Rondgang door den Dam-doolhof.
O
cc
O
li8**
-ö^
sa a-s so
Wenken op technisch gebied.
DE BAKKER VAN HOLSBERG
UJ
'iu 3 s0 "S
a^ife'l^
Sl§ Sï£
cd '3 60 w 5
O)
CM
CS
Q
CC
UJ
I-
N
a"
60 fc
s -t5
„I'S-S a-g
u fl
15 9 f8
H O
M O)
5 S
r id 5
O
Stö-2 Sb
8 d
S^-S
I _c t-.
fl X S o
a) O 5
-•-» r- <D r"
dF2
g <3J
rt
2
si»
?|3
k a
¥T
§1
d
g
o 9
O
«3 0
M -»-» O
t-t
f-SS
&-§
bo
13S
ri 73
■32 S£
có
2
ï-t
ra
a
o1"-' Sc? s
Q'öioSC
Ö.ÏÏh
.q T3 B
-a
"-ss-s^U
8-S.H 8*3
.ags
■gï
#r» »rt •■-*
-"5 fl
•S S 8 8 s»
ri W O
ï-i
d 5 cö
O» >- J-
'ÖTJ hrfi O
S§ *3
S a^S-S.
G; t-4
C
S'ö-~< te-ö
6o g a f5 oj
■a a a-S-"g
O) r—H
CQ P- CQ U
-+-• w
ö-S 3
S*0!
d
o
O
Sï"3
"aï
60*0
2
fi 6)
den man: „omdat ik zooveel van jou hou".
Let wei: de twee •gelieven hierboven beschre
ven drukken dus hun hoogste zekerheid:
uit in. een vraag.
Een niet bean twoordbare vraagen
tóch geen twijfelvraag.
Het mysterie is werkelijkheid voor
hen geworden, heerlijke volledige werkelijk
heid: en daarmee is niets van het mysterie
als zoodanig opgelost. Oplossen is im
mers verdwijnen., niet meer zichtbaar wor
den. Daar hun wezen zelf mysterie is, en
zij zelf zich in hoogsten ziio beleven, bele
ven zij in hun liefde het meest eigene van
hen zelf, de kern van hun wezen, van hu®
mensch-zijn, van hun schepsel-zijn. Daarom
kan dit beleven nooit waarlijk ernst zijn zon
der het religieuse moment.
Zij Ikennen zich zelf nu eerst irecht, in de
ontmoeting met den ander, maar niet in
een kennen in redelijiken, oplossenden zin,
«Maar in een verheviging, geheel omvatting
van de vraag: „wie ben ik?"
Dit wéten is ook de nederigheid der ware
liefde.
En nu moeten we hier oppassen. "Want
nederigheid is hier niet: laag-zjja, ter-ne-
der-gebogen-zijn; het is niet het lijden aan
een on- of minderwaardigheidsgevoel. Neen
het is ootmoed. En ootmoed houdt in het
heerlijke zelfgevoel, blijkbaar (in de
liefde va® den ander n.l.) zoovéél te zijn,
terwijl men zelf dit véél-zijn ais een myste
rie ervaajrt, als een onverdiend geschenk
ontvangt.
Genade. Dit is de kern, van héél ons be
staan, ook van onze aardsche liefde. Dit is
ondoorgrondelijk en toch te ervaren in vol
len zin. Ons leven krijgt pas zijn waren, zijn
wezenlijken zin door genade. Zonder genade
wordt het on-zdn, ja waanzin.
Ons leven ka® slechts door en vanuit ge
nade verklaard, d.i. klaar, licht, door-
Eicjbtig, worden. Niet opgelost, ook niet
begrepen, dat beteekent bij-gegreipen.
Want wij g r ij p e n geen geschenk, maar
ontvangen het. De ontvangenis der vrouw
is niet een greep naa® geluk (da® is ze
laag en tijdelijk.), anaar waarlijk ontvange
nis. Zoo staat ook de kerk tegenover haar
Heer. Dit beeld der bruid is het wezen der
Christelijke mystiek. 1 Cor. 13 is het ant
woord op alle vragen, niet omdat het de o p-
lossing der vragen geeft, maar de vraag
van redelijk-tijdelijk probleem maakt tot
geestelijik-eeuwig mysterie.
P. W. J. S.
ONZE OMROEP.
In ons voorgaande artikel schreven wij
over de algemeen eultureele taak, die onze
omroep heeft en die zich uit moet strekken
tot allen.
Zooals reeds gezegd, heeft de N.C.R.V.
een bepaalden vorm aangenomen, in ge
hoorzaamheid aan de Heilige Schrift. In de
vervulling van haar taak zou zij te kort
schieten, door aan de beginselen alle aan
dacht te wijden en de zoo noodzakelijke uit
werking aan het goedi gelulk. over te laten.
Niet ieder heeft dezelfde behoeften. Over
smiaak valt niet te twisten. In kwesties van
smaak moet steeds een groote speling
blijven. De een voelt individueel geheel an
ders dan de ander. En» zijn echter wel regels
ten deze te stellen, waarbij men in de toe
passing roet eigen temperament rekening
kan houden.
Hieruit blijkt, dat het zeer moeilijk is een
programma samen te stellen, dat iedereen
zal voldoen. Eén grond, in het raam van de
Protestantsch-Ghristelijke belijdenis is ech
ter voor alle programma's aanwezig. Het
geheel kan daardoor een organische gebon
denheid bezitten. 'Met andere woorden: Er
moet een wisselwerking zijn tusschen het
geheel en de deelen en de deelen en het ge
heel. Men zal moeten zoeken naar dat, wat
samenbindt. Bij ieder moet men trachten
bezieling te wekken, voor wiat naar den re
gel der Heilige Schrift schoon is en smaak
kweeken voor alles wat waarachtig, wat
eerzaam, wat rechtvaardig, wat rein, wat
liefelijk is en wat wel luidt. Aanknoopende
aan hét verkregene, moet men voordurend
verder gaan en voortdurend het gevoel voor
het schoone trachten op te wekken, te loute
ren en te verdiepen. Men moet er op letten
dat men in een z.g. kunstzinnigen tijd niet
door den eeredienst van het schoone verlokt
wordt. Men dient steeds voor oogen te hou
den, dat religie en kunst wezenlijk onder
scheiden zijn.
Van de rïotestantsch-Christelijke omroep
als organisme moet indirect een opvoeden
de kracht uitgaan. Als de wereld zoekt naar
een nieuwen opbouw va® het leven, moeten
de Christenen aan de spits staan. De nood
der wereld roept om ernst, vollen ernst te
trjaken met het Evangelie. Als de wereld
wankelt op haar grondslagen, dan krijgt de
boodschap der Eeuwigheid veel meer kans.
De eischen van het Evangelie zullen toege
past moeten worden op de concrete en tel
kens weer nieuwe eischen van het leven.
Wat een prachtig werk is hier weggelegd
voor onzen omroep!
Een zeer speciale taak ligt er voor haar
in de opvoeding vei® het opgroeiend ge
slacht. De veroveringen die de geest der
eeuw maakt, vooral onder de jeugd, zijn
niet weinige. I® steeds breeder kringen
keert men aa® alle religie al driester den
rug toe. De opvoeding geldt hier niet het
bijbrengen van parate kennis. Mén dient
zich op de hoogte te stellen van» de vraag
stukken, die er onder de jeugd leven. Deze
Kullen behandeld Snoeten worden op een
manier, die al direct de jongere menschen
pakt. Mén ka® hen niet pressen, te wachten,
in een voor hen uitgezonden programma-ge
deelte, tot er iets komt wat hen aantrekt. Zij
willen interessant materiaal behandeld zien,
wat met een innemende voordracht en op
een attractieve manier „gebracht" wordt.
Men zal hen niet overstelpen met feitenma
teriaal. Bovendien zal urnen groote aandacht
moeten scheuken aan den vorm van het
gebodene. De verbeelding zal men moeten
laten werken, daar de jeugd ook graag iets
ziet. Het zden is één van de groote factoren,
die men bijl een radio-uitzending moet mis
sen. Zij is anders gericht. Zij richt zich al
leen tot het gehoor en moet hier alles mee
bereiken.
Voor jeugdpirograimtma's is klaarheid een
allereerste eisdh. Men doet dus goed het on
derwerp op een heldere en eenvoudige ma
nier te behandelen. Deze eisch geldt zeker
niet alleen kinderprogramtm'a's, maar ook
de oudere luisteraars, zij het in niet zoo
sterke mate.
Men zal zooveel mogelijk trachten den
luisteraar te „activeeren", d.wz. er moet
voor den luisteraar iets in de uitzending
zijn» waarmee hij daadwerkelijk bezig kan
zijn. Zij® geest moet werken en alles, wat
geboden wordt, hoeft geen „gesneden' koek"
te zijn. Olml dit te bereiken kan men raad
sel programma's en dergelijke uitzenden
Hoe zeer wij er van overtuigd zijn, dat deze
uitzendingen een groote aantrekkingskracht
voor den doorsnee-luisteraar kunnen heb
ben, daar staat tegenover, dat programma's
met een minder opgelegd actief gedeelte toch
ook nog wel zoo kunnen zijn, dat men zelf
tot denken en doen aangezet wordt.
Daarbij' denken wij aan het bespreken va®
actueele onderwerpen door eenige personen,
zooals dat soms gebeurt bij uitzendingen om
een ronde tafel (niet te verwarren (met den
cyclus „Om de ronde tafel", zooals wij die
van de N.GJR..V. kennen), waardoor men
tegenstrijdige opdnie's leert kennen. Men
dient hier echter met het gevaar va® licht
oordeelen rekening te houden en van de de
baters zal men moeten weten, dat zij hetzelf
de positieve Protestantsch-Ghristelijke be
ginsel hebben. Daarom is het goed, dat de
leiding va® de discussie berust bij iemand,
die een slotconclusie weet te trekken uit de
verschillende meeningen, die in het gesprek
tot uiting kwamen.
Hadden wij het zooeven over den vorm,
waarin een en ander gebracht wordt, nog
wijzen wij' er op, dat deze bij het uitspreken
van een lezipg, van niet ie onderschatten
waarde is. Wij zullen over de lezing nog een
en ander meer zeggen, als wij over reportage
schrijven, in, het vervolg van dit artikel. Een
algemeene opmerking hierover plaatsen wij
nu, daar deze bij bovenstaande niet gemist
kan worden.
Men dient namelijk te bedenken, dat de
radio wel is waar tot een groot aantal luiste
raars spreekt, maar dit doet op een zeer
speciale manier. De inleider van een onder
werp spreekt geen groote vergadering toe,
maar hij spreekt tot den radioluisteraar:, d.
w.z. tot hoogstens twee of drie personen, een
enkele uitzondering daargelaten. Hij spreekt
tot de huiskamer. Daarom zal hij moeten
spreken» als een huisvriend en niet als
iemand, die een peroratie voor een vergade
ring houdt.
Wij gingen op dit bepaalde gedeelte ieta
dieper in, omdat wij een tipje op wilden lich
ten van de moeilijkheden, die eigen zijn aan
dezen vorm va® radio-techniek.
Ook bij het muzikale gedeelte doen zich
moeilijkheden voor, waarover een volgenden
keer.
Vragen. J. v. O. te G. 'tEenige
wat u bij verhuizing moet doen, is de stek
ker voor de netspanning op 130 volt plaat
sen, Dit kunt u zelf wel. Achter op het toe
stel staat het aangegeven. Voor den stofzui
ger zult u een transformator kunnen gebrui
ken, die voor geringen prijs te verkrijgen
is. Iedere installateur kan u hieraan helpen.
Ml L. te R. 't Verschijnsel dat u waar
neemt mag niet bij een nieuw toestel voor
komen. U moet zoo vlug mogelijk uw leve
rancier waarschuwen. Als deze het niet kan
verhelpen, zal hij het wel verder weten te
transporteeren naar de serviceafdeeling, die
het zeker in orde zal maken.
7.) o-
Drie maanden nadat Stevens in de bak
kerij Harm had gezegd, dat hij zijn verstand
gebruiken moest en kwasi argeloos zijn aan
dacht op Tine van Galen gevestigd had, was
er bruiloft.
Daar was veel belangstelling. Dat deed
Harm deugd. En al zijn klanten wisten die
week, dat de bakker getrouwd was.
Voor de reclame moet je ook was doen.
En Harm Janse vond; dat hij de zaak had
gered.
Hij was er Stevens dankbaar voor.
Maar zelf had hij er ook aandeel in ge
had. Hij had doorgedacht en zijn verstand
gebruikt. Dat had hij al veel eerder moeten
doen. Als het er op aankomt, heeft een mens
eigenlijk zijn eigen lot in handen, 't Is alleen
een kwestie van durf en doorzetten.
Zoo dacht Harm.
En daarin was hij den menschen van Hols-
berg gelijk.
Want die dachten net zoo.
HOOFDSTUK V.
Nieuwe wereldburgers.
Nee maar, het was een lot uit de loterij,
vond Harm.
Ik had het veel eerder moeten doen,
Stevens, zei hij, als die twee vertrouwelijk
praatten.
Ze kwamen nu méér bij elkaar. Want nu
een vrouw in de bakxerszaak den soncprer
zwaaide, kwam de vrouw van Stevens oi:k
mee en dan zat het viertal in de huiskamer
te gezelsen.
Dat va®: den scepter zwaaien is een dich
terlijke vrijheid. Want Tine zwaaide den
scepter niet. Daarvoor was ze te goed.
Dat deed Harm. Zooals hij altijd had ge
daan. De wil van Harm was voor Tine wet.
Wat Harm zei was in orde. En wat hij deed
ook.
Dus hadden zij nooit ongenoegen. Als van
twee menschen de een altijd „ja en amen"
zegt op wat de ander doet, dan komt er geen
verschil van meening.
Nu deed Harm volstrekt geen domme din
gen. Dat deed Janse niet. Eigenlijk alle men
sehen van Halsberg niet. Tenminste, dat von
den ze zoo. Ze leefden een heel rechtvaar
dig leven; deden niemand overlast; waren
eerlijk en werkzaam. Elk zorgde voor zich
zelf. En dan zou God (de God, dien züj' zich
zelf schiepen!) wel voor allen zorgen.
Hoofdzaak is, dat je pienter bent. Je hebt
je eigen lot in handen. Als je het maar
verstandig aamlegt. En. de menschen van
Holsberg waren verstandig. Neen maar,
daar was bet eind van weg! En dat vonden
ze zelf ook. De mensch is groot. En die is
goed. ALs-ie niet goed is, dan ligt dat aan
de omstandigheden. Die moeten dan verbe
terd worden. Dan is het in orde.
Dat was de geloofsbelijdenis van de men
schen in Holsberg.
Etn zij voeren er, naar zij meenden,
wel bij.
Alleen, als de dood kwam, dan wa
ren ze even van streek.
Miaar per saldo was de dood toch het
eind va® alle leven.
Je kunt er niets aan doen.
Je moet nu eenmaal onder de aarde. Dat
is een enge gedachte, dat je daar onder den
grond verteert. Eigenlijk zou het veel beter
zijn, dat de kerkhoven verdwenen en de lij
ken werden verbrand, zooals op Wester-
veld gebeurde. Dood is dood. En dan ben
je asch; afigeloopen. Maar ja, dat cremeeren
was nog al duur. Dat zou ook nog wel ver
anderen. De wereld ging immers met reu
zenschreden vooruit?
Hiarm vertelde dus aan Stevens, als ze
vertrouwelijk praatten, dat hij een lot uit
de loterij had getrokken. Hij had veel eerder
met Tine moeten trouwen.
Tja, zei Stevens, maar dan had je den
ouden Gert van Galen ook op je dalk gehad.
E® dat was me er eentje!
Dat was waar ook, lachte Harm dan.
Enfin, die was nou dood en Tine was
een beste vrouw voor hem. Als het er op
aankwam was ze nog 'beter dan Katrien
toen. Aan Tine „had hij geen kind". Ka-
trien zou iniet zoo „mak" zijn geweest. Dat
was ipier saldo niet een katje, om zonder
handschoenen aa® te vatten, 't Was toch
best mogelijk, dat zij® moeder gelijk had ge
kregen en dat Katrien niet voor den win
kel zou hebben gedeugd. Nu, dan was-ie in
den aap gelogeerd geweest.
Maar met Tine had hij een lot uit de
loteriji, ook wat den winkel betrof Neen
maar, zij was i® den winkel nog beter dan
zij® moeder! Zijl kon met de vrouwen van
het dorp omspringen als de beste. Soms
stonden er drie, vieT te praten voor de toon
bank. En Tine er achter luisterde geduldig
en deed ook een duit in het zakje, daarbij
niet vergetend de belangen van de zaak.
Kijk eens, menschen, mij® man heeft
een nieuw koekje. Klaar boter, hoor. Vier
en twintig cent per ons. Eens proeven?
E® dan proefden ze. Eln dan namen ze
een oias of twee ons, naar gelang de beurzen
het toelieten. Eln dan vertelden ze verder
van het lekkere koekje. En dan
Dat „dan" wees de uitkomst des Zater
dagsavonds wel uit. Het ging weer enorm
met de zaak. Alle klanten keerden een voor
een terug en bleven.
E® de bakker bakte lustig.
En de bakkerin stond achter de toonbank,
verkocht en streek de centen op.
Het leven was toch een lieve lust.
En in huis was het de zindelijkheid zelf.
E® Harm, vond, dat hij een beste keus had
gedaan.
Elm Tine vond, dat zijl in Harm een goeie
man hiad. Wel wat bazig, maar bij lange na
niet, zooals haar vader, die haar leven ver
gald had, naar zij: wel eens beweerde. Doch
dat was maar even, want: van de dooden
geen kwaad; hij was haar vader.
HOE ALTONA AAN ZIJN NAAM
KWAM.
Eenige eeuwen geleden woonden er in
Hamburg, zoo vertelt de sage, eenige rijke
kooplieden.
„Ik", zei er een, „ik kan, als ik dat wil,
een stad laten bouwen, die even groot is
als Hamburg."
Een weddenschap werd geaccepteerd en
de nieuwe stad zou worden gebouwd. Maar
waar moest die stad verrijzen? Deze vraag
werd als volgt opgelost.
Een weesjongen werd geblinddoekt en hem
werd bevolen een richting uit te loopen tot
hij zou struikelen.
De jongen liep Hamburg uit en kwam bij
een heuvel aan. Dezen beklom hij, maar
halverwege struikelde hij. „AU to nah, all
to nah", riepen de Hamburgers, waarmede
ze bedoelden, dat die plaats „allzu nahe",
te dicht bij Hamburg was. Maar de nieuwe
stad werd op die plaats gebouwd. Toen ze
klaar was noemde men haar Altona.
DE UITVINDING VAN HET ZEGEU-AK
Het z.g. toeval heeft vele menschen, die
nooit gedroomd hadden eens beroemd te
zullen worden, een geluk iri den schoot ge
worpen, waardoor ze rijk en bekend zijn
geworden. Een van die gelukkigen was de
Fransche drogist Francois Rousseau, de uit
vinder van het zegellak.
Rousseau, die in het begin der zeventien
de eeuw leefde, had in Parijs een drogisterij,
welke in een Decembernacht tot den grond
toe afbrandde. Het vuur greep zoo vlug om
zich heen, dat de bewoners zich ternauwer
nood konden redden. Aan het in veiligheid
stellen van den inboedel en van het geld,
dat zich in huis bevond, viel niet te denken.
Eenige dagen na den brand ging de dro
gist met zijn beide zoons in de ruïne aan
het zoeken naar het geld, dat in de toon
banklade had gezeten. Ze hoopten, dat de
munten niet gesmolten zouden zijn, en mocht
dit toch het geval zijn, dat dan in ieder
geval het edele metaal nog zou zijn te
vinden. Want daar er in die dagen nog
geen verzekeringen bestonden, beteekende
de brand voor den drogist een groot verlies
en elke munt of klompje goud was voor
hem van groot belang.
Ze wisten ongeveer de plaats waar de
toonbank had gestaan en toen ze den om
gevallen muur opruimden, vonden ze inder
daad er nog de overblijfselen van. Onder
deze resten vonden ze een grooten rooden
klomp, waarin verschillende geldstukken
waren weggedrukt
Ze haalden den klomp te voorschijn en
probeerden de munten er uit te halen. Tot
eensklaps de jongste zoon riep: „Vader, moet
U eens komen kijken, wat is het beeld van
den koning prachtig in het goed afgedrukt."
Rousseau, die er reeds over had nage
dacht waarvandaan die roode klomp kwam,
kreeg toen een helder idee. Onder de toon
bank hadden een kistje vermiljoen, een
fleschje hars en een pot schellak gestaan.
Deze drie verschillende dingen waren door-
eengemengd, de vlam was gedoofd door den
omvallenden muur en zoodoende was het
lak ontstaan!
De vernuftige drogist begreep dadelijk, van
welk een beteekenis deze vinding voor hem
zou zijn en hij nam den rooden klomp mee
naar zijn nieuwe huis. Hier begon hij met
behulp van zijn zoons aan de fabricage van
pijpen zegellak. Toen ze een grooten voor
raad klaar hadden kwam echter de groote
moeilijkheid het nieuwe product aan den
man te krijgen.
Het „toeval" kwam hen echter weer te
hulp.
Toentertijd gebruikte men voor het afslui
ten van brieven zegels, welke bevochtigd
moesten worden door de tong voordat ze
op de enveloppe werden geplakt. Deze zegels
werden gemaakt met allerlei verschillende
kleuren. De doktoren hadden, juist toen
Rousseau met den verkoop van zijn nieuwe
product begon, vergiftiging geconstateerd
bij een bekende adellijke dame, welke ver
giftiging was ontstaan door het bevochti
gen van een zegel. Het gevolg hiervan was,
dat de oude methode in de ban kwam en
dat Rousseau rijk werd door de fabricage
van zegellak. In één jaar verdiende hij meer
dan zijn afgebrande huis had gekost.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Uit eigen kring.
In de rubriek van 1 April jj. i® de „Mid-
delburgsche Courant" behandelt de Redac
teur J. A van Dixhoorn eenige standen uit
eigen (kring. Eén daarva® bad o®ze bijizon-
dere aandacht, omsdat o.i. de analyse niet
geheel juist is. Het gaat om dezen stand:
47 48 49 50
Zwart 13 schijven op: 2, 3» 6, 8, 9, 12, 13,
15, 16, 18, 19, 2.1 en 23.
Wit 18 schijven op: 25, 28, 32, 33, 36, 38,
40, 42, 43, 45„ 46, 48 en 49.
Wit aan den zet.
De sympathieke voorzitter van den Zeeuw-
schen Dambond, H. M. Slabbekoor®, Goes,
had hier zwart en de bekende Kapelle-spe-
ler M. de Jager bad wit. Wit aam den zet,
speelde hier 4035, daarmede i® een aardig
opgezette val van zwart loopend (2127,
32 X21, 23X32, 38X 27, 15—20, 25 X23,
18X47!). Een slagzet van klein kaliher ove
rigens. Tot zoover is alles Oké. Maar nu
laat de Red. volgen: „De e e n i g speelbare
zet am nadeel te ontgaan was 3329, 40X
29. Men onderzoeke dit."
Met deze oancluisie zijn wij het niet eens.
Wij geven toe, dat de aangegeven voortzet
ting (3329) speelbaar is. Oók dat er niet
heel veel anders voor wit rest. Maar de
eenige speelbare zet? Dat geloof ik zoo
miaar niet. Ik denik n.l. aan 4237! Die
zet geeft m.i. heel interessant spel. En waar
3933 wit toch altijd nog in het nadeel
brengt, meen ilk, dat 4237, hoewel riskant,
beter is. We willen dit samen eens nagaan.
Wil zwart voordeel uit den zet 4237 halen,
dan zal hij de voortzetting 2127, 32X21,
23X41, 46X37, 16X27 moeten inemen.
Zwart is nu een schijf voor, maar dat hij
die gaat behouden, daarvan toont m.i. de
navolgende analyse het tegendeel aan.
1. 37—32
6—11
de eenige kans om het voordeel te bewaren.
2. 32X21
3. 33—28
4. 28—22
5. 38X27
6. 43—38
7. 38—32
11—16
16X27
27—32 A
2—7 B
7—11
12—17 C
8. 3228, en nul kan 1823 niet
cnnidat da® zou volgen:
818—23
9. 36—31 23X 21
10. 31—26 '17X28
1:1. 26X6! en zwart zal moeten
vechten om in de remisehaven te kunnen
bin.nenloopen,, ja we betwijfelen of het luk
ken zal.
A. Hier kan ook: 2731
5. 36X27 2—7
6. 43—39 7—11
7. 4943 12—17
8. 38—33 17X28
9. 33X22 8—12
10. 43—38
en voordeel voor zwart is m.i. uitgesloten.
C. a.: op 1823 kan wit vervolgen met
3631 en nu komt zoowel opi '1218 als
op 1217 de doorbraak 3228, 3126!
b. 11—16 richt niets uit. Andere zetten
sorteeren eventmin effect.
B. de eenige voortzetting die kansen geeft.
De lezer begrijpt, dat het ons niet te doen
is om het weriki va® een collega af te keuren.
Wij willen alleen demonstireeren hoe moeilijk
een analyse is en waarschuwen tegen opper
vlakkigheid. Het spreekt, dat men iets kan
overzien. Het dambord is en blijft glad. Zoo
is het b.v.heel goed mogelijk, dat wij in
onze analyse uitglijden. Aan onze lezers om
te trachten lacunes i® omze beschouwing te
ontdekken. Wij houden ons voor critiek aan
bevolen.
Onze problemen.
De oplossing en de namen der oplossers
im een volgende rubriek. Hieronder volgt nr