of de Heere haar beter wilde maken. Het was zoo erg voor vader, die al zooveel verdriet van Aldert had. Maar het scheen, dat zijn gebed niet verhoord werd. Dan herinnerde hij zich, hoe dominé Zel leven eens had uiteengezet, dat gebeden lang niet altijd verhoord worden. Wij bidden, zoo had hij gezegd, vaak niet, zooals God wil. En Hij weet alleen, wat goed voor ons is. D'aarom moeten wij er al tijd met mond en hart bijvoegen: Uw wil geschiede. Eta niet in opstand komen, als de fHeere anders met ons handelt dan wij het wenschen. Eten groot brood, Berend. Hoe gaat het met Mieke? Niet best, hé? Onder zijn piekeren had Berend gedachte loos bij een klant aangebeld. Daar was weer die vraag. i Neen, niet best, vrouw. 'tls toch wat te zeggen: zoo jong nog. Maar ja, 't was altijd een slap kind, van d'r geboorte af. Je staat er nog verbaasd van, dat zij nog zoo oud geworden is. ii 'tls sneu voor den bakker. Ook voor zijn vrouw. Maar zij had niet veel aan het kind. Toch blijf je er moeder over, daar niet van. Berend zei niets. Hij jachtte, om weg te komen. Hij ging verder met zijn kar, al maar jachtend. Oln gauw van de klanten en hun praatjes af te zijn. Ook om gauw weer thuis te zijn. Hij mocht dan altijd even met Mieke praten, 't Was meestal alleen even kijken. Want Mieke had niet veel praatjes. Zij was óf buiten kennis óf glimlachte alleen maar, als zij hem zag. Toen hij thuis kwam, was de dokter er weer geweest. Juist vertrok hij. Harm liet hem uit. En Berend hoorde dokter Allersma zeggen: 1 De menschen spreken wel eens van wonderen. Ik geloof er niet aan. Maar als ze er zijn, dan moet hier een wonder gebeu ren, Janse. Anders is het meisje niet meer te redden. Dokters staan hier machteloos Harm kreunde hoorbaar. Ze sterft, Berend, zei hij, toen de dok ter weg was. ii Er kan nog een wonder gebeuren, vader. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres Uit verre landen! Hoe staat het met de beoefening van het damspel in andere landen? werd mij ge vraagd. En men bedoelde dan met die „an dere landen", niet Frankrijk en België, want daarvan wordt in de dagbladen en in de damperiodieken regelmatig melding ge maakt. Ik. ontvang uit bijna alle landen waar gedamd wordt berichten en dam- nieuws en gaarne wil ik in deze rubriek het een en ander daarover mededeelen. Het mag als bekend worden verandersteld, dat ik al jaren heb aangedrongen op „uniformiteit van bord en regels". Zoo lang dit niet het geval is, zoolang men in Rusland weer an ders speelt als in Canada en in Engeland men niets moet hebben van het Poolsche spel, zooals het hier te lande wordt be oefend, zoo lang zal van „internationaal standpunt" bezien, het damspel achter blij ven bij het schaakspel b.v. De organisatie der dammers heeft dit vraagstuk m.i. steeds veel te lang op een oplossing laten wachten en ik kan mij niet onttrekken aan het gevoel, dat men in gebreke is gebleven met kracht deze materie ter hand te ne men. Er is hier een achterstand en deze moet met spoed en energie worden ingeloo- pen. Anders heeft het damspel „internatio naal" geen toekomst meer. Gelukkig zijn er echter wel eenige verheugende mededeelin- gen ook. Zoo wordt in Rusland, waar men op de 64 velden speelt, thans ons spel grondig bestudeerd. Onlangs werd zelfs te Leningrad een tournooi gehouden op „ons" bord en volgens „onze" regels. Het Russi sche tijdschrift „64" maakte daarvan uit voerig melding. Aan dit blad ontleen ik on derstaande partij en standen. Het geeft een idee van de hoogte waarop men het op ons bord heeft gebracht. Allereerst een partij, gespeeld door den prijswinnaar L. Ramm en den als nummer 8 aangekomen (van de 12 deelnemers) Markowitsch. Ramm had zwart en won op interessante wijze Wit: Zwart: 1. 32—28 20—24 2. 37—32 15—20 3. 41—37 10—15 4. 46—41 5—10 5. 31—26 20—25 6. 36—31 15—20 7. 34—30 25X34 8. 40X29 18—23 9. 29X18 12X23 10. 31—27 8—12 11. 27—21 16X27 12. 32X21 23X32 13. 37X28 13—18 14. 21—16 9—13 15. 4540 3—8 16. 40—34 10—15 17. 41—37 4—9 18. 37—32 18—23 19. 3430 12—18 20. 30—25 7—12 21. 16X7 2X11 22. 4741 1—7 23. 42—37 18—22 24. 4842 12—18 25. 37—31 11—16 26. 41—36 7—11 27. 50^15 Stand na 27 van Wit: 1 6 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Zwart 15 schijven op 6, 8, 9, 11, 13/20, 22/24. Wit 15 schijven op: 25, 26, 28, 31/33, 35, 36, 38, 39, 42/44, 49/50. 27 24—29 28. 33X24 20X29 29. 39—33 16—21 30. 33X24 19X30 31. 28X10 15X4 32. 25X34 22—27 33. 31X22 17X50 34. 26X17 11X22 en wit geeft op! 13e volgende stand is uit een partij tus schen Ramm en Boerkowski (nummer 10 uit het tournooi) L. Ramm (Wit) 1 2 3 4 5 47 48 49 50 Zwart 11 schijven op: 2, 6, 9, 12, 14, 16/19 en 23/24. Wit 11 schijven op: 26/28, 30, 32, 35/38, 43 en 45. Zwart deed hier een foutieve combinatie. De stand van zwart is echter verre van fraai, zoodat het zeer de vraag is of een be tere voortzetting aanwezig is: WitZwart 3616—21? 37. 27X16 18—22 38. 38—33 22—27 39. 32X21 23X41 40. 36X47 12—18 41. 21X23 19X48 42. 30X10 De overblijvende stand is voor wit altijd gewonnen. Correspondentie. De uitslag van den oplosserswedstrijd komt in een volgende rubriek. Even geduld nog vrienden! De nieuwe oplosserswedstrijd zal D.V. aanvangen 9 Sept. a.s. ROODE PAPAVERS. 20) o— Het hielp niet erg of Gert zijn mond al zoo wijd open hield als hij kon; slechts en kele druppels vielen er in. Het leek wel of ze expres er naast vielen, want zijn gezicht was al kletsnat, en z'n blouse, z'n armen en beenen; tjonge, wat regende het hard; nu pas merkte hij het goed. Gert ging wat meer rechtop zitten en keek om zich heen. Als dat zoo bleef, nou dan kon hij zich meteen wel verschoonen als hij thuis kwam. Een beetje schuilen kon hij alvast wel. Gert schoof wat op en kwam zoo weer onder het bladerdak terecht, maar de grond was er al nat ennee, erg helpen deed het niet. Toen begon de dorst ihem weer te plagen en besloot hij maar meteen naar huis te gaan. Dat was toch al te gek, als er zooveel water om je heen viel en je meest dan dorst lijden, nee hoor, dat deed hij niet. En, op Klazientje hoefde hij ook niet meer te wachten. Maar nu pas kwam er een groote moei lijkheid, waar Gert heelemaal nog niet aan gedacht had. Hoe moest hij terug over de sloot. Heen was hij er, met een flinke aanloop nog wel, maar net op het nippertje over heen gekomen. En nu? Van dezen kant kon hij geen aanloop nemen. Hij zat hier aller ongelukkigst en kon zich maar juist op het walletje houden. Als hij zoó sprong, zonder aanloop, kwam hij er nooit over. Het was een moeilijk probleem, maar lang dacht Gert er niet over na, want nu hij eenmaal besloten had weg te gaan, kon hij ook onmogelijk langer blijven zitten. Als hij dan niet over de sloot kon, dan er maar door, dat ging zeker. Vooruit. Eén klomp was al van zijn voet en vloog naar den overkant, de tweede volg de onmiddellijk. De kousen uit, in zajin broekzak, en daar ging hij.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8