Rondgang door den Dam-doolhof. O cc O li8** -ö^ sa a-s so Wenken op technisch gebied. DE BAKKER VAN HOLSBERG UJ 'iu 3 s0 "S a^ife'l^ Sl§ Sï£ cd '3 60 w 5 O) CM CS Q CC UJ I- N a" 60 fc s -t5 „I'S-S a-g u fl 15 9 f8 H O M O) 5 S r id 5 O Stö-2 Sb 8 d S^-S I _c t-. fl X S o a) O 5 -•-» r- <D r" dF2 g <3J rt 2 si» ?|3 k a ¥T §1 d g o 9 O «3 0 M -»-» O t-t f-SS &-§ bo 13S ri 73 ■32 S£ có 2 ï-t ra a o1"-' Sc? s Q'öioSC Ö.ÏÏh .q T3 B -a "-ss-s^U 8-S.H 8*3 .ags ■gï #r» »rt •■-* -"5 fl •S S 8 8 s» ri W O ï-i d 5 cö O» >- J- 'ÖTJ hrfi O S§ *3 S a^S-S. G; t-4 C S'ö-~< te-ö 6o g a f5 oj ■a a a-S-"g O) r—H CQ P- CQ U -+-• w ö-S 3 S*0! d o O Sï"3 "aï 60*0 2 fi 6) den man: „omdat ik zooveel van jou hou". Let wei: de twee •gelieven hierboven beschre ven drukken dus hun hoogste zekerheid: uit in. een vraag. Een niet bean twoordbare vraagen tóch geen twijfelvraag. Het mysterie is werkelijkheid voor hen geworden, heerlijke volledige werkelijk heid: en daarmee is niets van het mysterie als zoodanig opgelost. Oplossen is im mers verdwijnen., niet meer zichtbaar wor den. Daar hun wezen zelf mysterie is, en zij zelf zich in hoogsten ziio beleven, bele ven zij in hun liefde het meest eigene van hen zelf, de kern van hun wezen, van hu® mensch-zijn, van hun schepsel-zijn. Daarom kan dit beleven nooit waarlijk ernst zijn zon der het religieuse moment. Zij Ikennen zich zelf nu eerst irecht, in de ontmoeting met den ander, maar niet in een kennen in redelijiken, oplossenden zin, «Maar in een verheviging, geheel omvatting van de vraag: „wie ben ik?" Dit wéten is ook de nederigheid der ware liefde. En nu moeten we hier oppassen. "Want nederigheid is hier niet: laag-zjja, ter-ne- der-gebogen-zijn; het is niet het lijden aan een on- of minderwaardigheidsgevoel. Neen het is ootmoed. En ootmoed houdt in het heerlijke zelfgevoel, blijkbaar (in de liefde va® den ander n.l.) zoovéél te zijn, terwijl men zelf dit véél-zijn ais een myste rie ervaajrt, als een onverdiend geschenk ontvangt. Genade. Dit is de kern, van héél ons be staan, ook van onze aardsche liefde. Dit is ondoorgrondelijk en toch te ervaren in vol len zin. Ons leven krijgt pas zijn waren, zijn wezenlijken zin door genade. Zonder genade wordt het on-zdn, ja waanzin. Ons leven ka® slechts door en vanuit ge nade verklaard, d.i. klaar, licht, door- Eicjbtig, worden. Niet opgelost, ook niet begrepen, dat beteekent bij-gegreipen. Want wij g r ij p e n geen geschenk, maar ontvangen het. De ontvangenis der vrouw is niet een greep naa® geluk (da® is ze laag en tijdelijk.), anaar waarlijk ontvange nis. Zoo staat ook de kerk tegenover haar Heer. Dit beeld der bruid is het wezen der Christelijke mystiek. 1 Cor. 13 is het ant woord op alle vragen, niet omdat het de o p- lossing der vragen geeft, maar de vraag van redelijk-tijdelijk probleem maakt tot geestelijik-eeuwig mysterie. P. W. J. S. ONZE OMROEP. In ons voorgaande artikel schreven wij over de algemeen eultureele taak, die onze omroep heeft en die zich uit moet strekken tot allen. Zooals reeds gezegd, heeft de N.C.R.V. een bepaalden vorm aangenomen, in ge hoorzaamheid aan de Heilige Schrift. In de vervulling van haar taak zou zij te kort schieten, door aan de beginselen alle aan dacht te wijden en de zoo noodzakelijke uit werking aan het goedi gelulk. over te laten. Niet ieder heeft dezelfde behoeften. Over smiaak valt niet te twisten. In kwesties van smaak moet steeds een groote speling blijven. De een voelt individueel geheel an ders dan de ander. En» zijn echter wel regels ten deze te stellen, waarbij men in de toe passing roet eigen temperament rekening kan houden. Hieruit blijkt, dat het zeer moeilijk is een programma samen te stellen, dat iedereen zal voldoen. Eén grond, in het raam van de Protestantsch-Ghristelijke belijdenis is ech ter voor alle programma's aanwezig. Het geheel kan daardoor een organische gebon denheid bezitten. 'Met andere woorden: Er moet een wisselwerking zijn tusschen het geheel en de deelen en de deelen en het ge heel. Men zal moeten zoeken naar dat, wat samenbindt. Bij ieder moet men trachten bezieling te wekken, voor wiat naar den re gel der Heilige Schrift schoon is en smaak kweeken voor alles wat waarachtig, wat eerzaam, wat rechtvaardig, wat rein, wat liefelijk is en wat wel luidt. Aanknoopende aan hét verkregene, moet men voordurend verder gaan en voortdurend het gevoel voor het schoone trachten op te wekken, te loute ren en te verdiepen. Men moet er op letten dat men in een z.g. kunstzinnigen tijd niet door den eeredienst van het schoone verlokt wordt. Men dient steeds voor oogen te hou den, dat religie en kunst wezenlijk onder scheiden zijn. Van de rïotestantsch-Christelijke omroep als organisme moet indirect een opvoeden de kracht uitgaan. Als de wereld zoekt naar een nieuwen opbouw va® het leven, moeten de Christenen aan de spits staan. De nood der wereld roept om ernst, vollen ernst te trjaken met het Evangelie. Als de wereld wankelt op haar grondslagen, dan krijgt de boodschap der Eeuwigheid veel meer kans. De eischen van het Evangelie zullen toege past moeten worden op de concrete en tel kens weer nieuwe eischen van het leven. Wat een prachtig werk is hier weggelegd voor onzen omroep! Een zeer speciale taak ligt er voor haar in de opvoeding vei® het opgroeiend ge slacht. De veroveringen die de geest der eeuw maakt, vooral onder de jeugd, zijn niet weinige. I® steeds breeder kringen keert men aa® alle religie al driester den rug toe. De opvoeding geldt hier niet het bijbrengen van parate kennis. Mén dient zich op de hoogte te stellen van» de vraag stukken, die er onder de jeugd leven. Deze Kullen behandeld Snoeten worden op een manier, die al direct de jongere menschen pakt. Mén ka® hen niet pressen, te wachten, in een voor hen uitgezonden programma-ge deelte, tot er iets komt wat hen aantrekt. Zij willen interessant materiaal behandeld zien, wat met een innemende voordracht en op een attractieve manier „gebracht" wordt. Men zal hen niet overstelpen met feitenma teriaal. Bovendien zal urnen groote aandacht moeten scheuken aan den vorm van het gebodene. De verbeelding zal men moeten laten werken, daar de jeugd ook graag iets ziet. Het zden is één van de groote factoren, die men bijl een radio-uitzending moet mis sen. Zij is anders gericht. Zij richt zich al leen tot het gehoor en moet hier alles mee bereiken. Voor jeugdpirograimtma's is klaarheid een allereerste eisdh. Men doet dus goed het on derwerp op een heldere en eenvoudige ma nier te behandelen. Deze eisch geldt zeker niet alleen kinderprogramtm'a's, maar ook de oudere luisteraars, zij het in niet zoo sterke mate. Men zal zooveel mogelijk trachten den luisteraar te „activeeren", d.wz. er moet voor den luisteraar iets in de uitzending zijn» waarmee hij daadwerkelijk bezig kan zijn. Zij® geest moet werken en alles, wat geboden wordt, hoeft geen „gesneden' koek" te zijn. Olml dit te bereiken kan men raad sel programma's en dergelijke uitzenden Hoe zeer wij er van overtuigd zijn, dat deze uitzendingen een groote aantrekkingskracht voor den doorsnee-luisteraar kunnen heb ben, daar staat tegenover, dat programma's met een minder opgelegd actief gedeelte toch ook nog wel zoo kunnen zijn, dat men zelf tot denken en doen aangezet wordt. Daarbij' denken wij aan het bespreken va® actueele onderwerpen door eenige personen, zooals dat soms gebeurt bij uitzendingen om een ronde tafel (niet te verwarren (met den cyclus „Om de ronde tafel", zooals wij die van de N.GJR..V. kennen), waardoor men tegenstrijdige opdnie's leert kennen. Men dient hier echter met het gevaar va® licht oordeelen rekening te houden en van de de baters zal men moeten weten, dat zij hetzelf de positieve Protestantsch-Ghristelijke be ginsel hebben. Daarom is het goed, dat de leiding va® de discussie berust bij iemand, die een slotconclusie weet te trekken uit de verschillende meeningen, die in het gesprek tot uiting kwamen. Hadden wij het zooeven over den vorm, waarin een en ander gebracht wordt, nog wijzen wij' er op, dat deze bij het uitspreken van een lezipg, van niet ie onderschatten waarde is. Wij zullen over de lezing nog een en ander meer zeggen, als wij over reportage schrijven, in, het vervolg van dit artikel. Een algemeene opmerking hierover plaatsen wij nu, daar deze bij bovenstaande niet gemist kan worden. Men dient namelijk te bedenken, dat de radio wel is waar tot een groot aantal luiste raars spreekt, maar dit doet op een zeer speciale manier. De inleider van een onder werp spreekt geen groote vergadering toe, maar hij spreekt tot den radioluisteraar:, d. w.z. tot hoogstens twee of drie personen, een enkele uitzondering daargelaten. Hij spreekt tot de huiskamer. Daarom zal hij moeten spreken» als een huisvriend en niet als iemand, die een peroratie voor een vergade ring houdt. Wij gingen op dit bepaalde gedeelte ieta dieper in, omdat wij een tipje op wilden lich ten van de moeilijkheden, die eigen zijn aan dezen vorm va® radio-techniek. Ook bij het muzikale gedeelte doen zich moeilijkheden voor, waarover een volgenden keer. Vragen. J. v. O. te G. 'tEenige wat u bij verhuizing moet doen, is de stek ker voor de netspanning op 130 volt plaat sen, Dit kunt u zelf wel. Achter op het toe stel staat het aangegeven. Voor den stofzui ger zult u een transformator kunnen gebrui ken, die voor geringen prijs te verkrijgen is. Iedere installateur kan u hieraan helpen. Ml L. te R. 't Verschijnsel dat u waar neemt mag niet bij een nieuw toestel voor komen. U moet zoo vlug mogelijk uw leve rancier waarschuwen. Als deze het niet kan verhelpen, zal hij het wel verder weten te transporteeren naar de serviceafdeeling, die het zeker in orde zal maken. 7.) o- Drie maanden nadat Stevens in de bak kerij Harm had gezegd, dat hij zijn verstand gebruiken moest en kwasi argeloos zijn aan dacht op Tine van Galen gevestigd had, was er bruiloft. Daar was veel belangstelling. Dat deed Harm deugd. En al zijn klanten wisten die week, dat de bakker getrouwd was. Voor de reclame moet je ook was doen. En Harm Janse vond; dat hij de zaak had gered. Hij was er Stevens dankbaar voor. Maar zelf had hij er ook aandeel in ge had. Hij had doorgedacht en zijn verstand gebruikt. Dat had hij al veel eerder moeten doen. Als het er op aankomt, heeft een mens eigenlijk zijn eigen lot in handen, 't Is alleen een kwestie van durf en doorzetten. Zoo dacht Harm. En daarin was hij den menschen van Hols- berg gelijk. Want die dachten net zoo. HOOFDSTUK V. Nieuwe wereldburgers. Nee maar, het was een lot uit de loterij, vond Harm. Ik had het veel eerder moeten doen, Stevens, zei hij, als die twee vertrouwelijk praatten. Ze kwamen nu méér bij elkaar. Want nu een vrouw in de bakxerszaak den soncprer zwaaide, kwam de vrouw van Stevens oi:k mee en dan zat het viertal in de huiskamer te gezelsen. Dat va®: den scepter zwaaien is een dich terlijke vrijheid. Want Tine zwaaide den scepter niet. Daarvoor was ze te goed. Dat deed Harm. Zooals hij altijd had ge daan. De wil van Harm was voor Tine wet. Wat Harm zei was in orde. En wat hij deed ook. Dus hadden zij nooit ongenoegen. Als van twee menschen de een altijd „ja en amen" zegt op wat de ander doet, dan komt er geen verschil van meening. Nu deed Harm volstrekt geen domme din gen. Dat deed Janse niet. Eigenlijk alle men sehen van Halsberg niet. Tenminste, dat von den ze zoo. Ze leefden een heel rechtvaar dig leven; deden niemand overlast; waren eerlijk en werkzaam. Elk zorgde voor zich zelf. En dan zou God (de God, dien züj' zich zelf schiepen!) wel voor allen zorgen. Hoofdzaak is, dat je pienter bent. Je hebt je eigen lot in handen. Als je het maar verstandig aamlegt. En. de menschen van Holsberg waren verstandig. Neen maar, daar was bet eind van weg! En dat vonden ze zelf ook. De mensch is groot. En die is goed. ALs-ie niet goed is, dan ligt dat aan de omstandigheden. Die moeten dan verbe terd worden. Dan is het in orde. Dat was de geloofsbelijdenis van de men schen in Holsberg. Etn zij voeren er, naar zij meenden, wel bij. Alleen, als de dood kwam, dan wa ren ze even van streek. Miaar per saldo was de dood toch het eind va® alle leven. Je kunt er niets aan doen. Je moet nu eenmaal onder de aarde. Dat is een enge gedachte, dat je daar onder den grond verteert. Eigenlijk zou het veel beter zijn, dat de kerkhoven verdwenen en de lij ken werden verbrand, zooals op Wester- veld gebeurde. Dood is dood. En dan ben je asch; afigeloopen. Maar ja, dat cremeeren was nog al duur. Dat zou ook nog wel ver anderen. De wereld ging immers met reu zenschreden vooruit? Hiarm vertelde dus aan Stevens, als ze vertrouwelijk praatten, dat hij een lot uit de loterij had getrokken. Hij had veel eerder met Tine moeten trouwen. Tja, zei Stevens, maar dan had je den ouden Gert van Galen ook op je dalk gehad. E® dat was me er eentje! Dat was waar ook, lachte Harm dan. Enfin, die was nou dood en Tine was een beste vrouw voor hem. Als het er op aankwam was ze nog 'beter dan Katrien toen. Aan Tine „had hij geen kind". Ka- trien zou iniet zoo „mak" zijn geweest. Dat was ipier saldo niet een katje, om zonder handschoenen aa® te vatten, 't Was toch best mogelijk, dat zij® moeder gelijk had ge kregen en dat Katrien niet voor den win kel zou hebben gedeugd. Nu, dan was-ie in den aap gelogeerd geweest. Maar met Tine had hij een lot uit de loteriji, ook wat den winkel betrof Neen maar, zij was i® den winkel nog beter dan zij® moeder! Zijl kon met de vrouwen van het dorp omspringen als de beste. Soms stonden er drie, vieT te praten voor de toon bank. En Tine er achter luisterde geduldig en deed ook een duit in het zakje, daarbij niet vergetend de belangen van de zaak. Kijk eens, menschen, mij® man heeft een nieuw koekje. Klaar boter, hoor. Vier en twintig cent per ons. Eens proeven? E® dan proefden ze. Eln dan namen ze een oias of twee ons, naar gelang de beurzen het toelieten. Eln dan vertelden ze verder van het lekkere koekje. En dan Dat „dan" wees de uitkomst des Zater dagsavonds wel uit. Het ging weer enorm met de zaak. Alle klanten keerden een voor een terug en bleven. E® de bakker bakte lustig. En de bakkerin stond achter de toonbank, verkocht en streek de centen op. Het leven was toch een lieve lust. En in huis was het de zindelijkheid zelf. E® Harm, vond, dat hij een beste keus had gedaan. Elm Tine vond, dat zijl in Harm een goeie man hiad. Wel wat bazig, maar bij lange na niet, zooals haar vader, die haar leven ver gald had, naar zij: wel eens beweerde. Doch dat was maar even, want: van de dooden geen kwaad; hij was haar vader. HOE ALTONA AAN ZIJN NAAM KWAM. Eenige eeuwen geleden woonden er in Hamburg, zoo vertelt de sage, eenige rijke kooplieden. „Ik", zei er een, „ik kan, als ik dat wil, een stad laten bouwen, die even groot is als Hamburg." Een weddenschap werd geaccepteerd en de nieuwe stad zou worden gebouwd. Maar waar moest die stad verrijzen? Deze vraag werd als volgt opgelost. Een weesjongen werd geblinddoekt en hem werd bevolen een richting uit te loopen tot hij zou struikelen. De jongen liep Hamburg uit en kwam bij een heuvel aan. Dezen beklom hij, maar halverwege struikelde hij. „AU to nah, all to nah", riepen de Hamburgers, waarmede ze bedoelden, dat die plaats „allzu nahe", te dicht bij Hamburg was. Maar de nieuwe stad werd op die plaats gebouwd. Toen ze klaar was noemde men haar Altona. DE UITVINDING VAN HET ZEGEU-AK Het z.g. toeval heeft vele menschen, die nooit gedroomd hadden eens beroemd te zullen worden, een geluk iri den schoot ge worpen, waardoor ze rijk en bekend zijn geworden. Een van die gelukkigen was de Fransche drogist Francois Rousseau, de uit vinder van het zegellak. Rousseau, die in het begin der zeventien de eeuw leefde, had in Parijs een drogisterij, welke in een Decembernacht tot den grond toe afbrandde. Het vuur greep zoo vlug om zich heen, dat de bewoners zich ternauwer nood konden redden. Aan het in veiligheid stellen van den inboedel en van het geld, dat zich in huis bevond, viel niet te denken. Eenige dagen na den brand ging de dro gist met zijn beide zoons in de ruïne aan het zoeken naar het geld, dat in de toon banklade had gezeten. Ze hoopten, dat de munten niet gesmolten zouden zijn, en mocht dit toch het geval zijn, dat dan in ieder geval het edele metaal nog zou zijn te vinden. Want daar er in die dagen nog geen verzekeringen bestonden, beteekende de brand voor den drogist een groot verlies en elke munt of klompje goud was voor hem van groot belang. Ze wisten ongeveer de plaats waar de toonbank had gestaan en toen ze den om gevallen muur opruimden, vonden ze inder daad er nog de overblijfselen van. Onder deze resten vonden ze een grooten rooden klomp, waarin verschillende geldstukken waren weggedrukt Ze haalden den klomp te voorschijn en probeerden de munten er uit te halen. Tot eensklaps de jongste zoon riep: „Vader, moet U eens komen kijken, wat is het beeld van den koning prachtig in het goed afgedrukt." Rousseau, die er reeds over had nage dacht waarvandaan die roode klomp kwam, kreeg toen een helder idee. Onder de toon bank hadden een kistje vermiljoen, een fleschje hars en een pot schellak gestaan. Deze drie verschillende dingen waren door- eengemengd, de vlam was gedoofd door den omvallenden muur en zoodoende was het lak ontstaan! De vernuftige drogist begreep dadelijk, van welk een beteekenis deze vinding voor hem zou zijn en hij nam den rooden klomp mee naar zijn nieuwe huis. Hier begon hij met behulp van zijn zoons aan de fabricage van pijpen zegellak. Toen ze een grooten voor raad klaar hadden kwam echter de groote moeilijkheid het nieuwe product aan den man te krijgen. Het „toeval" kwam hen echter weer te hulp. Toentertijd gebruikte men voor het afslui ten van brieven zegels, welke bevochtigd moesten worden door de tong voordat ze op de enveloppe werden geplakt. Deze zegels werden gemaakt met allerlei verschillende kleuren. De doktoren hadden, juist toen Rousseau met den verkoop van zijn nieuwe product begon, vergiftiging geconstateerd bij een bekende adellijke dame, welke ver giftiging was ontstaan door het bevochti gen van een zegel. Het gevolg hiervan was, dat de oude methode in de ban kwam en dat Rousseau rijk werd door de fabricage van zegellak. In één jaar verdiende hij meer dan zijn afgebrande huis had gekost. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit adres. Uit eigen kring. In de rubriek van 1 April jj. i® de „Mid- delburgsche Courant" behandelt de Redac teur J. A van Dixhoorn eenige standen uit eigen (kring. Eén daarva® bad o®ze bijizon- dere aandacht, omsdat o.i. de analyse niet geheel juist is. Het gaat om dezen stand: 47 48 49 50 Zwart 13 schijven op: 2, 3» 6, 8, 9, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 2.1 en 23. Wit 18 schijven op: 25, 28, 32, 33, 36, 38, 40, 42, 43, 45„ 46, 48 en 49. Wit aan den zet. De sympathieke voorzitter van den Zeeuw- schen Dambond, H. M. Slabbekoor®, Goes, had hier zwart en de bekende Kapelle-spe- ler M. de Jager bad wit. Wit aam den zet, speelde hier 4035, daarmede i® een aardig opgezette val van zwart loopend (2127, 32 X21, 23X32, 38X 27, 15—20, 25 X23, 18X47!). Een slagzet van klein kaliher ove rigens. Tot zoover is alles Oké. Maar nu laat de Red. volgen: „De e e n i g speelbare zet am nadeel te ontgaan was 3329, 40X 29. Men onderzoeke dit." Met deze oancluisie zijn wij het niet eens. Wij geven toe, dat de aangegeven voortzet ting (3329) speelbaar is. Oók dat er niet heel veel anders voor wit rest. Maar de eenige speelbare zet? Dat geloof ik zoo miaar niet. Ik denik n.l. aan 4237! Die zet geeft m.i. heel interessant spel. En waar 3933 wit toch altijd nog in het nadeel brengt, meen ilk, dat 4237, hoewel riskant, beter is. We willen dit samen eens nagaan. Wil zwart voordeel uit den zet 4237 halen, dan zal hij de voortzetting 2127, 32X21, 23X41, 46X37, 16X27 moeten inemen. Zwart is nu een schijf voor, maar dat hij die gaat behouden, daarvan toont m.i. de navolgende analyse het tegendeel aan. 1. 37—32 6—11 de eenige kans om het voordeel te bewaren. 2. 32X21 3. 33—28 4. 28—22 5. 38X27 6. 43—38 7. 38—32 11—16 16X27 27—32 A 2—7 B 7—11 12—17 C 8. 3228, en nul kan 1823 niet cnnidat da® zou volgen: 818—23 9. 36—31 23X 21 10. 31—26 '17X28 1:1. 26X6! en zwart zal moeten vechten om in de remisehaven te kunnen bin.nenloopen,, ja we betwijfelen of het luk ken zal. A. Hier kan ook: 2731 5. 36X27 2—7 6. 43—39 7—11 7. 4943 12—17 8. 38—33 17X28 9. 33X22 8—12 10. 43—38 en voordeel voor zwart is m.i. uitgesloten. C. a.: op 1823 kan wit vervolgen met 3631 en nu komt zoowel opi '1218 als op 1217 de doorbraak 3228, 3126! b. 11—16 richt niets uit. Andere zetten sorteeren eventmin effect. B. de eenige voortzetting die kansen geeft. De lezer begrijpt, dat het ons niet te doen is om het weriki va® een collega af te keuren. Wij willen alleen demonstireeren hoe moeilijk een analyse is en waarschuwen tegen opper vlakkigheid. Het spreekt, dat men iets kan overzien. Het dambord is en blijft glad. Zoo is het b.v.heel goed mogelijk, dat wij in onze analyse uitglijden. Aan onze lezers om te trachten lacunes i® omze beschouwing te ontdekken. Wij houden ons voor critiek aan bevolen. Onze problemen. De oplossing en de namen der oplossers im een volgende rubriek. Hieronder volgt nr

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8