Voor den Zondag. ■r§s sr? ■R Een levende ventilator*, Zaterdag 15 Juli 1939 53e Jaar gang No. 42 '§lf 3 e w P «H 8 &>*- >p tp W* KOJ, CJi O CD *~i Hj 00^ g ?8te w g 8 t. er" m r^ co g" p o B *»g 0 3 e-P.». 01 0 0 Q 2 SP, PSQ - v-J ,^2 B o PÏ B S Q -Tg SP .3 CO H»- CO O^ CO gf P O OQ K P ts- ts2 i-r* 3 3 a> I P"* P" P tr* S S P-P «S B g g g §B&P" g O ^pp.® t-ïïo 5 M M Crq P CD P CD 'g'ÉLw S.&B 8;0 B g e* s O or CD CD ts P p P !-♦» e> ST 8" g O g.§^£® 2 P Fflo CD CD 1 CD CD 55 g^C oq M £- c: 0 H I I l "pO (»Ï5 p O 4 O.® >r P CD M lj g 4 e-*- I-® S CO l «r* p- K S 3 I i 1 f 1 2- SP- t-j. H "i H- s§g|s 3 ÜTb.8 tr p o oq PjO CD CD *£- S CD ^*8 s-s g s f~l e~*~ P- pj M "9 w P P-3 ffi PO"? P CD O CD £*- P-Oq O P BS CD Pj 2 P P <- or £- H - P= P E.£: p-E* <S er CD P t 0 §-o B§ M« o s o ra P 0 <p js P-S p s» p P 5" 6 P B |s P Or S^g" Of 2- s p- pp o cd t*r ■*H Q3 8 S Co g 2L ^B I B CD P P P y h o CO p CD CO - P O O £-g.g S-o si -- - IB P N rn -3 «=P-® o 5- 2 p o 2 P- S >i 2 - H p, g-p-18 «-»- CD i>g a jfw m g P P p.. p3 v* p (^P 2.ti B t^CD I ^H. I I - P ;-a|: B. 0 S p- CD rr* 0 2 00 CD P- K-P 0 B a> 0" »H P O 8 p 6 <r{ 5:» §«0- PVi§ 8 P 0 a. B l-B&S 5' P- 0 13 n ÖD o o y Cjq >0 tv 00 P 53 "Bë® 3 s. 0. p «-^ P P C: P Pa CD Psti p 5"ö:g g K p. g !2j taw®" M* CD CD erp S. s"i B 0- 0 8|g®g§ :§sgr ri b I ,»d p P P &s 0 hö" ö-^g. tsa rapport krijgen. Wat vind je het prettigst iet hooien of het leeren? „R." Je moet maar moed houden, je weet nooit wat er nog gebeurt. Hoewel, ik weet niet wat je wilt, dus kan ik er ook niets van zeggen. Fijn dat je het op de M. V. zoo naar je zin hebt. Over „zooveel" jaar kom je misschien nog wel aan de beurt! Baarland. „Prins Bernhard". Het is een heele lijst en ik merk wel dat jij geen tijd hebt om stil te zitten. Heerlijk hé, als je jong en sterk bent en je je dan zoo nuttig kunt maken. Wemeldinge. „De Twee Gebroe ders". Allereerst mijn dank voor de post zegels. Ja, ik spaar ze nog steeds. Dat was geen pretje voor K. Is het leed nu heele- maal geleden? Veel plezier hoor, op 2 Aug. Nieuwdorp. „Frederik Hendrik". Het uitstel is dus geen afstel geworden. Hoe gaat het met de meester, wordt hij al wat beter? Jammer dat het nu zoo lang duurt eer ik hoor hoe het rapport is. „Bruin oogje". Jammer dat het uitgesteld is, jul lie hadden deze week in ieder geval mooi weer gehad. Een prettige dag hoor! Serooskerke. „Parker". Voor dezen eenen keer zou je vast wel .willen dat je nog wat kleiner was, is het niet? Maar mis schien mag je later toch ook nog wel eens mee. Fijn dat jullie weer een schoolreisje gaat maken. Aagtekerke. „Kleine Bertus". Had je de schoenen te klein gekocht of waren de oude te klein geworden? Pas maar op dat je geen ijdel jongetje wordt. Heb je al bij de prijswinnaars gekeken? „Vergeet mij nietje". Leuk hoor die reis met de zonne tjes, maar het is te hopen, dat de groote zon dan ook niet ontbreekt. Nee, ik heb jou ook niet gezien, jammer hoor. 'sH. Arendskerke. „Herfstaster". C. treft 'twel dat ze zoo lang uit mag, en wat je broertje betreft, als hij wil, ik vind het best hoor als hij mee gaat doen. Het brievenschrijven zal hij wel leeren. N i s s e. „Fietsertje". Wat een heerlijke dag was dat en het een was al prettiger als het ander. Het was maar goed dat jullie voor flinke mondvoorraad had gezorgd, want dat kwam wel te pas. „Sneeuwklokje" Ja, de nare werkjes moeten ook gedaan, maar ik hoop toch voor jou, dat de „zwar ten" er nu allemaal af zijn. Dat was nog een late tocht, en jij was op zoo'n manier niet vroeg in bed. „Zusje." Wil je je tante har telijk bedanken voor de postzegels? Ik heb ze al in de doos gedaan en die is er weer flink mee aangevuld. Met die verjaardag van jou is het op zoo'n manier een echte feestweek geworden. Bergen op Zoom. „J. P. Coen". Kleine kinderen worden groot en zoo gaat het met jou ook. Maar ik ben heel blij dat je zoo lang en zoo trouw met ons clubje meegedaan hebt. Wat een reuze tocht zal dat worden, maar vast flink trainen, dan blijf je tenminste niet steken onderweg. Van de overgang hoor ik nog wel van H. „Hardlooper." Jij hebt al heel wat plezier gehad voor de vacantie begint. En is er nu ook nog tijd om te leeren Ik ben benieuwd of de foto's goed geworden zijn. Borssele. „Zus". Je hebt gelijk hoor, als je zoo vroeg thuis bent, is het net of het niet heelemaal echt is geweest. Het spijt me dat je niet meer meer kunt doen. Zul je voor een even goede opvolgster zor gen? De oplossingen van de prijsraadsels zijn: 13 Mei1. Koopt bij „De Zeeuw" de zomerdienstregeling van de Zeeuwsche reis gids. Onderd.: Zeeuwsche reisgids, zes, be drag, bus, boot, lijn, wegen, K.M., padde stoel, Zeeland, rivieren, tabel. 2Maandag is het zomertijd. Onderd.: maan, Gijs, troon, hert, tam, zenden, mis. 3 Juni, 1: Wie het graankorreltje niet eert, is den oogst niet weerd. Onderd.: krant, wieg, jodelen, sorteeren, etage, wet ten, hier, dorstig, lei, toorts. 2Beter een half ei, dan een leege dop. Onderd.: dorpen, hond, lente, orgel, griep een, leer, fee, aal. 17 Juni, 1: De avond rood, de morgen grauw, dat geeft 'bij dag het mooiste blauw. Onderd.: vleugel, gramofoon, hobo, afstand, verdrag, dam, baret, duit, woedende, twijg. 2 "Waar de zon schijnt is geen kaars noodig. 'Onderd.: Zaterdag, woonwagen, isfcroo, kist, dons, ijzer, acht, inkt. 8 Juili, 1: Beter altijd rapen aan eigen disch, dan elders vleesch of visch. Onderd.: signaal, schare, herberg, vijver, belendend, lading, respect, schol, traditie, straf. 2 Kakelen is niemendal, eieren leggen is het al. Onderd.: 'helm, ginds, lelie, heide, (kakelen, rammelaar, angst, trein, krent. ROODE PAPAVERS. 15.) Een wonder van God, had Gert eens er gens gelezen. Heel de natuur was een womi- der van God, inaar daar dacht je meestal niet bij. Gert keek iets opzij, naar een wei vol goudgele boterbloemen. Ieder bloemetje had God doen groeien en de zon had ze wakker gekust uit de knopjes. En de hoo rnen, de vruchtboomen, wat hadden ze 's winters een leelijke, kale takken, en was het God niet die had gezorgd dat ze in het voorjaar vol witte en roze bloesems kwamen? Gert bleef staan bij zijn eene bloem. Hel der en Haar waren de roode bladen en meer naar het midden, Gert bukte zich een beetje cm het beter te kuminen zien, ja, daar wiaren ze donlker, fluweelig paars. Door de zon wakker gekust, ja zoo was het. Gert keek naar boven, naar de strak blauwe lucht, waarlangs een paaT vluchtige witte wolkjes dreven. En daar was de zon, maar daar kon hij niet naar kijken. De bloem wel, kijk rnaaa-, die had haar blaadjes open gevouwen recht naar de zon toe. ■En de anderen? Die waren nog. dm knop; die waTen nog niet genoeg door de zon ge kust. Het waren nog groene knoppen, met een vleugje xood, maar als de schutbladen openscheurden, ja dan zouden er ook bloe men te voorschijn komen, even schoon als deze eerste. Toen Vader even later buiten kwam en natuurlijk ook dadelijk de bloem zag, ver telde Gert hem van ■njn geheim en 'het plannetje, dat hij bedacht had en ook van den koopman en den tuinman. Hij had zoo lang alles voor zich alleen gehouden, dat hij 'het heerlijk vond 'het nu eindelijk te kunnen vertellen. „N'ou, dat is dan nog goed afgeloopen", vond Vader, en (keek vol bewondering naar de prachtige bloem, die daar zoo pralend stond te wiegen op haar stengel. „Weet je wat je nu doen moet?" raadde hij Gert toen aan, „deze en die en die", hij wees een paar 'knoppen aan die op het punt stondien open te springen, „die inloot je meteen nog afknippen en dan naar Kla- zientje brengen, dat zal ze vast wel fijn vinden." „Ja, zou ik dat doen?" Gert keek verrast naar Vader, die daar zoomaar meteen zoo'n mooi plannetje in el kaar had. Als ze dan nog maar uilkwamen als hij ze nu al afplukte en ze niet meer in de zon kondten staan. Maar Vader zei, dat het juist goed was om ze nu al af te knippen, en dat hij ze beter zoo weg kon brengen, dan wanneer ze 'heelemaal uit waren. Dadelijk na het eten ging Gert aan het plukken, voorzichtig sneed 'hij met een mes de zachte groene stengels zoo laag mogelijk door, en die werden dan zoo lang op het grasrand je gelegd. Maar de eene roode bloem bleef staan als een 'belofte van al het schoons dat nog verborgen was. Met tien lange stengels, waaraan de dikke knloppen, ging Gert even later, ze voorzich tig in heide armen dragend, naar 'het schuurtje. Daar zou 'hij ze zoolang in een emmer water zetten. Vanmiddag pas kon hij ze weg gaan 'bren gen, want vanmorgen moest 'hij, nu Klazien- tje ook weg was, eerst wat helpen en bood schappen doen. Maar vanmiddag, dan had hij al den tijd. Het was zeker wel een uur loopen, mis schien dat hij er den poosje mocht blijven, en dan dat eind weer terug, nou daar zou hij heel wat tijd mee kwijt zijn. [Wat zou Klazientje op kijken als zij ze Op heete zomerdagen kan. men soms zien dat wespen ijverig heen en weer vliegen tusschen hun nesten en een waterplas. Zij bergen water in hun maag en sproeien dat over de papierachtige over de papierachti ge stof van hun nesten. Dan gaan ze op het nest zitten en bewegen hun vleugels met groote snelheid, als levende ventilato ren. Daardoor brengen zij het water snel tot verdampen en daar water om te ver dampen warmte „verbruikt", wordt het nest, waarin het wespenbroed geborgen is, lekker koel. Zooals de verdamping van zweet ons afkoeling geeft, zoo brengt de verdamping van opzettelijk over het nest gesproeid water eveneens opluchting. Ook bijen handelen bij groote hitte op overeen komstige wijze, zoodat een korf een vrijwel- constante temperatuur krijgt. zag, en die Movronw, die zou ze ook wel mooi vinden; als zij ze nu zelf maar niet hadden, maar ja, daar kon hij niets aan doen ToCh jammer, dat ze nu niet in hun eigen kamertje konden staan, zufko mooie bloe men baddlen ze nog nooit gehad. Maar er kwamen er nog veel meer en wie weet als Mioeder wat beter was; de dokter had gezegd dat het heel goed ging, en het lang zoo erg niet was als hij eerst wel gedacht had. Moet je zien wat een rare jongen. De dag was warm geworden en Lot en Klazientje speelden 's middags in een scha duwrijk hoekje van den tuin, waar ze tus- schien de struiken door 'het uitzicht hadden op een zonnigen stoffigen landweg, waar het nu ook heel still was. Een enkele keer kwam er iemand voorbij, rood en warm in de brandende zon, af en toe een fietser en soms hoorden ze het ge- bolder van een wagen, waarvoor een paard loom voortsjokte en verder was er ook al niets te zien. Klazientje was dien dag wel graag even naar moeder gegaan. Hoe zou het nu met haar zijn, zou ze al wat beter wezen of erger? Ze 'had gedacht, dat ze er wel even met de auto 'heen zouden rijden, maar mijn heel was al vroeg met de wagen vertrokken en mevrouw had haar beloofd, dat hij oip weg naar huis meteen zou gaan vragen hoe het met Moeder was. Dat was wed een (kleine teleurstelling, Want Klazientje had er al een beetje op ge rekend, dat ze er zelf even met de auto heen zou gaan. Ztou ze vragen of ze er met Lot naar toe mocht loopen? Maar 'het was zoo'n eind, dat zou mevrouw vast niet goed vin den. En nu zaten ze 'hier samen in den tuin. Lot borduurde een kleedje, dat haar Moe der niet mocht zien omdat het een verras sing werd voor haar verjaardag en Klazien tje had een boek, maar ze las er niet in, want ze kibbelden er samen lover of het wel of niet kon, dat je een zuisje van een ander werd. Lot had weer gezegd, dat ze maar voor goed moest blijven, zij zelf was altijd zoo alleen en dan konden ze altijd alles samen doen. Ze wist nu dat Klazientje nog twee zusjes en een broer had en vond dat die haar best konden missen. En Klazientje? Ze wist zelf niet goed öf ze wilde of niet. Het leek haar wel fijn om altijd hier te wonen, dan kreeg ze natuurlijk net zulke mooie juiken ais Lot en net zulke mooie strikken in haar haar en toch, ze zeiden hier Ina tegen haar en het was net of ze Klazientje niet meer was. En ze was aldoor bang, dat ze iets verkeerd zou doen, wat niet hoorde, het ging allemaal Zoo anders als thuis. Nee erg op haar gemak voelde ze zich niet, alleen in den tuin, daar ging 'het het beste, maar als ze in die prachtige ka mers zaten; ze kon niet begrijpen hoe Lot er zoomaar heen en weer kon vliegen en zoo gewoon kon doen. Als zij in zoo'n diepe zachte stoel zat durfde ze zich haast niet te 'bewegen. 'En "Vader en Moeder en de zusjes en Gert. önda5 j blad VEILIG ACHTER HET BLOED. En dat bloed zal u tot een teeken zijn aan de huizen. Exodus 12:13. Aan de verdrukking en het lijden van Israël in Egypte was een einde gekomen. Onder de slaande hand des Heeren moest Farao tenslotte het Joodsche volk laten trekken. Het volk dat de Heere zich ten erve had verkoren en dat zoo lange jaren onder het harde slavenjuk had gebogen, zou straks een vrij volk zijn, dat een eigen wet, een eigen heiligdom, een eigen land uit Gods hand zou ontvangen. 'Het zou trekken naar het beloofde land, maar niet in eigen kradht en niet om eigen voortreffelijkheid. Daarvan sprak het Paaschlam dat als een schaduwbeeld van den beloofden Mes sias, den Heere geofferd mioest worden en daarvan sprak ook het bloed, waarmee de deurposten bestreken moesten worden, zoo dat Israël als door een bloedpoort zou uit trekken de vrijheid tegemoet. Zij moesten echter beginnen, met ach- tei de met bloed geteekende deur te blij ven in het geloof, dat zjj door het bloed des lams als met een schild bedekt, voor het oordeel Gods bewaard zonden blijven. De laatste nacht dat Israël in Egypte vertoefde, zou de engel des dood8 gaan van huis tot huis, en al de eerstgeboornen zou den sterven. Maar onder Israël zou geen plaag ten verderve zijn, althans, wanneer zij in 't ge loof het woord des Heeren aannamen en naar Zijn bevel handelden. De Joden waren in zichzelf niet beter dan de Egyptenaren. Ook zij hadden door hunne overtredingen zich het oordeel des doods waardig gemaakt. Ook zij waren zondaren, besmet met den Egyptischen af godendienst. Als Israël voor het oordeel bewaard zou worden, dan zou 't alleen uit genade zijn. En dit genadeloon des Heeren was alleen mogelijk in den weg der plaatsbeklee- ding; wanneer de Heere het bloed zag kon Hij aan die deuren voorbij gaan zonder aan Zijn gerechtigheid tekort te doen. Het oordeel was iü die geteekende huizen geweest,het lam was geslacht in de plaats van de eerstgeboornen. Israël zou veilig zijn, maar alleen ach ter het bloed der verzoening. Ook nu is er geen andere weg naar het leven en de vrijheid. De zaak die door de besprenging met het bloed in het land Gosen werd afge beeld, heeft zijn vervulling gevonden in Je zus Christus, die als een lam ter slachting werd geleid en die zijn dierbaar bloed heeft ivergoten tot 'n verzoening veen de zonden. En wie nu in het geloof achter dat bloed schuilt, diens weg zal veilig wezen. Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden! Velen denken zalig te kunnen worden zender de schulddelgende kracht van Jezus' bloed. God is immers liefde. En wanneer een mensch dan zijn best doet, netjes leeft, ieder het zijne geeft, dan komt wel alles in orde. Dan is er toch geen behoefte aan een Middelaar die zijn bloed zou moeten geven om aan den eisch van het recht des Heeren te voldoen. Maar Gods "Woord leert het ons anders. Zonder bloedstorting geschiedt geen ver geving. Verzoening is mogelijk, maar alleen door voldoening aan Gods recht. Dit heeft Chris tus voor de zijnen gedaan, toen Hij zijn bloed heeft gestort aan het kruis. Nu is er geen verdoemenis, maar vol komen vrijspraak, voor degenen die in Christus Jezus zijn en die in 't geloof Hem als him Borg aanvaarden. Veilig, achter het bloed! TER HOOGER SCHOLE. Wie zich ter hoog er schole geeft Daar Christi Woord den scepter heeft En aller mensch en 'harten, wet Van willen doen en laten zet, Om, door 't betreden van Gods paan, Na d'onverganklijkheidi te gaan: Moet zien, dat hij zich wel bezint Eer hij zoo grooten werk begint. De weg is smal, de poort ia eng. Des Meesters eerste les luidt streng: Verlaat, verzaakt, trekt herten af Van al wat werkt ooit geeft of gaf, Van al wat lief is op der aard: Die zoo niet komt, is Mijns niet waard, Die zoo niet komt, is onbekwaam En nog niet waard eens leerlings naam. DIRK RAF. CAMPHTJYSEN. OPVOEDING TOT LUCHTBESCHERMING IV. (Slot.) In het laatste artikel van deze reeks „Op voeding tot Luchtbescherming" wil ik mjj speciaal richten tot mijn lezeressen. Zij toch zijn het, die in tijd van nood de zorg hebben voor 't welzijn van haar kinderen, voor den staat van huis en hof. De valide mannen zijn in oorlogstijd óf in dienst, óf ze zijn gerequireerd ter bescherming van de be drijven. Dit houdt al in, dat in elk geval de vrouw mannenwerk zal moeten doen. Nu wil ik om te beginnen onderscheid maken tusschen de gehuwde vrouw, de moeder van kinderen, of de vrouw, die al of niet gebrekkige, oude familieleden ver zorgt, en de op zichzelf staande, werkende vrouw. De taak van beide is verschillend maar een taak heeft iedere vrouw bg de luchtbescherming. De moeder hoort bq haar kinderen, be scherming van haar gezin is haar voor naamste taak in dezen. Maar welk een ontzaglijke verantwoordelijkheid! Moeder, weet gij iets over het opslaan en bewaren van levensmiddelen? Het controleeren, of ze besmet of vergiftigd zijn? Hebt ge ge leerd, hoe ge voor uw gezin toch voedzame en zoo mogelijk smakelijke maaltijden kunt gereed maken, wanneer vele noodzakelijke levensmiddelen schaarsch en andere in het geheel niet te krijgen zijn? Ik noem nu een paar van de meest voor de hand liggende dingen, maar er is nog zooveel meer! Eén ding: het brandgevaar. Heeft iedere moeder, die dit leest, de on nutte rommel die op zolder pleegt te wor den bewaard, reeds opgeruimd? De oude wieg, de stapels kranten, de half-versleten overgordijnen „die nog best eens te pas zouden kunnen komen", maar die in werke lijkheid slechts dienst doen ten gerieve van de motten! De oude rieten stoelen, waarop niemand meer wil zitten, omdat kleeren en kousen eraan opengehaald worden en al die andere, zeer brandbare rommel meer? Toch zou er, wanneer iedereen besefte van hoe groot belang deze schijnbare kleinigheden zijn, reeds zoo'n groote stap vooruit zijn gedaan, als al deze rommel verdwenen was, en de dingen, die bewaard moeten worden, overzichtelijk in koffers en kisten stonden opgesteld. Wanneer dan het hout nog be werkt wordt met een brandremmend mid del, b.v. waterglas en krijt, en er worden een paar brandbluschapparaten aange schaft, of eenige emmers met een flink eind tuinslang voor brandblussching be stemd, is uw veiligheid reeds een stuk ver hoogd. Bovendien kan het in vredestijd ook te pas komen dat dergelijke maatregelen zijn getroffen! Maar bij hoeveel menschen is dit alles in orde? En dit zijn nog maar de eenvou digste dingen. Wie meent, dat er niets meer te doen is in dezen, vergist zich schrome lijk! Onlangs (13 Juni 1939) las ik in „De Nederlander" een verslag van een demon stratie met brandbommen op het vliegveld Waalhaven. Ik citeer:

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 7