Rondgang door den Dam-doolhof. 'HiUUi HET VERMISTE PAKKET a s s A 'S cd a f. s a |a^-3®^ SO jgx) q q 1 p s a ro fl s o s s a a ho5 i i5 Wenken op technisch gebied. 733" S p u O flj 50 m D H CJ <U a 3 S -3 03 Q. T=r-cr U 2 O C s ->• TT I É3 .h Q (ft 0) Q bi x -3" C3 O UI CD OC UI co a Q CD CJ nj o o> c! J5 xf cd g,2«g|T5aa - 3 bo .H LJ rrt 0) .y ««H -t—5H J> S-So-S S) 22 w «•q® a §0® bo g ^3 B 5? o a ®1N r^T© fcc'"© a H - K t3 h d o o - H OQ O o Ti cd fcfl nS .aisll 7U **-> r*4 'H o B ®B I S -0 §1 w O f-i m 2?^ -S s flW« ffl :5? t, JS •a a i>fl js t3 2 o r2 ff< So® g T3 43 P »E"V0! U'V -3 co ,q q a t g ■Z S «J m 5 S -a a N S lit ai bo Jj at a d a g s '5 h 'C g -s N o d a g -g bo a 2 73 m f-t O O o CO *H 3 be »-h -ra a Ol ^55 o""— 2i 0. c cd T3 cd -*_. TO <4H TUJ ri-y bo'0 .y w ra s g^. Td el S 0) 0 M S bo ®S ®"3fl--.2 m O g,SMÖfi CO '3 T3 .2 m 0^ 5 W w UïïsS 5f o> q-a «•9P g cd P Pi cd 5^ - ^s- 5 .2 F-4 73 o g 55 B O 0 S _j c i -2 fr ~*zrry Crt cd Ph bo 0 '3 q 5 w 1g q j o a Sr o bo to S w Up M 'J -> ir g^-S q gP ho §„0 'q g co q^ hi F -5 r ®®w rr gai^pcHactn' S3 .Sja -S ®'c| rn e la §.25 T3 q C3 3 -S.% o a a ■5og I q -Q - .2 S 9 £h 'cd örö ©©o Ti JZ K Ti pft .5? 9e\I UI CS h- C C/3 Z CC U UI a 23 b055 Ss q O É-t ,2 S -§ d d d S M 55 Ti O 55 i bo "5 fl o Td g-ö g q %o^ A bo a 'E rrw d n dd M d TS i5 rri ©60>d^rö r^^TO-d d© 0 73 -C S d b£.34 d yj o a) ÜV-2 £j^d-r©© 55 bo bo 33 T3 Td o< o-J <x oo o _i co ui I- X 53? 9 c-j O tJ 3 cö 2 n oi ai ïq -co® a m g d I-, rt rt .a 9 o 5 q is q d q ~S£g digheid voor het eigen volk. „Hoera-schreeu wen", zegt hij, beduidt niets en geeft geen recht, zich nationaal te noemen, als daar achter niet de groote liefhebbende zorg voor de instandhouding van een gezond en krach tig volk steekt". Hij bestrijdt dan uitvoerig de standen en de stands moraaL „Een volk echter, waarvan de helft ellendig en uitge mergeld of zelfs geheel verpauperd is, is een slecht ding om trots op te zijn. Dan eerst wanneer een volk in al zijn geledingen, naar lichaam en ziel gezond is, kan het gelukkige gevoel er toe te behooren, bij allen in gelijke mate stijgen tot waren nationalen trots." De standen zullen daartoe eerst moeten verdwijnen. In ieder jeugdig hart moet het besef van den onlosmakelijken band tus- schen nationalisme en sociale gerechtigheid ingeplant worden. De bekroning van dezen geheelen opvoe- dings- en onderwijsarbeid, in den volkschen staat zal hierin bestaan: het rasgevoel en de ras-trots langs instindieven zoowel als langs verstandelijken weg in het hart en de hersenen der jeugd in te branden. En mag geen jongen en geen meisje de school verlaten zonder volledige kennis te hebben van de noodzakelijkheid en de be- teekenis der bloed-zuiverheid. Verder moet de staat een verstandige menschen-schifting toepassen, opdat de juis te man op de juiste plaats kome. Van staats wege moeten de beste krachten opgespoord en voortgeholpen om de nieuwe leiders zoo van jongsaf op te kweeken voor hun groote taak. Er mogen in 't belang van het volk geen talenten verloren gaan. Geld en stand dient hierbij gecnerlei rol te spelen. Hitler zegt dan, dat zulks op 't gebied der kunst reeds lang het geval is. De groote kunste naars stammen niet zelden af van arme eenvoudige ouders. Menige kleine dorps jongen werd later een gevierd meester. Waarom nu niet voor alle vakken, allen arbeid ten dienste van de volksgemeenschap toegepast! Om iets nieuws uit te vinden, om nieuwe wegen te ontdekken, daarvoor helpt niet de ingepompte kennis, maar daarvoor is talent noodig. Zonder te letten op stand of geld of goed, dient ieder talent alle kans te krijgen in de nieuwe volksgemeen schap. P. W. J. S. Machines en apparaten die de radio-ontvangst storen. Er zijn nog steeds talrijke toestelbezilters, die veel storing ondervinden van machines en electrische gebruikstoestellen. Vooral de laatste tijd is er een toename in gebruik van electrische apparaten. Deze zijn voor de raidoluisteraars soms een bron van ergernis. Er bestaat een mogelijkheid, deze storin gen sterk te reduoeeren, ja zelfs op te hef fen, door het aanbrengen van een goede sto- ringvrije antenne. Het aanleggen van zulk een antenne brengt echter nogal betrekkelijk hooge kosten met zich mee. Er ia door over leg met menschen, die storende apparaten bezitten, soms ook heel veel te bereiken. De ze methode is natuurlijk veel goedkooper. Overal geeft het verbreken of sluiten van den stroom het optreden van vonkvorming. Hierdoor treden storingen op, die zich deels door den aether, deels door het nel voort planten. Men moet dus zooveel mogelijk trachten vonkvorming te voorkomen. In hel algemeen bereikt men dit doel door de onderbrekings plaats te overbruggen met een condensator en weerstand. Er zijn echter ook electrische apparaten, die hoogfrequent-trillingen voortbrengen (we denken hierbij aan de „beruchte" massage en bestralingsapparaten), welke niet zoo ge makkelijk ontstoord kunnen worden. Wij zullen enkele gevallen bespreken en daarbij ook zooveel mogelijk aangeven de middelen, die men voor ontstoring het best kan gebruiken. Een bron van storing kan de electrische schel zijn en wel de gelijkstroomschel. 'De wisselstroomschel berust niet op het prin cipe van stroomonderbreking, zoodat dit type geen storing geeft. Dij de gelijkstroomschel is dit echter anders. Hier heeft een voort durende onderbreking van de stroom plaats en dit gebeurt bij iedere „tik" die de bel geeft. Het is heel gemakkelijk om zoo'n schel te ontstoren. Men schakelt parallel aan het verbrekingscontact een condensator van één microfarad. Soms zet men nog een laag- ohmige weerstand daarmee in serie. Er zijn compacte filters in den handel, welke voor dit doel geschikt zijn. Wie in de buurt van een tandarts woont, zal als luisteraar ook wel eens sterke storin gen opgemerkt hebben. De vonken, die sto ring veroorzaken, ontstaan door het vonken van den collector van de boormachine, een voornaam instrument van den tandarts. Ook deze storing is gemakkelijk op te heffen, door zoo dicht mogelijk bij de collector een con densator van 0.1 mfd parallel aan de stroom- toevoerd raden te maken, terwijl men nog een tweede condensator van ca. 5000 cm tusschen één der geleiders en het huis van de machi ne aanbrengt. Speciale compacte ontstoringsblokjes zijn hiervoor in den handel, welke zoo klein ge maakt zijn, dat ze gemakkelijk dicht bij de collector aan te brengen zijn. Daarbij kan men nog op de toevoerleidingen van het voet contact een condensator van 0.1 mfd aan brengen. Hiermee zal de storing die de tand arts veroorzaakt wel verdwenen zijn. De hardnekkigste storingen worden ver oorzaakt door hoogfrequent-apparaten. In de laatste jaren is dit apparaat bij tal van par ticulieren in gebruik genomen. De invloed sfeer van deze apparaten is zeer groot. Ze strekt zich tot wel eenige honderden meters uit, zoodat het noodig is aan deze apparaten speciale aandacht te besteden. Daarbij moet men in het oog houden, dat het nooit moge lijk is alle hoogfrequentstoringen op te hef fen. Deze zijn alleen te bezweren door een verbod op bepaalden tijd deze machines te gebruiken. De tijd zal dan ook niet zoo heel ver zijn, dat het gebruik van deze appa raten over 't geheele land op bepaalde uren verboden zal zijn. Er bestaat een afdoende middel om de storingen door deze „stoorders" veroorzaakt te bestrijden. Hiervoor zou het echter noodig zijn de patiënt, die het apparaat gebruikt, mét het apparaat zelf, in een metalen kooi te plaat sen, welke kooi men aardt. Dit stuit, zooals vanzelf spreekt op groote moeilijkheden en dat mijnheer of mevrouw met hun bestralingsapparaat naar een kip penhok verhuizen, zou voor de radio-luiste raar wel fijn zijn, maar bij mijnheer of me vrouw niet erg in den smaak vallen. Toch zijn belangrijke verbeteringen te ver krijgen. Daartoe schakelt men tusschen het net en het apparaat een storingsfilter, be staande uit twee condensatoren van 0.1 tot 1 mfd, en twee smoorspoelen, die men zelf kan maken door om twee ebonieten staven van 20 mm dikte en 10 cm lengte 15 groeven van 3 mm breedte en 5 mm diepte te draaien en deze vol te wikkelen met dynamodraad van 0Ü5 mm. Twee smeltveiligbeden zijn tusschen condensator en geleider gelegd, ter wijl het midden aan het metalen huls is ver bonden, dat men met het oog op storingslast liefst niet aan aarde zou verbinden, maar dat wegens veiligheid toch wel geaard moet worden. In sterke mate wordt verder de storende werking tegengegaan door een condensator van 0.001 mfd aan te brengen, die eenerzijds aan een der stroomtoevoerdraden en ander zijds aan een metalen huls is verbonden, wel ke om het handvat van het apparaat is be vestigd en steeds bij het gebruik dient te worden vastgehouden. Hierbij merken wij op, dat door dit laatste middel het aan het apparaat bevestigde neonbuisje niet meer oplicht, waaruit men niet mag afleiden, dat het toestel niet meer naar wensch zou func- tionneeren. Een compleet apparaat, zooals wij hier voor beschreven, is in den handel en men dient er op te letten, dat een ontstorings- apparaat voor deze toestellen precies volgens voorschrift aangebracht moeten worden, op dat het gebruik ervan, voor den verbruiker geen gevaar opleveren kan. Tenslotte maken wij nog de opmerking, dat de condensatoren, welke men in voorgaande beschrijving aantreft, allen een hooge be- drijfsspanning moeten hebben. V r a g e n. C. D. te B. Wij zullen uw vraag zoo spoedig mogelijk beantwoorden. Hiervoor moeten wij echter eerst nog eenige tamelijk lange berekeningen maken, terwijl wij van de door u aangegeven spoelvorm eenige nadere gegevens aangevraagd hebben, zoodat wij u op afdoende manier eerstdaags kunnen ant woorden. L. M. te (r. U moet bet toestel op de korte golf schakelen, op 301 m afstemmen en de trimmers op de condensator zoo afstellen dat Hilversum zoo hard mogelijk doorkomt. Daar na trimt u de overige trimmers op de door u aangegeven wijze bij. Uw begin was echter verkeerd. Probeert u het eens op deze ma nier en dan zult u wel succes hebben. Moei lijk is het heelemaal niet. HET KERKLIED. Aan een artikel van J. N. Bakhuizen van den Brink in „Stemmen des Tijds", over: „De nieuwe Psalmen en Gezangenbundel voor de Nederlandsche Hervormde Kerk", is het volgende ontleend: In alle eeuwen is het Psalmboek ver wekker zoowel als drager geweest van de zuiverste, de eerbiedigste, de sterkste en de blijdste uitingen van het levensverkeer der kinderen Gods met hun Heer. Ontdek ker en vertolker was het van de diepste geloofsbelevingen, van schuldbesef en smart, van vertrouwen en hoop. Augustinus en Luther en ongetelden vóór en na leefden en geloofden door en met de Psalmen. Hun taal is van den toon der Psalmen doorvoed. En in ons vaderland hebben ze geklonken, zijn ze gezucht en gebeden, hebben ze ge schald van de hervormingseeuw af en wij blijven er mede bidden en danken. De Bijbel leert ons, dat de Christelijke Gemeente van den aanvang af gezongen heeft (1 Cor. 1426, Col. 3 16, Ef. 5 19, Hebr. 2 12, Openb. 6:9, 14 3, 15 3). Na deze Bijbelsche gegevens is er even een pauze. De kerk in het Oosten doet iets eerder de ontwikkeling van het lied zien dan die in het Westen; als de groei een maal begonnen is, wordt het aan beide ar men een rijke bloei. Het is kenmerkend, dat tot de alleroudste kerkelijke hymnen d.i. lofliederen in het Westen behooren eenige, die de groote bisschop Ambrosius te Milaan (t 397) dicht te om ze door zijn gemeente te laten zin gen gedurende een korte periode van hef- tigen strijd,, dien men had te voeren met de keizerin-moeder Jusina. Deze machtige vrouw wenschte een kerk te bezitten voor haar aanhang, die de Ariaansche Christo logie beleed en Ambrosius stelde zich daar tegen met zijn orthodoxe gemeente uit alle macht te weer. Het kwam tól een treffen. De gemeente hield met haar bisschop de wacht in de kerk, vertelt Augustinus; zijn moeder Monnica was er zelve bij, de stad bevond zich in rep en roer. „Toen is men begonnen hymnen en Psalmen te zingen naar den trant der kerk in het Oosten, op dat de gemeente door die afmattende on aangenaamheden den moed niet zou verlie zen; en van dat oogenblik af tot nu toe is het gehandhaafd, terwijl vele, ja bijna al Uwe (Gods) gemeenten ook in de rest der wereld het navolgen." De Arianen hebben dan ook den bisschop verweten, dat hij door zijn hymnen het volk verleid had. Ambrosius was zich zeer wel bewust van wat hij wilde en erkent, dat inderdaad daarvan een groote bekoring uit ging, machtiger dan wat ook. „Want wat is machtiger dan de belijdenis der Drie eenheid, die dagelijks door den mond van het geheele volk (gemeente) verkondigd wordt? Als om strijd willen allen hun ge loof belijden, zij hebben geleerd den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest door verzen te prediken. Nu zijn allen leeraars geworden, die nog nauwelijks leerlingen konden zijn." (Hebr. 5 12.) door Grace Sinclair. 22) o HOOFDSTUK XI. Een nachtelijke overval. De jongens bevonden zich in een groot vertrek, vol ernstig uitziende mannen. Al de gezichten waren him min of meer be kend van de geheime bijeenkomsten. Dit was geen samenzwering ten gunste van Freiburg of Savoye, en evenmin een ver gadering van de volgelingen van den Bis schop, dat zagen zij direct. De mannen wa ren alle Hugenoten. De eerste, die zij opmerkten, was Baudi- chon. Francois ging naar hem toe, fluister de zachtjes een paar woorden, en daarop riep Baudichon de jongens bij zich en liet Gerard het verhaal betreffende de booten doen. Het was .te voren al stil in de kamer ge weest, maar terwijl Gerard in enkele vol zinnen meedeelde, hoe hij de booten had zien klaar liggen aan den oever en, ver moedende, dat ze bestemd waren voor het vervoer der gevangenen van het Paleis het water gegooid en de booten losgesne- naar het Kasteel de Gaillard, de riemen in den had, was de stilte bepaald intens. Baudichon wendde zich daarop tot de anderen. „Nu, (komt dit niet wonderlijk overeen met wat ik ontdekt had?" vroeg hij. „Ts dit er niet de bevestiging van? Ik vind dat het gelijk staat met het verhaal van den droom van het gerstebrood, dat Gideon hoorde, en- God het ons heeft laten weten, om ons aan te moedigen, evenals het dat hem deed; want, jongens", zei hij met een glimlach te gen Gerard en Ulric", „de Bisschop is wer kelijk van plan, om vannacht de gevangenen in het geheim naar het Kasteel Gaillard te vervoeren. Ik ontmoette vanavond, toen ik na donker terugkwam, een troep gewapen de mannen bij de poort en hoorde het feit van hen, en we zijn hier samengekomen om het te verhinderen." „Hoe wilt u dat doen" vroeg Ulric opge wonden. „Net als Gideon indertijd de heirlegers van Midian versloeg", antwoordde Baudi chon. „Hij had drie honderd man, en wij zijn nog niet met vijftig, maar dezelfde God is met ons. Elk van ons is gewapend met een stok met een ijzeren punt, met vijf on aangestoken lonten aan het eind. Te mid dernacht willen we het Paleis overrompelen en de gevangenen opeischen". Ulric wist niet, wat hij hoorde. „Monsieur", smeekte hij, „och neem ons ook mee! Mijn vader hoort ook tot de ge vangenen mag ik niet meehelpen, om hem te bevrijden?" Baudichon legde zijn hand op Ulric's schouder. „Wat denken jullie er van?" vroeg hij aan zijn vrienden. „Het zijn nog wel jongens, maar ze hebben bewezen, moed en energie te bezitten. Zullen we hen het getal vijftig laten volmaken?" Het antwoord was toestemmend, en de jongens werden daarop voorzien van een degen en stok. Het was misschien wel het glorierijkste oogenblik van Ulrics leven. Zijn hart klopte sneller, hoewel hij zich even kalm trachtte te houden als de anderen. Eindelijk was het oogenblik gekomen, dat hij zijn vader kon helpen verlossen, dat hij zijn leven voor hem kon wagen. Dat zij ver slagen zouden kunnen worden, daar dacht hij geen oogenblik aan. Had meneer Bau dichon niet gezegd, dat de Heer zelf voor hen zou strijden?" Het lange wachten, de flauw verlichte kamer, de stilte, alleen nu en dan afge broken door zacht gefluisterde overleg gingen onder de leiders, die door de anderen niet verstaan werden, begonnen echter in vloed uit te oefenen op den geest van den jongen. Andere en zachtere gedachten kwamen bij hem op. Als zij eens niet slaagden; als mis schien zijn vader en hij nooit weer thuis zouden komen! Hoe verschrikkelijk zou dat voor Greta en de drie jongste kinderen zijn! Arme Greta! Wat was hij toch schandelijk tegen haar opgetreden! „Gerard", fluisterde hij, „als mij iets mocht overkomen, wil je hen dan allen van mij groeten en tegen Greta zeggen, dat het mij spijt, en dat ik het haar vergeven heb." Gerard vatte geruststellend zijn hand; maar het was niet, dat Ulrics moed hem in den steek liet. Niemand was meer bereid, om te gaan, toen het twaalf uur sloeg en Baudichon het sein van vertrek gaf, dan hij. De mannen staken de lange, langzaam brandende lonten aan namen de staven in hun linker, hun uitgetrokken zwaard in hun rechterhand en volgden Baudichon in de duisternis naar buiten. Zonder verwarring, zonder haast schre den zij voort. Verblind door al het licht, verbaasd en ontzet, bood de schildwacht geen tegen stand, toen zij opeens om den hoek schoten, en de kleine troep vervolgde zijn weg. Ongehinderd gingen zij door de poorten en traden het Paleis binnen, en begaven zich, nog altijd zonder eenigen tegenstand te ontmoeten rechtstreeks naar het slaap vertrek van den Bisschop. Het was een angstig ontwaken voor den grooten man. Ontsteld keek hij rond. „Wij komen de gevangenen opeischen", zei Baudichon. „Geef hen dus onmiddellijk over aan hun wettige rechters." De Bisschop keek verschrikt en ontsteld om zich heen, als een dier, dat in een val zit. Hij was alleen met zijn vijanden, geheel door hen omringd. Hij dacht direct aan een anderen nacht, een jaar of zes geleden, toen zijn Paleis overrompeld was door de inwoners van Ge- nève, en hij genoodzaakt was geweest zijn heil in de vlucht te zoeken. Hij herinnerde zich dat, en hij gaf toe. De gevangenen werden opgegeven zonder eenig voorbehoud. Baudichon en zijn man nen hadden overwonnen, zonder iemand te deren. De torencel werd geopend, en de gevange nen werden naar buiten geleid, maar niet naar een nog wreeder gevangenschap. Opeens hoorde dokter Morand, wakker geworden door het gekletter van wapenen en den verblindenden glans van honderden lichten, een luiden kreet: „Vader, Vader!" Hij meende te droomen, maar het vol- geinde oogenblik had Ulric zich op den vochtigen, vuilen vloer van de cel geworpen en riep snikkend uit: „0 vader, ik kende u haast niet terug!" Wat hadden ze met u gedaan? Ik was bang, dat we al te laat waren." „Wat is er aan de hand?" vroeg de dokter met zwakke stem. „U is vrij," zei Ue jóngen ivol trots. „Me neer Baudichon is uit Bern teruggekomen ien 'heeft onzen gezant meegebracht, en zij hebben a'lles gedaan, wat zij konden, zij en de Raad, opdat de Bisschop zijn gevange nen vrij1 zou laten, en toen hij dat niet wil de, is meneer Baudichon het Paleis bin nengedrongen en heeft hem er toe genood zaakt." Vol liefde keek 'hij zijn vaJder in het ver moeide, vermagerde gelaat. „Vajder," zei hij met gebroken stem, „zij hebben u bijna dien- dood aangedaan. Die zware kettingen en dan met uw voeten in den stok! Gerard, kijk eens." Gerard wierp een enkelen blik in zijn richting, toen trok hij zonder plichtplegingen Iden cipier mee. „Nu eerst deze losmaken," zei hij. Knorrig haalde de man de voeten van den dokter uit den stok en maakte de zware kettingen los. Het plotseling gevoel van verlichting was te iveel voor diens uitge putte lichaam. Hij zakte bewusteloos ineen. De jongens verloren echter niet zoo gauw den moed. Voorzichtig en zachtjes wreven zij: de gekneusde en gezwollen ledematen en gaven den dokter een opwekkend middel in, dat een van de anderen bij zich had, en rustten niet, voordat de bloedsomloop hersteld was en de patiënt weer bij kwam. „Nu gauw naar huis, vader," zei Ulric verrukt. „Niet zoo haastig, mijn jongen," zei Bau dichon. glimlachend. 'Hij had zijn oude vrienden begroet en kwam nu naar den dokter toe. „Wij zijn geen inbrekers van gevangenissen, maar mienisChen van regel en orde. Deze mannen zijn beschuldigd van een misdaad; de rechters zullen hen volgens de 'bestaande wetten ondervragen en als de beschuldiging geen steek 'houdt, zal niemand die hun meer ten laste kunnen' leggen. Ik zal de gevangenen in handen van den Baad stellen." Onder redactie van Jur. Schroder, Sta dionstraat 29, Amsterdam-Z. Alles deze ru briek betreffende te richten aan dit. adres. Onze probleemwedstrijd. Van No. 4, het eindspel van J. B. M. J. Eekhoud te Rotterdam, is meer dan een oplossing mogelijk. Ze berusten alle echter op hetzelfde principe. De aardigste variant is deze: Stand: Zwart 4 schijven op 7, 15, 17 en 20. Wit dam op 41. Wit speelt en maakt remise! Oplossing. 1. 41—23, 7—11; 2. 23—28, 20—24. Op 20—25 volgt 28—39, 15—20; 3933 remise. 3. 28—33, 15—20. Op 24—30 volgt 33—39, 30—35; 39—44, 15—20; 4433, 20—25; 33—44, 25—30; 44—39 remise. h oqqq onok Op 24—29 volgt 39—25, 20-24; 25-39 re mise. 5. 39—33, 24—30; 6. 33—28, 30—34. Op 30—35 volgt 2844, 25—30; 44—39 re mise. 7. 28—44, 25—30; 8. 4435 remise. Goede oplossingen ontvingen wij van: B. Schreuder, H. M. Slabbekoorn, J. Nieuwdorp, J. v. d. Kreeke, A. Corstanje en J. Knuist te Goes; J. van Wijck te Kloetinge; M. J. Ie Clercq te Kruiningen; Bas van Overbeeke te Kattendijke; N. N. te Sluis; A. W. Beuke- ma te Nieuwdorp; de P. te Ierseke; A. W. Kaat te Kapelle; J. de la C. te Vlissingen; W. Diemer te Bergen op Zoom en D. de Hullu te Oostburg. Er zijn dus nog al wat afvallers. De „garde" heeft volgehouden. Maar... die zelfde garde sneuvelt als ik mij niet erg vergis bij de hinderlaag door H. C. Voogt in no. 5 gelegd. Eenige inzenders hebben mij om nadere inlichtingen gevraagd. Wat is toch de bedoeling? vroeg men. Ik meen, dat de opgave duidelijk is. Toch wil ik den vra gers een faire kans geven. De vraag is: Kan zwart in den gepubliceerden stand, waarin wit aan zet is, verlies van schijf, schijven of de partij keeren? De oplossers moeten dus nagaan of wit een zet kan doen, waarop zwart geen afdoend antwoord heeft. U voelt aan het stellen van de vraag wel, dat wit inderdaad zulk een zet kan doen. Meer vertel ik beslist niet. Want dan zou ik U te ver op weg helpen. En dan is voor U de voldoening van het vinden er af. De stand is (deze nog even ter controle): Zwart: 11 schijven op: 5, 9, 11, 15, 16, 17, 18, 21, 22, 25 en 30. Wit: 11 schijven op: 28, 29, 32, 33, 36, 38 ,43, 44, 47, 48 en 50. Tot en met 18 dezer geef ik nog tijd tot inzenden.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1939 | | pagina 8