Wenken op technisch gebied. DE BAKKER VAN HOLSBERG •8.8 8 3 '3 g ff 13 ff lp a - z S S rt ff a -g M 3 ff 6» 5 te affff"0 Rondgang door den Dam-doolhol. O O M D v o JS E LU <m 7 <C ID 4> U O ff D s i» B 60 0 C ■J C 0) ffd X 3 u 1» -M u tt 3 O co a •a J "a - S O z 2 5 ü- 6 -5 O O E 3 a> Q a a d) 5 »3 a S '-1 H ■3 .2 ff -3 O 3 3 ff sa 5 TO ff< <D to d 3 8 A bo h ;"Sff n.2 3 ;>-* i g o M 3 N "3 *"0 cö ÉH cö cö S -*-> T3 ■§3 fcuO <D -u a? a bo O fl I—I Cö fl ®te Ti 3 3 O ta ^3 2 O d-Sf .2 2 te 3 a M.3 cö tl cö 03 a h ■3 o S 0) M - O &L 3 r& 'r^S O) Ti 60 O I#8 M TS •3 bo-^j •9 o a S a II® «4H tÖ CD '^f rt g cö Ti !te a. te a w .2 '-3 Ih 'C _y o) cii Ti T$ bo Q O tf cö cö 'S 00 -d o C* flOji »rH :-i Ti cö S 2 .2 o O 3 ~G d rrs - bo I ff È-8 ff 'ff 2 a ff ii si 11 - ff a o 2 --H 0) r1^ m d 1s I s a s "3 i§ -M t «s S a a a QJ m* d A d <D rö d s ^2d 'S S a a te g S O d £irö b0 r-^ '~~1 0 f a-te a t-, T3 bo *PPP 044 all *Sï bo cö D ri -H tn 3 -g^a c/5 n-< TÖ 1 3 .1 i g Ti a g g 22 'Polls a aff^®"S.2 te 03 a a S 3 ff ff a a"2 1 Sb® ^iStSii r©©©©0 L^t>.P _b<4 pj E Tl d3 g S 5 I ïff "fff 1-1 a gé a> a 10 -2 m ^te2 ai ate cO d g-a d d d O d d Sla N pd - cö PP d f bo ddrdrM©>d*>.2 2 S -O cö Ijflf^gs 3 to jte tij d P 3 4-> ,-. tr -<-> bo -ph j- g g P5 ©- - buO a jg' o P> pd O O bo r—-I -H cö TJ bC cö .SN bo^i o tn TO ^teH-ogoff gc ff .2 «Pt. 6 d fl na O 3 O te S> TS te N 3> S? - 2 E JS UJ a te a; te ff S d ■O s 3 o te S 3 4 Ti a d "tn ff3 ti d TO +A cö d Ti bo jj Ti rQ d O ^r§ d 0) d 'o S |S I cö 33 &Q ff 2 ff te te .3 h "S -te te a - a" '2 ^-> bo bo d d .S. G> •d? o r\ 03 i CÖ X d d ro r_j t-t TÖ - d^ N niff r h bpff< cöl ffj ^ff| 2 H^s l3 cö ff g "al te te 8-1 f-* pd TO M d bo-^ fi g o te a S.S a ffd f-< o d C cö Ti bo 'U) J t, ""ff 8 ^te a ^ëA-g ff k ff A n gemeenschap opgebouwd? Kunnen we gezin noemen een situatie waarbij wij hebben een man-kostwinner, een vrouw-verzorgster en één of meer op te voeden kinderen, die met elkander onder één dak wonen? Uiterlijk lijkt het er veel op, maar toch kunnen wij mi eerst van een gezin spreken, als man en vrouw samen gehuwd zijn en de kinderen uit dat huwelijk zijn voort gekomen, of althans één van beiden vader of moeder van de kinderen is. Wat maakt het vbor verschil in onze waardeering? De broer of zuster met wie wij samenwonen en de ouderlooze neefjes of nichtjes, die wij in huis hebben genomen om op te voeden, zijn toch evengoed onze naasten als onze man of onze vrouw en onze eigen kinderen? En toch staan wij tegen over deze laatsten anders dan tegenover eerstgenoemden, ook al zijn wij ons bewust van onze verantwoordelijkheid tot God voor eiken naaste. Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok, zeggen wij, en dan denken we onze voorliefde voldoende verklaard te hebben. Het is eenvoudig een axioma. Eerst het ge zin en dan de rest. Wanneer wij echter even dieper door denken over het ontstaan van het gezin, treft ons iets merkwaardigs. Van eiken naaste, wiens bestaanscirkel over de onze heenschuift, mogen wij gelooven, dat hij ons door God tegemoet gevoerd is, maar het lag aan onszelf, aan onze bereidheid, in hoeverre wij ons het lot van dien naaste aantrekken. Zelfs miet diegene, aan wie wij ons 't sterkst gebonden voelen, is dit zoo. Wij gelooven, dat het God was, die ons leven en dat van onzen man of onze vrouw naar elkaar toevoerde. Maar wijzèlf hebben ten slotte de keus gedaan. Wijzèlf zijn tenslotte verantwoordelijk voor die Ikeus, en voor de gevolgen en wij alleen. God heeft ons de gelegenheid gegeven tot de keus en in het bewustzijn daarvan dragen wij ons huwe lijk bij de voltrekking ook aan Hem op en stellen wij het onder Zijn leiding, maar wij blijven verantwoordelijk. Wij zullen nooit kunnen zeggen, als ons huwelijk op een verkeerd spoor mocht komen: het is niet onze schuld, want God heeft ons im mers bij elkaar gebracht. Maar: dan komt dat andere element van het gezin: het kind. Hier is de situatie een andere. Alvorens daar over verder met u te spre ken, hoop ik de volgende maal nog eerst D.V. iets langer stil te staan bij de „keuze", waar wij hierboven van spraken. P. W. J. S. ONZE OMROEP. Tot nog toe schreven wij in deze rubriek alleen over techniek, voorzoover zij verband hield met de vraagstukken, die met behulp van schroevendraaier en soldeerbout, ge paard gaande met wat knutselaareinstinct, op te lossen waren. Schrijven wij over gramafoonplaten en het vervaardigen daarvan, dan denken wij onwillekeurig verder aan het doel, dat wij, met het opnemen op de zwarte schijven, beoogen. Als wij dit doel nader bezien, blijkt het, dat de technische verzorging ook met het oog daarop, veel moeilijkheden met zich meebrengt. Wij komen dan op dat gedeelte van het terrein der techniek, dat verband houdt met de geestelijke gesteldheid. De technische verzorging kan niet los staan van den invloed, dien zij uitoefent op geestelijk en algemeen cultureel gebied. Dit brengt er ons toe, in een paar artikelen eens na te gaan, aan welke eischen in dit opzicht een goede radio-omroep moet voldoen. Dat de Radio in ons leven een voorname plaats heeft ingenomen, behoeft geen nader betoog. Niiet alleen in de spannende dagen, welke wij nu beleven, maar ook in rustiger tijden, oefent de Radio, welke in veel ge vallen een huisgenoot is geworden, een groote invloed uit. Daarom is het begrijpe lijk, dat verschillende groepen van men- schen getracht hebben beslag op haar te leggen. Dat deze strijd om zendtijd ten slotte beslecht is, ten1 gunste van eenige groote groepen, moeten wij toejuichen. Ge lukkig is hierin de groote lijin vastgehouden en het is te wenschen, dat hierin ook geen verandering gebracht wordt, met het oog op de eenheid, zoodat er bij den omroep geen versnippering van krachten komt, die haar niet meer in staat zou stellen te zorgen, dat juist de technisch-geestelijke verzorging op een hoog peil blijft. Waartoe het noodig was, buiten de drie groote groepeeringen, die de meening van het meerendeel van ons volk vertegenwoor digen, n.l. de Roomsch-Katholieke, de Pro- testantsch-Christelijke en wat wij zouden kunnen noemen de Godsdienstig-neutralen, nog een andere verdeeling te maken, is ons nooit recht duidelijk geworden. Door onderling overleg moet het immers mogelijk zijn, dat alles wat onder één dezer hoofdgroepen ressorteert, zijn stem in den aether krijgt. Wij hebben boven dit artikel „Onze Om roep" geplaatst en daarom willen wij het in de eerste plaats hebben over de Pro- testantsch-Ohristelijke groep, zooals ziï zioh geschaard heeft achter de doelstelling van de N.C.R.V. Het doel dezer vereeniging is volgens haar statuten, de radiovinding toe te passen, eenerzij ds in dienst van den Christelijken arbeid op alle gebied en anderzijds ten be hoeve van ons volksleven, voor landbouw, handel en nijverheid. De vereeniging heeft tot grondslag de Heilige Schrift, die zij er kent als Gods onfeilbaar Woord. Met de omschrijving van dit doel kunnen wij accoord gaan. Zooals wij zien is haar taak tweeledig. Naast belijning en verdie ping van het Protestantsch-Christelijk be ginsel, zooals dat in de Heilige Schrift is neergelegd als het Woord Gods, wil zij ook haar invloed uitoefenen op het cultuurleven van ons volk. Zij kan dit doen, gaande in de lijn van haar eigen beginsel. Door directe prediking, het uitzenden van allerlei Evangelisatiearbeid, het contact zoe ken met het uitgebreide terrein van de Zending en alles wat met de historie en ontwikkeling van de Christelijke kerk in verband staat, kan zij het eerste gedeelte van haar belangrijke taak volbrengen. Dat men hier een ruim standpunt moet innemen, binnen het raam van de principiëele be lijdenis, uitgedrukt in den grondslag der Vereeniging, spreekt vanzelf. Doet men dit met het streven allerlei schakeeringen de rechten te geven, die haar toekomen, dan kan het niet andere, of dit moet de voorkeur verdienen boven een Protestantsch-Christelijken Omroep, die ge baseerd is op het verschil der groepen onderling. In dezen tijd van versnippering vooral, is het noodig, dat alle belijders van het Protestantsch-Christelijk beginsél op dit ge bied samenwerken en elkaar weten te waar- deeren, teneinde samen bouwend te werken aan de verbreiding van het Evangelie van Jezus Christus, naar de Heilige Schrift. Van niet minder belang is de algemeen cultureele taak, die tenslotte ook weer moet gefundeerd zijn in hetzelfde principe. Deze taak moet het geheele volk raken, in zijn vele schakeeringen en verschillende behoeften. In eenige artikelen, die volgen, zullen wij daarover nog een en ander zeggen, zonder daarmee critiek te willen uitoefenen op het geen ons nu door den omroep voorgezet wordt. Vragen. A. M. te G. U kunt schrijven naar de afd. Verkoop Nederland en Kolo niën. U zult dan wel snel antwoord ont vangen. N. L. te O. Aan de storing van den Roe- meenschen zender Bod op 1875 M. is niets te doen. Aan de selectiviteit van uw ont vanger ligt het niet. De storing ontstaat, daar èn Kootwijk èn Bod ongeveer op de zelfde golflengte uitzenden. Deze week heeft Nederland echter de beschikking gekregen over twee nieuwe golflengten, zoodat er alle kans bestaat, dat wij de Nederlandsche uitzendingen straks storingvrijl kunnen ont vangen. Treurenden hebben dan vooral behoefte aan troost, als ze het plotselinge verlies ■gaan overzien, en het getal der troosters vermindert. MORGENGEBET. I<n 't Oosten claer laet blosen, de dageraet Dte liefelydke rosen van haer gelaet. O helle morgensterre, Gods eeuwich Soon, Schiet op ons hert van verre, üw stralen schoon. Vermeert tot Uwen love het crancke licht Van onse cleyn gelove en toeversicht, Maeckt wacker al ons leden en traech ge- moet Om vlytich in te treden, U raden goet, Totdat wy eens in waerheyt, verheven hooch Aenschouwen Uwe claerbeyt, van ooch tot ooch. Jacobns Revius. 6) De vergelijking viel niet mee: de hupsche, vroolijke Katrien en de ietwat houterige Tine. Och, ze keek wel vriendelijk uit haar oogen, daar niet van, maarwas zjj nu een vrouw voor hem? Nou, nou, hij moest zich niet te veel gaan verbeelden! Hij was ook geen vijf en twintig meer. Al vijf en dertig. En hij geloofde toch ook, dat Stevens het bij het rechte eind had: die Tine kon wel eens een goede vrouw voor hem zijn; waar om zou hij het dan verzoeken? Dat was hjj toch niet van plan en dan kreeg hij geen vrouw en bleef de misère. 1 Hier is het geld, Janse, zei Tine ner veus. I>ie Janse deed zoo raar. Wat bezielde dien man! O ja, dank je Tine. Hoe maak je het sinds den dood van je vader? Och, zoo'n gangetje, hé? Ja, mensch, 't is wat te zeggen. Je doet er niks an, maar 'tvalt niet mee, hoor. Wil je wel gelooven, dat ik eiken dag mijn moeder nog mis? En dat is nou al drie jaar. i Je moeder was een flink vrouwmenseh, zei Tine. Dat was ze. Maar zij had geen lastig ziekbed, heelemaal geen ziekbed. Jouw vader 1 Niks meer van zeggen, Janse. Van de dooden geen kwaad. Hij was mijn vader. Ik bedoel, hakkelde Harm: je kon op den dood rekenen. Met m'n vader was dat ook zoo. Maar m'n moeder Ja, zoo ineens weg, hé? Gaat het nou een beetje in de huishouding? Gaat het een beetje? Goed gevraagd, Tine. Wat zullen we d'r van zeggen? 'k Heb eigenlijk nog niets dan ellende gehad. Met die huishoudster dit en met de ander weer iets anders. Je komt niet dikwijls meer in den winkel, Tine. Och, ik ben maar alleen hé? zei ze, verlegen, k Heb niet veel noodig. i Ja, ja, ik snap het wel. Hoor 'es Tine, ik kan jou vertrouwen, dat weet ik. Is die juffrouw in den winkel lastig? De menschen blijven weg. Nou je 'tme ronduit vraagt, zal ik het zeggen. Ik kom ook niet meer. Alleen voor dat mensch niet. Je wilt toch fatsoenlijk be handeld worden, niet? Vanzelf. En dat doet ze niet? Mensch, ze behandelt je als een hond. Je krijgt geen drie. woorden uit haar en je staat nog in den winkel en ze is al weg naar achteren. Als je je klanten houden wil, Jan se, moet je voor een ander zorgen, man. Krek, wat ik denk, Tine, 'k Dacht er al lang over. Zóó gaat het niet. Een bakje koffie, Janse? Dat sla ik niet af, Tine. Het ijs was gebroken. Toen hij „zoo vreemd" deed, was Tine in de war. Maar nu hij weer gewoon praatte, was het in orde. Harm bemerkt, dat zooals de gewoonte was in Holsberg hij niet een „kussentje" b ij de koffie kreeg, maar een flinke hoeveel heid suiker i n de koffie. Dat deed hem deugd: hij was welkom. Ben je zeo altijd alleen? vroeg hij langs zijn neus weg. Maar Tine had geen vrouw moeten zijn. Zij had al lang lont geroken. Overdag meestal wel. 's Avonds ga ik veel weg of is er bezoek. Eén alleen is maar NIETS BESTENDIGS Een groot hotel te Scheveningen, hotel des Galeries, dat eenige jaren reeds onge bruikt heeft gestaan, en dat dateert van voor den oorlog, wordt dit jaar opnieuw ge opend. De schilders zijn druk in de weer om den geheelen gevel op te schilderen. Daarbij doet zich een merkwaardig ver schijnsel voor, dat het tijdelijke bestaan van volken en staten, wel goed naar voren doet komen. In den gevel zijn op verschillende plaatsen wapens van vreamlde landen aangebracht., met vermelding van het land, waarop zij betrekking hebben, in de kroonlijst van het gebouw. Eh zoo ziet men dan in het jaar 1939 als curiosum, en als overtuigend bewijs,, dat op deze wereld niets beklijft, de wapens van het keizerlijke Rusland, het keizerlijke Duitsch- land, het vereenigde koninkrijk van Zwe den en Noorwegen, het koninklijke Spanje, ejteJiet keizer-koniukrijk Oostenrijk-Iionga- rije. De wisselingen waarvan hier sprake is zijn nog van betrekkelijk recenten datum. De keizerrijken en koninkrijken hier be doeld schenen ruim een kwart eeuw geleden vast en onwankelbaar. En nu zijn ze als weggevaagd. En hoe zal het gaan met de heerschers die gesprekken van de vestiging van. een dui zendjarig rijk? Wie weet of zij ook bij hun leven niet zul len moeten ervaren de waarheid van het woord, dat alle .heerlijkheid des menschen is als een bloem van het gras. .Niets bestendigd hier beneden. Miaar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid 1 verdrietig, zegt het versje. Of ken ie dat niet meer? We hebben het op school gezongen. Harm lachte. Ik was niet sterk in het zingen, Tine. Maar waar is het. Ik dacht, dat je altijd alléén was. Nou, altijd, altijd. Nog een bakje, Jan se? Daar zeg je zoowat. Maar dan moet ik opstappen. De bakkerij1 is alleen. 1 Ben je met de boot? Ja. Da's eens wat anders he? 't Gaat ook vlugger. Nu, dat betwijfelde Tine zeer. Ze lachte stil voor zioh heen. De bedoeling van Harm Janse werd haar volkomen duidelijk. Kom, ik moet opstappen, Tine. Harm keek haar aan; ze had toch wel een vriendelijk uiterlijk, al was zij niet knap. Ze leek de goedheid zelf. Ja, ik moet ook aan 't werk. Je brengt me maar eens een broodje, zei ze toen in eenen, botweg. Dat kan wel. Maar.ben je van avond alleen.ik bedoel.ja, och, ik heb het wel eens eenzaam. 't Staat zoo gek voor de buren, zei Tine verlegen nu. Die zien het niet, als ik met de boot kom. Vanavond 'hen ik alleen, zei Tine. En ze kleurde. Voldaan over zijn eerste bezoek roeide Harm naar huis terug en ploeterde weer in de bakkerij'. Het brood was de deur uit. Hij maakte toebereidselen om na bet eten klein goed en beschuit te gaan bakken. Aan tafei keek Kee den baas eens schuin aan. Die was waarlijk opgewekt gestemd! Zou dat nu al voor elkaar wezen? dacht ze. Dat ging gauw. Neen, „voor mekaar" was het nog niet, maar Harm wist, dat hij op den goeden weg was. Het werk wilde dien middag niet be paald vlotten. Ik moet doorzetten, dacht hij. Tine lijkt niet kwaad. Voor den winkel zal ze ook wel goed wezen. Ik moet mijn klanten terug heb ben. Dien avond ging hij niet met de boot, over wegend, dat dat zeker in de gaten zou loo- pen, in elk geval thuis. Dus slenterde hij een andere richting uit, ging een praatje met Stevens maken. In het halfdonker keerde bij terug, liep zijn winkel voorbij en bracht een bezoek aan Tine van Galen. Hij dronk er thee, niet met een kussentje, maar weer met suiker. En toen hij om half elf opstapte, vonden ze allebei, dat zij beiden heel eenzame men schen waren. Dat is het begin van de opheffing der eenzaamheid. 'Wat overkomt u vanavond? vroeg de juffrouw. 't Was mooi weer, zei Harm. En Ste vens zat op zijn praatstoel. Maar nu ga ik naar bed. Welterusten. Job had om half tien zijn legerstede al op gezocht. Kee was om tien uur verdwenen. Verveeld bad de juffrouw, al gapend, zitten lezen. Die kunsten moest de baas niet gaan beginnen. Zóó gezellig was het hier feitelijk toch a'l niet. Dte baas bleef die kuren volhouden, enkele malen per week. Hij dronk 's avonds de thee niet thuis, maar Thine schonk hem thee met suiker. En daarna schonk zij Harm Janse ook baar hand. Dat was een verstandige zet, vonden de menschen op het dorp. De bakker kreeg er een goede vrouw aan. Nu kon je tenminste weer in den winkel komen, wetend, dat je behoorlijk werd behandeld. Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit. adres. Coup Royal. In mijn rubriek van 18 Maart gaf ik een Goup Royal ter oplossing. Ik beloofte t.z.t. deze slagzet te publioeeren. Hier is dan de stand en het verloop: Stand. Zwart 10 schijlven op: 8, 11/14, 17/19, 23 en 24. Wit 10 schijlven op: 27, 28, 31/33, 36, 38, 39, 45 en 48. Oplossing. 2722, 18X27; 32X21,, 23X34; 45—40, 17X37; 40X16!! De bekende damimfer J. de Haas had onze rubriek gelezen en schreef mij', dat de be handeling van de Goup Royal dermate leer zaam voor de lezers was, dat hij mij een stand toezond voor mijn rubriek. Deze stand was van B. Springer en was een lokzet op den Goup Royal. Dat wil dus zeggen: Wit verleidt Zwart tot het nemen van een fou tieve Coup Royal. In ben èn de Haas èn Springer dankbaar voor hun medewerking en plaats gaarne dit leerzame stukje, dat groote waarde beeft voor 't practiscbe spel. 1 2 3 4 5 16 26 36 46 15 25 35 45 47 48 49 50 Stand. Zwart 12 schijven op: 3, 6, 9, 11/13, 16, 18, 19, 23, 24 en 26. Wit 12 schijven op: 25, 27, 28, 32, 33, 35, 37, 38, 42, 47, 48 en 50. Wit aan den zet speelt 4741 en verlokt zwart tot het neimlen van dezen Goup Royal: Ter completering van hetgeen wij over den „koninklijken slagzet" schreveu, lijkt mij dit een waardig slot. Uit de practijk. Een merkwaardige partij werd gespeeld in den onderlingen wedstrijd van de Gbr. Damvereen. Amsterdam. Mijn tegenstander was W. 'G. Sanders, met Ziwart spelend. Deze stand ontstond: 1 2 3 4 5 47—41 1 33X24 28X17 35X24 25—20 37—31 38—33 24X40 2429?? 19X30 11X31 31—36 36X47 26X28 47X29 Stand. Zwart: 13 schijven op: 2, 3, 6/8, 10, 12/15, 19, 24 en 25. Wit: 13 schijven op 22, 28, 30, 31, 34/38, 38, 40, 43, 45, 47 en 48. Zwart speelde 1218 en nu had ik geruimen tijd noodig om de gevol gen te berekenen van een slagzet, die ik uit kon voeren. Het kostte mij! dat moet ik eerlijlk bekennen vrij veel tijd en mioeite om „alles" na te gaan en te doorrekenen. Ik meende dat ik geslaagd Was, want ik zag deze varianten: Als i!k den slagzet: Wit: Ziwart: 1. er was gespeeld: 1218 2. 31—26 18X27 3. 36—31 27X36 4. 4741 36X47 5. 38—33 47 X29 6. 34X23 25X34 7. 40X18 uitvoer, dan blijft er een stand over waarin ik op slag sta (23X15); zwart kan niet weg- loopen (1924), want dan laat ik 18-13 (8X19), 23X5 volgen, derhalve moet zwart sluiten met 104. (Andere zetten ging ik na en ik zag dat er niets anders was.) Als zwart nu gesloten beeft dan speel ik 1813 en wat imloet zwart dan doen? Twee zetten kwamen in aanmerking n.l. 1924 en 7 12. Op 1924 rekende ik uit, gaat het spel: 19—24 139 1419 23X14 15—20 14X25 3X14 en ik zou een schijf gewonnen hebben. Op 712 zou m.i. 'het verloop worden: 7—12 13X24 8—13 45—40 1318 24—19 118X29 19X10 15X4 en door 4338, 4843, 4339 zou ilk even eens een schijfje verdienen. Ik speelde dus 3126 enz;., nam de dam en zwart vervolg de met 1014, ik 1813, zwart 1924, en het ging als hierboven aangegeven als va riant van 1924. Bij analyse bleek ons echter, na afloop van de partij', dat op 7-12 enz. een andere variant mogelijk was, waardoor ik welis waar geen nadeel zou krijgen, maar waar door van voordeel toch ook geen sprake was. Of dit voor het bord te zien zou zijn geweest? Ik meen dit te imloeten betwijfelen. In den stand ontstaan na 712 enz. dus na 15X4 van zwart, als ik vervolgd zou hebben met 43—88, 4843, 4339 zou zwart resp. met 28, 813, enz., een schijf verloren hebben, maar als hij in plaats daar van 1217, 27, en 711 zou laten volgen, dan komt er de dreiging 1721 in en daar voor was geen 'kruid gewassen. Zoodat na 1217 de voortzetting 4843 enz. achter wege had moeten blijven. Den lezers van „De Zeeuw" drang ik gaarne de verdere ontleding van dezen stand op en verneem ik t.z.t. wel eens hun oordeel over dit partijl-gedeelte.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8