Dg tweed# fsustor., w#lk# vaa groeten in
Mevrouw en Heeren Raadsleden, ook
u danlk ik voor deze vriendelijke ont
vangst. Ik hoop met u in eendracht en
harmonie saimen te mogen werken tot
heil en voor den bloei der stad Middel
burg, ik mag nu zeggen van onze
stad Middelburg. De burgers onzer stad
hebben aan u de behartiging hunner be
langen opgedragen, evenals de Kroon aan
mij de zorg voor bepaalde openbare be
langen heeft toevertrouwd. Deze combi
natie van zelfbestuur en centralisatie, één
der historisch gegroeide bolwerken van
ons staatsrecht, kan slechts vollen zegen
afwerpen, indien bij alle instanties het
verlangen en de bereidheid tot samen
werking aanwezig is. Ik koester den
wensch hiertoe en spreek de hoop uit, dat
wij samen veel zullen mogen doen, zoowel
op financieel als op ander gebied, in het
belan^ en voor den bloei van deze prach
tige stad. Ik ben mij bewust, dat de wet
gever aan een stad als Middelburg op fi
nancieel terrein tegenwoordig niet veel
armslag laat, imiaar er zijn andere gebie
den, op wellke de mogelijkheden om zoo
te zeggen vrijwel onbeperkt zijn en het in
de eerste plaats van onszelf afhangt,
waar wij de grenzen van onze activiteit
willen trekken. Het doet mijn vrouw en
mij genoegen, dat er na deze plechtigheid
gelegenheid zal zijfn om persoonlijk met
u kennis te maken en wij zijn overtuigd,
dat er ook buiten de officieele raadszit
tingen mogelijkheid tot samenwerking ge
geven zal zijh.
Mogen de betrekkingen tussehen Raad
en Burgemeester even aangenaam en
hartelijk blijven, als zij dit geweest zijn
tijidens het bewind van mijn voorganger.
Ik ben bijzonder blij hem en zijn echtge-
noote hier aanwezig te zien en maak van
deze gelegenheid gebruik, om hen nog
eens te danken voor wat zij gedaan heb
ben en nog steeds doen om ons bij onze
komst hierheen behulpzaam te zijn.
Het doet mij eveneens groot genoegen,
dat vele Burgemeesters van Walcheren
en het overige Zeeland deze plechtigheid
met hun tegenwoordigheid hebben wil
len vereeren. Ik dank u allen zeer voor
uw komst en hoop, dat gij uw jongsten
collega met de schatten uwbt kennis en
ervaring zult willen bijstaan. Ik verheug
er mij op met u te mogen samenwerken
in het belang van dit eiland en deze pro
vincie,
Tenslotte wil ik hier van deze plaats
nog eens allen danken, in Middelburg en
in Utrecht, in de rest van het land en in
het buitenland, voor alle gelukwenschen
en andere bewijzen van medeleven, voor
alle hartelijkheid, welke mijn vrouw en
ik in den laatsten tijd hebben mogen ont
vangen. In het bijzonder zijn wijl getrof
fen door de hartelijkheid, waarmede wij
als onbekenden van het eerste oogenblik
af hier in Middelburg zijn ontvangen en
waarmede alles wordt gedaan om ons het
beginnen in deze voor ons nieuwe omge
ving te vergemakkelijken.
Wij zijn zeer gelukkig, dat wij naar
deze schoone, traditierijke stad en dit ro-
mantisch-mooie eiland mogen komen.
Wie veel in de wereld heeft rondgekeken,
weet, dat er niets eentoniger of geestdoo-
dender is, dan een land, een stad, dan
menschen, die al het eigene en karakte
ristieke verloren hebben. Onze oostelijke
naburen hebben voor zulke menschen de
plastische uitdrukking „Asphaltmen-
schen" gevormd. Gelukkig kan niemand
Zeeland daarvan beschuldigen. Integen
deel, het heerlijke is, dat hier in zoo
ruime mate het karakteristieke en eigene
bewaard is gebleven. Laten wij al het
schoone, wat het voorgeslacht ons nage
laten heeft, in hooge eere houden: de ge
bouwen, waaraan Middelburg zoo rijk is,
in de eerste plaats ons schitterend stad
huis; dan het natuurschoon, hier nog in
zoo igroote mate voorhanden. En even
zeer de gebruiken en tradities en de klee
derdrachten. Bewaren wij! ditalles, in
dankbaarheid aan onze vaderen, als één
van onze grootste schatten. Maar boven
al, laat ons geen geestelijke asphaltmen-
schen worden. Laten wiji de historische
geestelijke tradities van Zeeland hand
haven. Laat ons eigen overtuigingen heb
ben en daarvoor uit durven komen.
Ik ben blij Burgemeester geworden te
zijtn en zal alles doen dit ambt zoo goed
mogelijk te vervullen. Drie maanden ge
leden, toen eenige goede vrienden er bij
mij op aandrongen, dat ik naar het Bur
gemeesterschap van Middelburg zou sol-
liciteeren, heb ik in het begin niet gezien,
dat hier mijtai weg lag. Maar hoe meer ik
er over nadacht en er anderen over raad
pleegde, des te meer ging ik inzien, welke
groote mogelijkheden er open liggen om
als Burgemeester, en in het bijzonder als
burgeimleester van een stad als Middel
burg, actief te werken voor den opbouw
van ons land.
De eerste maal dat ik iets ben gaan be
grijpen van wat een Burgemeester voor
zijn gemeente kan zijn, was in Januari
van dit jaar bij het aftreden van mijn
Oom De Bordes als Burgemeester van
Bussum. Ik werd getroffen door die
plechtigheid, waar eerst de aftredende
Burgemeester sprak en uiteenzette, in
welken geest hij gewerkt en zijn ambt be
kleed had en verbolgens spreker ma spre
ker hem bedankte joor al hetgeen wat
hij in dean loop van vele jaren in zijn ge
meente en daarbuiten had gedaan. Het ia
een wondere schikking, dat nadat mijn
Oom ontslag had aangevraagd, de Bur
gemeester vgpi Middelburg in Bussum be
noemd werd en ik daarna in diens plaats
,in Middelburg. Het is als het ware, alsof
mijln Oom, die na het overlijden van mijn
vader, de oudste vau onze familie is, voor
mij plaats heeft gemaakt. Oom Hugo, gij
weet het, het heeft ons nauwer dan ooit
verbonden.
vloed is geweest op mijn besluit, is de ra
dio-rede, waarhij H. M. de Koningin op
27 Januari ons Nederlandsche volk op
riep tot Moreele en Geestelijke herbewa
pening. Velen van u zullen die rede per
soonlijk beluisterd hebben en zich nog
duidelijk den indruk herinneren, die zij
op hen maakte. Ik zelf was dien dag in
loonden en eenige Engelsche journalisten
vroegen mij, hen behulpzaam te willen
zijn om snel van de woorden van H. M.
een overzicht ini het Engelsch op te stel
len. Het was een merkwaardige sensatie
daar in de hoofdstad van het groote Brit-
sche wereldrijk te luisteren naar woor
den, die H. M. tot Haar volk en dus
ook tot ons sprak. Wij hadden het ge
voel, aanwezig te zijn bij een groote
historische gebeurtenis. Dit werd ons be
vestigd na afloop, toen een der Engel-
sohe journalisten, die vervolgens lange
telegrammen uit zonden naar alle hemel
streken om H. M.'s woorden den volkeren
kond te doen, uitriep: „Men moet eeuwen
in de geschiedenis teruggaan ami een pre
cedent te vinden, dat een vorst in dezen
geest tot Zijn volk heeft gesproken."
'Het is uit de pers békend, dat veertien
dagen nadat Zij Haar rede voor de radio
had gehouden, H. M. in tegenwoordig
heid van den Minister van Binnenland-
sche Zaken de Commissarissen der Ko
ningin in de elf provinciën bij Zich heeft
ontboden en hen heeft geraadpleegd over
wat er in ons land op het gebied der Mo
reele en Geestelijke Herbewapening ge
beurde en diende te gebeuren. Daarmede
heeft ons hinnenlandsch bestuur een
prachtige nieuwe taak gekregen. Het is
u allen bekend, hoe in vele gemeenten de
Burgemeesters zich aan het hoofd van de
beweging hebben gesteld.
Bevordering van Moreele en Geestelijke
Herbewapening, is m.i. des Burgemees
ters voornaamste taak, oimdat zij de kern
der problemen raakt en de werkelijke op
lossing brengt. Alle moeilijkheden in het
maatschappelijk en staatkundig leven,
waar wij mee worstelen zijn in laatste
analyse problemen tussehen menschen en
gevolgen van zelfzucht. Wanneer die
menschen tot een andere instelling tegen
over elkaar komen, en van hun zelfzucht
bevrijd worden, krijgen plotseling hun
moeilijkheden een ander aspect en kun
nen oplossingen gevonden worden, die te
voren ondenkbaar waren. Dit geldt van
moeilijkheden in een gemeente evengoed
als van moeilijkheden in een gezin. Even
zeer is het waar voor moeilijkheden tus
sehen volkeren.
Wat kan het voor een gemeente betee-
kenen? Een groot aantal Ganadeesche
Burgemeesters de vertegenwoordigers
van 803 gemeenten heeft onlangs een
resolutie aangenomen waarin zij verkla
ren: „Moreele Herbewapening zal een ge
heel nieuwe doelmatigheid aan het ge-
imieentelijlk leven geven. Wij weten allen
uit ervaring hoe de zelfzuchtige belangen
van een kleine minderheid of zelfs van
een enkelen persoon in onze gemeentera
den eindelooze moeilijkheden en tijdver
lies kunnen veroorzaken. Het behoort tot
onzen taak als Burgemeesters om het peil
van- alle vergaderingen en van de geheele
politiek boven de persoonlijke ambities,
de vooroordeelen en de partijbelangen uit
te heffen. Geschiedt dat, dan kunnen ge
meentebestuur en ambtenaren al hun
krachten wijden aan constructief, opbou
wend werk. Eén geest van Moreele en
Geestelijke Herbewapening in den ge
meenteraad zal op zijn. beurt tot een geest
van onderling vertrouwen en begrijlpen
in de geheele gemeente leiden." Behoef ik
u te zeggen, dat ik deze resolutie als aan
staand Burgemeester met zeer bijzondere
belangstelling las?
Twee andere recente uitspraken van
Burgemeesters wil ik nog citeeren. De
Burgemeester van New York verklaarde
voor eemige dagen, ter gelegenheid van
een reusachtige bijeenkomst in zijn stad:
„Ini het leven van deze stad is een nieuwe
vastberadenheid gekomen, tengevolge van
het verlangen naar Moreele en Geestelijke
Herbewapening, naar eerlijker en onzelf
zuchtiger verhoudingen, naar grooter be
reidheid om samen te werken voor het
algemeen welzijn, zonder partij-vooroor-
deelen en met vaster geloof in ons aller
God."
En bij diezelfde gelegenheid telegra
feerde de Lord Mayor vau Londen: „Mo
gen de grootste steden der wereld voor
gaan in Moreele Herbewapening om de
nieuwe wereld van muorgen te grondves
ten".
Maar waarom alleen de grootste steden,
zou ik willen vragen. Elke stad, elke ge
meente kan in Moreele en Geestelijke
Herbewapening de eerste van Nederland,
ja vara de wereld, zijn.
Welk een invloed zal Middelburg, zal
Zeeland, daardoor niet op de wereld kun
nen uitoefenen? In het verleden hebben
deze stad en deze provincie op velerlei
vaak ingrijpende wijzen de wereld
beïnvloed. Ik denk aan den ouden over-
zeeschen handel; aan den strijd tegen de
Armada; aan de groote zeehelden hier
geboren; aan het jaar 1672, toen de be
vrijding van ons vaderland van uit Zee
land een aanvang nam; aan dat land
aan de andere zijde van den aardbol,
thans een trotsch Britsch Dominion,
waarvan de naam Nieuw-Zeeland er aan
herinnert, dat het ontdekt werd door
zonen van deze stranden. Ik herhaal,
welk een invloed zal Zeeland niet in
Nederland en in de wereld kunnen heb
ben, indien het vooraan gaat in Moreele
en Geestelijke Herbewapening en werke
lijk wordt naar de woorden van zijn
fier volkslied: „het land waar d'aloude
eendracht woont"?
Want Moreele en Geestelijke Herbewa
pening beteekent eenheid. Door Haar
rede en door Haar persoonlijk woord
eenige maanden te voren heeft de Ko
ningin voor ons volk de mogelijkheid
geopend tot een nieuwe eenheid te komen
en heeft daarmede ons land een dienst
bewezen, welke door ons, tijdgenooten,
nog moeilijk op de juiste waarde is te
schatten. Welk een kracht, vooral welk
een moreele en geestelijke kracht, zal er
niet vem Nederland uitgaan, wanneer wij
Nederlanders werkelijk één zijn? Ik be
hoor tot het groeiende leger van Neder
landers, welke naar deze eenheid hun
keren en wien de verdeeldheid van ons
Nederlandsche volk een gruwel is. Her
haaldelijk hebben wij ons in de laatste
jaren als Nederlanders één gevoeld: Bij
de verschillende hoogtijdagen van ons
Vorstenhuis en evenzeer in September
van verleden jaar en onlangs met Pa-
schen, toen ons vaderland in gevaar
scheen. Maar om die eenheid te beleven
en door te voeren van dag tot dag, daar
is meer voor vereischt dan feestjubel of
angst. Daarvoor is noodig een hoog ge
meenschappelijk doel, dat ons opheft
boven onszelf en aan al ons denken en
handelen een nieuwen inslag geeft. Dat
doel, noodzakelijk voor de nieuwe een
heid van Nederland, heeft de Koningin
ons in Haar oproep tot Moreele en Geeste
lijke Herbewapening gegeven. Een doel,
waar iedereen zich achter kan scharen,
welke ook zijn grondslag zij en met be
houd van dien eigen grondslag.
Zulk een eenheid kan slechts ontstaan,
wanneer er van binnen uit een
nieuwe geest komt in de verschillende
partijen en andere groepeeringen van
ons volk. Zien wij niet de aanvangen
van zulk een nieuwe eenheid, wanneer
spontaan den dag nadat de Koningin op
10 October Haar persoonlijk woord ge
publiceerd heeft, warm waardeerende
artikelen verschijnen in „Het Volk" en
in „De Maasbode", wanneer Liberalen en
Vrijzinnig-democraten als Oud-Minister
Van Lidt de Jeude en Burgemeester Oud,
Anti-revolutionairen als Prof. Hepp van
de Vrije Universiteit en Ghristelijk-His-
torischen als Minister De Geer de groe
pen in onzen gemeenteraad vertegen
woordigd hun volle instemming be
tuigen? Ik zou hen allen, en nog vele
anderen, willen aanhalen, maar moet mij
tot enkelen beperken. Zoo schreef „Het
Volk", dat de Koningin van een anderen
gezichtshoek uit, dezelfde gedachte be
naderde als Troelstra, toen hij, na den
oorlog, zijn partijgenooten toeriep: „So
cialiseert eerst U zelf!" Prof. Hepp ver
klaarde, dat in den strijd voor de Mo
reele en Geestelijke Herbewapening „de
geloovigen, inzonderheid de Calvinisten,
bereid moeten zijn, de kern van de troe
pen uit te maken en zich aan hebben
te melden voor de vuurlinie". En de heer
De Geer, de Voorzitter van de Christelijk-
Historische Unie, sprak nog onlangs op
de jaarvergadering der Unie, naar aan
leiding van den oproep van H. M., deze
woorden: „Laat ons elk, voor onzen per
soon, maar ook voor den engeren of bree-
deren kring, waarin wij staan, en ook
voor ons volksleven, die roepstem vol
gen en pogen daaraan een levenden en
daadkrachtigen inhoud te geven. Als de
Christeliik-Historische Unie in dat teeken
dit nieuwe jaar intreedt en daarbij vol
hardt, dan zal zij, wat de toekomst ook
brengen moge, een zegen zijn voor ons
Volk".
Mogen de leiders van alle partijen en
groepeeringen zich zóó positief uit
spreken.
Het blijkt duidelijk uit zulke citaten,
welke met vele anderen te vermeerderen
zouden zijn, dat iedereen in de woorden
van de Koningin een appèl heeft gevoeld
aan zijn eigen hoogste beginselen en
idealen. Zij heeft woorden weten te kie
zen en uitdrukkingen te formuleeren, vrij
van vroegere associaties en waar ieder
een zich bij kan aansluiten. En toch
heeft zij reeds in Haar persoonlijk woord
heel duidelijk gemaakt waar het bij de
Moreele en Geestelijke Herbewapening
om gaat: „de innerlijke drang, welke ook
uitwendigen ommekeer teweeg brengt en
tot gevolg heeft, dat eerlijkheid, vertrou
wen en liefde richtsnoer worden tussehen
personen en volken".
Dus „een innerlijke drang". In Haar
radiorede spreekt H. M. in denzelfden
zin, en noemt zij, wat wij noodig hebben
een „innerlijke vernieuwing", „een ge
heel gewijzigde nieuwe geestesgesteld
heid". Moreele en Geestelijke Herbewape
ning is dus in de eerste plaats een inner
lijk proces. Het moet beginnen in de ziel
van de menschen, in ons eigen hart.
Wij hebben allen het gevoel, met onze
wereld volkomen vastgeloopen te zijn.
Zooals ik op Pinkstermorgen een predi
kant in zijn prediking hoorde uitroepen:
„Zóó gaat het niet langer! Er moet óf
een geweldige catastrophe óf een gewel
dige vernieuwing komen!" Daar tussehen
hebben wij allen te kiezen. Ieder van
ons is er persoonlijk voor verantwoorde
lijk of hij door zijn geheele levenshou
ding en door zijn daden tot de catastro
phe of tot de vernieuwing van de wereld
bijdraagt.
De oplossing van al onze problemen
moet bevochten worden in de harten
van de menschen. Laat mij trachten U
dit duidelijk te maken aan één der groot
ste problemen van onzen tijd: dat van
den wereldvrede. Ik heb persoonlijk vele
jaren lang als ambtenaar van den Vol
kenbond getracht mee te helpen den
wereldvrede te organiseeren van bovenaf.
Zulk werk is noodzakelijk. Maar in de
laatste jaren is het mij, evenals vele an
dere menschen, steeds duidelijker gewor
den, dat oorlog en vrede voortkomen uit
de harten der menschen en dat de werke
lijke wereldvrede opgebouwd moet wor
den van onderen op. Werkelijke wereld
vrede kan slechts het eindresultaat zijn,
d# hoogst# top van een berg, welke als
elke berg alleen beklommen kan worden
stap na stap. Vrede in het hart van den
enkeling, vrede in het gezin, vrede in
het dagelijksch werk in werkplaats en
fabriek, kantoor en bureau, school en
kerk; vrede in het bedrijfs- en zaken
leven, vrede in de politiek, vrede tussehen
de klassen en tussehen de rassen zie
daar de eenige weg, welke kan leiden tot
ware vrede tussehen de volkeren. Er ligt
iets buitengewoon bemoedigends in die
gedachte, want het beteekent, dat wij al
len, van hoog tot laag, arm en rijk, jong
en oud, in welke positie wij ook geplaatst
zijn, mee kunnen bouwen aan de wereld
vrede. Hij, die zich hier in Nederland,
hier in Middelburg, verzoent met zijn
vijand, draagt een bouwsteen bij voor
de wereldvrede.
Moreele en Geestel ij ke Her
bewapening is wereldvrede
van onderen op!
De vorige week, tijdens het Konink
lijke bezoek aan Brussel, door ons ge
heele land zoo vol enthousiasme mee
geleefd, heeft Koning Leopold het uit
drukkelijk gezegd, dat ook in Zijn land
de woorden van onze Koningin weer
klank hebben gevonden. Is een inniger
band tussehen twee volkeren denkbaar,
dan een gemeenschappelijke taak op dit
gebied? Welk een mogelijkheden heeft
Zeeland hier niet als grensprovincie!
Onze beide Staatshoofden hebben er
bij die gelegenheid op gezinspeeld, dat
de gedachte der Moreele en Geestelijke
Herbewapening toepassing zou kunnen
vinden op internationaal terrein. Zullen
wij ons als volkeren daarbij eensgezind
en met al onze krachten achter onze
vorsten stellen, zoodat Zij vóór kunnen
gaan, zich voortdurend door ons ten
volle gesteund wetend? Een ontzaglijk
perspectief!
Indien wij ons van harte willen aan
gorden in dezen strijd, den wereldstrijd
voor den vrede, kan er van onze stad
een kracht uitgaan over de geheele we
reld. Wij moeten daarvoor beginnen bij
onszelf, door den geest der Moreele en
Geestelijke Herbewapening te laten wer
ken in ons eigen leven. Dan kunnen wij,
Mevrouw en Heeren Leden van den Raad,
dezen geest ook richting laten geven aan
onze politiek en aan het leven der ge
meente, welke wij geroepen zijn te die
nen. Dat doende, zullen wij het beste
bewijs leveren van onze verknochtheid
aan Hare Majesteit de Koningin en aan
de beginselen, welke Zij tot de Hare
heeft gemaakt. Ik heb gezegd.
Rede van het oudste Raadslid.
De heer Heemskerk voerde vervol
gens als oudste Raadslid het woord, om
den burgemeester welkom te heeten als
voorzitter en als hoofd der Gemeente.
Wij moeten in zekeren zin nog kennis
met U maken, aldus Spr. Het valt mij
daardoor zeer moeilijk om een gemeen
schappelijke meenimg weer te geven.
Ik moet miji dus beperken om thans al
leen mijn eigen indruk weer te geven.
Jammer is het daarbij, dat juist mijne
eigen meening geen andere waarde voor
u zal hebben dan de meening van iemand
met eenige levenservaring; want weldra
zal ik niet meer als raadslid met u mogen
medewerken.
Als burgemeester heeft u nqg geen
dienststaat.
In zoover zal moeten blijken of u meer
.of minder snel u zult kunnen inleven in
deze voor ui nieuwe taak.
Maar ik durf vertrouwen, dat u weldra
met vaste hand deze voor u nieuwe ver
antwoordelijkheid zult weten te aanvaar
den; om de eervoile loophaan die u tot nu
toe gehad 'hebt, om de wijze, waarop u tot
nü toe groote verantwoordelijkheid hebt
gedragen, alsook om de redenen waarom
u die vroegere verantwoordelijkheid hebt
neergelegd.
In den Volkenbond heeft u èn als secre
taris van den Volkenbonds-Commissaris
Mr Zimermman èn later met meer open-
baarlijk eigene verantwoordelijkheid ge-
arbeid tot financieel herstel van zwaar be
proefde, in geweldige financieele moeilijk
heden verkeerende staten: Oostenrijk eerst
daarna Hongarije, Roemenië, Bulgarije,
Griekenland, Estland.
Kon het nog moeilijker? Daarom alleen
was dat al een eervolle taak.
En wij weten van al die staten, dat,
sinds dien tijd, hun moeilijkheden wel niet
verdwenen zijn, maar toch na de in en
na den oorlog ontvangen slagen, belang
rijk verlicht werden.
Waarom zeide ik nu, dat ik vertrouwen
.durf stellen in u, omdat u die taak hebt
neergelegd?
Omdat u heeft leeren inzien, dat waar
de volkeren nog onderling zoo verdeeld
zijn, de Volkenbond niet in staat is zijn
bouw te vestigen op de ware 'broederliefde
die God ons leerde in Zijn Zoon. Dat u
daaruit de gevolgtrekking hebt gemaakt
en doorgezet om nu ook niet verder te
arbeiden aan een koepel boven ondeugde
lijke steunpilaren, eert u, en overtuigt mij1
er van, dat gij. een staatsman zijt van
groot formaat.
'Zoo neemt ul dan deze taak op U, om
burgemeester van onze stad te zijn.
Eén ding vrees ik daarbij.
Laat mij eerst zeggen, wat ik niet
vrees. Dit, dat u, die tot nu toe staten
hebt bijgestaan hun financiën te sanee-
ren, hun regeeringsbeleid te herzien, de
regeering van een gemeente, van een
kleine provinciehoofdstad te gering zoudt
achten. Daartoe zijt gij een man van te
groot formaat. Als- dè,t gevaar dreigde,
zoudt gij niet deze bescheidener taak op
u hebben genomen.
Maar wat ik hierbij wél vrees, is, de
andersoortige verantwoordelijk
heid.
Alle regeeren is verantwoordelijkheid
dragen.
Als men raadsman is, ik zou haast zeg
gen voogd, van hen, die staten regeeren,
strekt de verantwoordelijkheid zich uit tot
het gansche staats-bestel; als de wetten
des lands een noodzakelijke wijziging op
economisch gebied onmogelijk maken, ad
viseert de raadsman: „Wijzigt uw wetge
ving; neem op dit punt die wettelijke be
letselen weg, en herzie desnoods uw ge
heele belastingstelsel enz. enz.". Maar bier
in een gemeente is dat anders.
In ons goede vaderland hebben wij den
zegen eene constitutioneele monarchie en
dat onder de aloude dynastie Oranje-Nas-
sau uit te maken. Maar de verantwoorde
lijkheid van de regeering eener stad is be
perkt binnen de grenzen die de wetgeving
stelt; d.w.z. die de wetgever gesteld heeft.
Wij hebben hier het maximum der be
lastingen, die wij mogen heffen en kun
nen daarmede met „uitgebeende begroo
tingen" juist zoo ver komen, dat, als de
Staat ons alles ruim toemeet en daarbij
tot 99 pet. van de werkloosheidssteun gaai
wij net uitkomen op een begrooting met
veel te gering onvoorzien; alweer met toe
gesnoerde buikriem, zoodat wij ook tegen
het volgende jaar geen hoop hebben op
een kleine verruiming.
De Regeering des Lands, heeft ook hare
moeilijkheden om bij begrootingen met ge
raamd tekort de voorrechten van het va
derland te handhaven door veel hoogere
uitgaven voor Defensie; trouw aan volk
en vaderland dwingt ons de Regeering in
haar beleid te steunen. Maar als u nu bij
de Regeering om gunstige beschikkingen
ten bate van uwe gemeente komt en hoopt
te kunnen slagen, omdat uwe wenschen
zeer gematigd zijn, dan komt u daar niet
als raadsman, vanwege den Volkenboud,
maar als een der meer dan 750 burge
meesters, wier gemeenten in gelijke moei
lijkheden zitten als Middelburg; zoo niet
in nog erger moeilijkheden.
Zoo vrees ik, dat u hier wellicht zult
ondervinden, dat het minder moeilijk is
een beroofd en verscheurd koninkrijk ie
saneeren, dan om de te kleine hoofdstad
eener provincie in ons betrekkelijk nog
altoos welvarend vaderland financieel te
helpen.
En nu kom ik tot mijn antwoord op de
schoone rede, waarmede u Uw taak bier
aanvaard hebt. Een antwoord, dat uit den
aard der zaak slechts persoonlijk kan zijn
Met blijdschap en dankbaarheid vernam
ik daaruit bijzonderheden, die mij gedeel
telijk nog niet bekend waren, hoe goed
Hare Majesteit's Koninklijk woord van
27 Januari j.l. is verstaan, ook in het bui
tenland, tot ver over den Oceaan en nabij
onze grenzen.
Alsook, dat gij als burgemeester uw
voornaamste taak beschouwt de bevorde
ring van moreele en geestelijke herbewa
pening, juist omdat gij het zoo beslist uit
spreekt dat eenheid van het volk als ge
volg dier herbewapening moet verkregen
worden, doordat ieder afzie van zelfzucht:
en doordat die herbewapening uitga van
het binnenste uit, van onzer aller harten.
Vooralsnog sla ik de goede uitkomst van
Hare Majesteit's oproep niet vrij van
eenige bezorgdheid gade. Onze Oranje-
Vorstin voegde aan dien oproep toe:
„Christ avant tont". Ja: „Christus hoven
alles". Dat omvat inderdaad: „Moreele en
geestelijke herbewapening".
Wie Hem kent, kent ook den Vader; ge
looft ook in den levenden God, van Wie
,alle leven uitgaat, ook alle geestelijk le
ven; en gelooft ook dat de Heere r e-
geert; niet als een aardseh koning,
maar als volstrekt, volledig, onbeperkt
Souverein.
Hoe gebrekkig blijft nog ons leven als
wij die genade ontvangen, dat te leeren
inzien.
Hoe wederspanning blijft dan nog ons
hart.
Hoe slap is menigmaal onze strijd te
gen onze zelfzucht. Wat mogen wij dan
hopen van onzen medemensch, die nog
niet geleerd heeft de knie te buigen voor
dien God, Die zóó lankmoedig is en gen-
dig; maar ook almachtig en rechtvaardig;
hij Wien vergeving is (in Christus), op
dat Hij gevreesd wordt; maar tot Wien
ook wij niet durfden komen, weerhouden
door onze schuldenlast, die Gods Zoon
ons reeds afnam, toen Hij', beladen met
dien last, Zich vernederde tot den kruis
dood.
D'it alles neemt niet weg, dat wie, ach
ter Christus aan, den oproep onzer Ko
ningin volgt en de eenheid des volks niet
ziet in de verdoezeling van alle beginse
len, in de verwezenlijking van eigen stok
paardjes, in de eenheid van het graf,
maar die zich herbewapening zoekt in
bestrijding van de verkeerde neigingen
van het eigen hart, die zal nuttig werk
kunnen doen, achter u aan, achter Harer
Majesteit's vaandel.
Dat u velen achter u aan kunt winnen,
bid ik u en de bevolking gaarne toe.
Dat wij allen in onze eigen harten den
strijd tegen zelfzucht en eigenwijsheid mo
gen aanbinden, strijden en voltooien mo
gen Ik aindig met een ander geloofswoord
van den Vader des Vaderlands': „Het is
niet noodig te hopen om te ondernemen,
noch»te slagen om te volharden".
Zonder dat geloof zou Willem van
Oranje ons niet bevrijd hebben.
Spr. eindigt als volgt:
Mijn beste wenschen aan U en de Uwen
en aan hen, die, met U in B. en W., en
in den Raad zullen samenwerken, dat mijn
vrees in volledig slagen van Uwe werk
zaamheden op financieel gebied gelogen
straft moge worden.
Ik durf u wel te verzekeren, ook na
mens mijn medeleden, dat hij ons allen
de hoop leeft u te kunnen steunen in wat
gij zult trachten hier tot stand te brengen.
De God des hemels en der aarde gebie-
de Zijn zegen over al Uw werk in Uw
ambt en in Uw gezin!