De kleine of Gasthuiskerk
te Goes.
KUYPER - LOHMAN.
meente Hontenisse, de heeren Vo
gelvanger en Hanken, het Be
stuur van den kring Hulst der Z.L.M.,
Ir Droogendijk, Ir de Vink, Ir
Zwagerman, Sietema, Mr
Z a a ij e r, allen adviseurs, de H.B.-loden
en de persvertegenwoordigers, van wie hij
den heer Doorenbos feliciteert met zijn
onlangs gevierd 25-jarig journalistiek
jubileum en aan wien hij namens de Z.
L. M, in haitelijke bewoordingen een
stoffelijk bewijs van waardeering aan
biedt.
De voorzitter van den kring Hulst, de
heer baron Gollot d'Escury,
herinnert aan de ziekte van den voorzit
ter, die groote zorg in de kringen der Z.
L. M. bracht en spreekt zijn blijdschap
uit over zijn herstel. Spr. hoopt, dat hij
nog vele jaren het voorzitterschap van de
Z. L. M. zal mogen bekleeden.
De 'voorzitter doet nu verschillende
mededeelingen waarop wij morgen hopen
terug te komen.
Pachtbureau.
Bij de mededeelinge inzake het
voorstel van den Directeur-Generaal
van den Landbouw betreffende een
te stichten pachtbureau voor Zee
land, zegt de voorzitter, dat het Dag.
Bestuur der Z. L. M. tegen het voorStel,
hoewel het niet alle wenschen bevredigt,
geen bezwaar zal maken, Alle betrokken
organisaties zullen er nu over oordeelen.
Post ten plattelands.
D'hr Dees (Waarde) is dankbaar voor
het bereikte resultaat en zou daaraan be
kendheid wil.en geven.
Dit wcirdt toegezegd.
Dhr S. J. Gast zou in deze bemoeiing
ook de telefoon willen betrekken, wat voor
het platteland wel van groot belang is.
Ook dit wordt toegezegd. Wel wordt op
gemerkt, dat de automatiseering veel ver
betering zal brengen.
Dhr v. Nieuwenhuijzen (St.
Philipslund) brengt hulde aan de beheer
ders van de telefoonkantoren ten platten-
lande, die vaak meer doen dan hun plicht
en velen ter wille zijn.
Dihx Gast onderschrijft dit. Maar dit
is een gunst, geen recht
Dhr Leenhouts deelt mede, dat in
elke gemeente een doorverbinding is.
Dhr Gast vindt het niet in orde, dal
het telefoon-kantoor te Zierikzee in te
genstelling met Goes 's nachts niet is
geopend. We moeten niet wachten tot
1943, to1! de automatiseering voltooid is.
De scha penhouder ij. Dhr
Jb Klompe Wolfaartsdijk) kan niet
begrijpen, dat de wol niet op een beter
prijspeil wordt gebracht, terwijl ze tooh
een onmisbaar product is in oorlogstijd.
Dhr Dors 't deelt deze meening. Om te
beginnen is gewerkt aan een prijsverbete
ring van het sohapenvleesch. Maar ook
de wol moet aan de beurt komen.
Aankoop van grond' door
buitenlanders. Dhr v. Nieu-
wenhuijzen merkt op, dat de boeren
koms beter zijn met een buitenlandsch
eigenaar (een heer) dan met een rentenie
rende boer.
De voorzitter geeft dit in sommi
ge gevallen toe. Maar dit geldt niet voor
buitenlandsche grond-speculanten.
De vlasteelti Dhr De Hamer
(Axel) vraagt of het niet mogelijk is dat
het afreepen van vlas in plaats van als
fabrieksarbeid, als handenarbeid kan be
schouwd worden. Nu mag er niet langer
dan 8 uur per dag worden gewerkt en
gaat er veel vlas naar België.
Dhr P. S c h e e 1 e deelt mede, dat het
vlas-booken niet onder de arbeidsinspec
tie valt.
Dhr de Hamer merkt op, dat dit in
OostlZeeuwsch-Vlaanderen geheel anders
is. Daar wordt wen gestraft als men geen
arbeidskaart heeft.
De voorzitter zegt een onderzoek
toe.
Aardappelsteun. De voor
zitter leest de nieuwe concept-regeling
voor steun aan pootaardappelen voor,
waarover advies der organisaties wordt
gevraagd. Het Dagel. Bestuur acht het
niet juist, dat een nieuwe regeling wordt
gemaakt, nu de aardappelen in den grond
zitten Daarom zal worden gevraagd ze
niet te doen gelden voor dezen oogst.
Dhr J. M. Klompe zou er op aan
VIII.
De commissie van toezicht, die de on
aangename taak had de sluiting der fa
briek te moeten berichten, betuigde haai
tevredenheid, dat dit ten minste niet in
den winter gebeurd was, als er toch al
weinig gelegenheid bestond ander werk
te vinden.
Uit een enquête, in 1841 ingesteld naar
het aantal arbeiders in fabrieken, bleek,
dat een gelijk aantal mannen en vrouwen
in de fabriek werikten, dat hun leeftijd lag
tusschen 14 en 25 jaar en dat er 's zomers
15, 's winters 12 uren gewerkt werd,
daaronder begrepen twee uren schafttijd.
In het jaar 1854 was de jongste wever
13 jaren oud.
Nu was dan wederom een nieuw tijd
perk voor het oude kerkje aangebroken.
Voorloopig werd de benedenzaal door de
gemeente als bergplaats gebruikt, de bo
venzaal bleef eenige jaren onbenut, want
hoewel er dringend behoefte was aan
ruimite in het gasthuis, het geld tot in
richting der vrijgekomen lokalen ontbrak
en eerst in 1862 kon het gasthuisbestuur
door „de gunstige uitkomst van het gel
delijk beheer over het afgeloopen jaar" er
aan denken deze ruimten in orde te bren-
willen dringen de maat 28 tot 35 in het
poterfonds op te nemen. Dit is van het
grootste belang, liever 2835 dan de
maat daarboven.
Dhr Ir Dorst acht dit een belang
rijk punt. Dit moet goed bekeken worden.
Verder acht Spr. de nieuwe regeling op
verschillende punten slechter dan de be
staande.
Uit de besprekingen blijkt, dat verschil
lende heeren er sterk qjJ aandringen ook
denaturatietoeslag voor de maat 2835
te vragen. Dit zal nader worden overwo
gen.
Door de heeren de Hamer en
Scheele worden de export-moeilijkhe
den voor de aardappelen besproken. Men
moet erkend exporteur zijn om zijn aard
appelen naar België te kunnen uitvoeren.
Dhr Dorst antwoordt, dat veel land
bouwers erkend exporteur zijn, wat door
beide genoemde heeren weer wordt ont
kend.
'Onderzoeik wordt toegezegd.
De jacht. Dhr J. M. K 1 om p e uit
een klacht over de schade, die door het
wild uit den "Wilhelminapolder in omlig
gende polders en op de proefboerderij
wordt veroorzaakt. Een langduriger
openstelling van de jacht is hier noodig.
Onderzoek wordt toegezegd.
Benoeming eerelid en
leden van verdienste. Het
Cagel. Bestuur stelt voor te benoemen tot
eereUd der Z.L.M. dern heer S. J. de Regt
te Wissekerke en tot lid van verdienste
de heeren B. C. Puylaert te Sas van Gent,
P. C. Zwemer te den Bolder, J. Dieleman
Jacz te Hoek, J. C. Verstraate te Ouwer-
kerk en W. J. Antonisse te Hontenisse.
Overname landLouwcrisismaairecplen.
In bespreking komt het rapport betref
fende overneming der lanuuouivcrisis
maatregelen door de bedryisgenooten.
Ir Dorst licht dit toe. Aan den te
gen woordigen toestand kleven gebreken.
Lat erkent spr. Men wil nu alle maatre
gelen doen uitvoeren door de landbouw
organisaties. Het Lagel. Bestuur is in
principe daarvoor. Maar daarmee is men
er niet. Er moeten behoorlijke garanties,
ook voor de prijizen, worden gegeven. De
boer moet naar vrijheid over eigen pro
ducten kunnen beschikken.
De landbouworganisaties denken hier
over niet eenparig. Maar de Z.L.M. staat
op de bedoelde garanties. Anders wordt
men een orgaan, waarop allerlei critiek
kan worden uitgeoefend. De verordenen
de 'bevoegdheid is voldoende in het rap
port voorgesteld en moet zoover mogelijk
gaan. Voor de uitvoering acht men een
stichting, waarin de organisaties zijn ver
tegenwoordigd, het beste.
Dhr J b. Klompe vraagt of de Z. L.
M. het rapport, zooals het er ligt, aan
neemt of verwerpt. Spr. meent, dat de
afgevaardigden van het Kon. Ned. Land-
bouwcomiité het niet hebben onderschre
ven.
Dhr Dorst: De Z.L.M. gaat accoord
met het principe, maar niet met het rap
port zooals het daar ligt.
Dhr Leenhouts. Op 't oogenblik
draait in hoofdzaak alles om de finan
ciën. Bij de regeering zal moeten worden
aangedrongen op een behoorlijke beloo
ning.
Dhr G. J. M. Klompe (Dreischor)
acht een wijziging in de regeeringspoli-
tiek noodzakelijk. De prijizen, die de Mi
nister noemt, kloppen niet met de Zeeuw-
sche bedrijven. De richtprijzen moeten
worden verhoogd.
Dhr Hartog (Colijnsplaat) geeft den
heer Klomipe de raad om de studiegroe
pen te liquideeren, want men maakt mis
bruik van de cijfers.
Het reglement voor bet Landbouw
huishoudonderwijs wordt vastgesteld.
Rondvraag. Dhr de Regt vraagt
hoe de vergadering denkt over verhoo
ging van het inschrijfgeld voor poot-aard
appelen, teneinde hier wat remmend te
werken.
Dhr P. Sc h e e 1 e heeft ernstige be
zwaren vanwege de vele klein-verbou-
wers.
Dhr Franse eveneens. Dhrn v. d.
Zand e, Leenhouts, Vogelaar
en de Regt zijn er voor.
Dhr S. J. Gast vraagt, of het geen
overweging verdient volgend jaar te ver
gen. Htet bood een som van f 1450 aan de
gemeente aan, oim de bovenzaal te doen
verbouwen tot twee ziekenzalen, op voor
waarde dat dit bedrag in termijnen zou
worden terugbetaald. Dit voorstel vond
algemeen bijval in den raad. Er was één
raadslid, dat de vraag stelde, wie eigen
lijk de eigenaar van de voormalige weve
rij was. Lit natuurlijk in verband met de
vraag voor wiens rekening dan de ver
bouwing zou komen. De voorzitter ant
woordde, dat het gebouw, hoewel staan
de bij en als het ware vereenigd met het
gasthuis, tooh gemeente-eigendom was,
dat het evenals halt gasthuis een ge
subsidieerde instelling was, dat de ge
meente meer dan dertig jaren in het be
zit van het gebouw was, zonder dat het
bestuur van het gasthuis of iemand an
ders dit had betwist en daardoor de
eigendom onbetwistbaar aan de gemeente
behoorde. Deze opvatting blijkt niet geheel
juist,' als wijl haar toetsen aam de be
kende feiten, want wij weten, dat het R.K.
kerkbestuur het gebouw in 1827 in eigen
dom had afgestaan aan de administratie
der godshuizen en dat in 1838 de regen
ten de Kleine Kerk wel voor onbepaalden
tijd, maar toch alleen ter beschikking
hadden gesteld van het gemeentebestuur,
dat dus nog geen dertig jaren im het bezit
van het gebouw wajsi en er ailleen de be
schikking over had.
Al spoedig werd de verbouwing a&nbe-
gaderen inplaats van op Noord-Beveland
te Oostburg, daar in Sluis een groot feest
zal worden gehouden. Dit zal worden
overwogen.
Dhr Doorenbos danlkt voor de har
telijke woorden tot hem gerioht en voor
het hem aangeboden geschenk.
Dhr Dees (Waarde) komt op tegen
den maatregel inzake het stopzetten van
den denaturatietoeslag voor aardappelen.
Het gevolg is, dat de prijzen kapot ge
maakt zijn en dat velen gedupeerd zijn.
Hierna volgt sluiting.
Het souper, dat daarna door den kring
Hulst werd aangeboden, had een vlot en
prettig verloop onder leiding van den
kringvoorzitter, den heer baron Collot
d'Escury. Verschillende tafelspeechen
werden gehouden. Aan den vice-voorzit-
ter, den heer W. Kakebeeke, die wegens
ongesteldheid afwezig was, werd een tele
gram als bewijs van meeleven gezonden.
Na afloop van het souper werd geluis
terd naar het concert, dat het plaatselijk
muziekgezelschap op de tent gaf.
DE ALGEMEENE VERGADERING.
Hedenmorgen werd te Hulst de alge-
meene vergadering gehouden. De voorzit-
te kon het welkom toeroepen aan den
Commissaris der Koningin
wiens aanwezigheid op hoogen prijs werd
gesteld; den heer Ir Stevens, ver
tegenwoordiger van den Minister van
Economische Zaken; dlhr Van Rompu,
alls vertegenwoordiger van Gedep. Staten,
afgevaardigden van den Boerinnen-
bond; den Polder- en Water-
schapsbond; Kamer van
Koophandel en andere organisaties
Bericht van verhindering hadden gezon
den: de Minister van Econo
mische Zaken; die gemeentefoe-
idtaren van Hontenisse en vaio
H u 1 s t en de vice-voorziter, de heer W.
Kakebeeke, van wien de voorzitter
echter kon mededöelen, 'dat hij herstellen
de is.
De rekening over 1938 werd goedge
keurd.
Hierna sprak de heer Ir Stevens1 een
rede over den Meun aan het klein-land-
bouwbedrijf, waarvan het verslag elders
in dit nummer is opgenomen.
Deze rede gaf aanleiding Kot een vrij
uitvoerige discussie.
Jaarrede Mr P. Dieleman.
Hierna hield de voorzitter zijn jaar-
rede.
De tijdsomstandigheden, waarin wij le
ven en deze landbouwdagen houden, al
dus Spr., dragen nog steeds een zeer ern
stig stempel.
Het vraagstuk, hoe oolk de land- en
tuinbouwbedrijven geordend moeten wor
den, zonder al te zeer de persoonlijke
bedrijifsvrijiheid in te perken, blijft aan de
orde en met dit, hoe gewaarborgd kan
worden, dat de landbouw zijn productie
kosten behoorlijk vergoed krijgt door de
prijzen der landbouwproducten. Onder
productiekosten versta ik dan ook een be
hoorlijke belooning, met zorg voor den
ouden dag en zielkte, zoowel van arbeid-
gevers als arbeidnemers.
steed en voor f 1258 gegund aan Gerrit
van der Mark. De bovenzaal werd door
een dubbel schot* in twee zalen verdeeld,
aan den achterkant zou bovendien een
gang worden afgeschoten. De oude kap
zou worden vervangen door een iets hoo-
gere, uit ijzer geconstrueerd.
De benedenzaal bleef nog een zevental
jaren bergplaats voor de gemeente, tot
dat in 1869 ook dit gedeelte door het
gasthuis werd opgeëischt. Er bestond in
het gasthuis groote behoefte aan de in
richting van een badgelegenheid voor de
zieken. Uit de discussies in den raad
Dieeik, dat „men thans een bad moe(s)t
toedienen in de algemeene ziekenzaal",
een toestand die de modern© mensch ook
niet meer kan indenken, al trnogen wij
aannemen, dat er voor voldoende afschut
ting zal gezorgd zijn. Hoewel een bad in
een gasthuis nu niet meer zal worden
aangemerkt als onmoodige luxe, toen ter
tijd waren vele raadsleden het er over
eens, dat een bad wel wenschelijk. maar
niet noodzakelijk was. Bovendien kostte
het geld en uit de discussies over duurte
en noodzakelijkheid Ikomt het tijdsbeeld
naar voren. Een van de heeren van den
raad vond de kosten te hoog (men wilde
een bedrag van f 580 daarvoor besteden),
bij zeide sedert 25 jaren een badinrich
ting ini zijin huis te hebben, bestaande uit
een eigen kuip en een toestel „tot het er
langen van waran water" en dat dit alles
In steeds dringender vorm doet daar
nevens het werkioozen- en werkeloozen-
vraagstuk zich aan ons voor.
Het is van het grootste belang dat alles
gedaan wordt, wat maar mogelijk is, om
de werkloosheid van het heden te vervan
gen door het scheppen van werk, dat
b 1 ij v e n d productief is. Uok de land
bouworganisaties hebben daartoe mede
te werken en al wat dat kan bevorderen,
te onderzoeken en voor zoover mogelijk,
te steunen. Een der middelen, die daartoe
ikunnen medewerken is de oprienting van
de z-eeuwsche Stichting Landontginning,
tot welker stichting de Z.L.M. het initia
tief heeft genomen en waarin verschil
lende landbouworganisaties en gemeenten
met de provincie samenwerken.
Het plan Westboff verdient ook in
onzen kring bestudeering, speciaal in den
a.s. winter in de verschillende vergade
ringen der kringen en afdeelingen.
"Wij verheugen ons in de medewerking
als adviseur van den leider der werkver
schaffing in Zeeltand, Ir M. 'de Vink.
Het baart geen verwondering dat de
Minister van Sociale Zaken het euvel der
werkloosheid, dat immers leidt tot werke
loosheid, met kracht wii bestrijden. Wij
brengen hem dank en hulde voor de
energieke pogingen, die hij daartoe aan
wendt.
Een mensch heeft een plicht tot arbei
den. Arbeid adelt, arbeid verheft den
mensch.
Arbeid is geen vloek. Slechts het ver
dienen van zijn brood in het zweet zijns
aanschijns, slechts de doornen en distelen
zijn een gevolg van de zonde des men-
schen. Niet de arbeid zelf.
Het Spreukenboek berispt dan ook den
luiaard en neemt wie zich slap aanstelt,
een broeder van den doorbrenger en zegt,
dat wie vaardig in zijn werk is, voor het
aangezicht van koningen zal gesteld wor
den.
Maar door den opstand van den mensch
tegen zijn Schepper is het hem moeite
gaan kosten de aarde aan zich te onder
werpen en de vrucht daarvan te oogsten.
Arbeid is dus geen straf, maar een plicht,
ook handenarbeid, oolk arbeid voor loon.
Het Christendom heeft den arbeid ua
zijn degradatie opgeheven.
Het moet ook weder een tegenwicht
vormen tegen de materialistische verte
genwoordigers 'der moderne staathuis
houdkunde, die b.v. hem, die menschen
opleidt of onderwijst, een niet producee-
rende verbruiker noemen, maar iemand
die varkens vetmest, wel een persoon, die
productieven arbeid verricht.
Arbeid is dus een plicht, een zedelijke
plicht, zoowel geestelijke als spierarbeid.
Daarbij is gehoorzaamheid noodig. De
opperman gehoorzaamt den architect, de
smid, die de machine bouwt, het plan van
den ingenieur. Maar er moet voor ge
waakt worden, dat dit niet tot overheer-
sching leidt en door de brutale macht van
b.v. groot geldbezit, de handenarbeid in
onhoudbaren toestand komt, zooals dat in
de 19e eeuw is geworden.
Arbeid is een plicht, maar ook met
recht op loon, in verband met omstandig
heden en behoeften en gepraesteerden
arbeid. Zeker vindt men niet uitsluitend
in loon een garantie voor goeden arbeid,
daar moet bijkomen een zedelijk plichts-
en eergevoel. Vandaar dat ooik bet ar
beidsvraagstuk, behalive een Itechnische
en economische, een ethische zijde heeft.
Is er een plicht tot arbeid in zedelijken
zin, dan is er in denzelfden zin ook een
recht op arbeid. De plicht geldt ook te
genover de gemeenschap. Men heeft n.l.
de plicht zich zelf en de zijnen te onder
houden. Arbeid wordt dan een middel
tot levensonderhoud en onderscheidt zich
daardoor van onderstand, hetwelk
het einddoel en niet het middel uitdrukt.
Meerdere staathuishoudkundigen ver
dedigden een recht op arbeid, tegenover
den staat en een minimum van levenson
derhoud.
Vooral in 1848, toen in Frankrijk na
tionale werkplaatsen werden opgericht.
O'ok in Zeeland. Met medeweriking van de
Z.L.M. werden centrale werkplaatsen in
de 40er jaren der vorige eeuw opgericht.
Bij'zonder in Zeeuwsch-Vlaanderen, waar
toen groote armoede en werkloosheid
heerschte.
Zeker bestaat er een recht op arbeid
in zedelijken zin. Maar als rechts-
niet meer dan f 60 had gekost. Blijkbaar
was deze particuliere badinrichting nog
een zeldzaamheid, want geen van de an
dere heeren kwam deze mededeeling over
de duurte staven of weerspreken met
soortgelijke berichten over eigen badin
richting.
Het groote verschil in prijs schrok de
doctoren niet af. Dr van Rentergem oor
deelde kort en bondig dat dit 25-jarige
bad wel goed wasi in een particulier huis,
maar voor een zieikenhuis niet deugde.
Hij kon zich geen ziekenhuis zonder bad
voorstellen en ook niet „boe men vele
ziekten kan behandelen zónder baden".
De Gezondheidscommissie werd ge
raadpleegd. Dt Gallenfels stelde neg voor,
dat de inrichting productief kon gemaakt
worden, door haar ten gebruike van an
deren, buiten het gasthuis, te stellen. E'en
eigenaardig voorstel, als men bedenkt,
dat juist een badinrichting verlangd werd
als middel ter bestrijding o.a. van scabies.
Het volgend jaar was het gasthuis een
bad- en kleedkamer rijlk; de 'kosten der
inrichting bedroegen f 480. Een gelijk
tijdig geopperd plan. om in de beneden
zaal nog provenierswoningen in te rich
ten, kon blijkens het jaarverslag wegens
het ontbreken van fondsen nog niet door
gaan.
In 1872 werd het gebouw van. buiten
wederom netjes voorzien, gepleisterd en
gesausd.
In een bespreking van het proefschrift
van D'r P. Kasteel over Abraham Kuyper,
drukt „De Nederlander" de laatste brie
ven af, dio tusschen Dr Kuyper en Mr A.
F. de Savornin Lohman werden gewis
seld.
Na jarenlange vruchtbare samenwer
king, was er tusschen beide mannen ern
stige verwijdering ontstaan, die met een
volslagen breuk eindigde.
Ben aangrijpende gedachte.
Twee strijders voor de eer van hum
Koning, twee rijkbegaafde mannen, die
niets vuriger begeerden dan de Ghriste-
lijke grondslagen van ons volksleven te
versterken en te bevestigen en toch van
elkaar gescheiden, tegenover elkaar ge
plaatst.
Hun opvattingen en karakters liepen
zoo sterk uiteen, dat van de broederlijke
samenwerking niets meer overbleef.
Dïcht bij elkaar wonend, waren ze toch
door allerlei verschillen ver van elkaar
verwijderd.
Maar zoo is het niet gebleven.
Daarvan getuigen de laatste brieven,
die wij hier laten volgen.
Op 26 December 1921 schreef Lohman:
„Waarde Kuyper, toen ik onlangs, kort
na uw verjaardag uw vriendelijk bedoeld
briefje beantwoordde, heb ilk, geloof ik,
U onvriendelijker geschreven dan ik be
doelde. Nu ik verneem, dat Gij minder
wel zijt, en ik ook zelf in den laatsten tijd
voortdurend aan heengaan herinnerd
word, wil ik U zeggen, dat ik toen schreef
onder den indruk van de toen hangende
quaestie-Netelenbos. Maar al heeft een
uitwendige hereenigring tusschen ons niet
kunnen plaats vinden, nooit zal ik kun
nen vergeten, dat wij beiden te samen
denzelfden Heer hebben gediend, zij het
ieder op zijne wijze; dat wij. beiden het
zelfde bruiloftskleed behoeven, en dat wij
daaraan zullen erkennen, dat wij geza
menlijk mogen aanzitten aan dezelfde
Tafel. Dan zal alles vergeten zijn wat nu
vaak ons verhinderde saam te komen,
omdat onze oogen dan beter geopend zul
len zijn. Wat gij ook voor en aan
mij gedaan hebt, daarvoor dank ik U en
voor datgene waardoor ik U onnoodig
pijn gedaan heb, daarvoor vraag ik ver
giffenis. Met een vriendelijken handdruk
en altijd nog met hoop op herstel, uw
oude vriend in X° A. F. de Savornin
Lohman".
En Kuyper antwoordde twee dagen
later:
„Garissdme. Laat mij U hartelijk en
innig mogen daniken voor uw epistel van
gisteren. Het was me de verhooring van
een zoo vaak opgezonden bede. En het
is om mijn God te loven, dat de zooveel
jaren afgewachte verbroedering en ver
zoening dan toch eindelijk gekomen is
en gekomen op zoo loyale, zoo echt chris
telijke wijze. Uw brief is me een feest
geschenk, waarvoor ik niet U alleen,
maar mijn 'God dank zeg. Van heeler har
te Uw vriend en broeder A. Kuyper."
plicht? Hoe ware dat uit te voeren?
Ook administratief heeft men vele be
zwaren geopperd, evenals oeconomisch.
Mjaar de tijdsomstandigheden hebben
uit velerlei hoofde zoodanige desorgani
satie teweeggebracht, dat aan die tallooze
bezwaren het hoofd moet geboden wor
den. Maar omdat zij niettemin toch be
staan, is de regeling ook zoo moeilijk en
zoo onvolmaakt.
Hoe men er ook over denke, miemand
zal toch de plicht van den Staat ikunnen
ontkennen, om de maatschappij1 zoodanig
te ordenen dat zooveel mogelijk wie wer
ken wil, ook werken kan.
Zoo heeft 'de Staat, in omstandigheden
als waarin wij thans verkeeren, de plicht
er naar te streven, dat voor den vrijen,
werkwilligen arbeider, die geen arbeid
kan vinden, werk wordt geschapen, dat
productief is voor de gemeenschap en
hem dus verheft en in zijn moeilijk be
staan door de onzalige tijden henenhelpt.
Dat eischt het belang der gemeenschap.
Oolk land- en tuinbouw moeten tot beter
ontwikkeling kunnen komen en meer ar
beid kuninen blijven geven.
De Staat mag de maatschappij niet aan
Toen de wet op de besmettelijke ziekten
van December 1872 het noodig maakte
dat de stad Goes, behoorende tot de eer
ste klasse der gemeenten, in het bezit van
een gasthuis, een lokaal tot verpleging
van aangetasten zou inrichten, viel het
oog op een gedeelte van de voormalige
weverij en nu kwam weer ter sprake de
vraag, wie eigenaar van het gasthuis was.
Archivaris S. Piccardt betoogde in zijn
verslag dat „regenten van het gasthuis
als eigenaren van het gebouw q.q. moe
ten beschouwd worden".
Het benedenlokaal bleef in ieder geval
nog lang ten deele leegstaan, al werd het
gebruikt voor bergplaats. Het Armbe
stuur had er o.a. in 1876 staan het
„wachthuisje van de werkverschaffing
dat toen overgebraoht werd naar het
Manhuis. In dat zelfde jaar kwam er een
verzoek binnen van het bestuur van de
ambachtsschool om kosteloos in gebruik
te mogen nemen het benedengedeelte van
de zoogenaamde weverij;, tot uitbreiding
van de school. Het hestuur verklaarde
het lokaal voor haar rekening te zullen
in orde brengen en zou zich verbinden om
het zoo in te richten, dat de bewoners
van het gasthuis (yi zelfs zij, die direct
boven het locaal woonden, van de te ver
richten werkzaamheden geen overlast zou
den ondervinden.
(Slot volgt.)