Rondgang door den Dam-doolhoi. Wenken op technisch gebied. DE BAKKER VAN HOLSBERG z O o O o N to to to to "3 W 510 a I aS s&§3S5SS:3 §xs?§>:gv rt a 3 aw a w s s: s sa 3 "ST ft a 3 ww—ct? S® „aw-g^SJ SS-P S 2 a .2 a a a gMg:a§i OT a a Een moedig woord. vin. Dierenoogen. Q 51,1 E -o o« a P -J C 5 CQ Cl •a 2 5 'J- L. l" to T3 TT ■u -*-< c/i c/i 5 E J5 J2 c G a ra i? u ai T-t c ~o .2J ra -ü nj tj to ra CD to CD CD (0 M to "to CD ns .S O U ttst 3 H o ®- -3 s^3 a 3< "Ö.H o o p. r^3 bttj "3. g CD o ®.2 f-i o O •SsO a o.t 1^3 5 aiiD^'öcd'^S A A a 2 ^0 ft 5 ce a a N d ID h H 3 d k.1 *T bo S 2Ï3?O i -3 -ö -M s g N A a) Ch xl 3 "2 ".'3 fl "e a! P 3' bC f* Po CÖ CJ tw J) O "O i be Z ■qp cö f> Aw k>i bfi CÖ cö cö a fvj Q <-» t-< *d 2- ~3 d cö cö M •+-J /-v rr *r -ö a jd a O O K) o -ft T3 -§ cd m .t! eg-glassi Pö a> oj oja-tq 13 «j a to •- I -2 W d o. 3 cd W (H o 0) a cd m a a g> N bfi'-Q o d r-> Cl "a a- CD p> to Td is* a q J. 2 .2 3 '3 d -3 (j d o M N r^j H a <s J* P ft 2i M W) faO b0 T3 TÖ r& IP? a -I si 03 T* tL bo >*3 do - - CQ xJ 03 bó *-* 2 ,jd co ^3 -d cö O O d ,-d-^cö©ödcöö Cö I w f. cd ho d d Cö' bo d ti ©^^-(^(^©■^©^©(^©OCÖO d 3- U) M N -d ©-ÖfödcJ>>-^d 9 -d d, - -M CÖ d rd M yjj x—s CÖ 03 -t-J d -dm ro 1 1 T3 cu l d ■Iflso l| a) ai ii b- «M g CO to fi Hi W 5 a ftTó a oSnoS^ O d v m ^-> m a 5P^s-:3 n o a a d .3. a o „OJpl^P.SOcDhOtO^fca0 *-» d •<-< d d ït» .-7 O M. '<-? —J <JJ II. a>^-a lil-st!! II i.-sf-i s! s*-s a*s a :5" a -a o ■p a d M rP d cö d s; d o ctid a ft*5 <zj :d* o O '"T< j r m -'S'EJSKb-öaBïSÏÏ-s Qrf s a 2 2 s .2^2 flcg o n a o 2 a OH hO - SS"SP°o® S a SfM lOSSw c 1*3 OT b- Td t. 1^ a :.a" a P* _2 d o* i <D -id 02 o a ®^:3ï®a N^5flï^o lad^a^'O a is aa w sa o cö O) c O bo O s| -ki a ooi: doze group mogen wi> niet geheel over één kam scheren. De kinderlooze vrouw b.v. heeft meestaJ tijd. en krachten te over om productief werk zaam te zijn en ook de vrouw, wier kinderen niet door h'aarzelf opgevoed kunnen worden, hetzij doordat onvolwaardigheid een speci ale opvoeding in een inrichting voor hen noodig mankt, hetzij doordat de woonplaats niet de gewenschte opvoedingsmogelijkheden biedt! (platteland, Inidië enz.), zoodat het van huis zenden noodzakelijk is. Is het verantwoord, dat deze vrouwen be zoldigd wefk verrichten? Mij dunkt van neen D.w.z. in dezen tijd van werkloosheid niet, waar tal van jonge mtannen er naar hunke ren een gezin te vestigen en er de kans niet toe krijgen, en tal van oudere (maar lang nog niet oude) mannen zich de onmogelijk heid afgesneden zien om op normale wijze door eigen arbeid in de behoeften van hun gezin te voorzien. Deze hebtben, naar ik meen, eerder recht op bezoldigd werk dan de vrouw die alleen haar tijd wenscht te vullen en haar werkkracht te ontplooiien, maar die verder materieel volkomen 'bezorgd is. Daar zijn zooveel terreinen -waarop zij om haar werk kracht als zoodanig, d. w. z. onbezoldigde werkkracht, met open armen ontvangen zal •worden, dat zij werkelijk nimmer ledig be hoeft te zitten. De philantropiscihe arbeid in ons laud is vrijwel geheel aangewezen op het particulier initiatief en is zoo gedifferenti eerd, dat er voor elke aanleg wel passend werk te vinden is. De vrouw, die productief ■werkzaam wil zijn, zal 'heusch niet alleen in de handen van bazaarcomité's behoeven te vallen. Iets anders is het, wanneer de gehuwde vrouw uit de laatste categorie, d.i. dus zij, wier echtgenoot reeds een bezoldigde werk kring heeft, voldoende om 't gezin te onder houden wanneer die vrouw werk verricht waarmee zij de gemeenschap verrijkt en waar zij dusdanig haar eigen stempel op gezet heeft, dat zij moeilijk door een ander, in casu efen man, vervacagien zou kunnen worden. Een voorbeeld uit de practijk: een gehuwde vrouwelijke gynaecologe (vrouwenarts) op het platteland. Hier staan twee belangensferen tegenover elkaar: haar gezin en de gemeenschap, die zij dient uit hoofde van hhar beroep en van haar vrouw zijn. Het zou onbillijk zijn, detze vrouwen, die uiteraard tot de uitzonderingen behooren, te laten vallen onder een algemeene regel van: geen betaald o arbeid voor de gehuwde vrouw, wier echtgenoot behoorlijk bezoldigd weT'k verricht, of van haar te eischen, dat zij haar arbeid om niet zou doen. P. W. J. S. SPOELEN. II. "Wijl zetten in dit artikel de beschrijving van afstemspoelen voort en allereerst zijn dan de oscillatorspoelen aan de beurt. De groote selectiviteit en gevoeligheid, met een super-heterodyne-ontvanger te bereiken, zonder dat daarbij veel aan de zijband-fre- quentie's getornd wordt, doet dit ontvang toestel ziénderoogen in populariteit stijgen. Waar het succes van den suiper staat of valt naarmate de hoedanigheden der daarin verwerkte spoelen beter of minder goed zijn, dient de constructeur, misschien meer dan bij de „straight" of rechtuit-ontvanger, acht te slaan op de spoelkwaliteit. Mber en meer wordt een middenfrequentie van 465 KHz toegepast, hetgeen vooral in all wave ontvangers bepaalde voor- deelen biedt. Daar de asci 1 lator-spoel ofwel generator spoel als trillingskring fungeert voor het ge- netratordeel der octodelamp, respectievelijk generatorlamp, en het verschil tusschen draaggolf- en hulpfrequentie over het ge- heele golfbereik absoluut constant moet zijn, dient haar afstemming volkomen in pas te zijn met de an.tennekring-afstemming, op straffe van waardeloosheid van het te bou wen ontvangtoestel. Een aantrekkelijkheid der barley oscilla torspoelen voor 465 KHz is, dat geen spe ciale oscillator-seetie op den afstemconden- sator noodig is. Zij worden uitgevoerd in de typen 843 en 244. Voor een super, die zoowel kwaliteits- weergave, als het voor all round-ontvangst vereischte selectie-vermogen bezit, is, naast het gebruik van. goede afstem- en oscillatoT- spoelen, toepassing van midden-frequent- transformatoren met regelbare bandbreedte noodzakelijk. De selectiviteit fcan dan naar behoefte worden gevarieerd, zijhand-afsnijding zal alleen nog in. uiterste gevallen plaats 'héb ben, zoodat de weergave over het geheel be ter kan zijn zonder tot tooncompensatie of andere ingewikkelde en kostbare correctie middelen te vervallen. Bij de Varley m.f. transformatoren met var. bandbreedte is de koppelingsverhou ding van primaire en secondaire regelbaar en van |bui|tenaf in te stellen. Minimale koppeling leidt tot een resonnantie-kromme met enkele piek, ergo grootste selectiviteit, doch met inhaexent verlies van hooge tonen, vaste koppeling levert een dubbel-piek van zuiver symetrischen vorm. Alle Varley m.f. handfilters 1 regelbaar dan wel met vaste bandbreedte zijn. uitge voerd met trimmers over beide wikkelingen, reeds door de fabriek op juisten stand ge bracht. Men heeft de volgende typen: DP 95, var. bandbreedte; 354/355 vaste koppeling 465 K. Hz. (met diode aanpassing); B P 124, var. bandbreedte, 465 K. Hz.; B P 126, vaste koppeling 110 K. Hz. Voor bodemplank-montage: B P 84, var. bandbreedte 110 K. Hz.; B P 99, vaste koppeling 110 K. Hz. BP 96, vaiste koppeling 465 K. Hz. Tenslotte nog iets over het verschil tus schen ijzeikern en luehtspoelen. Het fundamenteele verschil tusschen ijzerkern-spoelen en normale, z.g. luehtspoe len is daarin gelegen, dat bij gelijke zelfinductie-waarden overeenstemmende golfbereiken het aantal spoed windingen belangriik minder kan zijn. De koper en inter-capaciteitsverliezen zul len dientengevolge nog maar een fractie uitmaken van die der luehtspoelen, terwijl voorts minder isolatiemateriaal benoodigd is, waardoor ook weer diëlectrische verliezen meetbaar geringer zullen zijn. Een factor van groot belang is mede nog, dat de spoelomvang tot ca. 1/3 teruggebracht kan worden. Oogensehijnlijk zou dus iedere ijzerkem- spoel uitgesproken beter zijn dan een nor male spoel, ware het niet dat door het zon der meer inbrengen van een ijzerkern ver liezen zouden geïntroduceerd worden, eener- zijds door het ontstaan van dwarrelstroomen in deze kern, anderzijds tengevolge van de z.g. hysteresis van ijzer. En het slimme is, dat deze verliezen procentueel sterk afhan kelijk zijn van de frequentie der over de spoel te leiden trillingen. Zal bij een ijzerkernspoel, die kwalitatief evenwaardig is aan de doorsnede luchtspoel, de kern dus reeds aan bijzondere eischen moeten voldoen, het ligt voor de hand, dat de vervaardiging van 'n ijzerkernspoel, die niet alleen beter is dan de beste luchtspoel, maar waarbij ten volle alle mogelijkheden van de ijzerkern worden benut, naast vol ledige uitschakeling van de nadeelen, zulke hooge eischen stelt aan wetenschappelijk in zicht en technische outillage, dat slechts weinigen in staat zijn de productie van ijzer kern-spoelen met succes ter hand te nemen. Vragen. J. de H. te B. Het door u gevraagde adres is: Amrok-Radio-ünport, Muiden, alwaar u het jaarboek kunt verkrij gen. De prijs is f 0,25. Indien u er prijs op stelt, dit zeer aardige boekje te bezitten, moet n wel vlug bestellen, daar het eerst daags wel uitverkoeh* zal zijn. A. H. te D. 1. Een smoorspoel voor ultrakorte golf moet een lage eigen-capa citeit bezitten. Deze lage capaciteit moet ook constant blijven over het geheele golfgebied. Er zijn verschillende goede in den handel en voorlkeur voor een bepaald merk heb ben wij niet. Koopt u echter er geen van een paar dubbeltjes, want dan weet u zeker dat u geen succes hebt. 2. Er zijn speciale bandspreïding-spoelen in den handel, o.a. de itaymart-spoelen. Wij meenen te weten dat men deze zelfs voor éénknops-afstemiming kan gebruiken. 3. Veerende lampvoeten zijn nog steeds in den handel, maar wij zouden u het gebruik ervan niet meer aanraden, daar de tegen woordige lampen dit zéker niet meer noodig hebben. 11.) o Mijnheer Zonnevijle, het hoofd der school, twijfelde sterk er aan, dat Harm van den jongen iets maken zou. Hij had Aldert on gemerkt bestudeerd, toen zijn onderwijzer zijn beklag deed. En hij had bespeurd, dat hier karaktertrekken aanwezig waren, die hij nog niet zoo had ontmoet in zijn onder wijzersloopbaan. Daar zat iets duivelsch in dien jongen, die ongemeen vriendelijk kon zijn tegenover zijn kornuiten van de klas, maar daarvan niets meende, hen alleen ge bruikte voor zijn sluwe doeleinden. En bijna allen van de klas liepen er met open oogen in. Zijn onderwijzer zei het ronduit: Die jongen is, geloof ik, geboren voor de misdaad; hij komt met den strafrechter in aanraking; zonde van Janse. Aldert Janse ging over de tong. Herhaal delijk. Heel Holsberg (kende hem. En de on gure elementen onder de jongens hingen hem als klitten aan. Dat was een veeg teeken. Harm zag het ook zoo. Maar hij stond er machteloos tegenover. Zijn eenige hoop was nog, dat hjj den jongen onder zich in de bakkerij had. Hij kon hem goed kneeden, want Job vertrok en Aldert van Klaas, zijn bioer, die nog in de bakkerij werkzaam was hij dacht er sterk over, een eigen zaakje te beginnen, maar zijn vader vond hem. nog wat jong daarvoor was familie, zoodat hij, zonder veel opspraak, zijn Aldert zou kunnen temmen. Daar zou en daar moest een goede bakker uit groeien. Dat was hij aan de nagedachte nis van zijn vader verplicht, vond Harm. De geweldige tuchtiging, die Tine rillen deed op haar stoel, had inderdaad eenige uitwerking, naar Harm met voldoening ver nam van mijnheer Zonnevijle toen hij er naar informeerde. De jongen was ietwat gezeglij- ker, al was de onderwijzer er nog long niet met hem. Nu vond Harm, dat was te begrijpen. In öenen gaat het niet. Maar hij zei toch tot Tine, te meenen, dat hij op den goeden weg was. Het zou wel veranderen, als Aldert in de bakkerij werkte en niet meer over straat slenterde en in de boerderij scharrelde. Tine hield haar hart vast, als zij aan dien komenden tijd dacht. Die zou niet dan ellen de gewen. Want Aldert had haar 'kort en goed te kennen gegeven, dat hij er niet aan dacht bakker te worden. Veekoopman, dat was een mooi, vrij beroep, vond Aldert, die nota 'bene nOar Zaandam liep, om de veemarkt te be zoeken. Toen Harm er achter kwam, waaide het weer geducht. Ea voortaan uuoest Aldert precies vertellen, waar hij heenging. Dat deed de jongen ook trouw. Alleen hij loog er maar wat op los. Zeg maar wat, zei Tine teigen hem. Va der heeft toch geen tijd om het te contrélee- ren. Dus zei Aldert, zijn moeder dankbalax voor dien goeden raad; „maar wat". En hij ging zijn gang. Op school was zijn oude natuur reeds lang weergekeerd. De onderwijzers hadden ten einde raad het besluit genomen, hem links te laten liggen. Hij was „lucht" voor hen. En eigenlijk had Aldert er het land aan. Want nu bad hij geen plezier van zijn streken. Alleen voor mijnheer Zonnevijle had hij eenig respect. Maar die was toch 'blij, dat die lastpost de zesde klas doorloopen had en naar de bak kerij toog. Hij wilde dan wel eens zien, of Janse wat van dien bengel maken zou. Van dien sluwen valschaard. Aian dien jongen was nu alles valsch. Nu, Harm zou dat wel eens in orde mar Hens was Generaal Zieten op Goeden Vrij dag bij Frederik den Grooten op Sanssouci aan tafel genoodigd, maar de oude huzaar had zich verontschuldigd, omdat 'hij gewoon was, op Goeden Vrijdag ten avondmaal te gaan. De Pruisische Koning nam het hem zeer kwalijk, dat hij. om zulk een reden had durven weigeren te komen! Toen eenigen tijd later Zieten met vele an dere gasten bij den Koning aanzat, spotte deze met zijn avondmaalsgang op godslas terlijke wijze. Vanzelfsprekend vond hij veel bijival. Er zijn in de omgeving van vorsten nu eenmaal altijld vleiers. Een luid gelach steeg op om de „geestige" wijze, waarop Frederik dien ouden vechtjas generaal Zie ten op zijïi nuimmer zette. Zieten schudde bedroefd het hoofd, maar toen het gelach voortduurde en al hoonender werd, stond hij op, trad een schrede terug van de tafel en zei met vaste stem: „Uwe Majesteit weet, dat mijn hoofd he den den Koning toebehoort, zooals het bij Liegnitz en ToTgau den Koning toebehoord heeft. Maar boven den Koning staat Hij, in Wien ik geloof; Hem mag i!k niet laten hoo- nen. Toen Uw grenadiers in den kouden nacht op het slagveld van Leuthen „Dankt dankt nu allen God" zongen, heeft geen spot hun het wachtvuur gedoofd. Hem te verloochenen in het geluk, Die bij ons was in den nood, lijkt mij: laag. Houd het mij ten goede." Dat was een mioedig woord, gesproken aan de tafel van den Koning van Pruisen. Die het hoorden, waren ontsteld. Zij hiel den den adem in. In de zaal was niets meer te hooren dan het getik van de ouderwetsche klok. Wat zou Koning Frederik doen? Deze keek den ouden Zieten in de oogen én daarna staarde hij in de verte. Het was hem, alsof bijl weer het wachtvuur zag in- plaats van de kaarsen die de kamer verlicht ten; alsof hiji kogels hoorde in plaats van woorden; alsof hijl opnieuw 'het gezang in den nacht hoorde: Dankt dankt nu allen God. „Houd mij. ten goede" zei ook hij en hij stond op en liep maar Zdeten toe, gaf hem de- rechterhand en legde de linlkeT op diens schouder. „Gelukkige Zieten", zei hij en zag naar de tranen, die den ouden huzaar over de wangen rolden. „Het zal niet weer ge beuren," zei hij! luid en hiji wenkte de andere gasten, dat zij: 'heen konden gaan, terwijl hij] arm in arm met Zieten naar zijn privé-ver- trek ging. ken. Hoewel Aldert ook aan zijn vader zeide, dat hij: geen bakker wonden wi'lde, lachte Harm er hartelijk om. Dat zou h ij uitmaken. En niet die kwajongen. In de bakkerij zou een echte Jamse. blijven. Hij had toch zeker een eigen zoon? Terwijl hij' dati dacht, voelde hij een ste kende pijin: die jongen was geen Janse. Er kwam niets van terecht. Maar damhij zou en hij moest. Zoo'n kwajongen was toch zeker wel te bre ken? Plannen maken en doorzetten. Het was een klein gezelschap, dat verga derde in ihet 'lokaal naast de kerk. De wer kers in dei Evangelisatie. Die besprekingen hielden. Dominé Wierman was ditmaal de voorzitter. Een volgende maal was het do- miné Zeileven. In de plaats zélve had de Evangelisatie- arbeid een groote vlucht genomen. Het werk jaren geleden begonnen door Prof. Linde boom, toen nog predikant, was steeds door gezet, den eenen tijd intenser dlan den ande ren, maar stilgestaan had het nooit. Het werk was gezegend. Velen waren uit de we reld getrokken tot Gods wonderbaar licht. Tot de gemeente waren velen toegebracht, die zalig werden. Thans werkten er in de Evan gelisatie kleinkinderen van hen, die vroeger vijanden Gods waren en leefden maar het goeddunken Van hun eigen hart. „Werp uw brood uit op het water en gij zult het vinden na vele dagen". Dat woord brachten de werkers in toepassing. Zij stoorden zich niet aan tegenwerking, I die er heel veel w as. Zij gingen met het 5 zangkoor op stap en predikten in heggen en vélden, midden in de stad en in de buiten wijken. Zij verspreidden hun couranten en tnacta'ten. Zij deden onvervaard huisbezoek. Er was, onder leiding van de beide jonge predikanten, een opgewekt leven. Er was een drang, om aan een in zichzelf verloren we reld het heil van Christus te brengen. „Gods "Woord keert niet ledig weer". „Het zal doen, wat Hem behaagt". Zij hadden hét zaad te strooien; nat te maken. De wasdom zou God geven. Tenmin ste bij het zaad, dat niet verstikte, omdat het geen .diepte van aarde had. En ihet zaad, dat de vogelen des hemels oppikten, was ook weg. Maar er bleef ander zaad over, da't vrucht droeg, honderd-, zestig-, dertigvou dige vrucht. Zij hadden er .de ervaring van. En die bemoedigde bij de vele, vele tegen slagen. Al meermalen was terloops ter sprake ge komen de vraag, of er ook iets moest ge beuren in de dorpen in den omtrek, waar een knekelveld vol doode doodsbeenderen gevonden werd. In al die dorpen was geen sprankje godsdienstig leven. Daar was een kerk, die zoo nu en dan geopend was, om een tiental menschen binnen te laten, die gevoed werden door een moderne prediking van braafheid en deugd. Dat klopte. Want de menschen voelden zich heel braaf en heel deugdzaab. Dus sprak de dominé naar hun hart. Maar de meesten hadden heel geen dominé noodig. En zoo waren er dor pen, waar wel een kerk stond, maar geen dominé aanwezig was. Dominé Zeileven wist eigenlijk niet goed, wat het beste was: geen. predikant of wel een predikant, als het Woord Gods toch niet werd gebracht... Huisman, die al zijn vrijen tijd uitbuitte, om mee te werken in den arbeid en die enkele dorpen heel goed kende, had er meermalen over gesproken, Holsberg te gaan bewerken. Maar men had de bezwa ren opgesomd: onbekendheid met de men schen en de werkers ook onbekend; een burgemeester, die allicht niet zou medewer ken en zij moesten toch toestemming heb ben voor de straatprediking; in de eigen omgeving waren ze toch ook nog lang niet klaar. Neen, zei Huisman met de taaie vol hardendheid van een Fries, want hij was uit Friesland afkomstig, we zijn hier nooit klaar dat weet ik wel. Maar de vraag is, of wij de omgeving braak moeten laten liggen. Wie zal zeggen, of er hier of daar niet een on wetende, hongerige ziel is? Daar was het bij gebleven. Maar Huisman had niet stilgezeten. Hij had terzijde vernomen, dat de nieuwe burge meester van Holsberg stamde uit een libe raal geslacht, dat niet geheel afkeerig was van den godsdienst, er in elk geval niet vijandig tegenover stond. Op eigen houtje was hij naar het Gemeente huis gestapt en had den burgemeester te spreken gevraagd. Een Amerikaansche opticus heeft een in teressante ontdekking gedaan. Hij1 heeft de lens van een paardenoog nagemaakt en kwam' tot de ontdekking, dat een paard de voorwerpen twee en een half maal zoo groot ziet als een mensch doet. Ben ruiter te paard moet dus voor een paard wel een geweldig monster zijn? Ja, als een paard uitsluitend een mensch zoo vergroot zag, maar doordat het alle voor werpen vergroot ziet, blijven de verhoudin gen gelijlk. Als op een film alles vergroot geprojecteerd wordt, valt dat den toeschou wer niet of nauwelijks op. Een schaap ziet de voorwerpeii F/s maal zoo groot als de mensch; een koe ziet de wereld ook vergroot, althans naar onzen maatstaf, n.l. IK maal zoo groot als de mensch. De hond daarentegen ziet de hem omringende wereld kleiner; hij neemt de voorwerpen waar in een grootte die s/b is van de afmetingen, waarin de mensch ze waarneemt. Zooals reeds opgemerkt werd: de afwij kende bouw van de gezichtsorganen dier die ren veroorzaakt niet, dat zij valsche voor stellingen krijgen van. de hen. omringende wereld, daar de verhoudingen gelijk blijven. Toch is deze ontdekking wel merkwaardig. Er volgl ook uit, dat een hond kleine voor werpen moeilijker waarneemt dan de mensch doet. Miaar het reukorgaan van den hond komt te hulp en hij verlaat zich daar gewoonlijk meer op, dan op zijn oogen. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Een bijzondere opgave. Problemen oplossen is een leerzame be zigheid. Het geeft ontspanning, afleiding en maakt, dat men thuis raakt in het slagspel. Men leert zetten „zien". In de practijk heeft dit het nut, dat men op slagzelten en com binaties gaat spelen en men de snoode plan nen van anderen doorziet en verijdelt. Reeds meerdere malen wees ik er op, dat practische damlessen, d.w.z. het bestudee- ren van standen en slagzetten in de partij voorgekomen, door mij. van. grootere waarde worden geacht. Als bijzondere opgave heb ik nu het zoe ken naar een slagzet en het voorgekomen- zijn-in-den-stand gecombineerd. Ik laat hieronder een gedeelte van een inderdaad gespeelde partij! volgen. In het fragment dat gepubliceerd wordt, komt een slagzet voor. Een der beide spelers heeft dus een slagzet, die beslist voordeel brengend is, verzuimd. De vraag is nu wie heeft den slagzet ver zuimd, waar en hoe? Onder de oplossers wordt een damwerk verloot. Tijd om in te zenden heeft men tot en met 24 dezer. Door de partij rustig na te spelen en bij iederen zet na te gaan of er iets in den stand „zit", moet men dus zelf analyseeren en dat heeft groote waarde voor het practische spel. (U hebt natuurlijk nog dit voor op hen die de partij gespeeld hebben, dat u nu weet, dat er iets in de partij zit. De speler die de slagzet uit heeft kunnen voeren wist dat natuurlijk niet. Maar dat voordeel is moeilijk geheel weg te werken In elk geval ben ik benieuwd wien het gelukt den slagzet te vinden. Aan den slag, vrienden: Wit. 1. 32—28 2. 33—29 3. 37X28 4. 38—33 5. 41—37 6. 29X20 7. 37—32 8. 42—38 9. 28X19 10. 34—29 11. 40X29 12. 35—30 13. 46—41 14. 41—37 15. 45—40 16. 29X18 17. 40—34 18. 30—25 19. 33—28 20. 44—40 21. 47—42 28. 28X17 23. 3127 24. 36X27 05. 38—33 26. 4238 27. 40—35 28. 34—30 29. 50—45 30. 48—42 31. 3328 32. 38—33 33. 42—38 34. 4944 35. 44—40 Zwart: 18—23 23X32 19—24 14—19 20—25 25X14 12—18 19—23 14X23 23X34 10—14 7—12 14—20 1—7 18—23 12X23 5—10 10—14 13—19 7—12 17—22 11X22 22X31 6—11 11—17 9—13 20—24 13—18 17—21 21—26 1-2-17 8—13' 17—21 4—9 2—8 Eén verder verloop van de partij1 behoef ik niet te geven. Het zou bovendien het zoeken

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8