O
Rondgang door den Dam-doolhof.
U
■ar
ffi
Wenken op technisch gebied.
DE BAKKER VAN HOLSBERG
ik ta de deur der schapen.
Voor de jeugd.
O
TT
C4
co
U M
fa
w
u M
rr,
Qm 2J;
—1 e
ca a.
-
TJ <Z
- s
ca
0)
'O
g g "O 60
3
ta
,0 60
b S 5 2
O <D
e i« S -Oo6o
r-< r—J-h Tl <D Kr, S<
- rH «-£« k-t hf»
O a W .Q
s S
60
o C
3
6o j3 T3 m S
CS
f-
13 6s
►3 F
W
Hhm
in, dat we dezen leugengeest bekampen en
voor de waarheid in het spreken en beoor-
deelen opkomen, niet alleen naar buiten,
maar ook in onze eigen kring. Want oök
daar sluipt maar al te vaak deze zelfde leu
gengeest binnen door valsche leuzen en mis
leidende voorstellingen. Reformatie moet bij
ons zelf beginnen, zal ons getuigenis tegen
dien leugengeest, die de wereld vergiftigt,
waard^iebbei^^^^^^^^CjD^fferauUl)
Telefonie met behulp van lichtstralen.
Sinds het békend worden van lichtgevoe
lige cellen is de vraag ontsbaam of het niet
mogelijk is, met behulp van licht een tele
fonische verbinding tot stand te brengen.
De twee vragen die hierbij' openstaan zijn:
1. hoe kan een lichtbron geunlaakt worden,
die door de spraak beïnvloed wordt?
2. Welke afstanden zijin met deze midde
len te overbruggen?
Voordat wij deze vragen beantwoorden,
zullen wij eerst nagaan of het wel nuttig is,
om een middel te hebben, signalen door
lichtstralen over te brengen. Wij kunnen
tegenwoordig immers langs draadloozen en
langs „draadTT-weg, zooveel overbrengen als
wij willen. Waarom zal men nu nog naar
een andere methode omzien? Het antwoord
op deze vragen is heel eenvoudig. Ia tijden
vaini oorlog kan de gewone telefoon ons
soms in den steek laten. Wordt immers de
verbindingskabel ergens verbroken, wat ia
zulke tijden licht (kan gebeuren, dan is daar
mee tegelijk het contact tusschen twee plaat
sen verbroken.
uit komt niet voor bij de overbrenging
van berichten door undddel van de radio,
maar deze heeft weer het bezwaar niet ge
heim te zijn. Het gebruik van een code is
immers niet voldoende waarborg voor het
geheim blijven van de berichten.
Anders is dk met de telegrafie door mid
del van lichtstralen. Haar men hier een
lichtstraal met behulp van een reflector op
vangt op een plaats, waar 'het mogelijk is
de lichtstraal te „zien" en er maar één
plaats is, waar dit gebeuren kan, is de tele
grafie met behulp van lichtstralen abso
luut geheim.
Een heel eenvoudige manier om met licht
elkaar te seinen is het morse-telegrafeeren
met behulp van een lamp. Door deze la-mip
aan en uit te doen kan een ander lettertee-
kens enz. waarnemen.
Wü hebben echter het oog op een ma
nier van telegrafeeren met 'behulp van licht
gevoelige cellen en wij Ikomen daardoor aan
de behandeling van de eerste vraag:
Hoe maakt men een lichtbron, die door
de spraak beïnvloed wordt?
Een lichtbron door de spraak beïnvloeden
is ap vele manieren mogelijk Het meest een
voudige is echter, in een gloeilamp den
stroom door den gloeidraad met behulp van
de spraak grooter en -kleiner te maken. Door
geschikte keuze van opbo iw van de lamp
is het mogelijk gebldken, dit effect voldoen
de groot te maken.
1 e zender ziet er dan als volgt uit:
1 e spraak wordt met 'behulp van een
microfoon omgezet in electrischen wissel
stroom. Leze wisselstroom wordt zoover ver
strekt, dat het hiermee mogelijk is, de lieht-
ste kte van de lamp voldoende te beïnvloe
den. De wisselstroom uit de zendversterker
wordt nn toegevoerd aan een gloeilamp, die
reeds op een zekere temperatuur gebracht
is door den stroom uit een accumulator. De
stroom die dan in totaal door het lampje
vloeit, is een combinatie van- gelijkstroom
en wisselstroom. De gelijkstroom zorgt er
voor, dat het lampje reeds een voldoende
hoeveelheid licht geeft; de wisselstroom, dat
de lichtsterkte van het lampje om deze
waarde slingert.
Hiermede is dus een „liohtzender" ver
kregen, die aan de gestelde eischen voldoet.
Deze zender na wordt tegenover den ontvan
ger geplaatst en het licht valt daarbij op
een fotocel. Deze cel zet het wisselende licht
om in een zeer kleinen wisselstroom. Deze
stroom wordt met behulp vaia versterker
lampen weer versterkt en toegevoerd aan
een telefoon.
mma
WHÊHÊÊHÊÊÊKHKÊBÊ
Wanneer nu in de microfoon gesproken
wordt, zal het gesprokene in de telefoon
gehoord worden.
De afstand die overbrugd kan worden
hangt in de eerste (plaats af van de verster
king die in den ontvanger toegepast wordt.
De te bereiken versterking is echter beperkt
door geruisch, dat veroorzaakt wordt door
weerstanden en versterkerlampen. Dit ge
ruisch wordt ook mee versterkt, zoodat dus
niet verder gegaan kan worden dan het
punt, waarbij het geruisch nog juist niet zóó
storend is dat het telefoongesprek er onver
staanbaar door wordt. Hierdoor is de ver
sterking -beperkt tot ca. 100.000 maal.
Een ander middel is, er voor te zorgen,
dat zooveel mogelijk licht van het lampje in
de fotocel terecht komt. Dit kan bereikt
worden door zoowel het lampje, als de foto
cel te plaatsen in parabolische spiegels.
Het spiegels van 15 c.m. diameter is het
zoo mogelijk) afstanden van 23 K.M. te
overbruggen. Wanneer spiegels van groote
ren diameter gebruikt worden, kunnen veel
grootere afstanden bereikt worden.
Zooals wij reeds aan het 'begin zeiden,
volgt hier direct het groote voordeel uit,
wat deze methode van telefoneeren biedt.
Men kan het als volkomen geheim beschou
wen, daar het alleen maar mogelijk is, in
de door den zender uitgezonden buinde! vol
doende licht te ontvangen.
Verder is het. nog mogelijk met onzicht
bare lichtstralen te werken, waardoor het
zelfs practisch onmogelijk wordt, de aanwe
zigheid van den bundel op te merken.
Vooral deze laatste eigenschap maakt de
toepassing voor militaire doeleinden aan
trekkelijk.
Vragen. J. v. O. te G. De 6 A 7 komt
overeen met de AK2, alleen is de gloeispan
ning anders. Zonder meer kunt u dus dit
niet vervangen. De AK2 heeft m.1. een
gloeispanning van 4 V en de 6 A 7 van 6,3
V. U kunt echter de 2 A 7 gebruiken, onder
tussonenschakeliing van een serie-weerstand
in den gloeidraad, welke de 4 V gloeispan
ning terugbrengt op 2,5 V, daar dit de
gloeispanning der 2 A 7 is.
W. S. te S. Het zal u iniet meevallen zoo'n
transformator zelf te wikkelen, kunt het
echter proheeren. 40 windingen voor de
gloeidraadwikkeling (kan echter niet. Dit
hebt u verkeerd berekend. Wij kwamen op
8 windingen en dat zult u wel met ons eens
zijn. De overige getallen zijn goed.
5.) o—
Van deze twee was hij zoo geschrokken,
dat hij de andere sollicitanten niet meer
komen liet.
Zoo was de derde huishoudster versche
nen. Volgens Harm een lot uit de loterij.
Zij was de dochter van een bakker. Wat
wilde hij nog méér?
Zij had evenwel niet verteld, dat zij niet
alleen een hekel, maar een als het ware
ingekankerde haat bezat tegen al wat winkel
was!
En zoo moest Harm tot de ontdekking
komen, dat zij in huis de opgewektheid en
vriendelijkheid zelve was, maar in den win
kel kort afgemeten, tot het stuursche, stroe
ve toe. Hoe vlugger zij de klanten kon af
schepen, hoe liever het haar was.
In Holsberg verklaarde men, dat bakker
Janse een verwaand n.est van een huishoud
ster had. En men bedankte er feestelijk voor,
op deze wijze in den winkel behandeld te
werden. Met zijn lieve geld kon men ook
bij een anderen bakker terecht
Evenals bij de tweede huishoudster, be
merkte Harm geleidelijk, dat de ontvang
sten in den winkel minder werden. Maar
de oorzaak was nu een gansch andere: het
aantal klanten verminderde; de omzet werd
geringer.
En dat stootte hem het meest. Om de ver
minderde inkomsten nog niet alleen, maar
méér nog het feit, dat Janse niet meer d e
bakkerszaak van het dorp was.
Jaren en jaren, tientallen jaren geweest
en nu... door deze juffrouw naar het tweede
plan!
Het vergalde zijn van nature opgewekte
leven.
Hij werd somber gestemd.
De verhouding, die overigens goed was,
werd er door vergiftigd.
Het stond voor hem vast: deze bakkers
dochter moest hoe eer, hoe liever verdwijnen.
De naam Janse mocht geen schade lijden.
Janse was de zaak en geen ander con
current mocht zich er tusschen dringen.
Na enkele maanden was zijn vast besluit
genomen de juffrouw kreeg haar congé.
Nummer drie zou verdwijnen
Haar hij aarzelde het haar te zeggen.
Want hij kon geen oude schoenen weg
werpen, vóór hij nieuwe had
En tegen die nieuwe zag hij op, als te
gen een hoogen, niet te beklimmen berg.
Wat voor ellende zou bij met de even-
tueele vierde weer beleven!
Hij piekerde er heele dagen over, zonder
tot een oplossing te komen. Zijn gemoedsrust
leed er onder. Job Eerveld want die was
er nog steeds en Harm bad ten eerste klas
bakker van bem gemaakt bemerkte het
wel en hij wist ook wel de oorzaak.
Feitelijk wist Stevens het ook wel. Haar
het fijne was hem onbekend. Want Harm
uitte zich zelfs tegenover hem niet.
Tot Stevens hem pardoes vroeg en Harm
zijn opgekropt hart in eenen uitstortte.
De wagenmaker had lustig rookend zijn
pijpje, kalm zitten luisteren. Hij was een
wijs man. Zulke mensehen moet je eens la
ten uitpraten. Dat doet ze goed.- En die
Harm Janse was de kwaadste niet. Die
moest geholpen worden. Hij moet een zetje
hebben.
Han, gebruik nou je verstand, zei hij
opeens.
Weet jij een oplossing? vroeg de bak
ker gretig.
Wel natuurlijk, kerel. Je moet gaan
trouwen. Had je al lang moeten doen.
Merci, zei Janse uit den grond van zijn
hart.
Nou, dan niet. Dan blijf je je heele
leven hommeles hebben met huishoudsters.
Met de een dat, met de ander weer wat an
ders. Als je je zaak er aan wagen wil, ga
dan je gang, man. Als je maar weet, dat je
gewaarschuwd bent.
Trouwen is ook niet alles. Dan ben je
zeker voor je leven geborgen, als het niet
goed gaat. Een juffrouw kun je tenminste
wegjagen.
Stevens lachte hartelijk.
Je moet natuurlijk verstandig trou
wen, zei hij dan.
Ja, ja, daar weet ik alles van. Je kunt
er geen een vertrouwen.
Dat is een mooi compliment voor je
cüoeder en voor mijm vrouw en voor duizen
den andere vruwen. Je hebt eens een strop
gehad. Het rechte weet ik niet, kan me ook
niet schelen. Maar dat wil niet zeggen, dat
ze allemaal zóó zijn. Als je verstandig bent,
dan zoek je een goede vrouw van jou leeftijd
ongeveer en dan zul je eens zien, man, dat
het geluk in je huis komt en dan ben je van
al dat gezeur af. Bovendien, hoe moet dat
straks? Ik heb er al eens met mijn vrouw
over gepraat. Al meer dan honderd jaar is
er een Janse in deze bakkerij. Je bent daar
niet weinig trotsch op. Maar als jij niet
zorgt voor nakomelingen, hoe moet het dan?
Heb je daarover ook wel eens gedacht?
Inderdaad had Harm Janse daarover
meermalen gedacht. Die gedachte kwelde
hem wel eens. Hij had zijn vader beloofd,
goed voor de zaak te zullen zorgen. Maar
dat beteekende dan toch ook, voor zoover
het aam 'hem lag, dat hij te zorgen had voor
een opvolger? Het eind van, zijn denken
daaraan was dan altijd: Aldert, de oudste
zoon van zijn broer KJ aas, den smid van
Laa.gheuvel, voelde niets voor de smederij,
maar alles voor de bakkerij. lm zijn vacan-
tie was de jongen altijd bij zijn oom. Die
moest dan maar opvolger worden. Dan was
er toch een Janse in de zaak. En met die
gedachte had Harm zich waarlijk al zoo
ongeveer verzoend, als de beste oplossing.
MaaT de opmerking vain) Stevens deed hem
weer wankelen.
't Was eigenlijk niet zoo'n dom idee. Eh
Stevens had gelijk: ze waren toch allen niet
als Katrien, die hem zoo schandelijk had
laten zitten?
Stevens zei voorloopig niets meer. Hij zag
In het bij de Erven J. Bijleveld te Utrecht
verschenen boekje: „H etlied van
den Herder", een meditatie over den
23sten Psalm, van Leslie D. Weatherhead,
geeft de schrijver een mooie illustratie van
het bekende woord van den Heiland: „Ik
ben de goede Herder".
In het Oosten 'bestond de schaapskooi
meestal uit vier hooge ruwe muren, die van
boven met puntige doornen waren bezet.
Op een punt werd de loop van den muur
onderbroken door een soort poort of opening
die slechts zoo breed was, dat er maar één
schaap tegelijk doorheen kon gaan.
Aan het eind van den dag ging de herder
die aan het hoofd van de kudde loopt, in de
deur-opening staan. Wanneer hij een schaap
nauwkeurig had bekeken om te zien of het
bijzondere verzorging behoefde, ging hij met
zijn lichaam even op zij, om het dier de
kooi binnen te laten. Daarna ging hij weer
voor de opening staan om het volgende dier
te onderzoeken. Met deze dingen voor den
geest krijgen wij een nieuwen kijk op de
woorden van den Goeden Herder.
De herder was, in letterlijken zin, de deur.
Wanneer alle schapen de kooi binnen war
ren, legde de herder een vuur aan in de
deur-opening want een groot aantal schaaps
kooien waren niet van een echte deur voor
zien.
De herder wikkelde zich dan in zijn warm
overkleed en sliep bij hel vuur.
Ook al zouden er dan wilde dieren rond
sluipen, zij konden alleen binnen komen door
de deur-opening, en als zij dachten daardoor
naar binnen te kunnen gaan, zouden zij be
merken, dat zij, om de schapen te bereiken,
eerst voorbij het vuur moesten en dan nog
voorbij bet lichaamv an den
herder.
Eens, toen in Syrië de zon zonk rood en
goud
achter de kim, zette vermoeid een reiziger
ter rust zich neer waar met zijn kudde
een Arabisch herder in zijn kooi gelegerd
was.
Rondom een wal van ruwen, grijzen steen
Geen deur, geen poort, maar slechts een
oopning, groot genoeg,
om in te laten dezen stroom van blank en
wollig vee.
„Voor wilde dieren", vroeg L»j, „zijt ge niet
bevreesd?"
Daarop de herder: „Ja, de wolf is zeer nabij,
maar en wonder-zoet klonken de oude
woorden
in zijn luisterend oor: „Ik ben de deur".
„Wanneer de sterren fonk'lend aan den he
mel staan
leg ik mij in de schauw van deze enge ruimte
neer.
Zoo kan, buiten mijn weten, geen onnoozel
schaap
ter kooie uit, noch hoeft de kudde, liggend
te vreezen, want haar behoed mijn lichaam,
als wachter uitgestrekt ter open deur".
O Woord van Christus, eeuwig Licht
voor Uwe schapen: „Ik ben de Deur".
wel, dat de bakker aan het piekeren was
geslagen.
Met een sprongetje was hij' vani den trog.
Ik ga weg, zei hij. Je moet er nog maar
eens aan denken. Niet te gauw „neen" zeg
gen. Dit is werkelijk de beste oplossing. En
je zult er geen spijt van hebben.
Je praat net, of je al een vrouw voor
mie hebt! zei Harm, met eon lichte poging
tot scherts.
Nou, het beste lijkt me, dat je zelf uit
je doppen kijkt, man. Mijn, vrouw zegt altijd:
niet koppelen; ze moeten het zelf maar uit
zoeken. Dat is heel verstandig Kijk maar
eens goed uit je oogen. Je hoeft niet eens
zoover weig te gaan, zou ik denken. Maar
dat moet jij weten. Voor mijn part haal je
een vrouw uit Canada. Als ze maar goed is.
Stevens keek door het raam. Hij kon net
een stukje zien van den weg, die voorlangs
den winkel liep. Er liep niemand, maar toch
stak bijl den arm omhoog, ten tetóken van
groet.
Wie was daar? vroeg Harm argeloos.
Tine van Geert, zei Stevens met een
sta.li'ii iï»>zir.hi. Je munt medelijden met het
meisje hebben. En 't is toch zoo'n flink
meisje (Jezien op het dorp en kraakzinde
lijk, imian. Zij heeft tot het laatste oogenblik
■haar vader goed verzorgd, daar valt niks
van te zeggen! Eni wat was die Geert niet
een vervelende kerel! Tijdens zijn ziekte was
er geen huis met hem te houden. Hoe lang is
die nu al dood? Een maand of drie, vier,
niet? En nu blijft die Tine daar maar alleen.
Ik heb ad tegen d'r gezeid: ga naar je zus
ter int Amsterdam. Lat is geen doen hier
alleen. In Amsterdam loopt genoeg man-
voliki schaloos. Wie weet, doe je er een goeie
jpartij. Nou, toen lachte ze urnar eens en zei,
dat ze het dorp niet zou verlaten. Je bent er
mee samengegroeid Stevens, zei ze, dat
moet je niet vergeten. Nou, 'k hoop voor d'r,
dat ze een goeie man krijgt. Die zal plezier
van d'r 'beleven. Nou ja, ze is niet knap,
maair waf koop je voor knapheid?
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit adres.
Uit de practijk.
Raichenbach verliest.
De aureool van onoverwinnelijkheid die
Raichenbach omgeeft, is aan het verbleeken.
Het was Springer die begon met partijen
van hem te winnen, al behield Raichenbach
ten slotte den luister van de eind-zege.
Daarna was de glatns weer schooner dan
ooit. Noch in z.g. „kleine unlatches", noch in
zijn grooten strijd om den wereldtitel ver
loor Raichenbach ook maar één partij. Maar
de hoog kan niet altijd gespannen blijven.
Gaven we de vorige week een stand waarin
de Wereldkampioen verloren stond, maar
toch nog won, thans kunnen we melden, dat
de Rotterdamsche Meester Ham in den in
ternationalen acktkamp als mummie r één
eindigde, vóór Raichenbach. Dit 'resultaat is
te fraaier omdat de beslissing viel in de
laatste partijl waarin Ham zijn geduchten
rivaal versloeg.
Hoffelijkheid tegenover den gast is een
gebiedende (ik zou haast zeggen: vanzelf
sprekende) eisch. Maar de courtoisie 'be
hoeft toch niet zoo ver te gaain, dat men de
waarheid te kort doet en den eigen landge
noot kleineert. Dit nu is mi het geval ge
weest met de reportage van de partij Ham
Raichenbach. Zoo stond b.v. in „De Te
legraaf" een bericht, dat Raichenbach ver
loor omdat hij een schijf foutief offerde;
hij dacht voordeel te krijgen, maar vergiste
zich. Hij overzag een slagzet en verloor.
Als men dit leest, krijgt men toch niet den
iindruk, dat Raichenbach in een verloren
stelling stond, toen hij het foutieve offer
deed? In het geheel niet. En dat is wel zoo.
Ham had de partij uitnemend gespeeld en
Raichenbach in een absoluut verloren stel
ling gebracht. Waar Idzerda op zulk een
moment gefaald had, was dit falen voor
Ham het schip op strand, het baken in zee,
h ij faalde niet en worn. Eere wien eere toe
komt!
En nu het bewijls. Hier is de bewuste
stand:
M. Raichenbach.
1
i
3
6
16
26
36
46
16
25
35
45
47 48 49 50
Ph. J. Haan.
Zwart 12 sohïjven: 6, 11/13, 15, 16, 19,
20, 21 en 30.
Wit 12 schijven; 22, 27, 29, 31/34, 36, 37,
39, 43 en 44.
Raichenbach aan den zet:
Het spel verliep:
ms 409
34X45 12—18??
32281 21X34
(meerslag)
39X8! 18X27
31X22 en zwart geeft opl
De slag is niet diep. Wel verrassend.
De vraag die te beaaitwoorden overblijft
is nu deze: Had Zwart een voortzetting tot
zijn 'beschikking, die heim kansen gaf om het
nadeel, dat Wit hem toegebracht heeft, otp
te heffen?
Neen!
Bewijs:
1. op 2430 en 13—19 volgt 2217!
2. op 12-18 komen: 3430 (25 X 23),
33—29 (23X 34) 39 X8!
3. op 11—17, 22X11 en 6X17 33—281
(24X22), 27 X7 óf 27X9!
4. op 11—17, 22X11 en 16X7: 27X16 en
zwart is niet alleen een schijf achter, m'aar
zijn stand is reddeloos! (er dreigt: 2430,
3329; op 1318 volgt 'b.v. 3227 met de
dreiging: 37—32; enz. enz.)
5. 1217? Dan speelt Wit de positioneele
voortzetting 2218 (13X22), 27X18 en het
lied is uit. Wit kan hier oofk de problema
tische spelgang kiezen (dus ma 1217 van
uit den diagramstand) 1. 3430 (25 X23)
2. 33—219 (17X28, de beste), 3. 29X9 en dat
zal ook wel winnen, maar.er zitten nog
voetangels en klemmen in deze afwikkeling,
b.v. 311—17; 4. 32X23, 21X41; 5.
36 X47, 28X37; en nu kan 6. 9—4 b.v. niet,
wamt dan volgt: 37-4:2; 7. 47X38, 35—40;
8. 44X3Ö, 24—30; 9. 35X24, 20X18; 10.
4X11, 6X17! en wit wint niet!
Ai imet al, een leerzaam partijgedeelte
waarvan de analyse bewijst dat Raichen
bach in den stand waarin hij het, z.g. „fou
tieve offer" doet, totaal verloren
stond!
P.S. Zoo juist verneem ik, dat Raichenr
bach in De Lder verloren heeft van Broek
man.
In een gewonnen stelling liep hij in een
damzet.
Het dambord blijft toch maar glad.
Correspondentie.
B. S. te Goes, e.a. Van vraagstuk nr 1
behoeft men alleen den damzet in te zen
den. Afspel natuurlijk niet. Inzendingen tot
en met 14 April a.s.
Aan de nichtjes en neefjes!
Morgen is het Paaschfeest, Opstandings-
feest!
Het Paaschfeest mogen we met blijdschap
vieren.
Want dan gedenken we, hoe de Heere
Jezus, de Zoon van God, de verlosser der
wereld, uit het graf is verrezen.
Wat was het donker op de aarde toen
Jezus op Golgotha aan het kruishout stierf.
Angstig donker was het toen Zijn Hoed
op de aarde vloeide, het zoenbloed voor
onze zonden.
Want om onze zonden was het dat Jezus
dien bitteren kruisdood moest sterven, dat
Hij eerst al dien spot en hoon heeft moeten
dragen, en eindelijk voor ons aan het kruis
hout den dood inging.
Daarna werd Jezus begraven.
Hij de Hemelkoning werd gelegd in een
donker graf.
Maar na drie dagen.
Toen werd het graf ledig gevonden.
De Hemelkoning kwam uit het gTaf.
Hij heeft den dood overwonnen!
Hij leeft!
Hij leeft voor ons, opdat wij zullen leven
in Hem.