r
I
gL
si
I?!
s.
Voor de jeugd.
Zaterdag 11 Maart 1939
53e
Jaar
gang
No. 24
Voof den Zondag.
vn.
I p° -
ffllKlV-lPagi1'
Pi-® U^Se^S!?*
w ^«oiu'5b
Ö-B8 - ^oowg-0
feS* JBSlf*
co
§g
its.
cn
ot
„J
8^
TspiToosT
P^SlJSpl
gg® B BS -a
SJgss.g
Sl?ifc9.ff
>3" |*5gg
S ^9 9
.2.e
if R
p p
p. p
»5
■BP
CD
ig
p P"-
S-a.
S W CD
Pa P
a!B
r^CO
CP
P p <X> 1
»5("gg?
P I 4 P p
r
g
CP <1
p 5
tïï.
S <F
remise geheel is uitgesloten en zwart als
verloren beschouwd kan worden."
Inderdaad, als tegen deze analyse geen
bedenkingen waren in te brengen, zou de
heer S. gelijk hebben. Miaajr.ik plaatste
achter eenige zetten van zwart hoofdletters:
A, B en G. Daar iheb ik iets te vertellen. Eln
diat iets Werpt de geheele theorie van den
'heer S. omver, zoodat de inderdaad aardig
gevonden spélgang, geheel waardeloos
wordt.
Hier zijln mijn annotaties:
A: voor 25—30, 4X3® en 3741 valt
ook nog iets te zegigien. Toch acht ik den
tekstzet sterker.
B: 16—01 belet Wel 1310 '(omdat zwart
dan door 3641 direct remise maakt, maar
als wit 152 speelt, dan is zwart niet veel
opgeschoten en daarom prefereer ik dan
oolk. den aangegeven zet 1721.
Stand na den &en zet van "Wit (138):
1 2 3 4 6
47 48 49 50
Tot zoover gaat het dus nog goed. Maar
nil? Bij G. Daar zit m.i. de foutieve voort
zetting. De daar aangegeven zet 2126 is
beslist zwak. D'at is niet de sterkste voort
zetting (en die moeten we toch zoeken,
nietwaar?) Hier moet 2127 gespeeld.
Deze zet heeft vele voordeelen. Uit de navol
gende varianten zal dit blijken.
Na 2127 kan wit niet spélen: 819,
813, 824, 885 dat is duidelijk. De
beste voortzetting is nog 821. (Wel is
826 speelbaar, maar 2732 brengt de
zwarte stukken in een zoodanige positie dat
b.v. schijf 5, die buiten spel stond, in het
gevecht kan worden gebracht. Winst is dan
ook denmate twijfelachtig, dat deze zet bui
ten 'besohouwing moet blijven.)
7, 8—21
Wat moet wit nu spelen?
2832II
a: 4842? Dan volgt 2731, 21X38, 31
—37, 42X31, 36X27, 38X21, 16 X27!!
b: 48—43? Na 36—41, 47X36, 27—31,
36X38, 16X27 moet wit voor de remise
vechten.
c: 3933 dan? Ook n.u is 3641, 2731
mogelijlk.
d: de vangstelling formeeren door 4440,
4035? Zwart kan dit dan eveneens gaan
doen door 5'10, 10iM, 1419, 1924 en
Winst zit er m.i. niet meer in deze stelling.
De prijswinnaar.
Als eenige oplosser die van nr 5 een be
vredigende inzending zond, komt voor den
prijs van 'de afgeloopen serie in aanmer
king: J. v. Wijtk, Lange Burg 63, Middel
burg, aan wien een damboek zal worden
toegezonden. Den heer Van Wjjik onze ge-
lukwenschen.
Troostprijzen.
Aan allen, die in de afgeloopen cyclus
een oplossing inzonden, wordt een notatie
boekje toegekend. Verzending vindt de vol
gende week plaats. Ik hoop, dat dit een
aansporing zal zijn, om dóór te zetten en
onu elkaar in de volgende serie van vijf
vraagstukken, welke in de volgende rubriek
aanvangt, fel de eere-plaats te bekampen.
Aan de Nichtjes en Neefjes,
Als 's morgens de zon zoo vroolijk schijlnt,
en je buiten de vogels luide hoort fluiten
en zingen, en je ziet dan de heel teere
blaadjes die nog maar pias uit hun knopjes
te voorschijn zijln gekomen en de eroousjes
die parmantig ihun blauwe en gele bloemen
vertoonen, dan denken we welhaast dat het
al Lente is.
Maar o wee, als hij het later worden de
donkere wolken aan Ikömen drijven en de
stormwinden over het land komen gieren,
de 'kletsnatte regenfwolken voor zich uit
jagen!, dan vinden We toch het winteisohe
plekje 'biji den haard weer het veiligst en
denken we aan het versje, misschien ken
nen jullie het Wel:
Hoor je ze jagen,
Die Maartsehe vlagen,
In woeste vlucht.
Zie je ze kruien,
die donkere buien,
Hoog in de lucht.
Hoor je het luiden
Wat wil het beduiden
Van klokjes fijn.
Zie je ze dansen,
Die blijde glansen,
van zonneschijn.
Zie 'tis de grimmige Winter,
die wacht en verdwijnt.
Zie 'tis de schuchtere lente,
Die lacht, en, verschijlnt.
Zoo is het ook nu weer, de grimmige
winter, die wacht en.verdwijnt, de
schuchtere lente, die lacht enver
schijnt!
Hier volgen weer de eerste prijsraadsels.
I. Voor de grooteren.
Het geheel bestaat uit 37 letters.
De Israëlieten woonden langen tijd in 8.
36. 22. 27. 3. 34.
1. 2. 33. 11. 24. 31. is een familienaam.
Men zegt wel eens: de kogel is door de
32. 10. 9. 32.
Een 29. 28. 26. 13. 16. 30. 25. is een struik.
De 7. 35. 5. 18. 16. 6. 20. 15. 37. is een
vlug vervoermiddel
Een 1. 14. 23. is een maat. c
In bijna iederen speeltuin is een 4 25.
21. 17. 12. 1. 2. 19. 28. 35.
2. Voor de kleineren.
Het geheel bestaat nit 25 letters.
Soldaten dragen een 20. 13. 25. 17. 3. 8.
op hun rug.
Een 1. 6. 10. 16. 21. tan mooi fluiten.
Linnen wordt van 5. 15. 13. 17. gesponnen.
14. 9. 2. 4. is erg zwaar.
Ieder kind houdt veel van zijn 1. 22. 24. 4.
19. 7.
18. 23. 16. 11. 17. moet vroeg overwonnen
worden.
Het 21. 13. 12. 4. is overal weer voor den
oogst toebereid.
Allen hartelijk gegroet van
TANTE! DOLLIE.
ROODE PAPAVERS.
I.
Blauw of rood.
Zoo blauw als de hemel, of zoo rood als
een tulp, want, papavers waren er nu nog
niet.
Wat zou ze nemen?
Klazientje, zich warmend in een jong
warm Aprilzonnetje zat op het witte hek,
dat eigenlijk midden in het tuintje stond.
Kijk maar, het grasveld liep door tot aan
het weggetje.
De mouwen van haar roodwollen trui
had ze opgestroopt, het donkerblauwe rokje
hing wijduit over de paal en ze wiebelde
met haar beenen 'heen en weer, terwijl de
klompen nog maar net aan haar teenen
hingen.
Van de wijde blauwe lucht boven haar
waarlangs ver weg een groote kudde vluch
tige schapenwolkjes dreef, keek ze naar de
roode tulpen die op hun stevige korte sten
gels in de zwarte aarde stonden te blozen.
En dan weer naar haar eigen roode jum-
pertje, maar nee, die kleur was niet mooi
meer.
Toen gingen haar oogen weer over de
weilanden voor haar, en probeerde ze zich
voor te stellen, dat er aan den eenen kant
een groote blauwe bloem bloeide en aan
den anderen kant een roode.
Ze hield haar hoofd schuin en tuurde
aandachtig over het frissche groen.
Als daar een blauwe stond.maar de lucht
was zoo blauw, het was wel mooi/ maar,
nee, een roode toch nog mooier, zoo rood
als een papaver.
■Klazientje was zoo vol aandacht, dat ze
niet merkte, dat achter haar op het gras
veld haar broer er aan kwam, en ze schrok
van zijn plotselinge vraag: „Wat doe je
daar?"
Meteen zat Gert met een Sprong naast
haar op het hek en stak, wat hij alleen
maar mocht doen, zijn rechterwijsvinger in
de pijpékrul boven haar oor.
Heel zacht gleden de zijige goudglinste-
rende haartjes over zijn vinger. Met zijn
duim hield Gert het onderste puntje van de
krul vast, trok hem recht naar beneden,
toen de vinger er weer uit, en, de krul
sprong weer in elkaar.
Klazientje liet hem nog één keer begaan.
Hij was nu erg lief en ze kon nu best iets
aan hem vragen, waar hij anders op zou
antwoorden, zoo iets van: Och meid schiet
op I
„Gert", begon ze, toen 'hij voor de derde
keer zijn vinger in de krul stak, „vind
jij die lucht mooi?"
„De lucht?" Gert keer naar boven, 'hij
zag niets bijzonders.
„Ja, die kleur, dat blauw?"
„Ja", zei Gert prompt, „dat is hemels
blauw, natuurlijk is dat mooi".
„En die tulpen?"
Even floot Gert tusschen zijn tanden, o,
was bet dat! en antwoordde toen: „Die vind
ik leelijk."
Pats, daar lag een klomp op den grond,
zoo was Klazientje geschrokken van zijn
antwoord.
„Leelijk!" riep ze verontwaardigd, „dat
rood.
„Ik vind ze te donker", beweerde Gert
toen, en, zijn stem 'klonk een beetje plagend
nu, „ik vind papavers veel mooier."
Klazientje kreeg een schokje van plezier,
en nu vloog ook de tweede klomp uit, maar
dat deed ze er om.
„Natuurlijk zijn papavers mooier", juich
te ze, „maar dat rood van de tulpen is toch
ook wel mooi.
Zeg Gert,'" Klazientje) wees met haar
hand voor zich uit, „als daar nu een roode
en", ze wees nu naar den anderen kant,
„daar nn een blauwe bloem groeide, wat
zou dan het mooiste staan?"
„Een gele", plaagde Gert, en sprong toen
van het hek af om Klazientjes klompen
op te rapen.
„Hier freule", zei hij, maar„o, kijk
daar eens!"
Hij wees naar de lucht boven hun huisje,
waar Klazientje met haar rug naar toe zat,
en die nu ineens zwart en dreigend was
geworden.
Klazientje draaide zich boven op het hek
om, om ook te kijken.
„Oh!" rie ze, en toen was er ineens veel
lawaai, ze hoorden gekletter op het dak en
meteen sprongen er fijne, scherpe hagelstee-
nen om hun ooren.
Tik, tik, tik, tik, vlogen ze om het twee
tal been.
Op Klazientjes pijpekrullen, op haar
bloote armen, haar neus, en ook op de roode
tulpen.
Even rilde ze van de plotselinge kou en
rolde toen haast van het hek af om gauw
met Gert naar binnen te hollen, terwijl het
in haar zong: Zulk rood als van de papa
vers
In de kamer, met hun neuzen platgedrukt
tegen het raam, keken ze samen hoe de bui
voortjoeg over de velden.
Verweg lag het land nog in de zon, maar
het donker breidde zich steeds verder uit.
Plotseling zagen ze de zonnestralen in
breede strepen, net of ze van die zwarte
lucht afhingen, en die reikten tot den hori
zont en die de weilanden ginds in een
vreemd licht zetten.
Nog even, toen was alles donker, en
scheen er niets meer over van den heer
lijken lentedag van zooeven.
'Het hagelde nog steeds en de zwarte
aarde, waarin de roode tulpen stonden, was
hier en daar al met witte plekken bedekt.
ÖNDÖSBLAD
IN DIEPTEN VAN LIJDEN.
Nu is mijne ziel ontroerd, en
wat zal Sk zeggen? Joh. 12 27.
Het oordeel der wereld zal zijn hoogste
doel hebben in de verheerlijking van den
Middelaar Gods.
Maar de weg naar deze hoogte loopt door
de diepte.
Jezus, die den ganschen lijdensweg kent,
ziet de crisis, het keerpunt der wereldge
schiedenis naderbij komen.
Het is 't moment waarin de beslissing
vallen zal van den strijd der eeuwen, van
de worsteling tudschen slangenzaad en
vrouwenzaad.
En Jezus, die de beteekenis daarvan ge
heel doorziet gevoelt het gewicht van dit
uur. En het grijpt Hem met ontzaglijk ge
weld aan. „Nn is Mijne ziel ontroerd."
De crisis der wereld moet wel iets van
geweldigen aard zijn. Daarmee gaat voor
Jezus een arbeid gépaard, die alle inspan
ning van 'lichaam en ziel opeischt en die
de kraöht zijner liefde om het werk des
Vaders te volvoeren, in volle spanning
brengt.
De beslissende slag in de wereld-worste
ling zal nu worden geleverd. Alle vijande
lijke macht nit de 'hel spant nu tegen Jezus
saam.
Voor den Heiland komt dit alles niet on
verwacht. Herhaaldelijk heeft Hij dit on
derwerp reeds aangeroerd.
Hij heeft er van gesproken tot de Joden.
Hij begint zijn discipelen te vertoonen,
dat Hij veel moet lijden.
Als met Zijn vinger wees Hij heen naar
Zijn begrafenis. Maria immers goot de nar
dus uit tot een voorbereiding.
In heilige kalmte, gegrond in de diepe
overtuiging van zijn Middelaarsroeping had
Jezus bij het komende lijden stil gestaan.
En toch: nu is zijne ziel ontroerd.
Angst en ontzetting en vrees grijpen Hem
aan. Ternauwernood kan Hij de bewegingen
van Zijn diep gevoelend 'hart bedwingen.
En dat niet in de eerste plaats om de
smart en de vernedering van 'het kruis,
maar omdat nn de eindworsteling met den
Overste dezer wereld zal plaats hebben.
De slag moet geleverd worden, die beslist
o-er het rijk Gods en het rijk van Satan.
Wij mogen hierbij niet nit het oog verlie
zen, dat Jezus is de Zoon van God, zelf
God, maar ook waarachtig zuiver mensch,
ons in alles gelijk, uitgenomen de zonde.
En daarom was deze worsteling van
Jezus inderdaad 1 ij d e n, in den vollen zin
des woords.
'Het lijden was voor den Heiland volle
werkelijkheid, het heeft Hem doen sidde
ren, het heeft Zijne ziel ontroerd. Maar Hij
bidt niet om uit deze ure verlost te worden.
Hij aanvaardt in volle overgave het lijden
en den strijd.
Voor elk, die in het verzoenend lijden van
Christus rust zoekt voor zijn hart, wordt
hier een overvloedige bron van troost ge
opend.
Voor Jezus was de crisis, het hoogtepunt
van den strijd met den vorst der duisternis
vole werkelijkheid.
Maar daarom is ook de vrucht daarvan,
voor wie in Christus als 'hun Middelaar
gelooven volle werkelijkheid.
Christus stelde zich in onze plaats.
Hij sloeg heel de macht der hel neer.
En in dien triomf van den Heiland is
onze eeuwige overwinning verzekerd.
Er is geen verdoemenis voor degenen, die
in Christus Jezus zijn.
BLIJDSCHAP.
Met opgeheven hoofd en blijden levensmoed
Trek ik het leven door.
Mijn Heiland zorgt voor mij en maakt het
alles goed,
Hij effent mij het spoor,
Ik heb geen zorg of vrees bij wat mij ook
ontmoet;
Ik weet: Hij gaat mij voor.
Hij heeft mij eerst verlost van zonde's heer
schappij,
Van schuld en vloek en dood;
Hij gaf aan 't smaadlijk kruis Zijn leven eens
voor mij
In Zijne liefde groot.
Die liefde maakt mij thans van alle vreeze
vrij
En redt me uit allen nood.
In Hem gerust zet ik vol moed mijn reisweg
voort.
DE NATION AAL-SOCIALISTISCHE
OPVOED INGS-I DEEëN EN HAAR
INVLOED! OP DE JEUGD.
(Een uitweiding:.)
De vorige maal beschreef ik hoe de prin-
cipieele hoogmoed grondslag is van de na-
tionaal-socialistische opvoeding. Hierin nu
komt haar heidensch karakter ten duide
lijkste tot uiting. Neen als we als Chris
tenen bekampen het moderne heidendom,
I
dan is dit niet speciaal gericht tegen de
uitwassen, tegen de duidelijke overdrevenhe
den. Ach, die verdwijnen wel van zelf en
ieder weldenkend mensch zal spoedig zulks
doorzien. Doch ons bezwaar gaat tegen de
infiltratie, de 'doorspiegeling van de hei-
densche, afgodische vereering van zijne ma
jesteit de mensch, die zelf zich gedeeltelijk
kan verdedigen met bijbel-teksten (uit zijn
verband gerukt overigens) en Christelijke
traditie. De valsche, leugenachtige, geraffi
neerde methode, waarop zulks geschiedt kan
fraai gedemonstreerd aan het volgende voor
beeld, dat nu wel niet slaat op de heidensche
over 't paardtillerij van den mensch en hot
ras, maar dat als voorbeeld kan dienen voor
de manier waarop het volk vergiftigd wordt.
Hier in Rotterdam werd in de volksbuur
ten een prentenboekje van de N.S.B. ver
spreid. Het ziet er aldus uit. Op den buiten
kant een duidelijk „type" van een joden
jongen. Zwart kroeshaar, bijziende bebrilde
oogen. Voorts een blik en veger dat door
twee handen bediend de attributen der „de
mocratie" opveegt. Voorts als titel E(inde)
D(er) D(emocratie).
Ik wil niet ontkennen dat ik dit laatste
als „aardigheid", als „geestigheid" wel weet
te waardeeren.
Het blad is dan vol foto's met bijschrif
ten. Ik kan natuurlijk niet het geheele
blaadje gaan beschrijven. Ik volsta met blz.
1. Dit is voldoende. Er boven staat: „Cul
tuur en Natuur".
Daarna een duidelijke foto van een deel
van het Middelburgsche raadhuis waarop
het poortje dat naar den kelder voert en
waar buiten een bord voor is geplaatst:
Stalling rijwielen. Duidelijk ook op de foto
te lezen. Er onder staat gedrukt:
De zorg voor onze kunstschatten: een
deel van het Stadhuis te Middelburg is
als rijwielstalling verhuurd.
Daaronder is een fraaie foto van een
zandweg met mooie berke-boompjes. Er
onder staat:
Hoe vloekt de verdeeldheid van ons
volk door de democratische partijen met
de weergalooze schoonheid onzer natuur.
De rest van het blad is soortgelijk en be
vat over de veertig foto's, uiterst handig en
geraffineerd gerangschikt, en van onder
schriften voorzien. Het eindigt met een
fraaie foto van Mussert waaronder:
Blijf één, blijf één, mijn vaderland!
Blijf één en ongeschonden.
Geen Staatspartij, geen godsdiensttwist
Verscheure door geweld of list,
Wat God heeft saam verbonden.
Laten we dit nu eens rustig bekijken. Het
gaat me niet om de kwestie: maar om de
mletbode van volks- en jeugdbeïnvloeding.
Wat is hier inu waar?
Iedere Zeeuw weet het: Het Middelbnrgi-
sche raadhuis heeft links van de monumen
tale trap een kelderachtig, gewelfd terrein,
dat alleen kan dienen als bergplaats. (Ik