Rondgang door den Dam-doolhof.
'HiUUi
HET VERMISTE PAKKET
a s
s
A
'S cd a f.
s
a |a^-3®^
SO jgx) q q
1 p s a
ro fl
s o s s a
a ho5
i
i5
Wenken op technisch gebied.
733"
S
p u
O
flj
50
m D H
CJ
<U
a
3 S
-3
03 Q.
T=r-cr
U 2
O C
s ->•
TT
I
É3
.h
Q
(ft
0)
Q
bi x
-3"
C3
O
UI
CD
OC
UI
co
a
Q
CD CJ
nj
o o> c! J5
xf cd
g,2«g|T5aa
- 3 bo
.H LJ
rrt 0)
.y
««H
-t—5H J>
S-So-S S) 22
w
«•q® a
§0® bo g
^3 B 5?
o a
®1N r^T© fcc'"©
a H -
K t3 h d
o o - H
OQ
O
o
Ti cd
fcfl nS
.aisll
7U **-> r*4 'H
o B
®B I S
-0 §1
w
O f-i m
2?^ -S
s flW«
ffl :5? t, JS
•a a i>fl
js t3
2 o r2 ff<
So® g
T3 43 P
»E"V0! U'V -3
co ,q q a t g
■Z S «J m 5
S -a a N S
lit ai bo Jj at
a d a g
s '5 h 'C g -s
N o d a g
-g bo a
2 73
m f-t O
O o CO
*H 3
be
»-h -ra a
Ol
^55
o""—
2i
0. c
cd
T3
cd
-*_.
TO <4H
TUJ
ri-y
bo'0
.y w
ra
s g^.
Td
el
S 0) 0 M S bo
®S
®"3fl--.2 m
O g,SMÖfi
CO '3 T3 .2 m
0^
5 W w
UïïsS
5f o> q-a
«•9P g
cd P Pi
cd 5^ -
^s-
5 .2
F-4
73 o
g 55 B
O
0
S
_j c
i
-2 fr
~*zrry
Crt cd
Ph bo 0
'3 q 5
w 1g
q j
o a
Sr o
bo to S
w Up M 'J -> ir
g^-S q gP ho
§„0 'q g co q^ hi
F -5 r ®®w rr
gai^pcHactn' S3
.Sja -S ®'c|
rn e la
§.25
T3 q C3
3 -S.%
o a a
■5og
I
q -Q -
.2 S 9
£h
'cd örö
©©o Ti JZ K Ti
pft
.5?
9e\I
UI
CS
h-
C
C/3
Z
CC
U
UI
a
23 b055
Ss q O
É-t
,2 S -§
d
d d S M
55 Ti
O
55 i
bo
"5
fl
o Td
g-ö g q
%o^ A
bo a 'E
rrw
d
n dd
M
d TS
i5 rri ©60>d^rö
r^^TO-d d©
0 73 -C S d b£.34 d yj
o a) ÜV-2 £j^d-r©©
55 bo bo 33 T3 Td
o<
o-J
<x
oo o
_i co
ui I-
X
53? 9
c-j
O tJ 3
cö 2
n oi ai ïq
-co® a
m g
d I-, rt
rt .a 9
o 5
q is q
d q
~S£g
digheid voor het eigen volk. „Hoera-schreeu
wen", zegt hij, beduidt niets en geeft geen
recht, zich nationaal te noemen, als daar
achter niet de groote liefhebbende zorg voor
de instandhouding van een gezond en krach
tig volk steekt". Hij bestrijdt dan uitvoerig
de standen en de stands moraaL „Een volk
echter, waarvan de helft ellendig en uitge
mergeld of zelfs geheel verpauperd is, is een
slecht ding om trots op te zijn. Dan eerst
wanneer een volk in al zijn geledingen,
naar lichaam en ziel gezond is, kan het
gelukkige gevoel er toe te behooren, bij allen
in gelijke mate stijgen tot waren nationalen
trots."
De standen zullen daartoe eerst moeten
verdwijnen. In ieder jeugdig hart moet het
besef van den onlosmakelijken band tus-
schen nationalisme en sociale gerechtigheid
ingeplant worden.
De bekroning van dezen geheelen opvoe-
dings- en onderwijsarbeid, in den volkschen
staat zal hierin bestaan: het rasgevoel en
de ras-trots langs instindieven zoowel als
langs verstandelijken weg in het hart en de
hersenen der jeugd in te branden.
En mag geen jongen en geen meisje de
school verlaten zonder volledige kennis te
hebben van de noodzakelijkheid en de be-
teekenis der bloed-zuiverheid.
Verder moet de staat een verstandige
menschen-schifting toepassen, opdat de juis
te man op de juiste plaats kome. Van staats
wege moeten de beste krachten opgespoord
en voortgeholpen om de nieuwe leiders zoo
van jongsaf op te kweeken voor hun groote
taak. Er mogen in 't belang van het volk
geen talenten verloren gaan. Geld en stand
dient hierbij gecnerlei rol te spelen. Hitler
zegt dan, dat zulks op 't gebied der kunst
reeds lang het geval is. De groote kunste
naars stammen niet zelden af van arme
eenvoudige ouders. Menige kleine dorps
jongen werd later een gevierd meester.
Waarom nu niet voor alle vakken, allen
arbeid ten dienste van de volksgemeenschap
toegepast!
Om iets nieuws uit te vinden, om nieuwe
wegen te ontdekken, daarvoor helpt niet
de ingepompte kennis, maar daarvoor is
talent noodig. Zonder te letten op stand
of geld of goed, dient ieder talent alle
kans te krijgen in de nieuwe volksgemeen
schap. P. W. J. S.
Machines en apparaten die de
radio-ontvangst storen.
Er zijn nog steeds talrijke toestelbezilters, die
veel storing ondervinden van machines en
electrische gebruikstoestellen. Vooral de
laatste tijd is er een toename in gebruik van
electrische apparaten. Deze zijn voor de
raidoluisteraars soms een bron van ergernis.
Er bestaat een mogelijkheid, deze storin
gen sterk te reduoeeren, ja zelfs op te hef
fen, door het aanbrengen van een goede sto-
ringvrije antenne. Het aanleggen van zulk
een antenne brengt echter nogal betrekkelijk
hooge kosten met zich mee. Er ia door over
leg met menschen, die storende apparaten
bezitten, soms ook heel veel te bereiken. De
ze methode is natuurlijk veel goedkooper.
Overal geeft het verbreken of sluiten van
den stroom het optreden van vonkvorming.
Hierdoor treden storingen op, die zich deels
door den aether, deels door het nel voort
planten.
Men moet dus zooveel mogelijk trachten
vonkvorming te voorkomen. In hel algemeen
bereikt men dit doel door de onderbrekings
plaats te overbruggen met een condensator
en weerstand.
Er zijn echter ook electrische apparaten,
die hoogfrequent-trillingen voortbrengen (we
denken hierbij aan de „beruchte" massage
en bestralingsapparaten), welke niet zoo ge
makkelijk ontstoord kunnen worden.
Wij zullen enkele gevallen bespreken en
daarbij ook zooveel mogelijk aangeven de
middelen, die men voor ontstoring het best
kan gebruiken.
Een bron van storing kan de electrische
schel zijn en wel de gelijkstroomschel. 'De
wisselstroomschel berust niet op het prin
cipe van stroomonderbreking, zoodat dit type
geen storing geeft. Dij de gelijkstroomschel
is dit echter anders. Hier heeft een voort
durende onderbreking van de stroom plaats
en dit gebeurt bij iedere „tik" die de bel
geeft. Het is heel gemakkelijk om zoo'n schel
te ontstoren. Men schakelt parallel aan het
verbrekingscontact een condensator van één
microfarad. Soms zet men nog een laag-
ohmige weerstand daarmee in serie.
Er zijn compacte filters in den handel,
welke voor dit doel geschikt zijn.
Wie in de buurt van een tandarts woont,
zal als luisteraar ook wel eens sterke storin
gen opgemerkt hebben. De vonken, die sto
ring veroorzaken, ontstaan door het vonken
van den collector van de boormachine, een
voornaam instrument van den tandarts. Ook
deze storing is gemakkelijk op te heffen, door
zoo dicht mogelijk bij de collector een con
densator van 0.1 mfd parallel aan de stroom-
toevoerd raden te maken, terwijl men nog een
tweede condensator van ca. 5000 cm tusschen
één der geleiders en het huis van de machi
ne aanbrengt.
Speciale compacte ontstoringsblokjes zijn
hiervoor in den handel, welke zoo klein ge
maakt zijn, dat ze gemakkelijk dicht bij de
collector aan te brengen zijn. Daarbij kan
men nog op de toevoerleidingen van het voet
contact een condensator van 0.1 mfd aan
brengen. Hiermee zal de storing die de tand
arts veroorzaakt wel verdwenen zijn.
De hardnekkigste storingen worden ver
oorzaakt door hoogfrequent-apparaten. In de
laatste jaren is dit apparaat bij tal van par
ticulieren in gebruik genomen. De invloed
sfeer van deze apparaten is zeer groot. Ze
strekt zich tot wel eenige honderden meters
uit, zoodat het noodig is aan deze apparaten
speciale aandacht te besteden. Daarbij moet
men in het oog houden, dat het nooit moge
lijk is alle hoogfrequentstoringen op te hef
fen. Deze zijn alleen te bezweren door een
verbod op bepaalden tijd deze machines te
gebruiken. De tijd zal dan ook niet zoo
heel ver zijn, dat het gebruik van deze appa
raten over 't geheele land op bepaalde uren
verboden zal zijn.
Er bestaat een afdoende middel om de
storingen door deze „stoorders" veroorzaakt
te bestrijden.
Hiervoor zou het echter noodig zijn de
patiënt, die het apparaat gebruikt, mét het
apparaat zelf, in een metalen kooi te plaat
sen, welke kooi men aardt.
Dit stuit, zooals vanzelf spreekt op groote
moeilijkheden en dat mijnheer of mevrouw
met hun bestralingsapparaat naar een kip
penhok verhuizen, zou voor de radio-luiste
raar wel fijn zijn, maar bij mijnheer of me
vrouw niet erg in den smaak vallen.
Toch zijn belangrijke verbeteringen te ver
krijgen. Daartoe schakelt men tusschen het
net en het apparaat een storingsfilter, be
staande uit twee condensatoren van 0.1 tot
1 mfd, en twee smoorspoelen, die men zelf
kan maken door om twee ebonieten staven
van 20 mm dikte en 10 cm lengte 15 groeven
van 3 mm breedte en 5 mm diepte te draaien
en deze vol te wikkelen met dynamodraad
van 0Ü5 mm. Twee smeltveiligbeden zijn
tusschen condensator en geleider gelegd, ter
wijl het midden aan het metalen huls is ver
bonden, dat men met het oog op storingslast
liefst niet aan aarde zou verbinden, maar
dat wegens veiligheid toch wel geaard moet
worden.
In sterke mate wordt verder de storende
werking tegengegaan door een condensator
van 0.001 mfd aan te brengen, die eenerzijds
aan een der stroomtoevoerdraden en ander
zijds aan een metalen huls is verbonden, wel
ke om het handvat van het apparaat is be
vestigd en steeds bij het gebruik dient te
worden vastgehouden. Hierbij merken wij
op, dat door dit laatste middel het aan het
apparaat bevestigde neonbuisje niet meer
oplicht, waaruit men niet mag afleiden, dat
het toestel niet meer naar wensch zou func-
tionneeren.
Een compleet apparaat, zooals wij hier
voor beschreven, is in den handel en men
dient er op te letten, dat een ontstorings-
apparaat voor deze toestellen precies volgens
voorschrift aangebracht moeten worden, op
dat het gebruik ervan, voor den verbruiker
geen gevaar opleveren kan.
Tenslotte maken wij nog de opmerking, dat
de condensatoren, welke men in voorgaande
beschrijving aantreft, allen een hooge be-
drijfsspanning moeten hebben.
V r a g e n. C. D. te B. Wij zullen uw vraag
zoo spoedig mogelijk beantwoorden. Hiervoor
moeten wij echter eerst nog eenige tamelijk
lange berekeningen maken, terwijl wij van de
door u aangegeven spoelvorm eenige nadere
gegevens aangevraagd hebben, zoodat wij u
op afdoende manier eerstdaags kunnen ant
woorden.
L. M. te (r. U moet bet toestel op de korte
golf schakelen, op 301 m afstemmen en de
trimmers op de condensator zoo afstellen dat
Hilversum zoo hard mogelijk doorkomt. Daar
na trimt u de overige trimmers op de door
u aangegeven wijze bij. Uw begin was echter
verkeerd. Probeert u het eens op deze ma
nier en dan zult u wel succes hebben. Moei
lijk is het heelemaal niet.
HET KERKLIED.
Aan een artikel van J. N. Bakhuizen van
den Brink in „Stemmen des Tijds", over:
„De nieuwe Psalmen en Gezangenbundel
voor de Nederlandsche Hervormde Kerk",
is het volgende ontleend:
In alle eeuwen is het Psalmboek ver
wekker zoowel als drager geweest van de
zuiverste, de eerbiedigste, de sterkste en
de blijdste uitingen van het levensverkeer
der kinderen Gods met hun Heer. Ontdek
ker en vertolker was het van de diepste
geloofsbelevingen, van schuldbesef en smart,
van vertrouwen en hoop. Augustinus en
Luther en ongetelden vóór en na leefden
en geloofden door en met de Psalmen. Hun
taal is van den toon der Psalmen doorvoed.
En in ons vaderland hebben ze geklonken,
zijn ze gezucht en gebeden, hebben ze ge
schald van de hervormingseeuw af en wij
blijven er mede bidden en danken.
De Bijbel leert ons, dat de Christelijke
Gemeente van den aanvang af gezongen
heeft (1 Cor. 1426, Col. 3 16, Ef. 5 19,
Hebr. 2 12, Openb. 6:9, 14 3, 15 3).
Na deze Bijbelsche gegevens is er even
een pauze. De kerk in het Oosten doet iets
eerder de ontwikkeling van het lied zien
dan die in het Westen; als de groei een
maal begonnen is, wordt het aan beide ar
men een rijke bloei.
Het is kenmerkend, dat tot de alleroudste
kerkelijke hymnen d.i. lofliederen in
het Westen behooren eenige, die de groote
bisschop Ambrosius te Milaan (t 397) dicht
te om ze door zijn gemeente te laten zin
gen gedurende een korte periode van hef-
tigen strijd,, dien men had te voeren met
de keizerin-moeder Jusina. Deze machtige
vrouw wenschte een kerk te bezitten voor
haar aanhang, die de Ariaansche Christo
logie beleed en Ambrosius stelde zich daar
tegen met zijn orthodoxe gemeente uit alle
macht te weer. Het kwam tól een treffen.
De gemeente hield met haar bisschop de
wacht in de kerk, vertelt Augustinus; zijn
moeder Monnica was er zelve bij, de stad
bevond zich in rep en roer. „Toen is men
begonnen hymnen en Psalmen te zingen
naar den trant der kerk in het Oosten, op
dat de gemeente door die afmattende on
aangenaamheden den moed niet zou verlie
zen; en van dat oogenblik af tot nu toe
is het gehandhaafd, terwijl vele, ja bijna
al Uwe (Gods) gemeenten ook in de rest
der wereld het navolgen."
De Arianen hebben dan ook den bisschop
verweten, dat hij door zijn hymnen het volk
verleid had. Ambrosius was zich zeer wel
bewust van wat hij wilde en erkent, dat
inderdaad daarvan een groote bekoring uit
ging, machtiger dan wat ook. „Want wat
is machtiger dan de belijdenis der Drie
eenheid, die dagelijks door den mond van
het geheele volk (gemeente) verkondigd
wordt? Als om strijd willen allen hun ge
loof belijden, zij hebben geleerd den Vader
en den Zoon en den Heiligen Geest door
verzen te prediken. Nu zijn allen leeraars
geworden, die nog nauwelijks leerlingen
konden zijn." (Hebr. 5 12.)
door Grace Sinclair.
22) o
HOOFDSTUK XI.
Een nachtelijke overval.
De jongens bevonden zich in een groot
vertrek, vol ernstig uitziende mannen. Al
de gezichten waren him min of meer be
kend van de geheime bijeenkomsten. Dit
was geen samenzwering ten gunste van
Freiburg of Savoye, en evenmin een ver
gadering van de volgelingen van den Bis
schop, dat zagen zij direct. De mannen wa
ren alle Hugenoten.
De eerste, die zij opmerkten, was Baudi-
chon. Francois ging naar hem toe, fluister
de zachtjes een paar woorden, en daarop
riep Baudichon de jongens bij zich en liet
Gerard het verhaal betreffende de booten
doen.
Het was .te voren al stil in de kamer ge
weest, maar terwijl Gerard in enkele vol
zinnen meedeelde, hoe hij de booten had
zien klaar liggen aan den oever en, ver
moedende, dat ze bestemd waren voor het
vervoer der gevangenen van het Paleis
het water gegooid en de booten losgesne-
naar het Kasteel de Gaillard, de riemen in
den had, was de stilte bepaald intens.
Baudichon wendde zich daarop tot de
anderen.
„Nu, (komt dit niet wonderlijk overeen
met wat ik ontdekt had?" vroeg hij. „Ts dit
er niet de bevestiging van? Ik vind dat het
gelijk staat met het verhaal van den droom
van het gerstebrood, dat Gideon hoorde, en-
God het ons heeft laten weten, om ons aan
te moedigen, evenals het dat hem deed;
want, jongens", zei hij met een glimlach te
gen Gerard en Ulric", „de Bisschop is wer
kelijk van plan, om vannacht de gevangenen
in het geheim naar het Kasteel Gaillard te
vervoeren. Ik ontmoette vanavond, toen ik
na donker terugkwam, een troep gewapen
de mannen bij de poort en hoorde het feit
van hen, en we zijn hier samengekomen
om het te verhinderen."
„Hoe wilt u dat doen" vroeg Ulric opge
wonden.
„Net als Gideon indertijd de heirlegers
van Midian versloeg", antwoordde Baudi
chon. „Hij had drie honderd man, en wij
zijn nog niet met vijftig, maar dezelfde God
is met ons. Elk van ons is gewapend met
een stok met een ijzeren punt, met vijf on
aangestoken lonten aan het eind. Te mid
dernacht willen we het Paleis overrompelen
en de gevangenen opeischen".
Ulric wist niet, wat hij hoorde.
„Monsieur", smeekte hij, „och neem ons
ook mee! Mijn vader hoort ook tot de ge
vangenen mag ik niet meehelpen, om hem
te bevrijden?"
Baudichon legde zijn hand op Ulric's
schouder.
„Wat denken jullie er van?" vroeg hij aan
zijn vrienden. „Het zijn nog wel jongens,
maar ze hebben bewezen, moed en energie
te bezitten. Zullen we hen het getal vijftig
laten volmaken?"
Het antwoord was toestemmend, en de
jongens werden daarop voorzien van een
degen en stok.
Het was misschien wel het glorierijkste
oogenblik van Ulrics leven. Zijn hart klopte
sneller, hoewel hij zich even kalm trachtte
te houden als de anderen.
Eindelijk was het oogenblik gekomen, dat
hij zijn vader kon helpen verlossen, dat hij
zijn leven voor hem kon wagen. Dat zij ver
slagen zouden kunnen worden, daar dacht
hij geen oogenblik aan. Had meneer Bau
dichon niet gezegd, dat de Heer zelf voor
hen zou strijden?"
Het lange wachten, de flauw verlichte
kamer, de stilte, alleen nu en dan afge
broken door zacht gefluisterde overleg
gingen onder de leiders, die door de anderen
niet verstaan werden, begonnen echter in
vloed uit te oefenen op den geest van den
jongen.
Andere en zachtere gedachten kwamen bij
hem op. Als zij eens niet slaagden; als mis
schien zijn vader en hij nooit weer thuis
zouden komen! Hoe verschrikkelijk zou dat
voor Greta en de drie jongste kinderen zijn!
Arme Greta! Wat was hij toch schandelijk
tegen haar opgetreden!
„Gerard", fluisterde hij, „als mij iets
mocht overkomen, wil je hen dan allen van
mij groeten en tegen Greta zeggen, dat het
mij spijt, en dat ik het haar vergeven heb."
Gerard vatte geruststellend zijn hand;
maar het was niet, dat Ulrics moed hem in
den steek liet. Niemand was meer bereid,
om te gaan, toen het twaalf uur sloeg en
Baudichon het sein van vertrek gaf, dan hij.
De mannen staken de lange, langzaam
brandende lonten aan namen de staven in
hun linker, hun uitgetrokken zwaard in
hun rechterhand en volgden Baudichon in
de duisternis naar buiten.
Zonder verwarring, zonder haast schre
den zij voort.
Verblind door al het licht, verbaasd en
ontzet, bood de schildwacht geen tegen
stand, toen zij opeens om den hoek schoten,
en de kleine troep vervolgde zijn weg.
Ongehinderd gingen zij door de poorten
en traden het Paleis binnen, en begaven
zich, nog altijd zonder eenigen tegenstand
te ontmoeten rechtstreeks naar het slaap
vertrek van den Bisschop.
Het was een angstig ontwaken voor den
grooten man. Ontsteld keek hij rond.
„Wij komen de gevangenen opeischen",
zei Baudichon. „Geef hen dus onmiddellijk
over aan hun wettige rechters."
De Bisschop keek verschrikt en ontsteld
om zich heen, als een dier, dat in een val
zit. Hij was alleen met zijn vijanden, geheel
door hen omringd.
Hij dacht direct aan een anderen nacht,
een jaar of zes geleden, toen zijn Paleis
overrompeld was door de inwoners van Ge-
nève, en hij genoodzaakt was geweest zijn
heil in de vlucht te zoeken.
Hij herinnerde zich dat, en hij gaf toe.
De gevangenen werden opgegeven zonder
eenig voorbehoud. Baudichon en zijn man
nen hadden overwonnen, zonder iemand te
deren.
De torencel werd geopend, en de gevange
nen werden naar buiten geleid, maar niet
naar een nog wreeder gevangenschap.
Opeens hoorde dokter Morand, wakker
geworden door het gekletter van wapenen
en den verblindenden glans van honderden
lichten, een luiden kreet: „Vader, Vader!"
Hij meende te droomen, maar het vol-
geinde oogenblik had Ulric zich op den
vochtigen, vuilen vloer van de cel geworpen
en riep snikkend uit: „0 vader, ik kende
u haast niet terug!" Wat hadden ze met u
gedaan? Ik was bang, dat we al te laat
waren."
„Wat is er aan de hand?" vroeg de dokter
met zwakke stem.
„U is vrij," zei Ue jóngen ivol trots. „Me
neer Baudichon is uit Bern teruggekomen
ien 'heeft onzen gezant meegebracht, en zij
hebben a'lles gedaan, wat zij konden, zij en
de Raad, opdat de Bisschop zijn gevange
nen vrij1 zou laten, en toen hij dat niet wil
de, is meneer Baudichon het Paleis bin
nengedrongen en heeft hem er toe genood
zaakt."
Vol liefde keek 'hij zijn vaJder in het ver
moeide, vermagerde gelaat.
„Vajder," zei hij met gebroken stem, „zij
hebben u bijna dien- dood aangedaan. Die
zware kettingen en dan met uw voeten in
den stok! Gerard, kijk eens."
Gerard wierp een enkelen blik in zijn
richting, toen trok hij zonder plichtplegingen
Iden cipier mee.
„Nu eerst deze losmaken," zei hij.
Knorrig haalde de man de voeten van
den dokter uit den stok en maakte de zware
kettingen los. Het plotseling gevoel van
verlichting was te iveel voor diens uitge
putte lichaam. Hij zakte bewusteloos ineen.
De jongens verloren echter niet zoo gauw
den moed.
Voorzichtig en zachtjes wreven zij: de
gekneusde en gezwollen ledematen en gaven
den dokter een opwekkend middel in, dat
een van de anderen bij zich had, en rustten
niet, voordat de bloedsomloop hersteld was
en de patiënt weer bij kwam.
„Nu gauw naar huis, vader," zei Ulric
verrukt.
„Niet zoo haastig, mijn jongen," zei Bau
dichon. glimlachend. 'Hij had zijn oude
vrienden begroet en kwam nu naar den
dokter toe. „Wij zijn geen inbrekers van
gevangenissen, maar mienisChen van regel
en orde. Deze mannen zijn beschuldigd van
een misdaad; de rechters zullen hen volgens
de 'bestaande wetten ondervragen en als de
beschuldiging geen steek 'houdt, zal niemand
die hun meer ten laste kunnen' leggen. Ik
zal de gevangenen in handen van den Baad
stellen."
Onder redactie van Jur. Schroder, Sta
dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru
briek betreffende te richten aan dit. adres.
Onze probleemwedstrijd.
Van No. 4, het eindspel van J. B. M. J.
Eekhoud te Rotterdam, is meer dan een
oplossing mogelijk. Ze berusten alle echter
op hetzelfde principe. De aardigste variant
is deze:
Stand: Zwart 4 schijven op 7, 15, 17 en 20.
Wit dam op 41.
Wit speelt en maakt remise!
Oplossing.
1. 41—23, 7—11; 2. 23—28, 20—24. Op 20—25
volgt 28—39, 15—20; 3933 remise.
3. 28—33, 15—20.
Op 24—30 volgt 33—39, 30—35; 39—44,
15—20; 4433, 20—25; 33—44, 25—30; 44—39
remise.
h oqqq onok
Op 24—29 volgt 39—25, 20-24; 25-39 re
mise.
5. 39—33, 24—30; 6. 33—28, 30—34.
Op 30—35 volgt 2844, 25—30; 44—39 re
mise.
7. 28—44, 25—30; 8. 4435 remise.
Goede oplossingen ontvingen wij van: B.
Schreuder, H. M. Slabbekoorn, J. Nieuwdorp,
J. v. d. Kreeke, A. Corstanje en J. Knuist
te Goes; J. van Wijck te Kloetinge; M. J.
Ie Clercq te Kruiningen; Bas van Overbeeke
te Kattendijke; N. N. te Sluis; A. W. Beuke-
ma te Nieuwdorp; de P. te Ierseke; A. W.
Kaat te Kapelle; J. de la C. te Vlissingen;
W. Diemer te Bergen op Zoom en D. de
Hullu te Oostburg.
Er zijn dus nog al wat afvallers. De „garde"
heeft volgehouden. Maar... die zelfde garde
sneuvelt als ik mij niet erg vergis
bij de hinderlaag door H. C. Voogt in no.
5 gelegd. Eenige inzenders hebben mij om
nadere inlichtingen gevraagd. Wat is toch
de bedoeling? vroeg men. Ik meen, dat de
opgave duidelijk is. Toch wil ik den vra
gers een faire kans geven. De vraag is:
Kan zwart in den gepubliceerden stand,
waarin wit aan zet is, verlies van schijf,
schijven of de partij keeren? De oplossers
moeten dus nagaan of wit een zet kan doen,
waarop zwart geen afdoend antwoord heeft.
U voelt aan het stellen van de vraag wel,
dat wit inderdaad zulk een zet kan doen.
Meer vertel ik beslist niet. Want dan zou
ik U te ver op weg helpen. En dan is voor
U de voldoening van het vinden er af.
De stand is (deze nog even ter controle):
Zwart: 11 schijven op: 5, 9, 11, 15, 16, 17,
18, 21, 22, 25 en 30.
Wit: 11 schijven op: 28, 29, 32, 33, 36,
38 ,43, 44, 47, 48 en 50.
Tot en met 18 dezer geef ik nog tijd tot
inzenden.