Spanje eischt Gibraltar terug en met zilveren randen. De tentoonstelling van Zeeuwsche Kleederdrachten. pE ZEEUW van Vrijdag 18 Augustus 1939. Tweede Blad. Herdenking der overgave aanleiding tot felle persartikelen Hotsen zouden zwak zijn met een sterk Spanje in den rug Engeland stelt zijn modernste geschut op feuilleton Uit de Provincie MIDDELBURG. GOES. ZUID-BEVELAND. THOLEN EN SINT PHILIPSLAND. ,E e n onrecht wordt ook daardoor nog niet tot recht, dat het op een ouderdom van meer dan 200 jaren kan terugzie n." Deze woorden kon men in de laatste dagen in allerlei variaties en met meer of minder groote scherpte neergeschreven iu welhaast alle Spaansche bladen lezen. Nog nooit heeft Spanje met een derge lijke verbittering een feit herdacht, dat anders in het algemeen onbemerkt voor bijgaat: deze maand is het 235 jaren ge leden, dat de Engelschen Gibraltar in namen. Indertijd, in Augustus 1704, op een oogenblik van Spaansche versplintering en zwakte, voortvloeiend uit den Succes sie-Oorlog', zag Engeland een wensch in vervulling gaan, die reeds vijftig jaren vroeger door Oliver Cromwell als volgt was geformuleerd: „Gibraltar moet ver overd worden, want, eenmaal in onze handen, zal het onzen handel begunsti gen en bovendien een zeer nuttige ver zwakking van Spanje beteekenen". Met bewonderenswaardige vasthoudendheid wachtte Engeland op het geschikte oogen blik om de rotsen, die als onoverwinne lijk golden, aan zich te brengen. Een aanval op Gibraltar kan, ten ge volge van zijn geografische ligging, slechts van de zeezijde uit plaatsvinden. Slechts een smalle landtong zonder dek kingsmogelijkheden verbindt de rotsen met het vasteland. Een aanval over deze landtong zou gesmoord worden in het af- weervuur van de in de rotsen ingebouwde batterijen. Engeland zag dus in, dat, wan neer het eenmaal Gibraltar bezat, een herovering volgens menschelijke bereke ning uitgesloten zou zijn, daar de Eingel- sche oorlogsvloot natuurlijk iederen aan val van de zeezijde uit zou kunnen ver hinderen. Hoe Gibraltar veroverd werd. Op 1 Augustus 1704 verzamelde zich de verbonden Ehgelsch-Hollandsche oor logsvloot onder het bevel van admiraal Rocke voor Gibraltar en zette daar een expeditiecorps van ongeveer 1800 man, geleid door den landgraaf George van Hessen, aan land. De Spaansche bezetting bestond daar er immers niemand aan een aanval gedacht had uit nauwelijks tachtig man, die van volkomen verouder de wapens waren voorzien. Onder het voorwendsel, in opdracht van den troon pretendent Karei III te handelen, eisch- ten de Britten de overgave van de ves ting. Dit ultimatum werd door de Span jaarden van de hand gewezen, hoewel de Spaansche bevelhebber had moeten in zien, dat iedere mogelijkheid tot tegen stand uitgesloten was. Daarop begon op 3 Augustus een van de grootste bombar dementen, welke de toenmalige marine geschiedenis kent. Gedurende vijf uren vuurden de 900 kanonnen, waarover de vloot der bondgenooten beschikten, op de Spaansche stellingen. Volgens de ge schiedschrijvers van dien tijd moeten er ongeveer 20.000 schoten afgevuurd zijn. Dat was voldoende om de zwakke Spaan sche artillerie geheel buiten gevecht te stellen. Eenige dagen later moesten de Spanjaarden de rotsen voor immer verla ten. In plaats van de Spaansche kleu ren wappert sindsdien de Union Jack aan den ingang van de Middellandsche Zee. Spanje kon niet vergeten. Spanje heeft dit verlies nimmer kun nen verkroppen. Meer no-g dan in het ma- terieele verlies (de controle op den toe gang tot de Middellandsche Zee) zag het m het feit, dat een vreemde mogendheid zich op Spaanscb gebied nestelde, een voortdurende uitdaging. Het heeft dan °ok niet aan pogingen ontbroken, de rot sen terug te veroveren. Maar wat konden de Spaansche patriotten beginnen tegen Naar het Engelsch van EMMA JANE WORBOISE >>Ik vernam naderhand, dat hij het dub- e. aantal zijner kunstjuweelen, zooals "J ze noemde, zich had mogen toeëigenen, want zij werden zoo laag mogelijk ge beerd, en eindelijk, zooals men zegt voor een appel en een ei verkocht! Niemand een eenigen lust te hebben om „de ver maarde collectie van den heer Perren", ooals de dagbladen die noemden, te koo- v' fwas ^e^aas al te vermaard en geen entel kunsijkooper wenschte er kennis ee te maken. Het „Museum Perren" era verstrooid door gansch Northshire; e geheel© provincie over- haar lengte en eedte wérd er van voorzien, want her- ''giers en kleine winkeliers waren de eornaamste koopers. De zoogenaamde »^po" werd voor achttien shillings i ooht en werd het eigendom van den zastelem uit „De Blauwe Beer". ïem il^ ,a: m^n eiSen bezittingen had (mm ging ik op verzoek van mijn hftt Daar z^tQ kleedkamer, om qqJj- daar «P® ander na te zien. Hij was zelf wst t i besluiteloos, wat te houden en e leden, en het meest scheen hij gei de Britsche kustbatterijen en de Britsche oorlogsschepen? Want Engeland was niet zoo lichtzinnig de verdediging van Gi braltar te verwaarloozen, zooals de Span jaarden eens gedaan hadden. Bij het Verdrag van Utrecht moest Spanje definitief van Gibraltar afstand doen. Nooit echter ging het bewustzijn verloren, dat hier een onrecht geschied was, hetwelk vroeger of later goedge maakt zou moeten worden. Terwijl de Spaansche regeeringen in later jaren het uit politieke overwegingen niet juist oor deelden, al te duidelijk op den eisch te genover Engeland te wijzen, ontstond in het volksbewustzijn het begrip van Gi braltar als Spaansch irredenta. Geduren de den wereldoorlog kwam de kwestie Gibraltar opnieuw ter sprake, maar het gelukte ook toen de Spaansche regeering niet, verandering in den bestaanden toe stand te brengen. Overigens kon reeds voor den wereld oorlog de bekende Spaansche geschied schrijver en publicist, Ganivet, schrijven: „Gibraltar is een voortdurende beleedi- ging van Spanje, welke wij verdiend heb ben wegens ons gebrek aan verantwoor- dingsbewuste regeeringen. De herovering van Gibraltar is een Spaansche eere schuld. Gibraltar is een poort voor Enge land, zoolang Spanje zwak is; het zal echter tot een zwak punt van het Brit sche imperium worden en daarmede zijn bestaansrecht verliezen, zoodra Spanje zijn kracht herwint." Een programmapunt der Phalange. Het is begrijpelijk, dat de felle nations^ listen, die thans in Spanje de leiding, heb ben, met nog meer verbittering naar de Spaansche zuidpunt kijken dan de voor vaderen. Daar komt nog bij, dat de Pha lange ook reeds voor den burgeroorlog de terugwinning van Gibraltar op haar pro gramma had staan. Indertijd, in het ver boden orgaan van de Phalange „Haz", kon een jong phalangist, Marquerie, die op het oogenblik in de Spaansche pers een groote rol speelt, woorden schrijven als: „Spanje grenst in het zuiden aan een. nationale schande". Eln op het oogenblik, nu de Phalange de macht in den Staat gekregen heeft, stelt zij haar eischen nog scherper. Zoo schrijft het orgaan „Levante" o.a.: „Een oorlog en een revolutie worden niet uitsluitend gevoerd, opdat men hoo- gere loonen, betere woningen, beter voed sel of andere materieele voordeelen krijgt. Een oorlog en een revolutie zooals de onze vinden plaats om den Spanjaarden de mythe van het vaderland en het im perium terug te geven. Wij denken thans aan Augustus 1704 met absolute rust. Wij weten, wie wij zijn en wij weten, wat wij willon. Wie zien de rotsen van Gibraltar duidelijk en zonder sentimentaliteit. On der leiding van den caudillo gedenkt Spanje op bet oogenblik Gibraltar en de landen, die ons geestelijk imperium vor men. Met de rustige zekerheid, welke een gevolg is van de soldateske gehoorzaam heid, weten wij, dat onze generatie, ons imperiale vaderland zal bevrijden. Het probleem Gibraltar zal ophouden voor Spanje een probleem te zijn." Is Gibraltar verzwakt? Men herinnert zich in dit verband gaarne de woorden van Ganivet, dat „Gi braltar voor Engeland een zwak punt wordt, zoodra daar een sterk Spanje achter staat". Men meent, dat reeds op het oogenblik de waarde van Gibraltar voor Engeland lager moet worden ge schat dan vroeger. Wel beheerscht Gi braltar den ingang van de Middelland sche Zee, maar aan de overzijde ligt het Spaansche Ceuta, welks batterijen even eens de zeestraat bestrijken. Italië en Spanje zijn vastbesloten, aldus kan men hier in de bladen lezen, een Britsche neigd een groote massa prullen en over tolligheden te kiezen, die ons slechts tot last zouden zijn en bovendien kost baar waren om te vervoeren. Ik was be zig den inhoud te bezichtigen van een ebbenhouten kastje met. zilver ingelegd en ik verwonderde mij' in stilte over de kluch tige bijeenvoeging van allerlei zaken, die ik hier vond, toen ik plotseling iets aan raakte, dat mij bijna de vingers scheen te branden. Mijn wangen gloeiden, mijn hart klopte hevig, en ik aarzelde eenige oogen- blikken, voordat ik het vreemde voorwerp te voorschijn bracht, dat mijn gemoeds aandoeningen zoozeer opwekte. Gij raadt zeker wat het was! Het was de beruchte schedel dien ik nooit meer aanschouwd had, sedert hij de rol van spook had ge- speJd in de galerij, reeds jaren geleden". „Wat hebt gij -daar?" vroeg Mr Perren, nieuwsgierig, daar hij mijn ontroering be merkte. „Mijn lief kind, wat scheelt er aan, gij wordt rood en bleek tegelijk". „Oom! zie eens, die vreeeelijke 'herinne ring aan mijn ondeugendheid, die gij mij wel vergeven 'hebt, doch die ik mij zelve nooit heb kunnen vergeven!" „O, is het de schedel! Bekommer u daar toch niet meer over, lief kind; wij waren allen even groote dwazen in dien tijd. Maar wat zullen wij nu met dat arme, oude ding aanvangen?" „Ik wil hem bewaren oom, als een be wijs van uw overgroote goedheid. Hoe gij mij ooit in genade hebt kunnen aannemen hegemonie in de Middellandsche Zee niet te dulden. Vroeger of later moet ook deze zijde van het Middellandsche Zee- vraagstuk ter sprake komen. Engeland intusschen denkt er niet over, dit steunpunt op te geven. Op het oogenblik, dat Franco's overwinning vaststond, ging men over tot den aanleg van nieuwe verdedigingswerken, die alle vroegere versterkingen in de schaduw stellen. Het modernste geschut staat hier opgesteld. In onderaardsche opslagplaat sen liggen voorraden opgestapeld, die de stad en de Britsche vloot een jaar lang van proviand en munitie kunnen voor zien. D'e Britsche gouverneur en de Fran- sche resident-generaal van Marokko hou den voortdurend contact met elkaar. Steeds opnieuw houdt men manoeuvres. Nog wijst niets er op, dat men aan Spaansche zijde werkelijk aan een mili taire herovering der rotsen denkt. Maar instinctmatig voelt Engeland, dat met een sterk Spanje in den rug Gibral tar bedreigd is. Eln derhalve wenscht het zich tegen alle mogelijkheden te verzeke ren. (Auteursrecht V.P.B.) Weer een drukke Donderdags Ook gisteren bracht 'n extra-trein uit Holland weer vele bezoekers, terwijl het aantal autobussen uit België en van bo ven den Moerdijk ook weer groot was. Het was gisteren weer een goede dag voor vele middenstanders. Het is hun van ganscher harte gegund. De Vacantieschool. Van alles wat deze school en haar tochten betreft wordt een film vervaar digd, die men op 30 Augustus voor een groote sohare hoopt te kunnen vertoonen. Het bestuur heeft enkele jongelui, die zich niet behoorlijk gedroegen voor een reis uitgesloten. Ook heeft men moeten weigeren kinderen, die met den eersten busdienst mede moesten doch daarvoor te laat kwamen en die met den tweeden dienst mede gingen. Dit kan niet worden toegestaan. De laatste tocht zal niet Donderdag 24 doch Vrijdag 25 Augustus plaats hebben en dan zullen alle kinderen samen te on geveer 5 uur te Middelburg terugkeeren om met de signaalafdeeling van Achilles door een deel der stad te marcheeren. Mevr. Schuitema heeft gisteravond het bestuur gecomplimenteerd met 't 10-jarig bestaan der M.V.S. en namens helpsters en helpers aan den voorzitter een voorzit tershamer aangeboden, waarop gegra- pheerd de letters „M. V. S.". De heer Paul heeft dezen hamer direct gehanteerd. Onfortuinlijke reis. Gisteren zou de heer K„ chef bij de firma Wlilking, met vrouw en dochtertje een dagje doorbrengen aan het strand te Vlissingen. Laatstgenoemden gingen per autobus, terwijl de heer K. zelf per motorfiets de reis zou maken. Op den Sloedam echter is hij met zijn motor tegen een paaltje gereden en daarna te gen den grond geslagen, waardoor hij een lichte hersenschudding opliep. Hij moest, nadat dr de Haas te Arnemuiden de eerste hulp had verleend, per zieken auto naar het R.K. Ziekenhuis te Goes worden vervoerd. Wemeldinge. Gevonden een rjjwielbe- lastingmerk 19391940. Inlichtingen te bekomen bij den gemeente-veldwachter. Yerseke. De werkman F. v. d. Vrede, werkzaam aan de havenwerken aan den Perkpolder te Kruiningen, had het onge luk een steen tegen het been te krijgen, waardoor dit lichaamsdeel werd ver wond. Dr Nieuwenhuizen van Kruinin gen verleende heelkundige hulp en liet de patiënt per auto naar zijn woning ver voeren. Donderdag visehten ter hoogte van Zoutelande en Domburg aan de kust van Walcheren niet minder dan 83 schepen (motorkorbooten) op mosselzaad. De na mijn schandelijk gedrag, blijft mij nog steeds een raadsel; het was zoo innig goed van u, dat gij mijn berouw niet 'hebt ver smaad maar geloofde in mijn boetvaar digheid". „Kind, hebben wij. niet allen boetvaar digheid van noode? Gevoelen wij niet allen behoefte aan volle, vrij© vergeving? Ik heb toenmaals veel geleerd, gedurende mijn ziekte, Ghrystie. Het was ongetwijfeld zeer ondeugend van je gehandeld, ofschoon ik je boosheid had opgewekt; maar alles heeft zich ten goede gekeerd! Sedert dien tijd zijn wij recht gelukkig geweest, niet waar, mijn kind?" Hij leunde achterover in zijn stoel, den zelfden stoel, waarin ik hem gezien had den eersten keer na zijn ernstige ziekte, die het gevolg was geweest van den hevi- gen schok; maar o, hoe oud en vervallen zag hij er nu uit, hoe zwak en treurig, maar tevens zoo vriendelijk en zacht! Ik ging naar hem toe, en sloeg mijn armen om zijn hals en zeide: „Ik ben over-geluk- kig geweest oom, en ik zal steeds geluk kig zijn, zoolang ik mij in het bezit uwer liefde gevoel, terwijl ik u van mijn kant de liefde eener dochter wil betoonen". HOOFDSTUK XXXII. Geen plaats zooals Londen Eindelijk waren wij met onze toebereid selen gereed, en bleef ons nog slechts qualiteit is goed, maar de voorraad is nu niet groot meer. Donderdag hebben niet minder dan 108 ouden van dagen uit onze gemeente een rit rond Walcheren gemaakt, aange boden door het Comité daartoe opge richt. Drie groote autobussen, benevens 11 particuliere auto's vormden den stoet. Eerst werd naar Vlissingen gereden waar de eerste tractatie plaats had. Daarna werd hun een koffiemaaltijd te Domburg aangeboden, waarna op de thuisreis nog even werd aangelegd te Lewedorp. Dankbaar arriveerden de oudjes weer te Ierseke. Mozart was ter verwelkoming aanwezig. Tholen. Prea-historisohe dieren. Door de Tholen 25, schipper Schot, alhier, werd deze week aange voerd een gedeelte van een geraamte van een prae-hlstorisch dier, 't welk was op- gekord op een bank nabij Domburg. De ruggewervel had een middellijn van ruim 30 c.M. Het schouderblad was enorm groot. In een stuk van een kaak was een reusachtige tand aanwezig. Deskundi gen, welke deze reusachtige beenderen zijn komen bezichtigen, constateerden, dat deze vermoedelijk afkomstig waren van een mammouth, (Vervolg.) Men heeft, aldus de heer Von Brucken Fock in zijn rede bij de opening van bo vengenoemde tentoonstelloing, ook het succes, dat de kleederdracht weer in het middelpunt der belangstelling Btaat en dat er nu personen, die haar aflegden, bij de vereenlging komen om hun spijt daarover te betuigen en te verzoeken subsidie te krijgen om zich opnieuw in de mooie provinciale dracht te kunnen tooien. Naast de streken, waar de dracht na genoeg is verdwenen, zijn er nog waar de prachtige onvervalschte Walchersche en schitterende R. K. Zuid-Bevelandsche dracht nog te redden is. Het bestuur zal dit tot het uiterste verdedigen om al thans de eindcatastrofe zoo lang moge lijk uit te stellen. Spr. meent, dat het verdwijnen van de kleederdracht veelal een kwestie van de mode is en de aangevoerde bezwaren zijn grootendeels voorwendsels. Er is nog veel te redden, maar dan moet men de actie moreel en financieel steunen. Het opwekken van belangstelling kan het best geschieden door een tentoonstelling als deze, waarin al het interessante sterk in waarde verhoogd wordt door de aan wezigheid van levend materiaal. Spr. eindigde met dank aan allen, die op eenigerlei wijze hebben meegewerkt om deze bescheiden tentoonstelling te kunnen houden. In de eerste plaats den Commissaris der Koningin en den Grif fier der Staten, die welwillend de stem mingsvolle zaal ter beschikking hebben gesteld. Ook richtte Spr. woorden van bijzonderen dank tot de conservatrice van het Zeeuwsch genootschap, Mevr. Fruin-Buteux, de leden van het dag. be stuur, speciaal Jhr Schorer en Mr Die- leman Jr; de schilders Bergsma en Kim- pe, en last not least de leden van het damescomité de dames de Casembroot, Cevaal, Cijsouw, Geluk, De Jonge, Rijk en Roelse. Hierna nam mevr. G e'1 ukDe Jon- g e het woord. Zij sprak ongeveer als volgt: Dames en Heeren, Geachte aanwezi gen, Toen mij op de latste vergadering ge vraagd werd, om op de tentoonstelling ook een woordje te spreken, heb ik be loofd dit te doen. En wat zal ik nu gaan zeggen? In de eerste plaats moet u allen weten dat ik de Zeeuwsche dracht zeer lief heb. En haar nimmer zal afleggen, al was ik van morgen af de eenige, die nog overbleef. De Zeeuwsche dracht is door alle tijden heen mooi geweest al heeft ook de mode haar wel iets veranderd. over om Elmwood voor het laatst vaar wel te zeggen. Wij hadden genoeg meu belen om de drie kamers mede te voor zien, die wij in een gezonde, goed ge legen buurt wenschten te huren, ver van het meer aanzienlijke gedeelte der stad verwijderd, en waar wij dus matige huur prijzen mochten verwachten. Ik verkocht sommige zaken, die mijn persoonlijk en rechtmatig eigendom wa ren, omdat ik wel voorzag, dat onze geldmiddelen niet lang zouden strekken, en ik besloot tevens om den schedel niet langer te bewaren; ik bracht hem in den tuin en verborg hem daar diep onder den grond op een stil plekje, waar hij niet licht zou ontdekt worden. Ons bezoek te Northborough gaf ons op een punt groote voldoening. Iedereen toch die ons kende, betoonde zeer veel deelneming met het lot van mijn oom, en ofschoon de publieke opinie in de stad zeer heftig was tegen de directeu ren en agenten der gefailleerde Bank, toch werd zijn naam door ieder met ach ting genoemd, men sprak van hem veel meer als een slachoffer dan als een deel genoot van de gewaagde "en verkeerde speculaties, waardoor zoovele welgestelde families eensklaps tot bijna volslagen ar moede waren gebracht. Toen het bekend was, dat wij ons te Stanbridge bevonden, ging er bijna geen dag voorbij, zonder eenig vriendelijk bezoek van oude kennissen en vrienden, Werden er vroeger heele kleine mut sen en stukken gedragen, ook de kuif was zeer bescheiden. Dat alles is door de draagster zelf op eigen idee gewijzigd, het eene zoo goed als het andere. Ook de vele lange rokken van vroeger zijn thans zeer matig en kort. Dat de Zeeuwsche kleeding een goed- koope dracht is, zal ieder die haar afleg de het beste weten. Het geeft niet al is onze rok en schort, doek en beuk twintig jaren oud, men kan ze steeds nog aan doen. En niemand zal zeggen: wat is die ouderwetsch gekleed. Het goud en de koralen zijn wel in veel families van de een op de ander over gegaan, minder gegoeden hebben toch steeds door eigen verdiensten en spaar zaamheid hun spullen bij elkaar gekre gen. Nu gaat de laatste jaren al dat mooie, waar een Zeeuwsch meisje vroe ger zoo blij mee was, weg, en komt er een jurkje voor in de plaats! Maar Zeeuwsche meisjes en vrouwen, leg uw kleeding niet af omdat ze u min derwaardigheid zou opleggen ten opzich te van den stedeling. Dat is mis Van mijn jeugd af aan, ben ik zeer dikwijls in vele hooge kringen geweest, en nog nooit heb ik ondervonden dat men mij om de Zeeuwsche kleeding min der achtte. Ik heb er steeds veel aardigs door gehad, en veel lof over de kleeder dracht. Wordt allen lid van de vereeniging tot behoud der Zeeuwsche kleederdrachten. En dan eindig ik met de grootste eerbied voor onze geliefde Koningin, die zelf de hoop uitgesproken heeft, dat Zeeland der traditie getrouw haar schoone kleeding zoo veel mogelijk in eere zal weten te houden. Thans nam de Commissaris der Ko ningin jihr mr J. W. Quarles van U f f o r d, het woord en getuigde van 'zijn groot reject voor het werken van het volijverige bestuur der Vereeniging en in bijzonder van den, voorzitter. Sedert de oprichting der vereeniging, heeft hij steeds op de bres gestaan voor haar mooie doel. Dit o.a. door zijn vele artikelen, waar in zoo wel de bezwaren als de groote voordeelen der kleederdracht onder de oogen werden gezien. Talrijk zijn ook de voorbeelden van elders, die de voorzitter naar voren heeft gebracht. En thans 'geeft het bestuur weer blijk van de groote ar beidskracht door het houden van deze tentoonstelling. Daarvoor brengt spr. alle hulde en dan ook niet minder aan het damescomité, door wier werken men een goed beeld krijgt van de costuums, die nog gedragen worden en tevens een blik kan slaan in de historie van de drach ten. Spr. meent thans geen pleitrede te moe ten houden, doch wil toch een argument voor het behoud der kleederdracht naar voren brengen. Spr. schetste dan hoe de Zeeuwsche boer en boerin niet alleen worden geacht om hun kleeding, maar ook om hun innerlijken aard. Het prijs geven van de dracht zou het gevaar doen ontstaan, dat ook de mentaliteit achter uitgaat. Als spr. staat tegenover een Zeeuwschen boer of een boerin, dan staat hij tegenover iemand, die door zijn of haar persoon eerbied afdwingt door rechtschapenheid en stoere werkkracht. Daarom roept spr. hen toe: Blijft U zelf, blijft boer of boerin. Niet alleen in uiter lijke maar ook in innerlijke eigenschap pen. Toen kort geleden Ged. Staten twee gemeentebesturen in hun vergadering hadden waren er 2 burgemeesters en 3 wethouders en alle in Zeeuwsche kleeder drachten. Dit imponeerde en de zaai was spoedig beslist. Wijzende op de mooie collectie klee ding, hoopt Bpr., dat de tentoonstelling druk zal worden bezocht, in de eerste plaats door Zeeuwsche boeren en boerin nen, maar ook door vele stedelingen en vele vreemdelingen. In dit laatste vindt spr. aanleiding er op te wijzen, dat hij het Vreemdelingen verkeer een zeer goed hart toedraagt en er niet genoeg vreemdelingen kunnen 'ko men kijken naar het mooie Zeeuwsche land, naar de oude gebouwen te Middel burg, maar daarbij mogen de boerinnen en boeren geen lokmiddelen zijn. Want velen der vreemdelingen, die naar de die hun oprechte deelneming kwamen betuigen, en niet zelden ook hun hulp aanboden. „Dit is de eerste zonnestraal, die door de wolk heen schijnt", zeide mijn oom tot mij, na een dezer bezoeken; „ik wist niet, dat de menschen zoo goed over mij dachten; ik had mij niet voorgesteld, dat ik in deze stad en in den omtrek zoo veel ware vrienden bezat; mij dunkt wij mogen dit wel reeds een zilveren randje noemen?" „Ongetwijfeld", was mijn antwoord; „maar wij kunnen het vriendelijk aan bod van mr Bray toch niet aannemen, oom!" „Zeker niet, wij mogen ons nieuw leven niet beginnen door ons zeiven te bezwa ren met eenige verantwoordelijkheid om trent geldzaken; het is onmogelijk om te bepalen, wanneer wij hem het geld zouden kunnen terug geven, dat hij ons nu op zoo edelmoedige wijze aanbiedt; wellicht zouden wij nimmer daartoe in staat zijn. En om het als een vrije gift aan te nemen, zooals hij verlangt, dat ik doen zal, is mij onmogelijk; ik zou het niet kunnen verdragen, Chrystie, be halve in den uitersten nood en om uwentwil. Stel u eens voor: een Perren, die giften aalmoezen! ontvangt, zelfs van een vriendl (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 5