Spanje eischt Gibraltar terug
en met zilveren randen.
De tentoonstelling van
Zeeuwsche
Kleederdrachten.
pE ZEEUW van Vrijdag 18 Augustus 1939. Tweede Blad.
Herdenking der overgave aanleiding tot felle persartikelen
Hotsen zouden zwak zijn met een sterk Spanje in den rug
Engeland stelt zijn modernste geschut op
feuilleton
Uit de Provincie
MIDDELBURG.
GOES.
ZUID-BEVELAND.
THOLEN
EN SINT PHILIPSLAND.
,E e n onrecht wordt ook
daardoor nog niet tot
recht, dat het op een
ouderdom van meer dan 200
jaren kan terugzie n."
Deze woorden kon men in de laatste
dagen in allerlei variaties en met meer
of minder groote scherpte neergeschreven
iu welhaast alle Spaansche bladen lezen.
Nog nooit heeft Spanje met een derge
lijke verbittering een feit herdacht, dat
anders in het algemeen onbemerkt voor
bijgaat: deze maand is het 235 jaren ge
leden, dat de Engelschen Gibraltar in
namen.
Indertijd, in Augustus 1704, op een
oogenblik van Spaansche versplintering
en zwakte, voortvloeiend uit den Succes
sie-Oorlog', zag Engeland een wensch in
vervulling gaan, die reeds vijftig jaren
vroeger door Oliver Cromwell als volgt
was geformuleerd: „Gibraltar moet ver
overd worden, want, eenmaal in onze
handen, zal het onzen handel begunsti
gen en bovendien een zeer nuttige ver
zwakking van Spanje beteekenen". Met
bewonderenswaardige vasthoudendheid
wachtte Engeland op het geschikte oogen
blik om de rotsen, die als onoverwinne
lijk golden, aan zich te brengen.
Een aanval op Gibraltar kan, ten ge
volge van zijn geografische ligging,
slechts van de zeezijde uit plaatsvinden.
Slechts een smalle landtong zonder dek
kingsmogelijkheden verbindt de rotsen
met het vasteland. Een aanval over deze
landtong zou gesmoord worden in het af-
weervuur van de in de rotsen ingebouwde
batterijen. Engeland zag dus in, dat, wan
neer het eenmaal Gibraltar bezat, een
herovering volgens menschelijke bereke
ning uitgesloten zou zijn, daar de Eingel-
sche oorlogsvloot natuurlijk iederen aan
val van de zeezijde uit zou kunnen ver
hinderen.
Hoe Gibraltar veroverd werd.
Op 1 Augustus 1704 verzamelde zich
de verbonden Ehgelsch-Hollandsche oor
logsvloot onder het bevel van admiraal
Rocke voor Gibraltar en zette daar een
expeditiecorps van ongeveer 1800 man,
geleid door den landgraaf George van
Hessen, aan land. De Spaansche bezetting
bestond daar er immers niemand aan
een aanval gedacht had uit nauwelijks
tachtig man, die van volkomen verouder
de wapens waren voorzien. Onder het
voorwendsel, in opdracht van den troon
pretendent Karei III te handelen, eisch-
ten de Britten de overgave van de ves
ting. Dit ultimatum werd door de Span
jaarden van de hand gewezen, hoewel de
Spaansche bevelhebber had moeten in
zien, dat iedere mogelijkheid tot tegen
stand uitgesloten was. Daarop begon op
3 Augustus een van de grootste bombar
dementen, welke de toenmalige marine
geschiedenis kent. Gedurende vijf uren
vuurden de 900 kanonnen, waarover de
vloot der bondgenooten beschikten, op de
Spaansche stellingen. Volgens de ge
schiedschrijvers van dien tijd moeten er
ongeveer 20.000 schoten afgevuurd zijn.
Dat was voldoende om de zwakke Spaan
sche artillerie geheel buiten gevecht te
stellen. Eenige dagen later moesten de
Spanjaarden de rotsen voor immer verla
ten. In plaats van de Spaansche kleu
ren wappert sindsdien de Union Jack
aan den ingang van de Middellandsche
Zee.
Spanje kon niet vergeten.
Spanje heeft dit verlies nimmer kun
nen verkroppen. Meer no-g dan in het ma-
terieele verlies (de controle op den toe
gang tot de Middellandsche Zee) zag het
m het feit, dat een vreemde mogendheid
zich op Spaanscb gebied nestelde, een
voortdurende uitdaging. Het heeft dan
°ok niet aan pogingen ontbroken, de rot
sen terug te veroveren. Maar wat konden
de Spaansche patriotten beginnen tegen
Naar het Engelsch van
EMMA JANE WORBOISE
>>Ik vernam naderhand, dat hij het dub-
e. aantal zijner kunstjuweelen, zooals
"J ze noemde, zich had mogen toeëigenen,
want zij werden zoo laag mogelijk ge
beerd, en eindelijk, zooals men zegt voor
een appel en een ei verkocht! Niemand
een eenigen lust te hebben om „de ver
maarde collectie van den heer Perren",
ooals de dagbladen die noemden, te koo-
v' fwas ^e^aas al te vermaard en geen
entel kunsijkooper wenschte er kennis
ee te maken. Het „Museum Perren"
era verstrooid door gansch Northshire;
e geheel© provincie over- haar lengte en
eedte wérd er van voorzien, want her-
''giers en kleine winkeliers waren de
eornaamste koopers. De zoogenaamde
»^po" werd voor achttien shillings
i ooht en werd het eigendom van den
zastelem uit „De Blauwe Beer".
ïem il^ ,a: m^n eiSen bezittingen had
(mm ging ik op verzoek van mijn
hftt Daar z^tQ kleedkamer, om qqJj- daar
«P® ander na te zien. Hij was zelf
wst t i besluiteloos, wat te houden en
e leden, en het meest scheen hij gei
de Britsche kustbatterijen en de Britsche
oorlogsschepen? Want Engeland was niet
zoo lichtzinnig de verdediging van Gi
braltar te verwaarloozen, zooals de Span
jaarden eens gedaan hadden.
Bij het Verdrag van Utrecht moest
Spanje definitief van Gibraltar afstand
doen. Nooit echter ging het bewustzijn
verloren, dat hier een onrecht geschied
was, hetwelk vroeger of later goedge
maakt zou moeten worden. Terwijl de
Spaansche regeeringen in later jaren het
uit politieke overwegingen niet juist oor
deelden, al te duidelijk op den eisch te
genover Engeland te wijzen, ontstond in
het volksbewustzijn het begrip van Gi
braltar als Spaansch irredenta. Geduren
de den wereldoorlog kwam de kwestie
Gibraltar opnieuw ter sprake, maar het
gelukte ook toen de Spaansche regeering
niet, verandering in den bestaanden toe
stand te brengen.
Overigens kon reeds voor den wereld
oorlog de bekende Spaansche geschied
schrijver en publicist, Ganivet, schrijven:
„Gibraltar is een voortdurende beleedi-
ging van Spanje, welke wij verdiend heb
ben wegens ons gebrek aan verantwoor-
dingsbewuste regeeringen. De herovering
van Gibraltar is een Spaansche eere
schuld. Gibraltar is een poort voor Enge
land, zoolang Spanje zwak is; het zal
echter tot een zwak punt van het Brit
sche imperium worden en daarmede zijn
bestaansrecht verliezen, zoodra Spanje
zijn kracht herwint."
Een programmapunt der Phalange.
Het is begrijpelijk, dat de felle nations^
listen, die thans in Spanje de leiding, heb
ben, met nog meer verbittering naar de
Spaansche zuidpunt kijken dan de voor
vaderen. Daar komt nog bij, dat de Pha
lange ook reeds voor den burgeroorlog de
terugwinning van Gibraltar op haar pro
gramma had staan. Indertijd, in het ver
boden orgaan van de Phalange „Haz",
kon een jong phalangist, Marquerie, die
op het oogenblik in de Spaansche pers
een groote rol speelt, woorden schrijven
als: „Spanje grenst in het zuiden aan een.
nationale schande". Eln op het oogenblik,
nu de Phalange de macht in den Staat
gekregen heeft, stelt zij haar eischen nog
scherper.
Zoo schrijft het orgaan „Levante" o.a.:
„Een oorlog en een revolutie worden
niet uitsluitend gevoerd, opdat men hoo-
gere loonen, betere woningen, beter voed
sel of andere materieele voordeelen krijgt.
Een oorlog en een revolutie zooals de
onze vinden plaats om den Spanjaarden
de mythe van het vaderland en het im
perium terug te geven. Wij denken thans
aan Augustus 1704 met absolute rust. Wij
weten, wie wij zijn en wij weten, wat wij
willon. Wie zien de rotsen van Gibraltar
duidelijk en zonder sentimentaliteit. On
der leiding van den caudillo gedenkt
Spanje op bet oogenblik Gibraltar en de
landen, die ons geestelijk imperium vor
men. Met de rustige zekerheid, welke een
gevolg is van de soldateske gehoorzaam
heid, weten wij, dat onze generatie, ons
imperiale vaderland zal bevrijden. Het
probleem Gibraltar zal ophouden voor
Spanje een probleem te zijn."
Is Gibraltar verzwakt?
Men herinnert zich in dit verband
gaarne de woorden van Ganivet, dat „Gi
braltar voor Engeland een zwak punt
wordt, zoodra daar een sterk Spanje
achter staat". Men meent, dat reeds op
het oogenblik de waarde van Gibraltar
voor Engeland lager moet worden ge
schat dan vroeger. Wel beheerscht Gi
braltar den ingang van de Middelland
sche Zee, maar aan de overzijde ligt het
Spaansche Ceuta, welks batterijen even
eens de zeestraat bestrijken. Italië en
Spanje zijn vastbesloten, aldus kan men
hier in de bladen lezen, een Britsche
neigd een groote massa prullen en over
tolligheden te kiezen, die ons slechts tot
last zouden zijn en bovendien kost
baar waren om te vervoeren. Ik was be
zig den inhoud te bezichtigen van een
ebbenhouten kastje met. zilver ingelegd en
ik verwonderde mij' in stilte over de kluch
tige bijeenvoeging van allerlei zaken, die
ik hier vond, toen ik plotseling iets aan
raakte, dat mij bijna de vingers scheen te
branden. Mijn wangen gloeiden, mijn hart
klopte hevig, en ik aarzelde eenige oogen-
blikken, voordat ik het vreemde voorwerp
te voorschijn bracht, dat mijn gemoeds
aandoeningen zoozeer opwekte. Gij raadt
zeker wat het was! Het was de beruchte
schedel dien ik nooit meer aanschouwd
had, sedert hij de rol van spook had ge-
speJd in de galerij, reeds jaren geleden".
„Wat hebt gij -daar?" vroeg Mr Perren,
nieuwsgierig, daar hij mijn ontroering be
merkte. „Mijn lief kind, wat scheelt er
aan, gij wordt rood en bleek tegelijk".
„Oom! zie eens, die vreeeelijke 'herinne
ring aan mijn ondeugendheid, die gij mij
wel vergeven 'hebt, doch die ik mij zelve
nooit heb kunnen vergeven!"
„O, is het de schedel! Bekommer u daar
toch niet meer over, lief kind; wij waren
allen even groote dwazen in dien tijd.
Maar wat zullen wij nu met dat arme,
oude ding aanvangen?"
„Ik wil hem bewaren oom, als een be
wijs van uw overgroote goedheid. Hoe gij
mij ooit in genade hebt kunnen aannemen
hegemonie in de Middellandsche Zee niet
te dulden. Vroeger of later moet ook
deze zijde van het Middellandsche Zee-
vraagstuk ter sprake komen.
Engeland intusschen denkt er niet
over, dit steunpunt op te geven. Op het
oogenblik, dat Franco's overwinning
vaststond, ging men over tot den aanleg
van nieuwe verdedigingswerken, die alle
vroegere versterkingen in de schaduw
stellen. Het modernste geschut staat hier
opgesteld. In onderaardsche opslagplaat
sen liggen voorraden opgestapeld, die de
stad en de Britsche vloot een jaar lang
van proviand en munitie kunnen voor
zien. D'e Britsche gouverneur en de Fran-
sche resident-generaal van Marokko hou
den voortdurend contact met elkaar.
Steeds opnieuw houdt men manoeuvres.
Nog wijst niets er op, dat men aan
Spaansche zijde werkelijk aan een mili
taire herovering der rotsen denkt.
Maar instinctmatig voelt Engeland, dat
met een sterk Spanje in den rug Gibral
tar bedreigd is. Eln derhalve wenscht het
zich tegen alle mogelijkheden te verzeke
ren.
(Auteursrecht V.P.B.)
Weer een drukke Donderdags
Ook gisteren bracht 'n extra-trein uit
Holland weer vele bezoekers, terwijl het
aantal autobussen uit België en van bo
ven den Moerdijk ook weer groot was.
Het was gisteren weer een goede dag
voor vele middenstanders. Het is hun van
ganscher harte gegund.
De Vacantieschool.
Van alles wat deze school en haar
tochten betreft wordt een film vervaar
digd, die men op 30 Augustus voor een
groote sohare hoopt te kunnen vertoonen.
Het bestuur heeft enkele jongelui, die
zich niet behoorlijk gedroegen voor een
reis uitgesloten. Ook heeft men moeten
weigeren kinderen, die met den eersten
busdienst mede moesten doch daarvoor te
laat kwamen en die met den tweeden
dienst mede gingen. Dit kan niet worden
toegestaan.
De laatste tocht zal niet Donderdag 24
doch Vrijdag 25 Augustus plaats hebben
en dan zullen alle kinderen samen te on
geveer 5 uur te Middelburg terugkeeren
om met de signaalafdeeling van Achilles
door een deel der stad te marcheeren.
Mevr. Schuitema heeft gisteravond het
bestuur gecomplimenteerd met 't 10-jarig
bestaan der M.V.S. en namens helpsters
en helpers aan den voorzitter een voorzit
tershamer aangeboden, waarop gegra-
pheerd de letters „M. V. S.".
De heer Paul heeft dezen hamer direct
gehanteerd.
Onfortuinlijke reis.
Gisteren zou de heer K„ chef bij de
firma Wlilking, met vrouw en
dochtertje een dagje doorbrengen aan het
strand te Vlissingen. Laatstgenoemden
gingen per autobus, terwijl de heer K.
zelf per motorfiets de reis zou maken. Op
den Sloedam echter is hij met zijn motor
tegen een paaltje gereden en daarna te
gen den grond geslagen, waardoor hij
een lichte hersenschudding opliep. Hij
moest, nadat dr de Haas te Arnemuiden
de eerste hulp had verleend, per zieken
auto naar het R.K. Ziekenhuis te Goes
worden vervoerd.
Wemeldinge. Gevonden een rjjwielbe-
lastingmerk 19391940. Inlichtingen te
bekomen bij den gemeente-veldwachter.
Yerseke. De werkman F. v. d. Vrede,
werkzaam aan de havenwerken aan den
Perkpolder te Kruiningen, had het onge
luk een steen tegen het been te krijgen,
waardoor dit lichaamsdeel werd ver
wond. Dr Nieuwenhuizen van Kruinin
gen verleende heelkundige hulp en liet
de patiënt per auto naar zijn woning ver
voeren.
Donderdag visehten ter hoogte van
Zoutelande en Domburg aan de kust van
Walcheren niet minder dan 83 schepen
(motorkorbooten) op mosselzaad. De
na mijn schandelijk gedrag, blijft mij nog
steeds een raadsel; het was zoo innig goed
van u, dat gij mijn berouw niet 'hebt ver
smaad maar geloofde in mijn boetvaar
digheid".
„Kind, hebben wij. niet allen boetvaar
digheid van noode? Gevoelen wij niet allen
behoefte aan volle, vrij© vergeving? Ik heb
toenmaals veel geleerd, gedurende mijn
ziekte, Ghrystie. Het was ongetwijfeld zeer
ondeugend van je gehandeld, ofschoon ik
je boosheid had opgewekt; maar alles
heeft zich ten goede gekeerd! Sedert dien
tijd zijn wij recht gelukkig geweest, niet
waar, mijn kind?"
Hij leunde achterover in zijn stoel, den
zelfden stoel, waarin ik hem gezien had
den eersten keer na zijn ernstige ziekte,
die het gevolg was geweest van den hevi-
gen schok; maar o, hoe oud en vervallen
zag hij er nu uit, hoe zwak en treurig,
maar tevens zoo vriendelijk en zacht! Ik
ging naar hem toe, en sloeg mijn armen
om zijn hals en zeide: „Ik ben over-geluk-
kig geweest oom, en ik zal steeds geluk
kig zijn, zoolang ik mij in het bezit uwer
liefde gevoel, terwijl ik u van mijn kant
de liefde eener dochter wil betoonen".
HOOFDSTUK XXXII.
Geen plaats zooals Londen
Eindelijk waren wij met onze toebereid
selen gereed, en bleef ons nog slechts
qualiteit is goed, maar de voorraad is
nu niet groot meer.
Donderdag hebben niet minder dan
108 ouden van dagen uit onze gemeente
een rit rond Walcheren gemaakt, aange
boden door het Comité daartoe opge
richt. Drie groote autobussen, benevens
11 particuliere auto's vormden den stoet.
Eerst werd naar Vlissingen gereden
waar de eerste tractatie plaats had.
Daarna werd hun een koffiemaaltijd te
Domburg aangeboden, waarna op de
thuisreis nog even werd aangelegd te
Lewedorp.
Dankbaar arriveerden de oudjes weer
te Ierseke. Mozart was ter verwelkoming
aanwezig.
Tholen. Prea-historisohe
dieren. Door de Tholen 25, schipper
Schot, alhier, werd deze week aange
voerd een gedeelte van een geraamte van
een prae-hlstorisch dier, 't welk was op-
gekord op een bank nabij Domburg. De
ruggewervel had een middellijn van ruim
30 c.M. Het schouderblad was enorm
groot. In een stuk van een kaak was een
reusachtige tand aanwezig. Deskundi
gen, welke deze reusachtige beenderen
zijn komen bezichtigen, constateerden,
dat deze vermoedelijk afkomstig waren
van een mammouth,
(Vervolg.)
Men heeft, aldus de heer Von Brucken
Fock in zijn rede bij de opening van bo
vengenoemde tentoonstelloing, ook het
succes, dat de kleederdracht weer in het
middelpunt der belangstelling Btaat en
dat er nu personen, die haar aflegden,
bij de vereenlging komen om hun spijt
daarover te betuigen en te verzoeken
subsidie te krijgen om zich opnieuw in
de mooie provinciale dracht te kunnen
tooien.
Naast de streken, waar de dracht na
genoeg is verdwenen, zijn er nog waar
de prachtige onvervalschte Walchersche
en schitterende R. K. Zuid-Bevelandsche
dracht nog te redden is. Het bestuur zal
dit tot het uiterste verdedigen om al
thans de eindcatastrofe zoo lang moge
lijk uit te stellen.
Spr. meent, dat het verdwijnen van de
kleederdracht veelal een kwestie van de
mode is en de aangevoerde bezwaren zijn
grootendeels voorwendsels. Er is nog
veel te redden, maar dan moet men de
actie moreel en financieel steunen. Het
opwekken van belangstelling kan het
best geschieden door een tentoonstelling
als deze, waarin al het interessante sterk
in waarde verhoogd wordt door de aan
wezigheid van levend materiaal.
Spr. eindigde met dank aan allen, die
op eenigerlei wijze hebben meegewerkt
om deze bescheiden tentoonstelling te
kunnen houden. In de eerste plaats den
Commissaris der Koningin en den Grif
fier der Staten, die welwillend de stem
mingsvolle zaal ter beschikking hebben
gesteld. Ook richtte Spr. woorden van
bijzonderen dank tot de conservatrice
van het Zeeuwsch genootschap, Mevr.
Fruin-Buteux, de leden van het dag. be
stuur, speciaal Jhr Schorer en Mr Die-
leman Jr; de schilders Bergsma en Kim-
pe, en last not least de leden van het
damescomité de dames de Casembroot,
Cevaal, Cijsouw, Geluk, De Jonge, Rijk
en Roelse.
Hierna nam mevr. G e'1 ukDe Jon-
g e het woord. Zij sprak ongeveer als
volgt:
Dames en Heeren, Geachte aanwezi
gen,
Toen mij op de latste vergadering ge
vraagd werd, om op de tentoonstelling
ook een woordje te spreken, heb ik be
loofd dit te doen.
En wat zal ik nu gaan zeggen? In de
eerste plaats moet u allen weten dat ik
de Zeeuwsche dracht zeer lief heb. En
haar nimmer zal afleggen, al was ik van
morgen af de eenige, die nog overbleef.
De Zeeuwsche dracht is door alle tijden
heen mooi geweest al heeft ook de mode
haar wel iets veranderd.
over om Elmwood voor het laatst vaar
wel te zeggen. Wij hadden genoeg meu
belen om de drie kamers mede te voor
zien, die wij in een gezonde, goed ge
legen buurt wenschten te huren, ver van
het meer aanzienlijke gedeelte der stad
verwijderd, en waar wij dus matige huur
prijzen mochten verwachten.
Ik verkocht sommige zaken, die mijn
persoonlijk en rechtmatig eigendom wa
ren, omdat ik wel voorzag, dat onze
geldmiddelen niet lang zouden strekken,
en ik besloot tevens om den schedel niet
langer te bewaren; ik bracht hem in den
tuin en verborg hem daar diep onder den
grond op een stil plekje, waar hij niet
licht zou ontdekt worden.
Ons bezoek te Northborough gaf ons
op een punt groote voldoening. Iedereen
toch die ons kende, betoonde zeer veel
deelneming met het lot van mijn oom,
en ofschoon de publieke opinie in de
stad zeer heftig was tegen de directeu
ren en agenten der gefailleerde Bank,
toch werd zijn naam door ieder met ach
ting genoemd, men sprak van hem veel
meer als een slachoffer dan als een deel
genoot van de gewaagde "en verkeerde
speculaties, waardoor zoovele welgestelde
families eensklaps tot bijna volslagen ar
moede waren gebracht.
Toen het bekend was, dat wij ons te
Stanbridge bevonden, ging er bijna geen
dag voorbij, zonder eenig vriendelijk
bezoek van oude kennissen en vrienden,
Werden er vroeger heele kleine mut
sen en stukken gedragen, ook de kuif
was zeer bescheiden. Dat alles is door de
draagster zelf op eigen idee gewijzigd,
het eene zoo goed als het andere.
Ook de vele lange rokken van vroeger
zijn thans zeer matig en kort.
Dat de Zeeuwsche kleeding een goed-
koope dracht is, zal ieder die haar afleg
de het beste weten. Het geeft niet al is
onze rok en schort, doek en beuk twintig
jaren oud, men kan ze steeds nog aan
doen. En niemand zal zeggen: wat is die
ouderwetsch gekleed.
Het goud en de koralen zijn wel in veel
families van de een op de ander over
gegaan, minder gegoeden hebben toch
steeds door eigen verdiensten en spaar
zaamheid hun spullen bij elkaar gekre
gen. Nu gaat de laatste jaren al dat
mooie, waar een Zeeuwsch meisje vroe
ger zoo blij mee was, weg, en komt er
een jurkje voor in de plaats!
Maar Zeeuwsche meisjes en vrouwen,
leg uw kleeding niet af omdat ze u min
derwaardigheid zou opleggen ten opzich
te van den stedeling. Dat is mis
Van mijn jeugd af aan, ben ik zeer
dikwijls in vele hooge kringen geweest,
en nog nooit heb ik ondervonden dat
men mij om de Zeeuwsche kleeding min
der achtte. Ik heb er steeds veel aardigs
door gehad, en veel lof over de kleeder
dracht.
Wordt allen lid van de vereeniging tot
behoud der Zeeuwsche kleederdrachten.
En dan eindig ik met de grootste eerbied
voor onze geliefde Koningin, die zelf de
hoop uitgesproken heeft, dat Zeeland der
traditie getrouw haar schoone kleeding
zoo veel mogelijk in eere zal weten te
houden.
Thans nam de Commissaris der Ko
ningin jihr mr J. W. Quarles van
U f f o r d, het woord en getuigde van 'zijn
groot reject voor het werken van het
volijverige bestuur der Vereeniging en in
bijzonder van den, voorzitter. Sedert de
oprichting der vereeniging, heeft hij
steeds op de bres gestaan voor haar
mooie doel.
Dit o.a. door zijn vele artikelen, waar
in zoo wel de bezwaren als de groote
voordeelen der kleederdracht onder de
oogen werden gezien. Talrijk zijn ook de
voorbeelden van elders, die de voorzitter
naar voren heeft gebracht. En thans 'geeft
het bestuur weer blijk van de groote ar
beidskracht door het houden van deze
tentoonstelling. Daarvoor brengt spr. alle
hulde en dan ook niet minder aan het
damescomité, door wier werken men een
goed beeld krijgt van de costuums, die
nog gedragen worden en tevens een blik
kan slaan in de historie van de drach
ten.
Spr. meent thans geen pleitrede te moe
ten houden, doch wil toch een argument
voor het behoud der kleederdracht naar
voren brengen. Spr. schetste dan hoe de
Zeeuwsche boer en boerin niet alleen
worden geacht om hun kleeding, maar
ook om hun innerlijken aard. Het prijs
geven van de dracht zou het gevaar doen
ontstaan, dat ook de mentaliteit achter
uitgaat. Als spr. staat tegenover een
Zeeuwschen boer of een boerin, dan staat
hij tegenover iemand, die door zijn of
haar persoon eerbied afdwingt door
rechtschapenheid en stoere werkkracht.
Daarom roept spr. hen toe: Blijft U zelf,
blijft boer of boerin. Niet alleen in uiter
lijke maar ook in innerlijke eigenschap
pen.
Toen kort geleden Ged. Staten twee
gemeentebesturen in hun vergadering
hadden waren er 2 burgemeesters en 3
wethouders en alle in Zeeuwsche kleeder
drachten. Dit imponeerde en de zaai was
spoedig beslist.
Wijzende op de mooie collectie klee
ding, hoopt Bpr., dat de tentoonstelling
druk zal worden bezocht, in de eerste
plaats door Zeeuwsche boeren en boerin
nen, maar ook door vele stedelingen en
vele vreemdelingen.
In dit laatste vindt spr. aanleiding er
op te wijzen, dat hij het Vreemdelingen
verkeer een zeer goed hart toedraagt en
er niet genoeg vreemdelingen kunnen 'ko
men kijken naar het mooie Zeeuwsche
land, naar de oude gebouwen te Middel
burg, maar daarbij mogen de boerinnen
en boeren geen lokmiddelen zijn. Want
velen der vreemdelingen, die naar de
die hun oprechte deelneming kwamen
betuigen, en niet zelden ook hun hulp
aanboden.
„Dit is de eerste zonnestraal, die door
de wolk heen schijnt", zeide mijn oom
tot mij, na een dezer bezoeken; „ik wist
niet, dat de menschen zoo goed over mij
dachten; ik had mij niet voorgesteld, dat
ik in deze stad en in den omtrek zoo
veel ware vrienden bezat; mij dunkt wij
mogen dit wel reeds een zilveren randje
noemen?"
„Ongetwijfeld", was mijn antwoord;
„maar wij kunnen het vriendelijk aan
bod van mr Bray toch niet aannemen,
oom!"
„Zeker niet, wij mogen ons nieuw leven
niet beginnen door ons zeiven te bezwa
ren met eenige verantwoordelijkheid om
trent geldzaken; het is onmogelijk om
te bepalen, wanneer wij hem het geld
zouden kunnen terug geven, dat hij ons
nu op zoo edelmoedige wijze aanbiedt;
wellicht zouden wij nimmer daartoe in
staat zijn. En om het als een vrije gift
aan te nemen, zooals hij verlangt, dat
ik doen zal, is mij onmogelijk; ik zou
het niet kunnen verdragen, Chrystie, be
halve in den uitersten nood en om
uwentwil. Stel u eens voor: een Perren,
die giften aalmoezen! ontvangt, zelfs
van een vriendl
(Wordt vervolgd.)