L s r «I K a lli 3 o Zaterdag 8 April 1939 53e Voor den Zondag. 3 g p 2 5- «-«- 2 »-k (D w CO a P o cr p ^g- CO P- CD 3 s p p cd w il p Q, 3 p« is- "Tir O 2 ti CA r-t- CD CD 3 m 3. a 5 3 r I-* CO CO (O 0> ts M a tr co J®; ro a go Voor ons heeft non. Zijn heerlijk verlossingswerk is volbracht. iHen, die in Hem gelooven, kan geen vij and meer schaden. Voor Gods kinderen is een nieuw leven aangebroken, immers Jezus beeft de kracht van den dood en het graf verbroken voor allen, die in Hem gelooven. Zij zullen niet blijven in het graf en in den dood, maar door bet graf ingaan in het Hemelscbe leven, bet leven met Chris tus, dat blijft in Eeuwigheid. Aagtekerke. „Vergeet mij! nietje." Dat was dus een fijn meevallertje voor je. En nu maar maken dat je er het volgend jaar niet hang voor 'behoeft te zijn. Ja hoor, de kleintje© tellen ook mee. „Kleine Bertus". Ik vind het erg fliinik van je dat je al zoo'n grooten brief geschreven hebt, en zoo keurig zonder fouten. Nu, ik geloof graag, dat het een heele inspanning voor je was. De raad sels heb je ook goed opgelost. „Junikever." Dat zal een feest worden met die brand spuit. Jullie zit je er natuurlijk nu al op te verheugen. Gefeliciteerd met de overgang. In werkelijkheid zon je toch even oud Wijven hoor. Nieuwdorp. „Bruinoogje." Ik ben blij dat je het er zoo goed afgebracht hebt. Maar nu begint je tijd flink op te schieten. We zullen hopen dat het kleine broertje ook de eer van de familie helpt ophouden. „Frede- rik Hendrik." Dus 'bij jullie was bet ook al feest. Het zal voor Moeder wel erg vreemd zijn nu 'kleine zus ook naar school imioet. Kan ze er al een beetje wennen? Dat raad sel 'bleek erg moeilijk te zijn. Koude k erke. .Prins Maurits". Jul lie hebt een goeie klas 'hoor, met niet éen achterblijver er bij. Ja, er zullen zoo heel wat veranderingen 'komen. Je kunt nu „we reldwijd" worden. „Farmer." Mochten jul lie er 's avonds ook naar toe, of was het feest voor de 'kinderen 's middags al? Jij schiet flink op, nu al in de hoogste klas. Die naam had je goed. Serooskerke. „Parker." Dat was een prettige week op zoo'n manier. Welk broer tje was er jarig? Het wordt nu een heele verandering bij de school. Moet dat in de vacant ie gebeuren? Je oom zal wel heel wat te vertellen 'hebben. Wemeldinge. „Twee gebroeders." Dat was een plechtige gebeurtenis op school. En imu imloet je dat papiertje, of is het een papier? maar goed bewaren; het kan nog wel eens te pas komen. Ja, de raadsels wa ren op deze manier gauw klaar. N i s s e. „iZusje." Met zoo'n rapport 'kun je best tevreden zijn boor. En dat waren ze thuis zeker ook wel? Nee, alle kinderen zijb nu eenmaal geen zangvogeltjes. „Fietsertje". En jij hebt het ook al zoo goed gemaakt; zoo mag ik 'het zien. Ja, dit jaar zal weer wat gauw om zijn. Weet je al wat je dan graag wilt gaan doen? Bergen op Zoom. „J. P. Geen." Dat was wel een heel onverwachte vacantie voor jou, maar geen .prettige. Hoe gaat het nu met W., begint hij al wat op te knappen, en verveelt hij zich iniet al te erg zoo in de een zaamheid. Htet was voor B. ook een groote teleurstelling, maar zoo gauw het kan komt ze het zeker overdoen? Goes. „Teekenaar." Jij hebt voor den eersten keer wel erg lang op antwoord moe ten wachten, maar je ziet dat het toch komt. Nu ik heb verleden week nog wel eens aan je gedacht. Je bent zeker wel erg blij dat alles achter den rug is. Over 14 dagen ver wacht ik weer een briefje van je. Baarland. „Priin® Bernhard". De kleintjes zullen op zoo'n manieT wel gauw gewend zijn als jullie ze zoo goed helpt in wijden. Het zal je broer daar vast goed be vallen, want het is er prachtig, en als je tochtjes in de omstreken gaat maken, raak je er niet gauw uitgekeken. K a 11 e n d ij k e. „Naerebo-ut". Er is nie mand van onze familie blijtven zitten, dus begrijp je wel dat ik goed tevreden over jullie ben. Die zin vind ik wel mooi, maar erg lang voor een raadsel. Misschien kan ik hem wel iets veranderen. Borssele. „Zus." Wil je vooral mi et pr o- 2 3 3- CD aj» S" 2 3- OJ pk 3: oq w w ai ui F; (D CD oq W O CJ S3 CD CD 2 P< CD IT S tr S 2 3 CL er •-s CD a-SP R.) =-l p fflö CD P f+- Cd w P P o P o c| 3 2 i— co 1 o 9 Ui CD P A O CD CD* g-p s cl*-" 3 Q, 2 O 3 w 3 rfN O i-i. HJ CD CC O w CD CO CL &■&!-: cO!: o fc Ba! C TO V3 M a co ry cd co ps. p &T?5 S 3- CL 3* a w i 3 fa 03 T5 o m •=3 N (O to w (9 vergeten van mij te fèlicïteéren met zijn succes? Wat gaat hij nu doen? En jij hebt uruaar geboft met die vervroegde vacantie. Wat zuilen de andere klassen jullie benijd hebben. Wil je vader hartelijk van mij be danken? 'sH. Are nds kerke. „Meizonnetje." Je lijistje heb ik gelezen en je hebt' een pluim verdiend boor; bet waren allemaal heel mooie cijfers. Ja, jou schooltijd begint nu al bard op te schieten. „Herfstaster." Ge lukkig maar dat je zoo vroeg op was, anders was je briefje te laat geweest. Ik merk wel dat jullie, als het even mooi weer is, weer flank van de buitenlucht genieten. „Boertje." Het was dus voor jezelf ook een meevaller dat het rapport zoo goed was. Je hebt de vacantie nu wel verdiend, en het is een flink poosje hoor. „De Ruyter." En jij mag voor vader gaan fungeeren. Zul je goed op al de zusjes passen? De uitnoodi- ging is heel vriendelijk, imiaar ik weet niet of er wat vain zal komen, omdat ik het dan zelf ook druk heb. ..R." Jij blijft maar trouw aan het schrijven. Al bijgekomen van al de emoties? Ja boor, ik was ook erg blij. Sterkte in je verantwoordelijke taak! 0 o s t k a p e 11 e. „Sperwer." Dat was niet mis zeg, zoo'n mooie prijs. Schrijft de pen nu al goed? De postzegels sparen we voor een zieke. Van de opbrengst kan zij dan haar sanatoriumkosten betalen. Heb je er misschien ook nog voor tmtij,? „Kwartel". Je moet al de raadsels oplossen, maar alleen de prijsraadsels tellen mee voor een prijsje. Ja, ondanks den regen kun je toch goed merken dat het Lente is, vooral als eens even de zon schijnt. Zijn er al veel bloemen in den tuin? ROODE PAPAVERS. 5) -o- Op een drafje, met sprongetjes over de plassen, kwam Klazientje uit school naar huis. Ze had een hekel aan regen, en was liefst maar zoo gauw mogelijk binnen. Er was niets meer te merken van het mooie lenteweer van de vorige dagen want heel den dag had de regen nog niet opge houden. Al in de keuken hoorde ze het snorren van de naaimachine. Fijn, dat was waar ook, Moe was de jur ken aan het naaien. Ze deed vlug haar kletsnatte cape af en legde hem op een stoel. En toen gauw gaan kijken hoe ver Moe al was. Moe zat aan het tafeltje bij het raam. Vlug draaide ze aan het wiel en Klazientje zag dadelijk dat ze aan iets roods bezig was. Op tafel lag veel gebloemd goed en daar- tusschen in ook rood, daar in het midden, precies een papaver. „Maakt u die van mij eerst heelemaal af?" „Nee, Klazientje, allemaal tegelijk, dat gaat vlugger." „He, waarom nou?" Klazientje had een stuk rood goed in haar hand genomen, dat moest een mouw worden, kijk maar het ge kleurde randje zat er al aan. „U kunt die van mij toch eerst wel klaar maken?" „Niet altijd zoo zeuren, Klazientje. Weet je wat ga jij maar eens een lekker kopje thee zetten, want daar ben ik nog niet aan toegekomen." Klazientje trok een pruillip, daar had ze nu heelemaal geen zin in, ze bleef veel lie ver een beetje naar het naaien zitten kijken. Langzaam stond ze op en ging naar de keuken. Juist kwamen Lies en Tine binnen. Ook al kletsnat, maar ze hadden de grootste pret om het water dat in straaltjes langs hun neus liep. En toen opeens vloog Lies naar Klazientje toe en duwde haar de natte punt muts in haar gezicht. „Akelig kind!" schold Klazientje, nu nog meer uit haar humeur, „houd die natte rom mel maar bij je hoor." Maar Lies was al weg en toen Klazientje water in de ketel ging doen lagen er al drie natte capen op de stoel. Ze liet de groote ketel heelemaal vol loo- pen en zette hem toen op de aanrecht om eerst het gas aan te steken. Toen ging de deur voor de derde keer open en kwam Gert binnen, ook al druipend. „Brrr, wat een weerl" hij schudde zich op de mat af als een poedel, zijn klompen kwa men naast de andere zes te staan en zijn jas op de capen op de stoel. Toen keek hij naar Klazientje die de zware ketel juist op het gas tilde. „Wat moet je doen?" vroeg hij. „Thee zetten." Klazientje zei het zoo, of haar iets heel ergs overkwam, misschien zou Gert dan wel zeggen laat mij het maar doen, maar hij zei niets, maar begon inplaata daarvan hard te lachen. Klazientje keek boos. Bah, wat waren ze vervelend vanmiddag, eerst die natte cape in haar gezicht en nu lachte Gert haar uit en ze had een hekel aan de regen en aan thee zetten. De ande ren hadden het toch maar gemakkelijk, die hoefden niets te doen. Gert had maar even gelachen, toen nam hij zonder iets te zeggen de ketel van het gas en gooide de helft van het water door de gootsteen. „Je hoeft de wasch toch niet te doen?" zijn stem klonk plagerig. „Toe joh, waar bemoei je je mee?" brom de Klazientje, nu nog meer uit haar humeur. Ze hoorde binnen Lies en Tine met moe praten, natuurlijk die mochten fijn in de ka mer blijven. Maar toen ze even later ook binnen kwam, en Moe vroeg „je hebt toch geen vollen ketel opgezet?" was ze Gert toch wel een beetje dankbaar. En met een al wat vriendelijker gezicht ging ze verder voor de thee zorgen. Moe hield even op met naaien om gezel lig een kopje mee te drinken. Gert zat al met zijn boeken voor zich om aan z'n huiswerk te beginnen, als het gauw klaar was kon hij vanavond fijn nog wat lezen. Lies en Tine zaten te meten welk overgeschoten lapje ze het best konden ge bruiken voor een poppenjurk en Klazientje zat met twee ellebogen op tafel in 'haar kopje te roeren, waarin ze maar eens een extra schepje suiker had gedaan. Ze luisterde met een half oor naar de zusjes die met moe afspraken hoe ze de jurk zouden naaien, en toen zei Gert ineens, „maak voor die poppen ook zoo'n papaver- jurk." He, Klazientje zag meteen weer de zon nige groene wei, en daarin, afstekend tegen de blauwe lucht, een meisje in een roode jurk, net een papaver, en dat was zij. Maar ze werd er vlug uitgehaald, want Moe vergat ineens de poppen, en vroeg: „Klazientje, je hebt er toch wel aan gedacht de mantels uit te hangen?" „Nee Moe", zei Klazientje en ze schokte onwillig met haar schouders, want ze wist wel dat ze het nu eerst moest gaan doen. „Waar zijn ze dan" „0, op een stoel geloof ik." „Maar kind dat weet je toch wel dat ze naar boven moeten nu ze zoo nat zijn. Als ik er ook zelf niet altijd bij sta. Ga ze nu maar vlug naar den zolder brengen en hang alles netjes uit. Klazientje vond het een akelige middag. Het hielp niet of ze al naar het roode goed keek, en aan de zonnige wei dacht, het regende nu en het was donker en ze moest allemaal akelige werkjes doen. Waarom zij juist? Maar dat durfde ze niet 'hardop zeggen. En ook niet dat ze het eigenlijk niet ver geten was. Anders zei Moe altijd direct, gauw de natte rommel naar boven, maar nu Moe er niet was geweest, had ze het maar niet gedaan ook. Het zonnetje, dat juist even een beetje doorgebroken was, was al weer van haar ge zicht verdwenen toen ze naar de keuken ging. Maar Gert liet haar niet in den steek. Hij ging mee. Sloeg zijn armen om de natte stapel en droeg alles tegelijk naar boven. Klazientje achter hem op de trap, kreeg de spetters op haar hoofd, maar daar gaf ze niet om nu Gert haar hielp. Gert sloeg alles uit, dat de houten grond vol natte kringetjes kwam, en lachte om Kla zientje die gauw in een hoekje gekropen was. Hij had plezier, want hij dacht aan zijn papaverplan, en, dat plan zou misschien wel lukken ook. O CD CD CD e ÖNDAllMAD ~tfl~ - Jaar gang No. 28 DOOD EN OPSTAND IMG. Christus is het, die gestorven is, ja wat meer is, die ook opgewekt is. Ram. 834. In het hooggestemd loflied, waarin hij bezingt het verlossingswerk van Christus, blijft de apostel Paulus niet staan bij het kruis. Christus is het, die gestorven is. En dat is veeL Immers heeft God daarin Zijn liefde geopenbaard, dat Hij Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, masr heeft Hem voor ons allen overgegeven. Christus heeft Zich tot in den dood wilier: vernederen; Hij heeft den last van den toorn Gods tegen de zonde tot het bittere einde willen dra gen; Hij heeft Zichzelven vernietigd de ge stalte eens dienstknechts aangenomen heb bende gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja den dood des kruises. Christus is het, die gestorven is. De straf, die ons den vrede brengt, was op Hem. Toch is dit nog niet het hoogtepunt van het lied van den aposteL Christus is voor ons gestorven, ja; maar wat méér is, Hij is óók opgewekt! De vraag waarom dat méér Is, kan maar niet met een enkel woord worden beant woord. Zonder het licht van den opstandingsmor- gen zouden wij waarSohjjnïij' nooit héb ben begrepen, dat het Kruis geen nederlaag, maar overwinning beteekent Juist in en door de Opstanding is be- wezen, dat Jezus Christus de Zoon van God is, onze Heiland en Verlosser. Aa' dit door de Opstanding bewezen Zoonse," vp hangt voor Paulus alles. Indien Christus niet opgewekt is, zoo zegt hij in 1 Cor. 15, zoo is dan onze predi king ij del en ij del is ook uw geloof, zoo zijt gij nog in uwe zonden. Aan de Opstanding van Christus hangt voor Paulus de zekerheid van zijn verlos sing, de zekerheid van zijn opstanding, de wedergeboorte van alle dingen, de vrij making van het gansche schepsel van de dienstbaarheid der verderfenis. Maar nu, Christus is opgewekt Hij is gestorven, ja wat meer is, Hij is ook opgestaan uit de dooden, En in die opstanding hebben wij een zeker teeken, een bewijs, dat onze Verlos ser leeft Er is in ons eigen leven en ia het leven om ons heen, zoo heel veel, dat ons kan ontmoedigen. Wij zien de vreeselijke macht van de zonde. Wij zien de sterke kracht van de werken der duisternis. Maar Gode zij dank er is in Je duisternis, die ons omringt, een lichtpunt Jezus Christus, die het Licht is en de Waarheid, stond op uit de dooden. Hij be haalde de overwinning. Hem werd gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. Daarom mogen wij ook in de beroering van deze tijden onze Paaschliederen zingen. De Heere is waarlijk opgestaan, Jezus leeft! En zij, die in Hem gelooven, die Hem als hun Borg aanvaarden en als hun Koning eeren, zullen leven met Hem. Die ook opgewekt is. Daarin ligt uitge drukt dat er zekerheid van verlossing is voor den enkelen mensch, maar ook voor heel de schepping Gods. Wij zien nu nog niet de harmonie van de nieuwe schepping. Maar wij zien met het oog des geloofs Jezus, met eere en heerlijkheid gekroond! En dat te weten is ons genoeg. Nu weten wij het: Ja, de Heer is opgestaan! "tLicht van God is opgegaan! BIJ HET KRUIS. 0, hoe duister, hoe ontzettend Zieldoordaavrend, hartverplettend, was dat schrikverwekkend uur, dat den Zoon van God Zijn leven voor 'tbehoud zag overgeven der gevallen creatuur! De aarde siddert, rotsen kralken, dooden in het graf ontwaken! Jezus Christus geeft den geest! En de voorhang van den tempel scheurt in tweeën tot den drempel! De eerste schepping is geweest! Golgotha! gij zaagt dat wonder! 't Licht der heerlijkheid gaat onder, en het daglicht keert tot nacht! Maar die nacht weldra wordt klaarheid, al wat schaduw Was, wordt waarheid! 't Is vervuld, het is volbracht! Ja, volbracht zijn al de woorden, die de Godsprofeten hoorden! Ja! vervuld is 't Recht der wet! Onze wonden zijn verbonden, onze zonden zijp verslonden, en de slangenkop verplet! Ib het kruis zal 'k eeuwig roemen! en geen wet zal mij verdoemen; Qhristus droeg den vloek voor mijl! Christus is voor mij gestorven, heeft gena voor mij verworven 'fcben van dood en zonde vrij! DA OOSTA. BE MACHT DER LEUGEN. God is de waarheid en Cbristuh is geko men iooi de wereld om der waarheid getuige nis te geven. Maar Satan, de vorst der duisternis, is de vader der leugen. Reeds in het Paradijls heeft hij door de leugen EVa verleid. De leugen is zijn machtigste wapen. En onze trouwe Catechismus waarschuwt dan ook terecht tegen allerlei liegen en be driegen als eigene werken des duivels. Want waar gelogen en bedrogen wordt, daar is de duivel aam het werk. Vooral bij de internationale spanningen die Europa en Europa niet alleen in onrust houden en het gevaar van een nieuwen we reldoorlog nabij ons brengen, kan men zien hoe opzettelijk de volken door leugen en be drog misleid worden. Elk eigenmachtig in- grijpen in het levensbestaan van andere vol'ken wordt goedgepleit door Leugenach tige voorstellingen, waarvan later zelf moet erkend worden, dat dit niet anders dan op zettelijk bedrog is geweest om een verove ringsoorlog te kunnen beginnen en het eigen volk in den oorlogsroes mee te slepen. Plechtige afspraken worden gemaakt, ver bintenissen worden aangegaan om de goed- geloovigen te misleiden, en blijken achteraf niet anders dapi boerenbedrog te zijn ge weest. Een bekend diplomaat heeft eens ge zegd, dat het woord er was om de eigenlijke gedachte te verbergen, maar thans geldt dit niet alleen voor de diplomaten, maar voor heel het internationaal verkeer. De vinding rijkheid om door valsche leuzen de volken te misleiden en op te hitsen tegen elkaar, is groot vooral bij de dictatoren Als Enge land eindelijk, na zoo vaak misleid te zijn, tegen de veroveringslust der dictatoren op treedt en de 'Staten, die bedreigd worden, helpen wil, dan heet het dat de oude om- singelingspolitiek van vóór 1914 weer toe gepast wordt en Duitschland daartegen, als een aapslag op zijn leven, zich moet verde digen. Maar waartoe de voorbeelden ver meerderd, waar de bewijzen zoo voor het grijpen liggen, en ieder, die in de bladen de buitenlandsche politieke gebeurtenissen volgt, met weerzin deze onwaarheden leest, waardoor de publieke opinie vergiftigd wordt. En wat het meest verwondert en er gert, is dat heele volken zich daardoor mis leiden laten, hoewel de feiten zelf toch dui delijk genoeg de onwaarheid van deze val sche leuzen aantoonen. Het is alsof een leugengeest uit de hel is opgekomen om de volken ten verderve te voe ren en zonder twijfel is in dit alles een werk van Satan te zien, die niet alleen de vader der leugen is, maar ook een menschenmoor- der van den beginne. "Want niet alleen dat door dit liegen en bedriegen alle vertrou wen in eikaars woord, dat ook voor het saamleven der volken de grondslag zijn moet, te loor gaat, maar er ontstaat daardoor een haat en verbittering, die, wanneei God het niet verhoedt, tot een nieuwe menschenslach- ting leiden moet. De zedelijke herbewapening, waartoe onze Koningin ons opriep, bestaat zeker ook daar-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 9