Dg tweed# fsustor., w#lk# vaa groeten in Mevrouw en Heeren Raadsleden, ook u danlk ik voor deze vriendelijke ont vangst. Ik hoop met u in eendracht en harmonie saimen te mogen werken tot heil en voor den bloei der stad Middel burg, ik mag nu zeggen van onze stad Middelburg. De burgers onzer stad hebben aan u de behartiging hunner be langen opgedragen, evenals de Kroon aan mij de zorg voor bepaalde openbare be langen heeft toevertrouwd. Deze combi natie van zelfbestuur en centralisatie, één der historisch gegroeide bolwerken van ons staatsrecht, kan slechts vollen zegen afwerpen, indien bij alle instanties het verlangen en de bereidheid tot samen werking aanwezig is. Ik koester den wensch hiertoe en spreek de hoop uit, dat wij samen veel zullen mogen doen, zoowel op financieel als op ander gebied, in het belan^ en voor den bloei van deze prach tige stad. Ik ben mij bewust, dat de wet gever aan een stad als Middelburg op fi nancieel terrein tegenwoordig niet veel armslag laat, imiaar er zijn andere gebie den, op wellke de mogelijkheden om zoo te zeggen vrijwel onbeperkt zijn en het in de eerste plaats van onszelf afhangt, waar wij de grenzen van onze activiteit willen trekken. Het doet mijn vrouw en mij genoegen, dat er na deze plechtigheid gelegenheid zal zijfn om persoonlijk met u kennis te maken en wij zijn overtuigd, dat er ook buiten de officieele raadszit tingen mogelijkheid tot samenwerking ge geven zal zijh. Mogen de betrekkingen tussehen Raad en Burgemeester even aangenaam en hartelijk blijven, als zij dit geweest zijn tijidens het bewind van mijn voorganger. Ik ben bijzonder blij hem en zijn echtge- noote hier aanwezig te zien en maak van deze gelegenheid gebruik, om hen nog eens te danken voor wat zij gedaan heb ben en nog steeds doen om ons bij onze komst hierheen behulpzaam te zijn. Het doet mij eveneens groot genoegen, dat vele Burgemeesters van Walcheren en het overige Zeeland deze plechtigheid met hun tegenwoordigheid hebben wil len vereeren. Ik dank u allen zeer voor uw komst en hoop, dat gij uw jongsten collega met de schatten uwbt kennis en ervaring zult willen bijstaan. Ik verheug er mij op met u te mogen samenwerken in het belang van dit eiland en deze pro vincie, Tenslotte wil ik hier van deze plaats nog eens allen danken, in Middelburg en in Utrecht, in de rest van het land en in het buitenland, voor alle gelukwenschen en andere bewijzen van medeleven, voor alle hartelijkheid, welke mijn vrouw en ik in den laatsten tijd hebben mogen ont vangen. In het bijzonder zijn wijl getrof fen door de hartelijkheid, waarmede wij als onbekenden van het eerste oogenblik af hier in Middelburg zijn ontvangen en waarmede alles wordt gedaan om ons het beginnen in deze voor ons nieuwe omge ving te vergemakkelijken. Wij zijn zeer gelukkig, dat wij naar deze schoone, traditierijke stad en dit ro- mantisch-mooie eiland mogen komen. Wie veel in de wereld heeft rondgekeken, weet, dat er niets eentoniger of geestdoo- dender is, dan een land, een stad, dan menschen, die al het eigene en karakte ristieke verloren hebben. Onze oostelijke naburen hebben voor zulke menschen de plastische uitdrukking „Asphaltmen- schen" gevormd. Gelukkig kan niemand Zeeland daarvan beschuldigen. Integen deel, het heerlijke is, dat hier in zoo ruime mate het karakteristieke en eigene bewaard is gebleven. Laten wij al het schoone, wat het voorgeslacht ons nage laten heeft, in hooge eere houden: de ge bouwen, waaraan Middelburg zoo rijk is, in de eerste plaats ons schitterend stad huis; dan het natuurschoon, hier nog in zoo igroote mate voorhanden. En even zeer de gebruiken en tradities en de klee derdrachten. Bewaren wij! ditalles, in dankbaarheid aan onze vaderen, als één van onze grootste schatten. Maar boven al, laat ons geen geestelijke asphaltmen- schen worden. Laten wiji de historische geestelijke tradities van Zeeland hand haven. Laat ons eigen overtuigingen heb ben en daarvoor uit durven komen. Ik ben blij Burgemeester geworden te zijtn en zal alles doen dit ambt zoo goed mogelijk te vervullen. Drie maanden ge leden, toen eenige goede vrienden er bij mij op aandrongen, dat ik naar het Bur gemeesterschap van Middelburg zou sol- liciteeren, heb ik in het begin niet gezien, dat hier mijtai weg lag. Maar hoe meer ik er over nadacht en er anderen over raad pleegde, des te meer ging ik inzien, welke groote mogelijkheden er open liggen om als Burgemeester, en in het bijzonder als burgeimleester van een stad als Middel burg, actief te werken voor den opbouw van ons land. De eerste maal dat ik iets ben gaan be grijpen van wat een Burgemeester voor zijn gemeente kan zijn, was in Januari van dit jaar bij het aftreden van mijn Oom De Bordes als Burgemeester van Bussum. Ik werd getroffen door die plechtigheid, waar eerst de aftredende Burgemeester sprak en uiteenzette, in welken geest hij gewerkt en zijn ambt be kleed had en verbolgens spreker ma spre ker hem bedankte joor al hetgeen wat hij in dean loop van vele jaren in zijn ge meente en daarbuiten had gedaan. Het ia een wondere schikking, dat nadat mijn Oom ontslag had aangevraagd, de Bur gemeester vgpi Middelburg in Bussum be noemd werd en ik daarna in diens plaats ,in Middelburg. Het is als het ware, alsof mijln Oom, die na het overlijden van mijn vader, de oudste vau onze familie is, voor mij plaats heeft gemaakt. Oom Hugo, gij weet het, het heeft ons nauwer dan ooit verbonden. vloed is geweest op mijn besluit, is de ra dio-rede, waarhij H. M. de Koningin op 27 Januari ons Nederlandsche volk op riep tot Moreele en Geestelijke herbewa pening. Velen van u zullen die rede per soonlijk beluisterd hebben en zich nog duidelijk den indruk herinneren, die zij op hen maakte. Ik zelf was dien dag in loonden en eenige Engelsche journalisten vroegen mij, hen behulpzaam te willen zijn om snel van de woorden van H. M. een overzicht ini het Engelsch op te stel len. Het was een merkwaardige sensatie daar in de hoofdstad van het groote Brit- sche wereldrijk te luisteren naar woor den, die H. M. tot Haar volk en dus ook tot ons sprak. Wij hadden het ge voel, aanwezig te zijn bij een groote historische gebeurtenis. Dit werd ons be vestigd na afloop, toen een der Engel- sohe journalisten, die vervolgens lange telegrammen uit zonden naar alle hemel streken om H. M.'s woorden den volkeren kond te doen, uitriep: „Men moet eeuwen in de geschiedenis teruggaan ami een pre cedent te vinden, dat een vorst in dezen geest tot Zijn volk heeft gesproken." 'Het is uit de pers békend, dat veertien dagen nadat Zij Haar rede voor de radio had gehouden, H. M. in tegenwoordig heid van den Minister van Binnenland- sche Zaken de Commissarissen der Ko ningin in de elf provinciën bij Zich heeft ontboden en hen heeft geraadpleegd over wat er in ons land op het gebied der Mo reele en Geestelijke Herbewapening ge beurde en diende te gebeuren. Daarmede heeft ons hinnenlandsch bestuur een prachtige nieuwe taak gekregen. Het is u allen bekend, hoe in vele gemeenten de Burgemeesters zich aan het hoofd van de beweging hebben gesteld. Bevordering van Moreele en Geestelijke Herbewapening, is m.i. des Burgemees ters voornaamste taak, oimdat zij de kern der problemen raakt en de werkelijke op lossing brengt. Alle moeilijkheden in het maatschappelijk en staatkundig leven, waar wij mee worstelen zijn in laatste analyse problemen tussehen menschen en gevolgen van zelfzucht. Wanneer die menschen tot een andere instelling tegen over elkaar komen, en van hun zelfzucht bevrijd worden, krijgen plotseling hun moeilijkheden een ander aspect en kun nen oplossingen gevonden worden, die te voren ondenkbaar waren. Dit geldt van moeilijkheden in een gemeente evengoed als van moeilijkheden in een gezin. Even zeer is het waar voor moeilijkheden tus sehen volkeren. Wat kan het voor een gemeente betee- kenen? Een groot aantal Ganadeesche Burgemeesters de vertegenwoordigers van 803 gemeenten heeft onlangs een resolutie aangenomen waarin zij verkla ren: „Moreele Herbewapening zal een ge heel nieuwe doelmatigheid aan het ge- imieentelijlk leven geven. Wij weten allen uit ervaring hoe de zelfzuchtige belangen van een kleine minderheid of zelfs van een enkelen persoon in onze gemeentera den eindelooze moeilijkheden en tijdver lies kunnen veroorzaken. Het behoort tot onzen taak als Burgemeesters om het peil van- alle vergaderingen en van de geheele politiek boven de persoonlijke ambities, de vooroordeelen en de partijbelangen uit te heffen. Geschiedt dat, dan kunnen ge meentebestuur en ambtenaren al hun krachten wijden aan constructief, opbou wend werk. Eén geest van Moreele en Geestelijke Herbewapening in den ge meenteraad zal op zijn. beurt tot een geest van onderling vertrouwen en begrijlpen in de geheele gemeente leiden." Behoef ik u te zeggen, dat ik deze resolutie als aan staand Burgemeester met zeer bijzondere belangstelling las? Twee andere recente uitspraken van Burgemeesters wil ik nog citeeren. De Burgemeester van New York verklaarde voor eemige dagen, ter gelegenheid van een reusachtige bijeenkomst in zijn stad: „Ini het leven van deze stad is een nieuwe vastberadenheid gekomen, tengevolge van het verlangen naar Moreele en Geestelijke Herbewapening, naar eerlijker en onzelf zuchtiger verhoudingen, naar grooter be reidheid om samen te werken voor het algemeen welzijn, zonder partij-vooroor- deelen en met vaster geloof in ons aller God." En bij diezelfde gelegenheid telegra feerde de Lord Mayor vau Londen: „Mo gen de grootste steden der wereld voor gaan in Moreele Herbewapening om de nieuwe wereld van muorgen te grondves ten". Maar waarom alleen de grootste steden, zou ik willen vragen. Elke stad, elke ge meente kan in Moreele en Geestelijke Herbewapening de eerste van Nederland, ja vara de wereld, zijn. Welk een invloed zal Middelburg, zal Zeeland, daardoor niet op de wereld kun nen uitoefenen? In het verleden hebben deze stad en deze provincie op velerlei vaak ingrijpende wijzen de wereld beïnvloed. Ik denk aan den ouden over- zeeschen handel; aan den strijd tegen de Armada; aan de groote zeehelden hier geboren; aan het jaar 1672, toen de be vrijding van ons vaderland van uit Zee land een aanvang nam; aan dat land aan de andere zijde van den aardbol, thans een trotsch Britsch Dominion, waarvan de naam Nieuw-Zeeland er aan herinnert, dat het ontdekt werd door zonen van deze stranden. Ik herhaal, welk een invloed zal Zeeland niet in Nederland en in de wereld kunnen heb ben, indien het vooraan gaat in Moreele en Geestelijke Herbewapening en werke lijk wordt naar de woorden van zijn fier volkslied: „het land waar d'aloude eendracht woont"? Want Moreele en Geestelijke Herbewa pening beteekent eenheid. Door Haar rede en door Haar persoonlijk woord eenige maanden te voren heeft de Ko ningin voor ons volk de mogelijkheid geopend tot een nieuwe eenheid te komen en heeft daarmede ons land een dienst bewezen, welke door ons, tijdgenooten, nog moeilijk op de juiste waarde is te schatten. Welk een kracht, vooral welk een moreele en geestelijke kracht, zal er niet vem Nederland uitgaan, wanneer wij Nederlanders werkelijk één zijn? Ik be hoor tot het groeiende leger van Neder landers, welke naar deze eenheid hun keren en wien de verdeeldheid van ons Nederlandsche volk een gruwel is. Her haaldelijk hebben wij ons in de laatste jaren als Nederlanders één gevoeld: Bij de verschillende hoogtijdagen van ons Vorstenhuis en evenzeer in September van verleden jaar en onlangs met Pa- schen, toen ons vaderland in gevaar scheen. Maar om die eenheid te beleven en door te voeren van dag tot dag, daar is meer voor vereischt dan feestjubel of angst. Daarvoor is noodig een hoog ge meenschappelijk doel, dat ons opheft boven onszelf en aan al ons denken en handelen een nieuwen inslag geeft. Dat doel, noodzakelijk voor de nieuwe een heid van Nederland, heeft de Koningin ons in Haar oproep tot Moreele en Geeste lijke Herbewapening gegeven. Een doel, waar iedereen zich achter kan scharen, welke ook zijn grondslag zij en met be houd van dien eigen grondslag. Zulk een eenheid kan slechts ontstaan, wanneer er van binnen uit een nieuwe geest komt in de verschillende partijen en andere groepeeringen van ons volk. Zien wij niet de aanvangen van zulk een nieuwe eenheid, wanneer spontaan den dag nadat de Koningin op 10 October Haar persoonlijk woord ge publiceerd heeft, warm waardeerende artikelen verschijnen in „Het Volk" en in „De Maasbode", wanneer Liberalen en Vrijzinnig-democraten als Oud-Minister Van Lidt de Jeude en Burgemeester Oud, Anti-revolutionairen als Prof. Hepp van de Vrije Universiteit en Ghristelijk-His- torischen als Minister De Geer de groe pen in onzen gemeenteraad vertegen woordigd hun volle instemming be tuigen? Ik zou hen allen, en nog vele anderen, willen aanhalen, maar moet mij tot enkelen beperken. Zoo schreef „Het Volk", dat de Koningin van een anderen gezichtshoek uit, dezelfde gedachte be naderde als Troelstra, toen hij, na den oorlog, zijn partijgenooten toeriep: „So cialiseert eerst U zelf!" Prof. Hepp ver klaarde, dat in den strijd voor de Mo reele en Geestelijke Herbewapening „de geloovigen, inzonderheid de Calvinisten, bereid moeten zijn, de kern van de troe pen uit te maken en zich aan hebben te melden voor de vuurlinie". En de heer De Geer, de Voorzitter van de Christelijk- Historische Unie, sprak nog onlangs op de jaarvergadering der Unie, naar aan leiding van den oproep van H. M., deze woorden: „Laat ons elk, voor onzen per soon, maar ook voor den engeren of bree- deren kring, waarin wij staan, en ook voor ons volksleven, die roepstem vol gen en pogen daaraan een levenden en daadkrachtigen inhoud te geven. Als de Christeliik-Historische Unie in dat teeken dit nieuwe jaar intreedt en daarbij vol hardt, dan zal zij, wat de toekomst ook brengen moge, een zegen zijn voor ons Volk". Mogen de leiders van alle partijen en groepeeringen zich zóó positief uit spreken. Het blijkt duidelijk uit zulke citaten, welke met vele anderen te vermeerderen zouden zijn, dat iedereen in de woorden van de Koningin een appèl heeft gevoeld aan zijn eigen hoogste beginselen en idealen. Zij heeft woorden weten te kie zen en uitdrukkingen te formuleeren, vrij van vroegere associaties en waar ieder een zich bij kan aansluiten. En toch heeft zij reeds in Haar persoonlijk woord heel duidelijk gemaakt waar het bij de Moreele en Geestelijke Herbewapening om gaat: „de innerlijke drang, welke ook uitwendigen ommekeer teweeg brengt en tot gevolg heeft, dat eerlijkheid, vertrou wen en liefde richtsnoer worden tussehen personen en volken". Dus „een innerlijke drang". In Haar radiorede spreekt H. M. in denzelfden zin, en noemt zij, wat wij noodig hebben een „innerlijke vernieuwing", „een ge heel gewijzigde nieuwe geestesgesteld heid". Moreele en Geestelijke Herbewape ning is dus in de eerste plaats een inner lijk proces. Het moet beginnen in de ziel van de menschen, in ons eigen hart. Wij hebben allen het gevoel, met onze wereld volkomen vastgeloopen te zijn. Zooals ik op Pinkstermorgen een predi kant in zijn prediking hoorde uitroepen: „Zóó gaat het niet langer! Er moet óf een geweldige catastrophe óf een gewel dige vernieuwing komen!" Daar tussehen hebben wij allen te kiezen. Ieder van ons is er persoonlijk voor verantwoorde lijk of hij door zijn geheele levenshou ding en door zijn daden tot de catastro phe of tot de vernieuwing van de wereld bijdraagt. De oplossing van al onze problemen moet bevochten worden in de harten van de menschen. Laat mij trachten U dit duidelijk te maken aan één der groot ste problemen van onzen tijd: dat van den wereldvrede. Ik heb persoonlijk vele jaren lang als ambtenaar van den Vol kenbond getracht mee te helpen den wereldvrede te organiseeren van bovenaf. Zulk werk is noodzakelijk. Maar in de laatste jaren is het mij, evenals vele an dere menschen, steeds duidelijker gewor den, dat oorlog en vrede voortkomen uit de harten der menschen en dat de werke lijke wereldvrede opgebouwd moet wor den van onderen op. Werkelijke wereld vrede kan slechts het eindresultaat zijn, d# hoogst# top van een berg, welke als elke berg alleen beklommen kan worden stap na stap. Vrede in het hart van den enkeling, vrede in het gezin, vrede in het dagelijksch werk in werkplaats en fabriek, kantoor en bureau, school en kerk; vrede in het bedrijfs- en zaken leven, vrede in de politiek, vrede tussehen de klassen en tussehen de rassen zie daar de eenige weg, welke kan leiden tot ware vrede tussehen de volkeren. Er ligt iets buitengewoon bemoedigends in die gedachte, want het beteekent, dat wij al len, van hoog tot laag, arm en rijk, jong en oud, in welke positie wij ook geplaatst zijn, mee kunnen bouwen aan de wereld vrede. Hij, die zich hier in Nederland, hier in Middelburg, verzoent met zijn vijand, draagt een bouwsteen bij voor de wereldvrede. Moreele en Geestel ij ke Her bewapening is wereldvrede van onderen op! De vorige week, tijdens het Konink lijke bezoek aan Brussel, door ons ge heele land zoo vol enthousiasme mee geleefd, heeft Koning Leopold het uit drukkelijk gezegd, dat ook in Zijn land de woorden van onze Koningin weer klank hebben gevonden. Is een inniger band tussehen twee volkeren denkbaar, dan een gemeenschappelijke taak op dit gebied? Welk een mogelijkheden heeft Zeeland hier niet als grensprovincie! Onze beide Staatshoofden hebben er bij die gelegenheid op gezinspeeld, dat de gedachte der Moreele en Geestelijke Herbewapening toepassing zou kunnen vinden op internationaal terrein. Zullen wij ons als volkeren daarbij eensgezind en met al onze krachten achter onze vorsten stellen, zoodat Zij vóór kunnen gaan, zich voortdurend door ons ten volle gesteund wetend? Een ontzaglijk perspectief! Indien wij ons van harte willen aan gorden in dezen strijd, den wereldstrijd voor den vrede, kan er van onze stad een kracht uitgaan over de geheele we reld. Wij moeten daarvoor beginnen bij onszelf, door den geest der Moreele en Geestelijke Herbewapening te laten wer ken in ons eigen leven. Dan kunnen wij, Mevrouw en Heeren Leden van den Raad, dezen geest ook richting laten geven aan onze politiek en aan het leven der ge meente, welke wij geroepen zijn te die nen. Dat doende, zullen wij het beste bewijs leveren van onze verknochtheid aan Hare Majesteit de Koningin en aan de beginselen, welke Zij tot de Hare heeft gemaakt. Ik heb gezegd. Rede van het oudste Raadslid. De heer Heemskerk voerde vervol gens als oudste Raadslid het woord, om den burgemeester welkom te heeten als voorzitter en als hoofd der Gemeente. Wij moeten in zekeren zin nog kennis met U maken, aldus Spr. Het valt mij daardoor zeer moeilijk om een gemeen schappelijke meenimg weer te geven. Ik moet miji dus beperken om thans al leen mijn eigen indruk weer te geven. Jammer is het daarbij, dat juist mijne eigen meening geen andere waarde voor u zal hebben dan de meening van iemand met eenige levenservaring; want weldra zal ik niet meer als raadslid met u mogen medewerken. Als burgemeester heeft u nqg geen dienststaat. In zoover zal moeten blijken of u meer .of minder snel u zult kunnen inleven in deze voor ui nieuwe taak. Maar ik durf vertrouwen, dat u weldra met vaste hand deze voor u nieuwe ver antwoordelijkheid zult weten te aanvaar den; om de eervoile loophaan die u tot nu toe gehad 'hebt, om de wijze, waarop u tot nü toe groote verantwoordelijkheid hebt gedragen, alsook om de redenen waarom u die vroegere verantwoordelijkheid hebt neergelegd. In den Volkenbond heeft u èn als secre taris van den Volkenbonds-Commissaris Mr Zimermman èn later met meer open- baarlijk eigene verantwoordelijkheid ge- arbeid tot financieel herstel van zwaar be proefde, in geweldige financieele moeilijk heden verkeerende staten: Oostenrijk eerst daarna Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Griekenland, Estland. Kon het nog moeilijker? Daarom alleen was dat al een eervolle taak. En wij weten van al die staten, dat, sinds dien tijd, hun moeilijkheden wel niet verdwenen zijn, maar toch na de in en na den oorlog ontvangen slagen, belang rijk verlicht werden. Waarom zeide ik nu, dat ik vertrouwen .durf stellen in u, omdat u die taak hebt neergelegd? Omdat u heeft leeren inzien, dat waar de volkeren nog onderling zoo verdeeld zijn, de Volkenbond niet in staat is zijn bouw te vestigen op de ware 'broederliefde die God ons leerde in Zijn Zoon. Dat u daaruit de gevolgtrekking hebt gemaakt en doorgezet om nu ook niet verder te arbeiden aan een koepel boven ondeugde lijke steunpilaren, eert u, en overtuigt mij1 er van, dat gij. een staatsman zijt van groot formaat. 'Zoo neemt ul dan deze taak op U, om burgemeester van onze stad te zijn. Eén ding vrees ik daarbij. Laat mij eerst zeggen, wat ik niet vrees. Dit, dat u, die tot nu toe staten hebt bijgestaan hun financiën te sanee- ren, hun regeeringsbeleid te herzien, de regeering van een gemeente, van een kleine provinciehoofdstad te gering zoudt achten. Daartoe zijt gij een man van te groot formaat. Als- dè,t gevaar dreigde, zoudt gij niet deze bescheidener taak op u hebben genomen. Maar wat ik hierbij wél vrees, is, de andersoortige verantwoordelijk heid. Alle regeeren is verantwoordelijkheid dragen. Als men raadsman is, ik zou haast zeg gen voogd, van hen, die staten regeeren, strekt de verantwoordelijkheid zich uit tot het gansche staats-bestel; als de wetten des lands een noodzakelijke wijziging op economisch gebied onmogelijk maken, ad viseert de raadsman: „Wijzigt uw wetge ving; neem op dit punt die wettelijke be letselen weg, en herzie desnoods uw ge heele belastingstelsel enz. enz.". Maar bier in een gemeente is dat anders. In ons goede vaderland hebben wij den zegen eene constitutioneele monarchie en dat onder de aloude dynastie Oranje-Nas- sau uit te maken. Maar de verantwoorde lijkheid van de regeering eener stad is be perkt binnen de grenzen die de wetgeving stelt; d.w.z. die de wetgever gesteld heeft. Wij hebben hier het maximum der be lastingen, die wij mogen heffen en kun nen daarmede met „uitgebeende begroo tingen" juist zoo ver komen, dat, als de Staat ons alles ruim toemeet en daarbij tot 99 pet. van de werkloosheidssteun gaai wij net uitkomen op een begrooting met veel te gering onvoorzien; alweer met toe gesnoerde buikriem, zoodat wij ook tegen het volgende jaar geen hoop hebben op een kleine verruiming. De Regeering des Lands, heeft ook hare moeilijkheden om bij begrootingen met ge raamd tekort de voorrechten van het va derland te handhaven door veel hoogere uitgaven voor Defensie; trouw aan volk en vaderland dwingt ons de Regeering in haar beleid te steunen. Maar als u nu bij de Regeering om gunstige beschikkingen ten bate van uwe gemeente komt en hoopt te kunnen slagen, omdat uwe wenschen zeer gematigd zijn, dan komt u daar niet als raadsman, vanwege den Volkenboud, maar als een der meer dan 750 burge meesters, wier gemeenten in gelijke moei lijkheden zitten als Middelburg; zoo niet in nog erger moeilijkheden. Zoo vrees ik, dat u hier wellicht zult ondervinden, dat het minder moeilijk is een beroofd en verscheurd koninkrijk ie saneeren, dan om de te kleine hoofdstad eener provincie in ons betrekkelijk nog altoos welvarend vaderland financieel te helpen. En nu kom ik tot mijn antwoord op de schoone rede, waarmede u Uw taak bier aanvaard hebt. Een antwoord, dat uit den aard der zaak slechts persoonlijk kan zijn Met blijdschap en dankbaarheid vernam ik daaruit bijzonderheden, die mij gedeel telijk nog niet bekend waren, hoe goed Hare Majesteit's Koninklijk woord van 27 Januari j.l. is verstaan, ook in het bui tenland, tot ver over den Oceaan en nabij onze grenzen. Alsook, dat gij als burgemeester uw voornaamste taak beschouwt de bevorde ring van moreele en geestelijke herbewa pening, juist omdat gij het zoo beslist uit spreekt dat eenheid van het volk als ge volg dier herbewapening moet verkregen worden, doordat ieder afzie van zelfzucht: en doordat die herbewapening uitga van het binnenste uit, van onzer aller harten. Vooralsnog sla ik de goede uitkomst van Hare Majesteit's oproep niet vrij van eenige bezorgdheid gade. Onze Oranje- Vorstin voegde aan dien oproep toe: „Christ avant tont". Ja: „Christus hoven alles". Dat omvat inderdaad: „Moreele en geestelijke herbewapening". Wie Hem kent, kent ook den Vader; ge looft ook in den levenden God, van Wie ,alle leven uitgaat, ook alle geestelijk le ven; en gelooft ook dat de Heere r e- geert; niet als een aardseh koning, maar als volstrekt, volledig, onbeperkt Souverein. Hoe gebrekkig blijft nog ons leven als wij die genade ontvangen, dat te leeren inzien. Hoe wederspanning blijft dan nog ons hart. Hoe slap is menigmaal onze strijd te gen onze zelfzucht. Wat mogen wij dan hopen van onzen medemensch, die nog niet geleerd heeft de knie te buigen voor dien God, Die zóó lankmoedig is en gen- dig; maar ook almachtig en rechtvaardig; hij Wien vergeving is (in Christus), op dat Hij gevreesd wordt; maar tot Wien ook wij niet durfden komen, weerhouden door onze schuldenlast, die Gods Zoon ons reeds afnam, toen Hij', beladen met dien last, Zich vernederde tot den kruis dood. D'it alles neemt niet weg, dat wie, ach ter Christus aan, den oproep onzer Ko ningin volgt en de eenheid des volks niet ziet in de verdoezeling van alle beginse len, in de verwezenlijking van eigen stok paardjes, in de eenheid van het graf, maar die zich herbewapening zoekt in bestrijding van de verkeerde neigingen van het eigen hart, die zal nuttig werk kunnen doen, achter u aan, achter Harer Majesteit's vaandel. Dat u velen achter u aan kunt winnen, bid ik u en de bevolking gaarne toe. Dat wij allen in onze eigen harten den strijd tegen zelfzucht en eigenwijsheid mo gen aanbinden, strijden en voltooien mo gen Ik aindig met een ander geloofswoord van den Vader des Vaderlands': „Het is niet noodig te hopen om te ondernemen, noch»te slagen om te volharden". Zonder dat geloof zou Willem van Oranje ons niet bevrijd hebben. Spr. eindigt als volgt: Mijn beste wenschen aan U en de Uwen en aan hen, die, met U in B. en W., en in den Raad zullen samenwerken, dat mijn vrees in volledig slagen van Uwe werk zaamheden op financieel gebied gelogen straft moge worden. Ik durf u wel te verzekeren, ook na mens mijn medeleden, dat hij ons allen de hoop leeft u te kunnen steunen in wat gij zult trachten hier tot stand te brengen. De God des hemels en der aarde gebie- de Zijn zegen over al Uw werk in Uw ambt en in Uw gezin!

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 2