Wenken op technisch gebied.
DE BAKKER VAN HOLSBERG
•8.8
8 3
'3 g
ff
13 ff
lp
a
-
z
S S rt
ff a
-g M 3 ff
6» 5 te
affff"0
Rondgang door den Dam-doolhol.
O O
M
D
v
o JS
E
LU <m
7 <C
ID
4> U
O
ff
D s
i»
B 60
0 C
■J
C
0)
ffd
X
3
u
1» -M
u tt
3 O
co a
•a J
"a
-
S O
z
2
5 ü-
6 -5
O
O
E
3
a>
Q
a a
d) 5
»3
a S
'-1
H
■3 .2
ff -3
O
3 3 ff
sa
5
TO
ff< <D
to d
3 8
A bo h
;"Sff
n.2
3
;>-*
i g o
M
3
N "3
*"0
cö ÉH
cö cö
S
-*-> T3
■§3
fcuO <D
-u a?
a bo
O
fl
I—I Cö
fl
®te
Ti
3 3
O
ta
^3
2 O
d-Sf
.2 2
te 3
a
M.3
cö
tl
cö
03
a h
■3
o S
0) M -
O &L 3
r& 'r^S
O) Ti
60 O
I#8
M TS
•3 bo-^j
•9 o
a
S a
II®
«4H tÖ
CD '^f rt
g
cö
Ti
!te a.
te a
w
.2
'-3 Ih
'C
_y o)
cii Ti
T$ bo
Q
O
tf
cö
cö
'S 00 -d
o C*
flOji
»rH
:-i
Ti cö
S
2 .2
o
O 3
~G
d
rrs -
bo
I
ff È-8
ff 'ff 2 a ff
ii
si
11
- ff
a
o 2
--H 0)
r1^
m
d
1s
I s
a s
"3 i§
-M
t «s
S a
a a
QJ
m*
d
A d
<D rö
d
s
^2d
'S S
a
a te g
S
O
d
£irö
b0 r-^
'~~1 0 f
a-te
a
t-,
T3 bo
*PPP
044
all
*Sï
bo cö
D ri -H
tn
3
-g^a
c/5
n-<
TÖ 1
3 .1
i g
Ti
a g g 22
'Polls a
aff^®"S.2
te 03 a a S
3 ff ff a
a"2 1
Sb® ^iStSii
r©©©©0 L^t>.P
_b<4 pj
E Tl d3
g S 5 I
ïff
"fff
1-1
a gé
a> a
10 -2 m
^te2
ai ate
cO
d
g-a
d
d d
O
d
d
Sla
N
pd
- cö
PP
d
f
bo
ddrdrM©>d*>.2
2 S -O
cö
Ijflf^gs
3 to jte tij d P 3
4-> ,-. tr -<-> bo -ph j-
g g P5 ©- -
buO
a jg'
o
P> pd
O
O
bo
r—-I -H
cö TJ
bC cö
.SN
bo^i
o
tn TO
^teH-ogoff gc
ff .2 «Pt. 6
d fl na
O 3
O te S> TS te
N
3>
S? -
2 E JS
UJ
a
te a;
te
ff S d
■O s 3
o
te S
3 4
Ti
a
d
"tn ff3
ti d
TO
+A
cö d
Ti
bo
jj
Ti rQ
d
O
^r§
d
0)
d
'o S
|S
I
cö
33
&Q
ff 2 ff
te te
.3 h
"S -te
te a -
a" '2
^->
bo
bo
d
d
.S. G>
•d?
o
r\ 03
i
CÖ X
d d
ro r_j
t-t TÖ -
d^
N
niff r h
bpff< cöl
ffj
^ff| 2
H^s
l3
cö
ff g "al te te
8-1 f-* pd TO
M
d bo-^
fi g o te
a
S.S a
ffd
f-< o
d
C cö
Ti
bo
'U) J t,
""ff 8
^te a
^ëA-g
ff k ff
A
n
gemeenschap opgebouwd? Kunnen we gezin
noemen een situatie waarbij wij hebben
een man-kostwinner, een vrouw-verzorgster
en één of meer op te voeden kinderen, die
met elkander onder één dak wonen?
Uiterlijk lijkt het er veel op, maar toch
kunnen wij mi eerst van een gezin spreken,
als man en vrouw samen gehuwd zijn
en de kinderen uit dat huwelijk zijn voort
gekomen, of althans één van beiden vader
of moeder van de kinderen is.
Wat maakt het vbor verschil in onze
waardeering? De broer of zuster met wie
wij samenwonen en de ouderlooze neefjes
of nichtjes, die wij in huis hebben genomen
om op te voeden, zijn toch evengoed onze
naasten als onze man of onze vrouw en onze
eigen kinderen? En toch staan wij tegen
over deze laatsten anders dan tegenover
eerstgenoemden, ook al zijn wij ons bewust
van onze verantwoordelijkheid tot God voor
eiken naaste.
Het hemd is nu eenmaal nader dan de
rok, zeggen wij, en dan denken we onze
voorliefde voldoende verklaard te hebben.
Het is eenvoudig een axioma. Eerst het ge
zin en dan de rest.
Wanneer wij echter even dieper door
denken over het ontstaan van het gezin,
treft ons iets merkwaardigs. Van eiken
naaste, wiens bestaanscirkel over de onze
heenschuift, mogen wij gelooven, dat hij
ons door God tegemoet gevoerd is, maar
het lag aan onszelf, aan onze bereidheid,
in hoeverre wij ons het lot van dien naaste
aantrekken. Zelfs miet diegene, aan wie wij
ons 't sterkst gebonden voelen, is dit zoo. Wij
gelooven, dat het God was, die ons leven
en dat van onzen man of onze vrouw naar
elkaar toevoerde. Maar wijzèlf hebben ten
slotte de keus gedaan. Wijzèlf zijn tenslotte
verantwoordelijk voor die Ikeus, en voor de
gevolgen en wij alleen. God heeft ons de
gelegenheid gegeven tot de keus en in het
bewustzijn daarvan dragen wij ons huwe
lijk bij de voltrekking ook aan Hem op en
stellen wij het onder Zijn leiding, maar
wij blijven verantwoordelijk. Wij zullen
nooit kunnen zeggen, als ons huwelijk op
een verkeerd spoor mocht komen: het is
niet onze schuld, want God heeft ons im
mers bij elkaar gebracht.
Maar: dan komt dat andere element van
het gezin: het kind. Hier is de situatie een
andere.
Alvorens daar over verder met u te spre
ken, hoop ik de volgende maal nog eerst
D.V. iets langer stil te staan bij de „keuze",
waar wij hierboven van spraken.
P. W. J. S.
ONZE OMROEP.
Tot nog toe schreven wij in deze rubriek
alleen over techniek, voorzoover zij verband
hield met de vraagstukken, die met behulp
van schroevendraaier en soldeerbout, ge
paard gaande met wat knutselaareinstinct,
op te lossen waren.
Schrijven wij over gramafoonplaten en
het vervaardigen daarvan, dan denken wij
onwillekeurig verder aan het doel, dat wij,
met het opnemen op de zwarte schijven,
beoogen.
Als wij dit doel nader bezien, blijkt het,
dat de technische verzorging ook met het
oog daarop, veel moeilijkheden met zich
meebrengt. Wij komen dan op dat gedeelte
van het terrein der techniek, dat verband
houdt met de geestelijke gesteldheid. De
technische verzorging kan niet los staan van
den invloed, dien zij uitoefent op geestelijk
en algemeen cultureel gebied. Dit brengt er
ons toe, in een paar artikelen eens na te
gaan, aan welke eischen in dit opzicht een
goede radio-omroep moet voldoen.
Dat de Radio in ons leven een voorname
plaats heeft ingenomen, behoeft geen nader
betoog. Niiet alleen in de spannende dagen,
welke wij nu beleven, maar ook in rustiger
tijden, oefent de Radio, welke in veel ge
vallen een huisgenoot is geworden, een
groote invloed uit. Daarom is het begrijpe
lijk, dat verschillende groepen van men-
schen getracht hebben beslag op haar te
leggen. Dat deze strijd om zendtijd ten
slotte beslecht is, ten1 gunste van eenige
groote groepen, moeten wij toejuichen. Ge
lukkig is hierin de groote lijin vastgehouden
en het is te wenschen, dat hierin ook geen
verandering gebracht wordt, met het oog
op de eenheid, zoodat er bij den omroep geen
versnippering van krachten komt, die haar
niet meer in staat zou stellen te zorgen,
dat juist de technisch-geestelijke verzorging
op een hoog peil blijft.
Waartoe het noodig was, buiten de drie
groote groepeeringen, die de meening van
het meerendeel van ons volk vertegenwoor
digen, n.l. de Roomsch-Katholieke, de Pro-
testantsch-Christelijke en wat wij zouden
kunnen noemen de Godsdienstig-neutralen,
nog een andere verdeeling te maken, is ons
nooit recht duidelijk geworden.
Door onderling overleg moet het immers
mogelijk zijn, dat alles wat onder één dezer
hoofdgroepen ressorteert, zijn stem in den
aether krijgt.
Wij hebben boven dit artikel „Onze Om
roep" geplaatst en daarom willen wij het in
de eerste plaats hebben over de Pro-
testantsch-Ohristelijke groep, zooals ziï zioh
geschaard heeft achter de doelstelling van
de N.C.R.V.
Het doel dezer vereeniging is volgens haar
statuten, de radiovinding toe te passen,
eenerzij ds in dienst van den Christelijken
arbeid op alle gebied en anderzijds ten be
hoeve van ons volksleven, voor landbouw,
handel en nijverheid. De vereeniging heeft
tot grondslag de Heilige Schrift, die zij er
kent als Gods onfeilbaar Woord.
Met de omschrijving van dit doel kunnen
wij accoord gaan. Zooals wij zien is haar
taak tweeledig. Naast belijning en verdie
ping van het Protestantsch-Christelijk be
ginsel, zooals dat in de Heilige Schrift is
neergelegd als het Woord Gods, wil zij ook
haar invloed uitoefenen op het cultuurleven
van ons volk. Zij kan dit doen, gaande in
de lijn van haar eigen beginsel.
Door directe prediking, het uitzenden van
allerlei Evangelisatiearbeid, het contact zoe
ken met het uitgebreide terrein van de
Zending en alles wat met de historie en
ontwikkeling van de Christelijke kerk in
verband staat, kan zij het eerste gedeelte
van haar belangrijke taak volbrengen. Dat
men hier een ruim standpunt moet innemen,
binnen het raam van de principiëele be
lijdenis, uitgedrukt in den grondslag der
Vereeniging, spreekt vanzelf.
Doet men dit met het streven allerlei
schakeeringen de rechten te geven, die haar
toekomen, dan kan het niet andere, of dit
moet de voorkeur verdienen boven een
Protestantsch-Christelijken Omroep, die ge
baseerd is op het verschil der groepen
onderling.
In dezen tijd van versnippering vooral,
is het noodig, dat alle belijders van het
Protestantsch-Christelijk beginsél op dit ge
bied samenwerken en elkaar weten te waar-
deeren, teneinde samen bouwend te werken
aan de verbreiding van het Evangelie van
Jezus Christus, naar de Heilige Schrift.
Van niet minder belang is de algemeen
cultureele taak, die tenslotte ook weer moet
gefundeerd zijn in hetzelfde principe.
Deze taak moet het geheele volk raken,
in zijn vele schakeeringen en verschillende
behoeften.
In eenige artikelen, die volgen, zullen wij
daarover nog een en ander zeggen, zonder
daarmee critiek te willen uitoefenen op het
geen ons nu door den omroep voorgezet
wordt.
Vragen. A. M. te G. U kunt schrijven
naar de afd. Verkoop Nederland en Kolo
niën. U zult dan wel snel antwoord ont
vangen.
N. L. te O. Aan de storing van den Roe-
meenschen zender Bod op 1875 M. is niets
te doen. Aan de selectiviteit van uw ont
vanger ligt het niet. De storing ontstaat,
daar èn Kootwijk èn Bod ongeveer op de
zelfde golflengte uitzenden. Deze week heeft
Nederland echter de beschikking gekregen
over twee nieuwe golflengten, zoodat er alle
kans bestaat, dat wij de Nederlandsche
uitzendingen straks storingvrijl kunnen ont
vangen.
Treurenden hebben dan vooral behoefte
aan troost, als ze het plotselinge verlies
■gaan overzien, en het getal der troosters
vermindert.
MORGENGEBET.
I<n 't Oosten claer laet blosen, de dageraet
Dte liefelydke rosen van haer gelaet.
O helle morgensterre, Gods eeuwich Soon,
Schiet op ons hert van verre, üw stralen
schoon.
Vermeert tot Uwen love het crancke licht
Van onse cleyn gelove en toeversicht,
Maeckt wacker al ons leden en traech ge-
moet
Om vlytich in te treden, U raden goet,
Totdat wy eens in waerheyt, verheven hooch
Aenschouwen Uwe claerbeyt, van ooch tot
ooch.
Jacobns Revius.
6)
De vergelijking viel niet mee: de hupsche,
vroolijke Katrien en de ietwat houterige
Tine. Och, ze keek wel vriendelijk uit haar
oogen, daar niet van, maarwas zjj nu
een vrouw voor hem?
Nou, nou, hij moest zich niet te veel
gaan verbeelden! Hij was ook geen vijf en
twintig meer. Al vijf en dertig.
En hij geloofde toch ook, dat Stevens het
bij het rechte eind had: die Tine kon wel
eens een goede vrouw voor hem zijn; waar
om zou hij het dan verzoeken? Dat was
hjj toch niet van plan en dan kreeg hij geen
vrouw en bleef de misère.
1 Hier is het geld, Janse, zei Tine ner
veus.
I>ie Janse deed zoo raar. Wat bezielde
dien man!
O ja, dank je Tine. Hoe maak je het
sinds den dood van je vader?
Och, zoo'n gangetje, hé?
Ja, mensch, 't is wat te zeggen. Je doet
er niks an, maar 'tvalt niet mee, hoor.
Wil je wel gelooven, dat ik eiken dag mijn
moeder nog mis? En dat is nou al drie
jaar.
i Je moeder was een flink vrouwmenseh,
zei Tine.
Dat was ze. Maar zij had geen lastig
ziekbed, heelemaal geen ziekbed. Jouw
vader
1 Niks meer van zeggen, Janse. Van de
dooden geen kwaad. Hij was mijn vader.
Ik bedoel, hakkelde Harm: je kon op
den dood rekenen. Met m'n vader was dat
ook zoo. Maar m'n moeder
Ja, zoo ineens weg, hé? Gaat het nou
een beetje in de huishouding?
Gaat het een beetje? Goed gevraagd,
Tine. Wat zullen we d'r van zeggen? 'k Heb
eigenlijk nog niets dan ellende gehad. Met
die huishoudster dit en met de ander weer
iets anders. Je komt niet dikwijls meer in
den winkel, Tine.
Och, ik ben maar alleen hé? zei ze,
verlegen, k Heb niet veel noodig.
i Ja, ja, ik snap het wel. Hoor 'es Tine,
ik kan jou vertrouwen, dat weet ik. Is die
juffrouw in den winkel lastig? De menschen
blijven weg.
Nou je 'tme ronduit vraagt, zal ik het
zeggen. Ik kom ook niet meer. Alleen voor
dat mensch niet. Je wilt toch fatsoenlijk be
handeld worden, niet?
Vanzelf. En dat doet ze niet?
Mensch, ze behandelt je als een hond.
Je krijgt geen drie. woorden uit haar en je
staat nog in den winkel en ze is al weg naar
achteren. Als je je klanten houden wil, Jan
se, moet je voor een ander zorgen, man.
Krek, wat ik denk, Tine, 'k Dacht er
al lang over. Zóó gaat het niet.
Een bakje koffie, Janse?
Dat sla ik niet af, Tine.
Het ijs was gebroken. Toen hij „zoo
vreemd" deed, was Tine in de war. Maar nu
hij weer gewoon praatte, was het in orde.
Harm bemerkt, dat zooals de gewoonte
was in Holsberg hij niet een „kussentje"
b ij de koffie kreeg, maar een flinke hoeveel
heid suiker i n de koffie.
Dat deed hem deugd: hij was welkom.
Ben je zeo altijd alleen? vroeg hij langs
zijn neus weg.
Maar Tine had geen vrouw moeten zijn.
Zij had al lang lont geroken.
Overdag meestal wel. 's Avonds ga ik
veel weg of is er bezoek. Eén alleen is maar
NIETS BESTENDIGS
Een groot hotel te Scheveningen, hotel
des Galeries, dat eenige jaren reeds onge
bruikt heeft gestaan, en dat dateert van
voor den oorlog, wordt dit jaar opnieuw ge
opend. De schilders zijn druk in de weer om
den geheelen gevel op te schilderen.
Daarbij doet zich een merkwaardig ver
schijnsel voor, dat het tijdelijke bestaan van
volken en staten, wel goed naar voren doet
komen.
In den gevel zijn op verschillende plaatsen
wapens van vreamlde landen aangebracht.,
met vermelding van het land, waarop zij
betrekking hebben, in de kroonlijst van het
gebouw.
Eh zoo ziet men dan in het jaar 1939 als
curiosum, en als overtuigend bewijs,, dat op
deze wereld niets beklijft, de wapens van het
keizerlijke Rusland, het keizerlijke Duitsch-
land, het vereenigde koninkrijk van Zwe
den en Noorwegen, het koninklijke Spanje,
ejteJiet keizer-koniukrijk Oostenrijk-Iionga-
rije.
De wisselingen waarvan hier sprake is
zijn nog van betrekkelijk recenten datum.
De keizerrijken en koninkrijken hier be
doeld schenen ruim een kwart eeuw geleden
vast en onwankelbaar.
En nu zijn ze als weggevaagd.
En hoe zal het gaan met de heerschers
die gesprekken van de vestiging van. een dui
zendjarig rijk?
Wie weet of zij ook bij hun leven niet zul
len moeten ervaren de waarheid van het
woord, dat alle .heerlijkheid des menschen
is als een bloem van het gras.
.Niets bestendigd hier beneden.
Miaar het Woord des Heeren blijft in der
eeuwigheid 1
verdrietig, zegt het versje. Of ken ie dat niet
meer? We hebben het op school gezongen.
Harm lachte.
Ik was niet sterk in het zingen, Tine.
Maar waar is het. Ik dacht, dat je altijd
alléén was.
Nou, altijd, altijd. Nog een bakje, Jan
se?
Daar zeg je zoowat. Maar dan moet ik
opstappen. De bakkerij1 is alleen.
1 Ben je met de boot?
Ja. Da's eens wat anders he? 't Gaat
ook vlugger.
Nu, dat betwijfelde Tine zeer. Ze lachte
stil voor zioh heen. De bedoeling van Harm
Janse werd haar volkomen duidelijk.
Kom, ik moet opstappen, Tine.
Harm keek haar aan; ze had toch wel een
vriendelijk uiterlijk, al was zij niet knap. Ze
leek de goedheid zelf.
Ja, ik moet ook aan 't werk. Je brengt
me maar eens een broodje, zei ze toen in
eenen, botweg.
Dat kan wel. Maar.ben je van
avond alleen.ik bedoel.ja, och, ik
heb het wel eens eenzaam.
't Staat zoo gek voor de buren, zei Tine
verlegen nu.
Die zien het niet, als ik met de boot
kom.
Vanavond 'hen ik alleen, zei Tine.
En ze kleurde.
Voldaan over zijn eerste bezoek roeide
Harm naar huis terug en ploeterde weer in
de bakkerij'. Het brood was de deur uit. Hij
maakte toebereidselen om na bet eten klein
goed en beschuit te gaan bakken.
Aan tafei keek Kee den baas eens schuin
aan. Die was waarlijk opgewekt gestemd!
Zou dat nu al voor elkaar wezen? dacht ze.
Dat ging gauw.
Neen, „voor mekaar" was het nog niet,
maar Harm wist, dat hij op den goeden weg
was. Het werk wilde dien middag niet be
paald vlotten.
Ik moet doorzetten, dacht hij. Tine lijkt
niet kwaad. Voor den winkel zal ze ook wel
goed wezen. Ik moet mijn klanten terug heb
ben.
Dien avond ging hij niet met de boot, over
wegend, dat dat zeker in de gaten zou loo-
pen, in elk geval thuis.
Dus slenterde hij een andere richting uit,
ging een praatje met Stevens maken. In het
halfdonker keerde bij terug, liep zijn winkel
voorbij en bracht een bezoek aan Tine van
Galen.
Hij dronk er thee, niet met een kussentje,
maar weer met suiker.
En toen hij om half elf opstapte, vonden
ze allebei, dat zij beiden heel eenzame men
schen waren.
Dat is het begin van de opheffing der
eenzaamheid.
'Wat overkomt u vanavond? vroeg de
juffrouw.
't Was mooi weer, zei Harm. En Ste
vens zat op zijn praatstoel. Maar nu ga ik
naar bed. Welterusten.
Job had om half tien zijn legerstede al op
gezocht. Kee was om tien uur verdwenen.
Verveeld bad de juffrouw, al gapend, zitten
lezen. Die kunsten moest de baas niet gaan
beginnen. Zóó gezellig was het hier feitelijk
toch a'l niet.
Dte baas bleef die kuren volhouden, enkele
malen per week. Hij dronk 's avonds de thee
niet thuis, maar Thine schonk hem thee met
suiker.
En daarna schonk zij Harm Janse ook
baar hand.
Dat was een verstandige zet, vonden de
menschen op het dorp. De bakker kreeg er
een goede vrouw aan. Nu kon je tenminste
weer in den winkel komen, wetend, dat je
behoorlijk werd behandeld.
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit. adres.
Coup Royal.
In mijn rubriek van 18 Maart gaf ik een
Goup Royal ter oplossing. Ik beloofte t.z.t.
deze slagzet te publioeeren. Hier is dan de
stand en het verloop:
Stand.
Zwart 10 schijlven op: 8, 11/14, 17/19, 23
en 24.
Wit 10 schijlven op: 27, 28, 31/33, 36, 38,
39, 45 en 48.
Oplossing.
2722, 18X27; 32X21,, 23X34; 45—40,
17X37; 40X16!!
De bekende damimfer J. de Haas had onze
rubriek gelezen en schreef mij', dat de be
handeling van de Goup Royal dermate leer
zaam voor de lezers was, dat hij mij een
stand toezond voor mijn rubriek. Deze stand
was van B. Springer en was een lokzet op
den Goup Royal. Dat wil dus zeggen: Wit
verleidt Zwart tot het nemen van een fou
tieve Coup Royal. In ben èn de Haas èn
Springer dankbaar voor hun medewerking
en plaats gaarne dit leerzame stukje, dat
groote waarde beeft voor 't practiscbe spel.
1 2 3 4 5
16
26
36
46
15
25
35
45
47 48
49
50
Stand.
Zwart 12 schijven op: 3, 6, 9, 11/13, 16,
18, 19, 23, 24 en 26.
Wit 12 schijven op: 25, 27, 28, 32, 33, 35,
37, 38, 42, 47, 48 en 50.
Wit aan den zet speelt 4741 en verlokt
zwart tot het neimlen van dezen Goup Royal:
Ter completering van hetgeen wij over
den „koninklijken slagzet" schreveu, lijkt mij
dit een waardig slot.
Uit de practijk.
Een merkwaardige partij werd gespeeld
in den onderlingen wedstrijd van de Gbr.
Damvereen. Amsterdam. Mijn tegenstander
was W. 'G. Sanders, met Ziwart spelend.
Deze stand ontstond:
1 2 3 4 5
47—41 1
33X24
28X17
35X24
25—20
37—31
38—33
24X40
2429??
19X30
11X31
31—36
36X47
26X28
47X29
Stand.
Zwart: 13 schijven op: 2, 3, 6/8, 10, 12/15,
19, 24 en 25.
Wit: 13 schijven op 22, 28, 30, 31, 34/38,
38, 40, 43, 45, 47 en 48.
Zwart speelde 1218 en nu had ik
geruimen tijd noodig om de gevol
gen te berekenen van een slagzet, die ik uit
kon voeren. Het kostte mij! dat moet ik
eerlijlk bekennen vrij veel tijd en mioeite
om „alles" na te gaan en te doorrekenen. Ik
meende dat ik geslaagd Was, want ik zag
deze varianten: Als i!k den slagzet:
Wit: Ziwart:
1. er was gespeeld: 1218
2. 31—26 18X27
3. 36—31 27X36
4. 4741 36X47
5. 38—33 47 X29
6. 34X23 25X34
7. 40X18
uitvoer, dan blijft er een stand over waarin
ik op slag sta (23X15); zwart kan niet weg-
loopen (1924), want dan laat ik 18-13
(8X19), 23X5 volgen, derhalve moet zwart
sluiten met 104. (Andere zetten ging ik
na en ik zag dat er niets anders was.) Als
zwart nu gesloten beeft dan speel ik 1813
en wat imloet zwart dan doen? Twee zetten
kwamen in aanmerking n.l. 1924 en 7
12. Op 1924 rekende ik uit, gaat het
spel:
19—24
139 1419
23X14 15—20
14X25 3X14
en ik zou een schijf gewonnen hebben.
Op 712 zou m.i. 'het verloop worden:
7—12
13X24 8—13
45—40 1318
24—19 118X29
19X10 15X4
en door 4338, 4843, 4339 zou ilk even
eens een schijfje verdienen. Ik speelde dus
3126 enz;., nam de dam en zwart vervolg
de met 1014, ik 1813, zwart 1924, en
het ging als hierboven aangegeven als va
riant van 1924.
Bij analyse bleek ons echter, na afloop
van de partij', dat op 7-12 enz. een andere
variant mogelijk was, waardoor ik welis
waar geen nadeel zou krijgen, maar waar
door van voordeel toch ook geen sprake was.
Of dit voor het bord te zien zou zijn geweest?
Ik meen dit te imloeten betwijfelen.
In den stand ontstaan na 712 enz. dus
na 15X4 van zwart, als ik vervolgd zou
hebben met 43—88, 4843, 4339 zou
zwart resp. met 28, 813, enz., een schijf
verloren hebben, maar als hij in plaats daar
van 1217, 27, en 711 zou laten volgen,
dan komt er de dreiging 1721 in en daar
voor was geen 'kruid gewassen. Zoodat na
1217 de voortzetting 4843 enz. achter
wege had moeten blijven.
Den lezers van „De Zeeuw" drang ik
gaarne de verdere ontleding van dezen
stand op en verneem ik t.z.t. wel eens hun
oordeel over dit partijl-gedeelte.